Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

Waartoe leidt een succesvol beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU?

  1. Vernietiging van de Europese rechtshandeling ex nunc.
  2. Nietigheid van de Europese rechtshandeling ex tunc.

Vraag 2

Geef aan welke stelling juist is.

  1. Alleen rechtshandelingen die aangenomen zijn volgens de gewone wetgevingsprocedure, zijn bindende wetgevingshandelingen.
  2. De Commissie, kan zelf bindende rechtshandelingen vaststellen indien zij een gedelegeerde bevoegdheid heeft.

Vraag 3

Wat is waar met betrekking tot verordeningen?

  1. Verordeningen zijn van algemene strekking en rechtstreeks toepasselijk.
  2. Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen tegenover de adressaten.

Vraag 4

Het EVRM biedt een Europees minimumniveau van mensenrechtenbescherming. Partijen hebben de vrijheid om een hoger beschermingsniveau te bieden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 5

Ook als er vandaag nog geen belemmeringen merkbaar zijn kan artikel 114 VWEU een rechtsbasis vormen voor maatregelen die toekomstige belemmeringen van het vrij verkeer binnen de interne markt voorkomen,.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Als een EU-lidstaat een van de rechten in het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie overtreedt dan kan een beroep gedaan worden op:

  1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  2. De nationale rechter binnen de werkingssfeer van het EU-recht.

Vraag 7

Op grond van het EVRM bestaat een mogelijkheid voor derden om tussenbeide te komen bij een zaak. Welke stelling met betrekking tot deze derden is juist?

  1. Een derde kan tussenkomen bij een zaak indien hij een wezenlijk nadeel heeft geleden en zich als slachtoffer bij de zaak aansluit.
  2. Een derde kan aan zittingen deelnemen indien hij uitgenodigd wordt door de President van het Hof.

Vraag 8

Wanneer mag een nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie?

  1. Indien de rechter het antwoord op die vraag noodzakelijk acht voor het wijzen van het vonnis.
  2. Indien de rechter in dit geval een rechtelijke instantie is waarbij hoger beroep niet mogelijk is.

Vraag 9

Wat oordeelde het HvJ EU in het Tabaksreclame-arrest (C-376/98)?

  1. Dat de wetgevers het verkeerde rechtsinstrument hadden gekozen.
  2. Dat de wetgevers de verkeerde rechtsbasis hadden gekozen.

Vraag 10

Wat moet er gebeuren met beroepen op staatsaansprakelijkheid voor schending van het EU-recht door een lidstaat?

  1. Deze moeten altijd gehonoreerd worden door de nationale rechter zodra een causaal verband is aangetoond tussen schending en schade.
  2. Deze moeten door de nationale rechter ten minste even gunstig worden behandeld als soortgelijke nationale vorderingen.

Vraag 11

Het Hof erkende in het arrest Defrenne (C-43/75) dat richtlijnen horizontale rechtstreekse werking kunnen hebben.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 12

De Commissie wil dat quota’s op het gebied van biologische melkproductie meer gereguleerd worden binnen de Unie en doet een wetsvoorstel omtrent ‘groene’ wetgeving op dat vlak.

Welke stelling is juist?

  1. De Commissie kan een richtlijn voorstellen. Deze moet vervolgens worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Europese Raad.
  2. De Commissie kan een verordening voorstellen. Deze zal direct toepasbaar zijn in alle lidstaten.

Vraag 13

Het Hof van Justitie stelde in het arrest Van Gend en Loos (26/62) dat bepalingen van Europees recht rechtstreekse werking kunnen hebben indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. Er moet sprake zijn van een bepaling die een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhoudt, de maatregel moet een negatieve verplichting inhouden, de verplichting mag geen voorbehouden bevatten en de nakoming van de Europeesrechtelijke norm mag niet afhankelijk zijn gesteld van nadere wetgeving
  2. Er moet sprake zijn van een bepaling die een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhoudt, de implementatietermijn dient te zijn overschreden, de maatregel moet een negatieve verplichting inhouden en de nakoming van de Europeesrechtelijke norm mag niet afhankelijk zijn gesteld van nadere wetgeving.

Vraag 14

Het HvJ EU erkende in het arrest Grzelczyk (C-184/99) het Unieburgerschap, ingevoerd bij het Verdrag van Maastricht (1992), als “de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten”.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 15

Het Hof van Justitie heeft beslist dat niet tijdig geïmplementeerde richtlijnen weliswaar geen horizontale rechtstreekse werking hebben, maar de nationale rechter moet nationale wetgeving wel richtlijnconform interpreteren indien mogelijk.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 16

De Schumanverklaring vormde de rechtstreekse aanleiding tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in 1951.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 17

Welke stelling is de juiste?

  1. Als de verdragen het niet specifiek bepalen, is het aan de instellingen om met inachtneming van het attributiebeginsel per geval te beoordelen welke rechtshandeling het meest geschikt is .
  2. Als de verdragen het niet specifiek bepalen, is het aan de Commissie om met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel per geval te beoordelen welke rechtshandeling het meest geschikt is.
  3. Als de verdragen het niet specifiek bepalen, is het aan de instellingen om met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel per geval te beoordelen welke rechtshandeling het meest geschikt is.
  4. Geen van deze stellingen is juist.

Vraag 18

De nieuwe EU privacy-verordening vereist o.a. expliciete toestemming van klanten voordat bedrijven persoonsgegevens mogen verwerken, schrijft voor dat boetes opgelegd worden bij overtredingen van de regels, en zorgt voor een nadere uitwerking van het ‘recht om vergeten te worden’. De verordening verwijst duidelijk naar de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de Grondrechten van de EU, ter bescherming van persoonsgegevens en het privéleven. Welke stelling met betrekking tot het Handvest is onjuist?

  1. De Commissie is gebonden aan het Handvest bij het opstellen van een wetgevingsvoorstel.
  2. Nederland is gebonden aan het Handvest bij het toepassen van deze verordening.
  3. Internetbedrijven zijn onvoorwaardelijk en rechtstreeks gebonden aan het Handvest bij de uitoefening van al hun activiteiten.
  4. Het Hof van Justitie is gebonden aan het Handvest bij de uitlegging van de verordening.

Vraag 19

Welke stelling over richtlijnen is onjuist?

  1. Richtlijnen kunnen slechts tot lidstaten worden gericht.
  2. In specifieke gevallen kan een nationale rechter nationaal recht contra legem maar richtlijnconform interpreteren.
  3. Tegen een openbare vervoersonderneming waar de staat meerderheidsaandeelhouder is kunnen niet-tijdig omgezette richtlijnen worden ingeroepen.
  4. Richtlijnen staan het lidstaten toe vorm en middelen van omzetting te kiezen.

Vraag 20

Bij de wijziging van verdragen…

  1. Kunnen door middel van een vereenvoudigde herzieningsprocedure de bevoegdheden van de Unie uitgebreid worden.
  2. Wordt een voorgestelde uitbreiding of beperking van bevoegdheden in het Verdrag door een conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten vastgesteld.
  3. Wordt door de Voorzitter van de Europese Raad steeds een conventie bijeengeroepen als onderdeel van de gewone herzieningsprocedure.
  4. Moeten lidstaten eerst een referendum organiseren voordat wijzigingen aangenomen kunnen worden.

