Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

 

  • In this bundle summaries, practice exams, lecture notes and more, are shared for the course Introduction to Psychology, part of the Bachelor Psychology at the University of Amsterdam.
  • Please note that in 2019-2020 this course's name changed from the Dutch 'Inleiding in de Psychologie' to the English 'Introduction to Psychology'; Dutch practice materials with the Dutch course are included in the bundle
  • For an overview of book summaries provided by JoHo on joho.org, and the availabilty of printed study materials, you can take a look at the JoHo Summary shop on JoHo.org.
Bundle items:
Image
Crossroads: activities
Follow the author: Psychology Supporter
Content categories
This content is used in bundle:

Oefententamens bij het vak Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 1 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 1 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Welke van onderstaande beweringen is waar?

  1. Hypothesen ondersteunen feiten, hypothesen worden afgeleid uit theorieën.
  2. Feiten ondersteunen hypothesen, hypothesen worden afgeleid uit theorieën.
  3. Hypothesen ondersteunen feiten en worden afgeleid uit theorieën.

Vraag 2

Een onderzoeker traint een groep deelnemers aan een experiment in het hanteren van een bepaalde oplossingsstrategie, een andere groep deelnemers krijgt geen training. Beide groepen moeten daarna in 30 minuten 15 problemen oplossen. De onderzoeker registreert het aantal correct opgeloste problemen. Wat is in bovenstaand experiment de afhankelijke variabele?

  1. Het aantal correct opgeloste problemen.
  2. De oplossingsstrategie.
  3. Het wel of niet krijgen van een training.

Vraag 3

Onlangs in het nieuws: Uit onderzoek bij 645 kinderen die lid waren van een club en 679 kinderen die dat niet waren, blijkt dat het lidmaatschap van een club positieve effecten heeft op kinderen. Kinderen die lid zijn van een club presteren beter op school, ze gebruiken minder drugs en alcohol en ze sluiten minder vaak aan bij ‘gangs’ dan kinderen die geen lid zijn van een club. De positieve effecten zijn te danken aan het feit dat de kinderen een sterker zelfbeeld en daardoor een groter zelfvertrouwen krijgen als ze betrokken zijn bij een club. De clubs waarover het onderzoek gaat, zijn de zogenaamde ‘Boys and Girls Clubs’. Deze instellingen zijn het beste te vergelijken met jongerencentra in Nederland. De toegang tot deze clubs is gratis.

Op basis van bovenstaande informatie kun je concluderen dat …

  1. … terecht wordt geconcludeerd dat lidmaatschap van een club leidt tot betere schoolprestaties, maar onterecht wordt geconcludeerd dat dit komt door een sterker zelfbeeld en een groter zelfvertrouwen, aangezien schoolprestaties wel, maar constructen als zelfbeeld en zelfvertrouwen niet direct meetbaar zijn.
  2. … onterecht wordt geconcludeerd dat lidmaatschap van een club positieve effecten heeft op kinderen.
  3. … terecht wordt geconcludeerd dat betere schoolprestaties komen door een sterker zelfbeeld en een groter zelfvertrouwen.

Vraag 4

Gray behandelt een aantal grondslagen voor de wetenschappelijke psychologie. Welke van onderstaande grondslagen hoort daarbij? Het idee dat …

  1. … gedachten en gevoelens te herleiden zijn tot hersenprocessen.
  2. … het menselijk lichaam dat gedrag en mentale processen produceert, is het resultaat van natuurlijke selectie.
  3. … de manier waarop een individu zich gedraagt, wordt tijdens het leven beïnvloed door zijn omgeving.

Vraag 5

Descartes stelde een versie van het dualisme voor waarin een belangrijke stap naar psychologie als wetenschap werd gezet. Deze versie is echter niet geschikt om als grondslag te dienen voor de huidige psychologie, omdat...

  1. … volgens deze versie het lichaam en de geest twee aparte systemen zijn.
  2. .....read more
Access: 
JoHo members
Oefententamen 2 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 2 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Deze vraag gaat over de oefening (ZAP/PsychSim):

Emotie en expressie zijn nauw verbonden met elkaar. Toch kan iemand een pokerface aannemen ondanks dat deze persoon zeer heftige emoties ervaart. Dit kan doordat …
  1. … de aansturing van gezichtsspieren bewust gestuurd kan worden en emoties altijd een reflex zijn.
  2. … het enige tijd duurt om een gezichtsexpressie te vormen. Daardoor ontstaat er ruimte voor andere signalen en/of sturing.
  3. … emotie en expressie wel los van elkaar aangestuurd kunnen worden.