Vraag 21

Welke bewering over de Europese Commissie is niet juist?

  1. De Commissie ziet toe op de toepassing van de Verdragen en bevordert het algemeen belang van de Europese Unie.
  2. De Commissie heeft als enige instelling de bevoegdheid om wetgevingshandelingen voor te stellen, tenzij anders bepaald.
  3. Door een motie van afkeuring van het Europees Parlement kan de Commissie gedwongen worden om ontslag te nemen.
  4. De leden van de Commissie worden als college ingestemd door het Hof van Justitie en worden voorgedragen door de Raad.

Vraag 22

Levi is een orthodoxe Jood. Hij vindt dat het zijn religieuze plicht is om altijd een chai (een Joods symbool) om zijn nek te dragen. Levi werkt in de auto-industrie. Zijn werkgever heeft hem verboden de chai te dragen want het levert gevaar op. Levi wil zelf dit risico dragen en vindt dat zijn werkgever zijn recht op vrijheid van religie heeft geschonden.

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Hij kan direct klagen bij het EHRM.
  2. Omdat artikel 9 EVRM een absoluut recht is, vormt dit een schending.
  3. Levi kan zich niet beroepen op het EVRM, want het is nog niet omgezet in nationale wetgeving.
  4. Als zijn zaak kennelijk ongegrond wordt verklaard, zal deze niet ten gronde worden behandeld.

Vraag 23 (vervolg casus)

Levi is zijn chai blijven dragen op zijn werk en is hierdoor omgekomen bij een ongeluk. Een orthodoxe organisatie in Rusland heeft over deze zaak in de krant gelezen en wil de strijd van Levi voortzetten door zelf een klacht in te dienen dat Levi’s recht op religieuze vrijheid is geschonden.

Welke stelling is juist?

  1. De klacht is niet ontvankelijk. Rusland heeft het EVRM niet geratificeerd.
  2. Deze klacht is niet ontvankelijk. De organisatie is niet persoonlijk slachtoffer van deze schending.
  3. Deze klacht is ontvankelijk. Er heeft een voldoende gekwalificeerde schending van de rechten van Levi plaatsgevonden.
  4. Deze klacht is ontvankelijk. Deze schending vindt plaats binnen de werkingssfeer vanhet EVRM.

Vraag 24

Welk van de onderstaande stellingen over de mensenrechtenbescherming binnen de Europese Unie is niet juist?

  1. Voor het Hof van Justitie en de nationale rechters kan de invoering van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie worden gezien als een bevoegdheidsverruiming.
  2. Fundamentele rechten behoren tot de algemene rechtsbeginselen. Daarvan verzekert het Hof van Justitie de eerbiediging.
  3. Aan de constitutionele tradities van de lidstaten komt geen enkele betekenis meer toe nu de lidstaten hun soevereine rechten deels hebben overgedragen aan de EU,.
  4. Het Handvest breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet verder uit dan de bevoegdheden van de Unie.

Vraag 25

Steentjes Transport, een transportbedrijf, transporteert een lading lijm van Duitsland naar Nederland. Aan de grens wordt tot hun schrik gevraagd om een importheffing te betalen over hun vracht. Eenmaal terug in Nederland ontdekken zij dat het niet mogelijk is om tegen deze beslissing in beroep te gaan, waardoor zij de heffing niet direct kunnen terugvorderen. Is het mogelijk voor Steentjes Transport om alsnog dit bedrag terug te krijgen via het EU-recht?

  1. Ja, zij kunnen bij het Hof van Justitie een beroep tot nietigverklaring indienen.
  2. Ja, zij kunnen de staat aansprakelijk stellen voor de geleden schade.
  3. Nee, de schending is onvoldoende gekwalificeerd om in aanmerking te komen voor staatsaansprakelijkheid.
  4. Nee, want artikel 30 VWEU heeft geen direct effect .

Vraag 26

Wie zijn de geprivilegieerde partijen bij een beroep tot nietigverklaring van handelingen van EU-instellingen?

  1. Degenen die rechtstreeks en individueel geraakt zijn en de addressaat.
  2. Degenen die na het verstrijken van de tijdslimiet een beroep kunnen instellen.
  3. Degenen tegen wiens besluiten geen beroep tot nietigverklaring in kan worden gesteld.
  4. Degenen die tegen alle handelingen met rechtsgevolgen beroep in kunnen stellen.

Vraag 27

Stel dat een richtlijn wordt aangenomen waarin o.a. is vastgelegd dat niet-economisch actieve EU-burgers in Nederland recht hebben op bijstand en andere sociale voorzieningen. Nederland heeft tegen de Commissie gezegd dat deze richtlijn correct is omgezet, maar blijft haar oude regelgeving toepassen waarin economisch inactieve burgers worden uitgesloten van een beroep op deze uitkeringen. Jennes Muller is een economisch inactieve Zweed die wil dat deze wet zo snel mogelijk wordt aangepast.

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. De Commissie kan direct een dwangsom en/of een boete opleggen aan Nederland.
  2. Muller kan de Commissie dwingen een om inbreukprocedure tegen Nederland te starten.
  3. Muller kan zelf een inbreukprocedure tegen Nederland starten aangezien hij rechtstreeks benadeeld is.
  4. De Commissie kan zelf een inbreukprocedure tegen Nederland beginnen.

Vraag 28

Welke stelling over het Van Gend & Loos arrest (26/62) is onjuist?

  1. De in Van Gend & Loos geformuleerde voorwaarden voor rechtstreekse werking zijn in de loop der jaren aanzienlijk versoepeld door het Hof van Justitie.
  2. Volgens Van Gend & Loos kunnen particulieren wanneer zij nationale rechtsmiddelen uitgeput hebben rechtstreeks naar het Hof van Justitie stappen.
  3. Volgens Van Gend & Loos hadden de lidstaten een nieuwe rechtsorde gevormd, ten behoeve waarvan zij op een beperkt terrein hun soevereiniteit begrensd hadden.
  4. Één van de voorwaarden voor rechtstreekse werking uit Van Gend & Loos, is dat de betreffende regel een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod voor de lidstaten inhoudt.

Vraag 29

Er is een voorstel voor een richtlijn tot verbetering van de duurzaamheid in de visserij van kabeljauwen door de Commissie opgesteld. Dit voorstel dient ter uitwerking van het beleid in Titel III van het VWEU. Hoe wordt gestemd in de Raad?

  1. De Raad stemt met eenparigheid van stemmen volgens de bijzondere wetgevingsprocedure.
  2. De Raad stemt met gekwalificeerde meerderheid volgens de bijzondere wetgevingsprocedure.
  3. De Raad stemt met een gekwalificeerde meerderheid volgens de gewone wetgevingsprocedure.
  4. De Raad stemt met een gewone meerderheid volgens de gewone wetgevingsprocedure.

Vraag 30

Wat is waar over de Europese Raad?

  1. Deze bestaat uit onder andere de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten.
  2. Deze kiest haar Voorzitter bij consensus.
  3. Deze komt samen sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
  4. Deze kan wetgevende handelingen intrekken of wijzigen.