Vraag 2

Met een correlationele studie kun je geen …

  1. … causale hypotheses toetsen.
  2. … uitspraken doen over verbanden.
  3. … sterkte van verbanden berekenen.

Vraag 3

In een onderzoek naar rijvaardigheid gebruikt een onderzoeker twee condities. In de alcoholconditie krijgen proefpersonen voordat hun rijvaardigheid zal worden gemeten een alcoholische versnapering, in de non-alcohol conditie krijgen ze een glas frisdrank. Proefpersonen mogen zelf kiezen in welke conditie zij worden ingedeeld. Wat kun je van deze opzet zeggen? Er is hier sprake van …

  1. … bias en dat maakt de resultaten eigenlijk onbruikbaar.
  2. … het regressie-effect en dit maakt de resultaten minder betrouwbaar.
  3. observer bias en dit zorgt dat de resultaten minder goed geïnterpreteerd kunnen worden.

Vraag 4

Een onderzoeker traint een groep deelnemers aan een experiment in het hanteren van een bepaalde oplossingsstrategie, een andere groep deelnemers krijgt geen training. Beide groepen moeten daarna in 30 minuten 15 problemen oplossen. De onderzoeker registreert het aantal correct opgeloste problemen. Wat is in bovenstaand experiment de afhankelijke variabele?

  1. Het aantal correct opgeloste problemen.
  2. De oplossingsstrategie.
  3. Het wel of niet krijgen van een training.

Vraag 5

Welke uitspraak over de relatieve invloed van genen en omgeving op iemands gedrag is waar?

  1. Er kan niet worden gezegd of de invloed van de genen of van de omgeving het grootst is.
  2. De invloed van genen is het grootst.
  3. De invloed is van beide even sterk.

Vraag 6

Volgens de evolutietheorie is de uitspraak ‘wormen zijn even ver geëvolueerd als mensen’…

  1. … waar.
  2. … niet waar.

Vraag 7

Analogieën tussen gedrag van verschillende soorten geven waardevolle aanwijzingen voor het …

  1. … zien van de functies en waarde van de overleving van de soorten.
  2. … achterhalen van de evolutionaire ontstaansgeschiedenis van een bepaald gedrag binnen een soort.
  3. … begrijpen van de evolutionaire functie van bepaald gedrag.

Vraag 8

Sommige auto’s laten een akelig geluid horen zolang je de gordel niet om

.....read more
Access: 
JoHo members
Oefententamen 3 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 3 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Als een persoon een verticale lijn moet zoeken te midden van schuine lijnen, dan …

  1. … neemt de reactietijd toe naarmate er meer schuine lijnen zijn.
  2. … neemt de reactietijd toe naarmate er meer verticale lijnen zijn.
  3. … is de reactietijd afhankelijk van het aantal schuine lijnen.

Vraag 2

Het bestaan van patiënten met visuele-object-agnosie (deze mensen kunnen bijvoorbeeld objecten wel natekenen, maar niet herkennen) ondersteunt …

  1. … Biedermans (1986) theorie van objectherkenning waarin het herkennen van gehele objecten een eindpunt is.
  2. … Biedermans (1986) theorie van objectherkenning waarin het herkennen van delen van objecten een eindpunt is.
  3. … Biedermans (1986) theorie van objectherkenning waarin het herkennen van de basisvorm objecten een eindpunt is.

Vraag 3

De herinnering aan je lunch bevindt zich in je … geheugen en je kennis over voorwerpen bevindt zich in je … geheugen.

  1. episodisch; semantisch
  2. kortetermijngeheugen; langetermijngeheugen
  3. impliciet; expliciet

Vraag 4

Als je vanochtend op je fiets bent gekomen, is dat opgeslagen in je … geheugen, wat een fiets is opgeslagen in je … geheugen en hoe je erop moet fietsen in je … geheugen.
  1. kortetermijngeheugen; langetermijngeheugen; impliciet
  2. episodisch; semantisch; procedureel
  3. kortetermijngeheugen; semantisch; impliciet

Vraag 5

Volgens Gray heeft de psychologische wetenschap de sterkste verbanden met twee andere wetenschapsvelden, namelijk …

  1. … scheikunde en biologie.
  2. … sociologie en natuurkunde.
  3. … biologie en sociologie.