Vraag 31

De dierenactivistenorganisatie Holland4Viervoeters bekommert zich om het welzijn van koeien. De Commissie wil een quotum opstellen voor de melkproductie. Holland4Viervoeters is het niet eens met het plan van de Commissie. De organisatie wil een totaalverbod op de productie van melk en wil zich beroepen op artikel 13 VWEU wanneer dit plan in werking treedt. Welke stelling is juist?

  1. Daar de implementatietermijn is verstreken kan Holland4Viervoeters een beroep doen op de rechtstreekse werking van dit verdragsartikel.
  2. Daar burgers geen rechten kunnen ontlenen aan de rechtstreekse werking van verdragsartikelen kan Holland4Viervoeters geen beroep doen op de rechtstreekse werking van artikel 13 VWEU.
  3. Daar de Unie geen bevoegdheden heeft op het gebied van landbouw kan Holland4Viervoeters geen beroep doen op de rechtstreekse werking van artikel 13 VWEU
  4. Daar de bepaling niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is kan Holland4Viervoeters geen beroep doen op de rechtstreekse werking van artikel 13 VWEU.

Vraag 32

In Nederland kent men het monistische stelsel. Op grond van het Nederlandse staatsrecht werkt een eenieder verbindende bepaling van internationaal recht door in de Nederlandse rechtsorde op grond van artikel 93 Grondwet. Welke stelling is juist?

  1. Uit het arrest Simmenthal (C-106/77) volgt dat dergelijke bepalingen niet noodzakelijk zijn, daar het Europese recht Unie-conform geïnterpreteerd moet worden.
  2. Uit het arrest Costa/ENEL (6/64) volgt dat dergelijke bepalingen noodzakelijk zijn om het inroepen van Unierecht in de nationale rechtsorde te regelen.
  3. Uit het arrest Van Gend & Loos (26/62) volgt dat dergelijke bepalingen niet noodzakelijk zijn om het inroepen van Unierecht in de nationale rechtsorde te regelen.
  4. Alle bovenstaande beweringen zijn onjuist.

Vraag 33

Wat is juist met betrekking tot het recht op het stellen van een prejudiciële vraag door een nationale rechter?

  1. Dit kan niet zomaar eenzijdig door de lidstaten beperkt worden.
  2. Dit geldt uitsluitend wanneer de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  3. Dit volgt uit het arrest Grzelczyk.
  4. Dit mag niet worden uitgeoefend wanneer er sprake is van een acte éclairé of een acte clair.

Vraag 34

Wat vond het Hof in het arrest Plaumann (25/62)?

  1. Een beroep tot nietigverklaring is slechts onder strikte voorwaarden toegankelijk voor particulieren.
  2. Een beroep tot nietigverklaring is onmogelijk in procedures tussen particulieren.
  3. Richtlijnen kunnen dezelfde inhoud en strekking hebben als verordeningen.
  4. Richtlijnen brengen een plicht tot conforme interpretatie met zich mee.

Vraag 35

Wat is waar met betrekking tot het Europees Parlement?

  1. Het kan autonoom beslissen waar zijn zetel is.
  2. Het maakt gebruik van één kieslijst voor de gehele Unie.
  3. Het kent een zetelverdeling evenredig aan de bevolking van de lidstaten.
  4. Het is gelijkwaardig aan de Raad van Ministers in de gewone wetgevingsprocedure.

Vraag 36

Wat is waar met betrekking tot het arrest Simmenthal (106/77)?

  1. Het bevestigde dat elke nationale rechter de plicht heeft direct werkend EU recht toe te passen.
  2. Het verplicht elke nationale rechter om alle met het EU-recht strijdige bepalingen van nationaal recht buiten toepassing te verklaren, behalve wanneer die bepalingen al van kracht waren toen de conflicterende EU-regels werden aangenomen.
  3. Het bevestigde het beginsel van voorrang van het Unierecht boven nationale grondwetsbepalingen, met uitzondering van fundamentele rechten.
  4. Het raadt nationale rechters aan om strijdig nationaal recht nietig te verklaren.

Vraag 37

Welke van de onderstaande rechtsbronnen is géén primair EU recht?

  1. Verordeningen en Richtlijnen.
  2. Protocollen bij de verdragen.
  3. Toetredingsverdragen van lidstaten.
  4. Het Handvest.

Vraag 38

Welke lidstaat of groep van lidstaten is als laatste toegetreden tot de Europese Unie?

  1. Kroatië.
  2. Oekraïne.
  3. Tien lidstaten, voornamelijk uit Centraal- en Oost-Europa.
  4. Roemenië en Bulgarije.

Vraag 39

Welke stelling is onjuist?

  1. Voorrang ziet op verordeningen, niet op richtlijnen.
  2. Voorrang kan door de nationale rechter ambtshalve worden toegepast.
  3. Secundair Unierecht heeft voorrang op de nationale wet.
  4. Het voorrangsbeginsel staat beschreven in Verklaring nr. 17 bij het Verdrag van Lissabon.

Vraag 40

Wat is géén voorwaarde om een verzoekschrift bij het EHRM ontvankelijk te kunnen verklaren?

  1. De nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput.
  2. De nationale rechter moet een prejudiciële vraag gesteld hebben aan het EHRM.
  3. Een verzoekschrift mag niet kennelijk ongegrond zijn.
  4. Een verzoekschrift mag niet gelijk zijn aan een eerdere zaak van het HvJ EU.

Onderdeel B

Vraag 1

Voorstanders van Europese integratie vinden dat de macht van de Europese Commissie en het Europees Parlement moet worden versterkt zodat de slagvaardigheid en legitimiteit van de Unie vergroot kan worden. Eurosceptici daarentegen vinden steeds nieuwe bewijzen dat de zogenaamde Europese superstaat zich met nationale bevoegdheden bemoeit.

Bespreek door middel van drie historische gebeurtenissen hoe de verhouding tussen lidstaten en de EU zich heeft ontwikkeld door de geschiedenis van Europese integratie heen.

Vraag 2

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid speelt al lange tijd een belangrijke rol in het Unierecht. Een van de doelen van het landbouwbeleid was het beperken van melkproductie door het vaststellen van een quotum. Verordening MMM/2014 stelt nieuwe melkquota en verlaagde heffingen bij overschrijding vast. De verordening schrijft voor dat vanaf 1 oktober 2014 de heffing per 100 kilogram melk 15€ is. De Nederlandse wetgeving voorziet daarentegen nog in heffingen van 35€ per 100 kg melk. Begin januari 2015 krijgt boerin Carla een brief van het Ministerie van Landbouw met de te betalen heffingen voor de overproductie van melk uit 2014, berekend volgens het tarief van 35€/100kg melk. Boerin Carla was reeds op de hoogte gesteld van de verlaagde Europese tarieven door de Vakbond Melkveehouders en gaat in hoger beroep tegen de opgelegde heffingen. Slaagt het beroep van Carla denk je?

Bespreek en verwijs in je antwoord naar de relevante rechtspraak van het HvJ EU.

Antwoordindicatie onderdeel A

  1. B

  2. B

  3. A

  4. A

  5. A

  6. B

  7. B

  8. A

  9. B

  10. B

  11. B

  12. B

  13. A

  14. A

  15. A

  16. B

  17. C

  18. C

  19. B

  20. B

  21. D

  22. D

  23. B

  24. A

  25. B

  26. D

  27. D

  28. B

  29. C

  30. A

  31. D

  32. C

  33. A

  34. A

  35. D

  36. A

  37. A

  38. A

  39. A

  40. B

Antwoordindicatie onderdeel B

Vraag 1

Drie van de volgende gebeurtenissen:

De Schuman Verklaring/het Verdrag van Parijs/EGKS. Er werd een supranationale organisatie voor Kolen en Staal opgericht waarbij de handhaving van het gemeenschappelijk beleid werd toevertrouwd aan de Hoge Autoriteit. Deze is vergelijkbaar met de huidige Commissie. Het doel was om Europa te verenigen, wat zou leiden tot vrede en welvaart op het Europese continent. Hiermee werd de grondslag gelegd van de EU als supranationale organisatie. .

Vindplaats: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie.

Het Verdrag van Rome/EEG en de EurAtom . Dit schiep de voorganger van de huidige EU, de interne markt werd al vastgelegd in dit verdrag. Ook zijn de Algemene Vergadering (de voorganger van het Europees Parlement) het HvJ EU, de Commissie en de Raad opgericht in dit verdrag. Dit veranderde de verhouding tussen de lidstaten en de ‘EU’ aangezien deze gemeenschappen op veel breder vlak verplichtingen scheppen dan de EGKS. Dit gebeurde binnen het kader van de EEG. Door deze bevoegdheidsuitbreiding gingen de instituties van de ‘EU’ een grotere rol spelen.

Vindplaats: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie.

Arrest Van Gend en Loos. Hierbij gaat het om de erkenning van een ‘nieuwe rechtsorde’. Door de doorwerking werden de hoven van de lidstaten ook EU-rechters. Daarnaast werd door dit beginsel het EU recht beter gehandhaafd, want ook individuen kunnen zich hier nu op beroepen.

Vindplaats: Hoofdstuk 1 - Overige juridische ontwikkelingen.

Arrest Costa v. ENEL. Het beginsel van voorrang verandert de verhouding tussen de lidstaten en de EU. Dit gebeurt door de besluiten van de EU hiërarchisch boven die van de lidstaten te plaatsen.

Vindplaats: Hoofdstuk 8 - De Europese rechtsorde en voorrang van het Unierecht.

De Empty Chair crisis / het Luxemburg Akkoord (noemen 0,5). Frankrijk bleef weg bij bijeenkomsten van de Raad uit protest tegen de ingezette supranationale koers. In het Luxemburg Akkoord werd besloten dat lidstaten die sterke bezwaren hebben tegen een bepaald wetsvoorstel een informeel veto uit kunnen spreken. De lidstaten lijken meer macht te krijgen in de verhouding met de EU.

Vindplaats: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie.

De Europese Akte/Single European Act . In dit akkoord werd het informele veto uit het

Luxemburg Akkoord afgeschaft. Ook werd de ambitie vastgelegd om de interne markt te voltooien en werd meer macht overgeheveld naar het Europees Parlement. Hiermee werd dus meer macht aan de EU gegeven .

Vindplaats: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie.

Het Verdrag van Maastricht De oprichting van de EU, het begin van de muntunie en het begin van de pijlerstructuur. Hiermee geven de lidstaten meer bevoegdheden aan de EU. Door de pijlerstructuur houden ze op gevoelige beleidsonderwerpen nog steeds veel nationale controle.

Vindplaatsen: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie, Geschiedenis van de rechtsruimte

(de mislukking van) het Grondwettelijk Verdrag. Het Grondwettelijk verdrag zou de EU in veel gevallen meer bevoegdheden toekennen en alles meer ‘grondwettelijk’ verwoorden. Dit zou de EU krachtiger kunnen maken tegenover de lidstaten. Door het uiteindelijke wegstemmen van dit verdrag is de EU onzekerder geworden over verdere integratie

Vindplaats: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie.

Verdrag van Lissabon. Dit verdrag neemt grotendeels de aanpassingen van het Grondwettelijk Verdrag over zonder de ‘grondwettelijke’ verwoordingen. Hierdoor kreegde EU meer bevoegdheden en is de pijlerstructuur afgeschaft. Dit kan beschouwd worden als een versterking van de positie van de EU tegenover haar lidstaten.

Vindplaatsen: Hoofdstuk 1 - Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie, Verdrag van Lissabon.

Vraag 2 (totaal 4 punten)

Het EU recht kan rechtstreeks doorwerken (van Gend en Loos) en het heeft voorrang op de nationale wet (Costa v. Enel). Als de nationale wet in strijd is met rechtstreeks werkend EU-recht dan heeft de nationale rechter de plicht om niet de nationale wet, maar het EU-recht toe te passen (Simmenthal)

Vindplaatsen: Hoofdstuk 1 - Overige juridische ontwikkeling, Hoofdstuk 8 - De Europese rechtsorde en voorrang van het Unierecht, Rechtsgevolgen van rechtstreekse werking en voorrang van EU-recht.

Werkt het melktarief zoals vastgelegd in MMM/2014 rechtstreeks door? Het melktarief is vastgelegd in een verordening. Deze is rechtstreeks toepasselijk en verbindend in al haar onderdelen (art 288 VWEU). Het feit dat deze provisie is opgenomen in een verordening vormt geen hindernis voor de toepassing ervan.

Ook moet de provisie voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om direct effect te hebben. Het vaststellen van een specifiek bedrag schept een duidelijke plicht. Deze is voldoende nauwkeurig om voor een rechter in te roepen. Verordening MMM/2014 is daarom direct toepasbaar en de nationale rechter zal het Europese tarief in plaats van het nationale tarief toepassen.

Vindplaatsen: Verordeningen, Hoofdstuk 8 - Rechtstreekse of directe werking van Unierecht

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Inleiding Europees Recht - Recht - UL - B1 - Oefenbundel

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018


Vragen deel A

Vraag 1

Wat voegde Simmenthal toe inzake de voorrang van EU recht ten opzichte van Costa v. E.N.E.L.?

  1. Dat in lijn met artikel 4(2) VEU de voorrang van Europees recht rekening dient te houden met de constitutionele tradities van een lidstaat.
  2. Dat de voorrang van Europees recht absoluut is en derhalve ook niet rechtstreeks werkende verdragsbepalingen voorrang hebben boven nationaal recht.
  3. Dat EU recht ook altijd voorrang heeft boven nationaal constitutioneel recht en latere nationale wetten in formele zin.
  4. Dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan de EU hebben overgedragen, waardoor EU-recht zelf bepaalt wanneer en waarom het voorrang heeft op nationaal recht.

Vraag 2

Wanneer kan het HvJEU overgaan tot het opleggen van boetes of dwangsommen aan lidstaten die het EU-recht schenden?
  1. Zodra het Hof van Justitie concludeert dat er sprake is van een schending van EU-recht.
  2. Wanneer Lidstaten geen gehoor geven aan een eerdere uitspraak van het HvJEU waarin een schending van EU-recht was geconstateerd.