Vraag 6

Het gedrag van Clever Hans, een paard dat leek te kunnen rekenen, bleek voor een groot deel te kunnen worden toegeschreven aan …
  1. … proefleider ziet wat hij wil zien (observer bias)
  2. … interpretatiefouten (inferential bias)
  3. … proefleider verwachtingen (observer-expectancy effects)

Vraag 7

Welke van onderstaande beweringen is waar?

  1. Hypothesen ondersteunen feiten, hypothesen worden afgeleid uit theorieën.

  2. Feiten ondersteunen hypothesen, hypothesen worden afgeleid uit theorieën.

  3. Hypothesen ondersteunen feiten en worden afgeleid uit theorieën.

Vraag 8

Actiepotentialen van een specifiek neuron …

  1. … verschillen in sterkte.
  2. … zijn allemaal even sterk.
  3. … nemen af in sterkte als er meerdere keren gevuurd wordt.

Vraag 9

Welke beschrijving past bij het fenomeen long term potentiation?

  1. Als een postsynaptisch neuron vuurt vlak nadat een presynaptisch neuron heeft gevuurd, dan wordt de verbinding tussen de twee neuronen versterkt.
  2. Als een postsynaptisch neuron vuurt vlak nadat een presynaptisch neuron heeft gevuurd, dan wordt de verbinding tussen de twee neuronen verzwakt.
.....read more
Access: 
JoHo members
Oefententamen 4 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 4 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Volgens Vygotsky ontwikkelt een kind zich op een specifieke manier. Welke van onderstaande beschrijvingen past het beste bij zijn zienswijze?

  1. Het denken van kinderen wordt rijker doordat ze taal oppikken uit hun sociale omgeving.
  2. Het zich ontwikkelende denken maakt taalgebruik op een steeds hoger niveau mogelijk.
  3. De groei van het werkgeheugen stelt kinderen in staat steeds complexere bewerkingen uit te voeren waardoor ook de taal zich kan ontwikkelen.

Vraag 2

In een experiment van Baillargeon zagen jonge baby’s een plaat naar zich toe roteren en weer van zich af. Ze zagen dit totdat ze er geen belangstelling meer voor hadden. Daarna zagen ze een reeks onmogelijke gebeurtenissen en een reeks mogelijke gebeurtenissen. Wanneer de plaat naar hen toe was geroteerd, zagen de baby’s bij beide gebeurtenissen dat er een beeld achter de plaat stond. Bij de onmogelijke gebeurtenissen roteerde de plaat volledig van hen af, bij de mogelijke gebeurtenissen stopte de rotatie op het punt waar ze het beeld hadden gezien. De baby’s keken …, dit vormde bewijs tegen …

  1. … langer naar de mogelijke gebeurtenis dan naar de onmogelijke gebeurtenis; de ontwikkelingen in de sensomotorische fase in Piagets ontwikkelingstheorie.
  2. … even lang naar de mogelijke gebeurtenis als naar de onmogelijke gebeurtenis; de ontwikkelingen in de preoperationele fase in Piagets ontwikkelingstheorie.
  3. … langer naar de onmogelijke gebeurtenis dan naar de mogelijke gebeurtenis; de stadiaduur in Piagets ontwikkelingstheorie.

Vraag 3

Piagets theorie van cognitieve ontwikkeling is volgens Gray onder andere bekritiseerd, omdat de theorie de vaardigheden van … onderschat.

  1. jonge kinderen
  2. baby’s
  3. oudere kinderen

Vraag 4

Deze vraag gaat over de oefening (ZAP/PsychSim):

Gardner stelde een theorie voor met 8 verschillende intelligenties, terwijl … een theorie met 3 verschillende intelligenties voorstelde.

  1. Sternberg
  2. Spearman
  3. Cattell

Vraag 5

Deze vraag gaat over de oefening (ZAP/PsychSim):

Er is geen universeel geaccepteerde definitie van intelligentie. Een reden hiervoor is dat …

  1. … er zoveel verschillende intelligenties zijn dat het moeilijk is om een algemene intelligentie te definiëren.
  2. … elke cultuur andere waarden heeft en dus een andere definitie van een goed functionerend mens.
  3. … intelligentie verschillende facetten heeft, wat het lastig maakt om samenvattende definitie te formuleren.

Vraag 6

Bij het zich herinneren van eerder waargenomen scènes is er een verschil tussen proefpersonen uit Westerse en Oosterse culturen. Een opmerkelijk resultaat uit studies naar dit fenomeen is dat Westerse proefpersonen zich …

  1. … veel meer herinneren dan Oosterse proefpersonen.
  2. … vooral de details uit de scène herinneren.
.....read more
Access: 
JoHo members
Oefententamen 5 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 5 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Volgens Vygotsky ontwikkelt een kind zich op een specifieke manier. Welke van onderstaande beschrijvingen past het beste bij zijn zienswijze?
  1. De groei van het werkgeheugen stelt kinderen in staat steeds complexere bewerkingen uit te voeren waardoor ook de taal zich kan ontwikkelen.
  2. Het denken van kinderen wordt rijker doordat ze taal oppikken uit hun sociale omgeving.
  3. Het zich ontwikkelende denken maakt taalgebruik op een steeds hoger niveau mogelijk.

Vraag 2

Welke van onderstaande beweringen is het minst in overeenstemming met de informatieverwerkingsbenadering (information processing perspective) van ontwikkeling?

  1. De schema’s die kinderen hanteren ondergaan kwalitatieve veranderingen wanneer zij zich ontwikkelen.
  2. Kinderen leren bij het oplossen van bepaalde typen problemen specifieke regels die steeds geavanceerder zijn.
  3. Kinderen kunnen steeds ingewikkelder gedrag leren, omdat de capaciteit van hun werkgeheugen toeneemt.
Vraag 3

Baillargeon vond dat jonge baby’s, zo rond een maand of drie, al blijk gaven van kennis van natuurwetten. Zo lijkt het of baby’s verwachten dat een object dat verstopt is achter een scherm, ook weer achter dat specifieke scherm vandaan komt en niet vanachter een ander scherm. Deze experimenten waren belangrijk, omdat ze aantoonden dat …

  1. … baby’s al veel eerder dan bekend scherp kunnen zien.
  2. … de ontwikkeling van baby’s in sprongen verloopt.
  3. … de ontwikkelingstheorie van Piaget aanpassing behoefde.

Vraag 4

Harlows experimenten met rhesusaapjes lieten zien dat de gehechtheid bij deze rhesusaapbaby’s een gevolg is van …

  1. … de lange tijd die werd doorgebracht bij een surogaatmoeder.
  2. … een aangeboren behoefte aan steun uit contact (contact comfort).
  3. … klassieke en operante conditionering als gevolg van het verstrekken van melk.

Vraag 5

Harlows experimenten met rhesusaapjes en surrogaatmoeders lieten zien dat het verstrekken van …

  1. … veiligheid biedend contact (contact comfort) het belangrijkste is bij het ontstaan van gehechtheid.
  2. … voedsel even belangrijk is bij het ontstaan van gehechtheid als het verstrekken van veiligheid biedend contact (contact comfort).
  3. … voedsel uiteindelijk het belangrijkste is bij het ontstaan van gehechtheid.

Vraag 6

Welk genderverschil is bij baby’s gevonden?

  1. Meisjes zijn vlak na de geboorte prikkelbaarder dan jongens.
  2. Pasgeboren jongens vertonen meer interesse in interactie met hun vaders dan in interactie met hun moeders.
  3. Pasgeboren meisjes zijn meer geïnteresseerd in stemmen en gezichten van verzorgers dan pasgeboren jongens.

Vraag 7

In de vreemde situatie (strange situation) test wordt …

  1. … de aangeboren exploratiedrang van een kind getest.
  2. … de gehechtheid van een kind aan de
.....read more
Access: 
JoHo members
Oefententamen 6 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 6 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Deze vraag gaat over de oefening (ZAP/PsychSim):

Bij het chicken-dilemma is de beste strategie:

  1. Tegen de tegenstander in, afwisselend meewerken of verzaken.
  2. Altijd meewerken.
  3. Altijd verzaken.

Vraag 2

Deze vraag gaat over de oefening (ZAP/PsychSim):

Maria is zeer competitief ingesteld en conformeert zich niet snel aan de regels. Geef aan op welke persoonlijkheidskenmerken Maria waarschijnlijk hoog of laag zou scoren.

  1. Hoog op extraversie en laag op autonomie.
  2. Laag op extraversie en hoog op vriendelijkheid.
  3. Laag op vriendelijkheid en hoog op autonomie.