Vraag 3

De gemeente Weesp heeft de aanvraag van Antonio en Anneke voor vergoeding van kinderopvang afgewezen. Antonio stelt beroep in tegen dit besluit bij de rechtbank Leeuwarden. Hij voert aan dat hij op basis van artikel 14 VWEU recht heeft op toegang tot een “dienst van algemeen economisch belang.” De rechtbank weet niet zeker of kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is en wijst de vordering van Antonio af. In hoger beroep bij de Raad van State voert Antonio aan dat het Spaanse Hooggerechtshof heeft bepaald dat kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is. De gemeente Weesp voert echter aan dat zowel de Franse Court de Cassation als de Belgische Raad van State bepaald hebben dat kinderopvang geen dienst van algemeen economisch belang is en dat Artikel 14 überhaupt geen rechtstreekste werking heeft. Is de Nederlandse Raad van State verplicht een prejudiciële vraag te stellen over de uitleg van Artikel 14 VWEU?

  1. Ja, op basis van het arrest Ferreira da Silva is de Raad van State verplicht om een uitleggingsvraag te stellen nu er een conflict is tussen hogere rechtscolleges.
  2. Ja, omdat het hier gaat om de rechtsgeldigheid van de weigering tot vergoeding is de Raad van State onder Artikel 267 VWEU verplicht een geldigheidsvraag te stellen.
  3. Nee, aangezien er hier sprake is van een acte clair in de zin van het arrest CILFIT is de Raad van State niet verplicht een prejudiciële vraag te stellen.
  4. Nee, aangezien het hier gaat om een hypothetisch geschil is de Raad van State niet verplicht om een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 4

Welke van

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016


Deel A

Vraag 1

Welk van de volgende taken behoort niet tot de bevoegdheden van de Commissie?

  1. Het houden van toezicht op de toepassing van het EU-recht.
  2. Het voorstellen van wetgevingshandelingen.
  3. Het extern vertegenwoordigen van de EU.
  4. Het goedkeuren van de begroting van de EU.

Vraag 2

Wat voor soort bevoegdheid heeft de Unie op het gebied van de interne markt?

  1. Exclusief
  2. Ondersteunend
  3. Gedeeld
  4. Subsidiair

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot het beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU klopt niet?

  1. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld met betrekking tot handelingen die beogen rechtsgevolgen te hebben.
  2. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld tegen wetgevingshandelingen wanneer een adressaat individueel en rechtstreeks geraakt wordt.
  3. Een semi-geprivilegieerde verzoeker kan enkel een beroep instellen wanneer de bestreden handeling onder diens bevoegdheden valt.
  4. Een particulier kan beroep instellen tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en geen uitvoering door de lidstaten behoeven.

Vraag 4

Het EHRM verklaarde het verzoekschrift in de zaak Franklin-Beentjes (nr 28167/07) niet-onvankelijk op de volgende grond:

  1. Het verzoekschrift was kennelijk niet ongegrond, omdat het verbod op het gebruik van ayahuasca niet kon worden gezien als een inmenging in de vrijheid van godsdienst.
  2. De verzoeker had geen wezenlijk nadeel geleden en niet alle nationale rechtsmiddelen uitgeput.
  3. Het verzoekschrift werd ingediend nadat de termijn van 6 maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing voorbij was.
  4. Het verzoekschrift was kennelijk ongegrond, omdat het verbod op ayahuasca noodzakelijk kon worden geacht in een democratische samenleving.

Vraag 5

De EU heeft een richtlijn aangenomen die, ten doelen de consument te beschermen, voorschrijft dat lidstaten verplicht zijn om een speciale verpakking te introduceren voor voedingsmiddelen die op biologische wijze geproduceerd zijn. De vereisten voor biologische productie zoals opgelegd in de richtlijn zijn streng.

België gelooft dat nationale voedselautoriteiten dergelijke aspecten van consumentenbescherming beter kunnen regelen. Ook vindt het land een speciale verpakking onnodig duur en milieuvervuilend – een sticker zou hetzelfde werk kunnen doen.

Welk argument kan België aanvoeren bij een verzoek tot nietigverklaring van de richtlijn?

  1. De richtlijn is in strijd met het attributiebeginsel omdat de EU niet exclusief bevoegd is op het gebied van consumentenbescherming.
  2. De richtlijn schendt het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
  3. Consumentenbescherming is een gedeelde bevoegdheid. Lidstaten moeten dus eerst de kans hebben de kwestie zelf te regelen.
  4. Titel XV van het VWEU dat handelt over consumentenbescherming kent geen bevoegdheid toe aan de EU-wetgever.

Vraag 6

In februari 2015 voerde Portugal ter uitvoering van een EU-richtlijn nieuwe asielwetgeving in. De richtlijn bepaalt dat asielaanvragen binnen een redelijke termijn dienen te worden afgehandeld. Portugal denkt het efficiënt aan te pakken

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

Waartoe leidt een succesvol beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU?

  1. Vernietiging van de Europese rechtshandeling ex nunc.
  2. Nietigheid van de Europese rechtshandeling ex tunc.

Vraag 2

Geef aan welke stelling juist is.

  1. Alleen rechtshandelingen die aangenomen zijn volgens de gewone wetgevingsprocedure, zijn bindende wetgevingshandelingen.
  2. De Commissie, kan zelf bindende rechtshandelingen vaststellen indien zij een gedelegeerde bevoegdheid heeft.

Vraag 3

Wat is waar met betrekking tot verordeningen?

  1. Verordeningen zijn van algemene strekking en rechtstreeks toepasselijk.
  2. Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen tegenover de adressaten.

Vraag 4

Het EVRM biedt een Europees minimumniveau van mensenrechtenbescherming. Partijen hebben de vrijheid om een hoger beschermingsniveau te bieden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 5

Ook als er vandaag nog geen belemmeringen merkbaar zijn kan artikel 114 VWEU een rechtsbasis vormen voor maatregelen die toekomstige belemmeringen van het vrij verkeer binnen de interne markt voorkomen,.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Als een EU-lidstaat een van de rechten in het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie overtreedt dan kan een beroep gedaan worden op:

  1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  2. De nationale rechter binnen de werkingssfeer van het EU-recht.

Vraag 7

Op grond van het EVRM bestaat een mogelijkheid voor derden om tussenbeide te komen bij een zaak. Welke stelling met betrekking tot deze derden is juist?

  1. Een derde kan tussenkomen bij een zaak indien hij een wezenlijk nadeel heeft geleden en zich als slachtoffer bij de zaak aansluit.
  2. Een derde kan aan zittingen deelnemen indien hij uitgenodigd wordt door de President van het Hof.

Vraag 8

Wanneer mag een nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie?

  1. Indien de rechter het antwoord op die vraag noodzakelijk acht voor het wijzen van het vonnis.
  2. Indien de rechter in dit geval een rechtelijke instantie is waarbij hoger beroep niet mogelijk is.

Vraag 9

Wat oordeelde het HvJ EU in het Tabaksreclame-arrest (C-376/98)?

  1. Dat de wetgevers het verkeerde rechtsinstrument hadden gekozen.
  2. Dat de wetgevers de verkeerde rechtsbasis hadden gekozen.