Vraag 3

Een verkoper belt bij je aan om te informeren of je van muziek houdt. Op jouw bevestigende antwoord vraagt hij of je van klassieke of wat meer barokmuziek houdt. Op jouw antwoord dat je van klassieke muziek houdt, zegt hij dat hij dan wel iets voor je heeft. De verkoper maakt gebruik van een verkooptechniek gebaseerd op …

  1. … cognitieve dissonantie
  2. … wederkerigheid (reciprocity)
  3. … zichzelf vervullende voorspellingen (self-fulfilling prophecies)

Vraag 4

Als er geruchten zijn dat een spaarbank failliet zal gaan, zijn mensen geneigd gauw hun spaarcentjes van de bank te halen. Maar als iedereen dat doet, valt de spaarbank zeker om. Mensen die om die reden twijfelen of ze hun geld moeten opnemen, hebben last van een zogenaamd(e) …, dergelijke situaties worden binnen de sociale psychologie onderzocht door middel van …

  1. … cognitieve bias; implicit-priming games
  2. … dissonantie conflict; conformity games
  3. … sociaal dilemma; prisoner dilemma games

Vraag 5

In de Verenigde Staten is er regelmatig opschudding over politici die zich publiek sterk tegen homoseksueel gedrag uitspreken, maar van wie later blijkt dat ze in het geheim zelf homoseksueel gedrag vertonen. Volgens Freud zou je het publieke gedrag van de politici kunnen verklaren vanuit het verdedigingsmechanisme …

  1. … projectie.
  2. … reactieformatie.
  3. … verplaatsing.

Vraag 6

Bij bestudering van persoonlijkheid wordt gebruik gemaakt van factoranalyse om …

  1. … de sterkte en de richting van de relatie tussen persoonlijkheidstrekken af te leiden.
  2. … te bepalen welke persoonlijkheidstrekken wenselijk en welke onwenselijk zijn.
  3. … uit grote hoeveelheden data onderliggende persoonlijkheidstrekken af te leiden.

Vraag 7

Persoonlijkheidstrekken vormen algemene beschrijvingen van de persoonlijkheid van een individu. In zijn algemeenheid geldt dat persoonlijkheidstrekken …

  1. … alleen van nut zijn bij voorspellingen op de lange termijn.
  2. … goed samenhangen met gedrag in allerlei situaties.
  3. … bepaald gedrag goed voorspellen, maar lang niet elk gedrag.

Vraag 8

Vraag 13De erfelijkheidscoëfficiënt (heritability coefficient)

.....read more
Access: 
JoHo members
Oefententamen 7 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA

Oefententamen 7 - Inleiding en Cognitie Deel A: Inleiding psychologie - UvA


Vragen

Vraag 1

Het feit dat zogenaamde wolfskinderen (niet doof, maar nooit blootgesteld aan taal, bijvoorbeeld door verwaarlozing) geen goede grammatica meer kunnen leren, wordt volgens Gray gezien als bewijs voor een kritieke periode in het functioneren van het …

  1. Language Acquisition Device (LAD).
  2. Language Acquisition Support System (LASS).
  3. Phoneme-Morpheme Mapping System (PMMS).

Vraag 2

Sommige scholen hanteren groepen met kinderen van verschillende leeftijden. In vergelijking met de klassieke leeftijdsgebonden groepen is er in leeftijdsgemengde groepen meer …

  1. … competitie tussen de kinderen, hetgeen hun ontwikkeling stimuleert.
  2. … gelegenheid om verschillende rollen te oefenen.
  3. … interactie tussen kinderen en de leerkracht.

Vraag 3

Maaike verscheurt de autoplaatjes van haar broertje. Als haar vader daarop zegt: ‘Je bent echt een vreselijk kind!’ gebruikt hij een opvoedingstechniek die bekend staat als …

  1. … gebruik van macht (power assertion).
  2. … inductie.
  3. … onttrekken van liefde (love withdrawal).

Vraag 4

Iedereen uit Volendam is Nederlander. Jan Smit komt uit Volendam. Jan Smit is dus een Nederlander. Dit is een voorbeeld van …

  1. … deductief redeneren.
  2. … inductief redeneren.
  3. … constructief redeneren.

Vraag 5

Robert ziet een hem onbekende man voordringen bij de apotheek. Hij denkt: ‘Wat een asociaal type is dat!’. Robert maakt hoogstwaarschijnlijk …

  1. … de fundamentele attributiefout.
  2. … de interpersonele attributiefout.
  3. … de situationele attributiefout.