Vraag 10

Wat moet er gebeuren met beroepen op staatsaansprakelijkheid voor schending van het EU-recht door een lidstaat?

  1. Deze moeten altijd gehonoreerd worden door de nationale rechter zodra een causaal verband is aangetoond tussen schending en schade.
  2. Deze moeten door de nationale rechter ten minste even gunstig worden behandeld als soortgelijke nationale vorderingen.

Vraag 11

Het Hof erkende in het arrest Defrenne (C-43/75) dat richtlijnen horizontale rechtstreekse werking kunnen hebben.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 12

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

Als een richtlijn rechtstreekse werking heeft…

  1. … is de rechter verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de richtlijn buiten toepassing te laten.
  2. … is het Hof van Justitie verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de Richtlijn te vernietigen.

Vraag 2

Als gevolg van het arrest Marleasing (C- 106/89 Marleasing SA tegen La Comercial Internacional de Alimentacion SA)

  1. … moet de rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.
  2. … mag de nationale rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.

Vraag 3

Als gevolg van het arrest Plaumann (Case 25/62 Plaumann & Co. tegen Commissie van de Europese Economische Gemeenschap) …

  1. … moet een belanghebbende subsidiair en rechtstreeks geraakt zijn als hij derdenberoep wil instellen.
  2. … moet een niet-geadresseerde deel van een historisch gesloten groep uitmaken omeen succesvol beroep tot nietigverklaring in te kunnen stellen.

Vraag 4

Op grond van artikel 267 VWEU…

  1. … is het HvJ EU bevoegd om een uitspraak te doen over de uitleg van Verdragen en ook over de geldigheid en uitleg van handelingen van de instellingen van de Unie.
  2. … moet de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen zodra het nationale recht botst met het Unie-recht.

Vraag 5

Wanneer het EHRM oordeelt over de ontvankelijkheid van een klacht, gebeurt doormiddel van…

  1. een beslissing.
  2. een uitspraak.

Vraag 6

Op wie is het EVRM van toepassing?

  1. … op de burgers van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.
  2. …op iedereen binnen de rechtsmacht van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.

Vraag 7

Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het Handvest de status van primair Unierecht gekregen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Wat is het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken?

  1. Het verlenen van kredieten aan banken in nood in de EU.
  2. Het verzekeren van prijsstabiliteit.

Vraag 9

Het Bierarrest (C-178/84 Commissie v Duitsland) geeft een goed voorbeeld van hoe het HvJ EU gebruikt maakt van positieve integratie ten behoeve van de interne markt.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 10

In het arrest C-345/95 Frankrijk t, Europees Parlement erkende het HvJ EU dat lidstaten de bevoegdheid hebben om de zetel van de instellingen, ook die van het Europees Parlement, vast te stellen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 11

Stelling I: Een individuele Eurocommissaris (lid van de Europese Commissie) kan door het Europees Parlement gedwongen worden om op te stappen.

Stelling II: Per 1 januari 2016 zal Nederland voorzitter zijn van de Raad van de

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

De doelstellingen van de Verdragen kunnen op grond van artikel 352 lid 1 VWEU worden aangevuld.

  1. Juist
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het HvJ EU heeft in de zaak Grzelczyk (C-184/99) bepaald dat lidstaten EU-burgers in beginsel gelijk moeten behandelen aan hun eigen onderdanen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

De voorzitter van de Raad wordt voor een termijn van zes maanden verkozen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 4

Welke stelling over het attributiebeginsel is juist?

  1. Volgens het attributiebeginsel moet elk besluit van de Unie een geldige rechtsgrondslag of rechtsbasis in een specifieke bepaling van de Verdagen hebben.
  2. Het attributiebeginsel impliceert dat de instellingen een algemene wetgevingsbevoegdheid hebben.

Vraag 5

Welke stelling is de juiste?

  1. Een besluit verbindt slechts de uitdrukkelijk vermelde geadresseerden, een verordening is steeds algemeen verbindend.
  2. Een richtlijn kan alleen in een monistisch stelsel rechtstreekse werking hebben in de nationale rechtsorde.

Vraag 6

Studenten in heel Europa hebben het moeilijk. Ze hebben te lijden onder maatregelen zoals het leenstelsel, het bindend studieadvies en de langstudeerboete. Een aantal studenten afkomstig uit verschillende EU landen organiseert een burgerinitiatief. Het initiatief is succesvol: meer dan twee miljoen studenten uit zes verschillende EU lidstaten ondertekenen het initiatief waarin de Commissie verzocht wordt een wetsvoorstel in te dienen waarbij de lidstaten gedwongen worden om het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor alle studenten, met name voor de minder bedeelden. Uiteindelijk nemen de Raad en het Europees Parlement een verordening aan, waarvan artikel 10a stelt: ‘De lidstaten vergemakkelijken de toegang tot het hoger onderwijs.’

Piet Jansen, een student Rechtsgeleerdheid, kan maar net leven van zijn basisbeurs en daagt de Nederlandse Staat voor de rechter. Hij wil een hogere vergoeding. Heeft zijn actie kans van slagen?

  1. Nee, het Hof bepaalde dat actieve verplichtingen nooit rechtstreekse werking kunnen hebben.
  2. Nee, de bepaling in de verordening is niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk.

Vraag 7

Engeland eist van aanvragers tot gezinshereniging dat een inburgeringsexamen met succes wordt afgelegd. De Europese Commissie is van mening dat deze inburgeringseis strijdig is met artikel 3 lid 6 van Richtlijn 2006/78/EG inzake het recht op gezinshereniging. Welke stelling is onjuist?

  1. De Europese Commissie kan een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.
  2. De Europese Commissie moet een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.

Vraag 8

Welke stelling over staatsaansprakelijkheid is de juiste?

  1. Het HvJ EU stelt de hoogte van de schadevergoeding vast en beslist wanneer er sprake is van staatsaansprakelijkheid in verband met het niet correct implementeren van EU-wetgeving.
  2. Het is de taak van de betreffende lidstaat
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

In de zaak Grzelczyk (zaak C-184/99) bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat lidstaten onderdanen uit andere lidstaten die in hun land verblijven het EU-burgerschap moeten verstrekken.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het Economisch en Sociaal Comité is onderdeel van het Europees Parlement en heeft een wetgevende taak.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

Waarvan is het Bierarrest (zaak 178/84) een goed voorbeeld?

  1. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van negatieve integratie.
  2. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van positieve integratie.

Vraag 4

Lees de volgende woorden van Robert Schuman: “De vereniging van Europa kan niet zomaar worden verwezenlijkt en ook niet door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht: het verenigd Europa moet worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij feitelijke solidariteit als uitgangspunt moet worden genomen.”

Wat bedoelt Schuman met de feitelijke solidariteit?

  1. De juridische afhankelijkheid tussen de lidstaten van elkaar en de afhankelijkheid tussen de lidstaten, burgers en bedrijven.
  2. Een gedeelde identiteit in een Europese Superstaat die stapsgewijs gaat worden opgericht.

Vraag 5

Indien een richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, kan een individu of rechtspersoon zich hier op beroepen voor de nationale rechter vanaf de inwerkingtreding.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Het Europese recht heeft voorrang boven het nationale recht. Daarom mag het HvJ EU strijdig nationaal recht vernietigen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 7

Conforme interpretatie van het Unierecht kan dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak is de juiste?

  1. Het primaire Unierecht heeft voorrang op het secundaire Unierecht.
  2. Het Unierecht heeft voorrang op het Nederlandse recht, zolang het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.

Vraag 9

Welke stelling over prejudiciële vragen is de juiste?

  1. De hoogste nationale rechter moet altijd prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU als er getwijfeld wordt over de correcte interpretatie van het Unierecht, tenzij er sprake is van een acte clair of een acte éclairé.
  2. Een lagere nationale rechter moet eerst toestemming vragen aan de hoogste nationale rechter voordat hij prejudiciële vragen mag stellen aan het HvJ EU.

Vraag 10

Wanneer kan een onderneming zich tot het HvJ EU wenden?

  1. Als de onderneming rechtstreeks en individueel geraakt wordt door een besluit van de Nederlandse regering waarin nationaal recht toegepast wordt gebaseerd op een richtlijn.
  2. Als de Europese Commissie een besluit aanneemt op grond waarvan de betrokken onderneming en haar handelspartners wegens inbreuk op de Europese mededingingsregels een geldboete moeten betalen.

Vraag 11

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Vraag 1

Welk recht kwalificeert niet als een burgerlijk en politiek recht:

  1. Recht op leven.
  2. Recht op werk.
  3. Recht op vrijheid van meningsuiting.
  4. Recht op een eerlijk proces.

Vraag 2

De klacht van Verlinden tegen het Koninkrijk der Nederlanden (Verlinden v. Netherlands; Communication No. 1187/2002) werd door het Mensenrechtencomité niet-ontvankelijk verklaard omdat:

  1. Verlinden de nationale rechtsmiddelen niet had uitgeput.
  2. Verlinden onvoldoende duidelijk had gemaakt dat hij zelf slachtoffer was van de schending van art. 14 IVBPR.
  3. De klacht tegelijkertijd behandeld werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
  4. De klacht niet op naam was gesteld.

Vraag 3

Welke rol spelen Nederlandse rechtbanken in de handhaving van internationale mensenrechten?

  1. Nederlandse rechtbanken hebben exclusieve rechtsmacht. De mensenrechtenverdragen waar Nederland partij bij is worden alléén door Nederlandse rechters gehandhaafd.
  2. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Als er sprake is van een verdragsbepaling die naar inhoud een ieder kan verbinden, kan een Nederlandse rechter toetsen of er sprake is van een schending van mensenrechten.
  3. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Hoewel zij formeel alleen kunnen toetsen aan de grondrechten die zijn opgenomen in de Nederlandse Grondwet zullen zij deze interpreteren in het licht van bestaande mensenrechtenverdragen.
  4. Nederlandse rechtbanken spelen géén rol. De vraag of er sprake is van een schending van internationale mensenrechten kan alleen door internationale hoven en mensenrechtencomités worden beoordeeld.

Vraag 4

Kijk naar de onderstaande stellingen:

Stelling I: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet slechts uitspraak in zaken tussen particulieren onderling en particulieren tegen lidstaten.
Stelling II: De interpretatie van de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens hangt altijd af van de bedoeling van de verdragsluitende staten.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Kunnen alle rechten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ingeperkt worden?

  1. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden op basis van de algemene beperkingsclausule in artikel 53 EVRM.
  2. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden zolang de inperking maar proportioneel is.
  3. Nee, enkel de rechten in de artikelen 8-11 EVRM kunnen ingeperkt worden.
  4. Nee, er zijn bepaalde rechten die nooit ingeperkt kunnen worden.

Vraag 6

In zijn verklaring gaf de toenmalige Minister van buitenlandse zaken van Frankrijk Schuman in 1950 een visie van een verenigd Europa. Hij zei dat ...

  1. ... Europa een federale staat moest worden, een Verenigde Staten van Europa.
  2. ... Europa stapsgewijs zou verenigen met als uitgangspunt een feitelijke solidariteit tussen de lidstaten.
  3. ... een verenigd Europa met een groot oprichtingsverdrag in één grote stap moest worden bewerkstelligd.
  4. ...
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

China is momenteel geen partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten (IVPBR). Stel dat China besluit toe te treden tot het IVBPR en het bijhorende Facultatief Protocol. Welk alternatief is juist?

  1. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité kan door middel van onaangekondigde inspecties controleren of China het IVBPR naleeft.
  2. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité controleert door middel van de Universal Periodic Review of China het IVBPR naleeft.
  3. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kan het Mensenrechtencomité economische sancties instellen.
  4. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kunnen individuen een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité.

Vraag 2

Artikel 34 en 35 EVRM bevatten de ontvankelijkheidseisen voor een klacht bij het EHRM. In welk van de onderstaande situaties is de klacht sowieso niet-ontvankelijk?

  1. De nationale rechtsmiddelen zijn niet uitgeput, maar er kan sterk getwijfeld worden aan de onafhankelijkheid van het nationale rechtssysteem.
  2. De klacht is reeds eerder behandeld door het IVBPR. Op grond van nieuwe feiten is de klacht nu ook ingediend bij het EHRM.
  3. Jan Gevaar zit al enkele jaren in hechtenis. In de gevangenis wordt hij gediscrimineerd. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen dient hij daarom een klacht in onder de naam ‘prison boy’.
  4. Een groep Scientology-gelovigen uit een klein Brabants dorpje dient een aanklacht in na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, omdat de groep geen publieke bijeenkomsten mag organiseren.

Vraag 3

Een pilootarrest is een arrest waarin …

  1. … het mensenrechtencomité een schending van een positieve verplichting om personeel te beschermen tegen discriminatie vaststelt op basis van art. 26 IVBPR.
  2. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een afwijking van de vrije keuze over de middelen van rechtsherstel door een veroordeelde lidstaat toelaat.
  3. … het Internationaal Gerechtshof vaststelt dat er sprake is van een schending van een onder hoofdstuk VI VN-Handvest afgekondigde no-fly zone.
  4. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat een systematisch falen van de rechtbanken om te voorzien in een uitspraak binnen redelijke termijn een schending van artikel 6 EVRM is.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Zowel het EVRM als het IVBPR hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  2. Alleen het IVBPR heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  3. Alleen het EVRM heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  4. Geen van beide hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.

Vraag 5

Tijdens de ‘Empty-chair Crisis’ …

  1. ... weigerde Duitsland aan de zittingen van de Raad
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Vraag 1

Wat wordt verstaan onder de zogenaamde ‘eerste’ generatie mensenrechten?

  1. Economische, sociale en culturele rechten.
  2. Collectieve rechten.
  3. Burger- en politieke rechten.
  4. Rechten van diplomaten.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten neemt klachten van individuele personen alleen in behandeling indien:

  1. De klacht van de betrokken persoon reeds wordt onderzocht volgens een andere procedure van internationaal onderzoek of internationale regeling.
  2. Tegen de klacht van de betrokken persoon nog binnenlands hoger beroep open staat.
  3. De betrokken persoon een klacht in het algemeen belang of voor iemand anders indient.
  4. De betrokken persoon een slachtoffer is van een schending van het IVBPR door een staat die het Facultatief Protocol heeft geratificeerd.