Vraag 6

In een vroeg onderzoek van Corey (1937) werd het daadwerkelijke spiekgedrag van proefpersonen vergeleken met hun houding tegenover spieken. De resultaten lieten zien dat het daadwerkelijke gedrag …

  1. … alleen sterk correleerde met de attitude bij mensen met een stabiel zelfconcept.
  2. … niet correleerde met de attitude.
  3. … sterk correleerde met de attitude.

Vraag 7

In een studie naar aanpassing (conformity) vond Asch dat als de unanimiteit van een verkeerd antwoord werd doorbroken door een van de overige groepsleden (die gaf dan een afwijkend antwoord), de deelnemer …

  1. … minder vaak af durfde te wijken van het antwoord van de meerderheid van de groep.
  2. … vaker durfde af te wijken van het antwoord van de meerderheid van de groep.
  3. … vaker durfde af te wijken van het antwoord van de meerderheid van de groep als de overige groepsleden van hetzelfde geslacht waren, maar juist minder vaak als de overige groepsleden van het andere geslacht waren.

Vraag 8

Een verklaring van groepspolarisatie spitst zich toe op de invloed van informatie op de groepsleden. Volgens deze verklaring

.....read more
Access: 
JoHo members
Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

Image
  • In this bundle summaries, practice exams, lecture notes and more, are shared for the course Introduction to Psychology, part of the Bachelor Psychology at the University of Amsterdam.
  • Please note that in 2019-2020 this course's name changed from the Dutch 'Inleiding in de Psychologie' to the English 'Introduction to Psychology'; Dutch practice materials with the Dutch course are included in the bundle
  • For an overview of book summaries provided by JoHo on joho.org, and the availabilty of printed study materials, you can take a look at the JoHo Summary shop on JoHo.org.

Summaries and study services for Psychology Bachelor 1 at the University of Amsterdam

Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

Image
  • In this bundle summaries, practice exams, lecture notes and more, are shared for the course Introduction to Psychology, part of the Bachelor Psychology at the University of Amsterdam.
  • Please note that in 2019-2020 this course's name changed from the Dutch 'Inleiding in de Psychologie' to the English 'Introduction to Psychology'; Dutch practice materials with the Dutch course are included in the bundle
  • For an overview of book summaries provided by JoHo on joho.org, and the availabilty of printed study materials, you can take a look at the JoHo Summary shop on JoHo.org.
Clinical Psychology & Brain and Cognition: Summaries, lecture notes and practice exams - UvA
Collegeaantekeningen Bachelor Psychologie jaar 1 Amsterdam

Collegeaantekeningen Bachelor Psychologie jaar 1 Amsterdam

Deze bundel bevat college aantekeningen bij de vakken aan de Universiteit van Amsterdam, studie Psychologie, jaar 1.

Onder andere:

  • Collegeaantekeningen Ontwikkelingspsychologie UVA jaar 1
  • Collegeaantekeningen Arbeids- en Organisatiepsychologie (verschillende versies
  • Collegeaantekeningen Klinische Psychologie
  • Collegeaantekeningen Biologische Psychologie
  • Hoorcollegeaantekeningen Inleiding en Cognitie deel A
  • Hoorcollegeaantekeningen Inleiding en Cognitie deel B

Als je nog aanvullingen of opmerkingen hebt, laat dit dan vooral even weten. Updates naar de aantekeningen voor dit jaar, bij onderstaande vakken of andere vakken, zijn bijvoorbeeld altijd welkom. Start sharing!

Summaries and study services for Psychology at the University of Amsterdam

Summaries, Exam Questions and Lecture Notes - UvA B1 Psychology - Study Bundle

Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

Introductory Psychology and Cognition - Part A: Introduction to Psychology: Summaries, Study Notes & Practice Exams - Psychology BA1 - UvA

Image
  • In this bundle summaries, practice exams, lecture notes and more, are shared for the course Introduction to Psychology, part of the Bachelor Psychology at the University of Amsterdam.
  • Please note that in 2019-2020 this course's name changed from the Dutch 'Inleiding in de Psychologie' to the English 'Introduction to Psychology'; Dutch practice materials with the Dutch course are included in the bundle
  • For an overview of book summaries provided by JoHo on joho.org, and the availabilty of printed study materials, you can take a look at the JoHo Summary shop on JoHo.org.
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3534 1
Last updated
16-10-2023