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot de benoeming van de Europese Commissie is juist?

  1. Een lid van de Europese Commissie wordt benoemd als vertegenwoordiger van een lidstaat.
  2. De voorzitter van de Europese Commissie wordt samen met het gehele college benoemd door het Europees Parlement.
  3. De voorzitter van de Europese Commissie benoemt het college van Commissarissen.
  4. De Europese Raad benoemt, na goedkeuring, van het Europees Parlement, de Europese Commissie.

Vraag 4

Welke instelling met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) in de zaak Sanoma t. Nederland (2010) is juist?

  1. In deze zaak stelde de Grote Kamer geen schending van artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) vast.
  2. In deze zaak had dezelfde Nederlandse rechter zitting in zowel de Kamer als de Grote Kamer.
  3. In deze zaak had de Kamer op grond van art. 30 EVRM afstand gedaan van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer.
  4. In deze zaak werd aan Sanoma Uitgevers een billijke genoegdoening op grond van art. 41 EVRM toegekend.

Vraag 5

Welke van onderstaande stelling(en) over de rol van bepaalde instellingen in de gewone wetgevingsprocedure van de Europese Unie is (of zijn) juist?

Stelling I: De Raad van Europa kan alleen wetgeving aannemen na een voorstel van de Europese Commissie.

Stelling II: Het Europees Parlement kan wetgeving tegenhouden, tenzij de Raad van Ministers met unanimiteit het voorstel van de Europese Commissie aanneemt.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 6

Welke stelling over de Raad van Ministers is juist?

  1. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Raad van Ministers een vaste voorzitter voor een periode van tweeënhalfjaar.
  2. De Raad Buitenlandse Zaken wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
  3. De Raad van Ministers neemt, tenzij anders is bepaald in
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


Vragen 

Vraag 1

Utopia is partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten (IVBPR). Op grond van artikel 19 IVBPR – een bepaling waar burgers rechtstreeks rechten aan kunnen ontlenen – kan de vrijheid van meningsuiting slechts op bepaalde gronden worden ingeperkt. Utopia verbiedt in zijn nationale wetgeving echter iedere vorm van vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Utopiaanse rechtsorde bevat de grondwet van Utopia twee bepalingen die identiek zijn aan artikel 93 en artikel 94 van de Nederlandse Grondwet. Thomas More, een inwoner van Utopia, beroept zich voor de Utopiaanse rechter op artikel 19 IVBPR. Hoe zal de Utopiaanse rechter moeten oordelen?

  1. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat het niet verenigbaar is met artikel 19 IVBPR dat een ieder verbindend is.
  2. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht altijd voorrang hebben boven regels van Utopiaans recht.
  3. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht geen verbindende kracht hebben in de Utopiaanse rechtsorde.
  4. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van Utopiaans recht altijd voorrang hebben boven regels van internationaal publiekrecht.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten heeft NIET tot taak:

  1. Het beoordelen van interstatelijke klachten.
  2. Het beoordelen van periodieke rapportages van verdragspartijen.
  3. Het beoordelen van individuele klachten.
  4. Het doen van zelfstandig onderzoek naar het mensenrechtenbeleid van verdragspartijen.

Let op: gevraagd wordt wat het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten NIET tot taak heeft.

Vraag 3

Sinds 1 juni 2010 is Protocol 14 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) van kracht. Dit protocol brengt enkele belangrijke wijzigingen aan in de procedurele regels die gelden voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Welke van de onderstaande uitspraken over dit protocol is juist?

  1. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat, indien een zaak aanleiding geeft tot een ‘ernstige vraag’ betreffende de interpretatie van het EVRM, de Kamer afstand van rechtsmacht doet ten gunste van de Grote Kamer.
  2. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat evident gegronde zaken kunnen worden afgedaan door een alleenzittende rechter.
  3. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 kan het EHRM een klacht niet-ontvankelijk verklaren indien de klager ‘geen wezenlijk nadeel’ heeft geleden.
  4. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 geldt er een ‘pick and choose’ systeem, in die zin dat het EHRM zelf kan bepalen welke zaken het zal gaan behandelen.

Vraag 4

Welke stelling

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010


Vragen

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen met betrekking tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is correct?

  1. Het Europees Parlement zal door de uitbreiding van het toepassingsbereik van de gewone wetgevingsprocedures een grotere rol gaan spelen in het besluitvormingsproces.
  2. In de Raad van Ministers zal voornamelijk met unanimiteit gestemd gaan worden.
  3. Het Europees Hof van Justitie zal volledige rechtsmacht krijgen over de tweede pijler (GBVB).
  4. Door de verdere communautisering zullen de nationale parlementen geen partij meer zijn bij het politieke debat over Europese wetgevingsdossiers.

Vraag 2

Dhr. van Rooij is van mening dat hij tijdens zijn verblijf in een zwaar beveiligde gevangenis dusdanig slecht behandeld is dat dit resulteert in een schending van het Verdrag inzake Uitbanning van Foltering. Na geprocedeerd te hebben tot en met de Hoge Raad van Nederland, is hij niet tevreden. Tot welk internationaal orgaan kan Dhr. van Rooij zich nog richten om genoegdoening te krijgen?

  1. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens
  2. De VN-Mensenrechtenraad.
  3. Het Mensenrechtencomité.
  4. Geen van bovenstaande opties is juist.

Vraag 3

Jarenlang leefde Marie-Louise Bokilongo onder erbarmelijke omstandigheden in Kongo, een land dat wordt geteisterd door grote conflicten. In 2008 wist ze te vluchten naar Nederland, maar daar werd zij niet als vluchteling erkend. Gisteren kreeg zij te horen dat ze binnenkort zal worden uitgezet. Marie-Louise is bang dat zij bij terugkeer in Kongo weer in grote armoede zal leven en misschien het slachtoffer wordt van geweld. Een vriendin vindt dat Nederland de mensenrechten schendt door haar terug te sturen naar Kongo, en moedigt haar aan een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft helaas geen enkele kans van slagen, want Kongo maakt geen deel uit van de Raad van Europa
  2. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft alleen kans van slagen, indien Nederland bereid is deze zaak het individueel klachtrecht te accepteren.
  3. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft misschien niet zoveel kans van slagen, maar áls het EHRM haar klacht afwijst kan ze in elk geval nog een beroep doen op het VN-Comité voor de Rechten van de Mens.
  4. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft veel kans van slagen, want zij kan zich in Straatsburg beroepen op artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM én het VN-Verdrag tegen Foltering.

Vraag 4

Tot aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bepaalde artikel 211 EG Verdrag (na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon: artikel 17 VEU) dat de Europese Commissie het goed functioneren van de gemeenschappelijke markt dient te waarborgen. Welke van de volgende taken valt NIET onder de bevoegdheid

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Let op: dit tentamen is gebaseerd op de situatie voor het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.


Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voor zover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler
  2. in de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. de klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008


Let op: De volgende oefentoets is gebaseerd op de situatie vóór het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.

Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voorzover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler.
  2. In de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan.
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. De klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2011
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.