Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010


Vragen

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen met betrekking tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is correct?

  1. Het Europees Parlement zal door de uitbreiding van het toepassingsbereik van de gewone wetgevingsprocedures een grotere rol gaan spelen in het besluitvormingsproces.
  2. In de Raad van Ministers zal voornamelijk met unanimiteit gestemd gaan worden.
  3. Het Europees Hof van Justitie zal volledige rechtsmacht krijgen over de tweede pijler (GBVB).
  4. Door de verdere communautisering zullen de nationale parlementen geen partij meer zijn bij het politieke debat over Europese wetgevingsdossiers.

Vraag 2

Dhr. van Rooij is van mening dat hij tijdens zijn verblijf in een zwaar beveiligde gevangenis dusdanig slecht behandeld is dat dit resulteert in een schending van het Verdrag inzake Uitbanning van Foltering. Na geprocedeerd te hebben tot en met de Hoge Raad van Nederland, is hij niet tevreden. Tot welk internationaal orgaan kan Dhr. van Rooij zich nog richten om genoegdoening te krijgen?

  1. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens
  2. De VN-Mensenrechtenraad.
  3. Het Mensenrechtencomité.
  4. Geen van bovenstaande opties is juist.

Vraag 3

Jarenlang leefde Marie-Louise Bokilongo onder erbarmelijke omstandigheden in Kongo, een land dat wordt geteisterd door grote conflicten. In 2008 wist ze te vluchten naar Nederland, maar daar werd zij niet als vluchteling erkend. Gisteren kreeg zij te horen dat ze binnenkort zal worden uitgezet. Marie-Louise is bang dat zij bij terugkeer in Kongo weer in grote armoede zal leven en misschien het slachtoffer wordt van geweld. Een vriendin vindt dat Nederland de mensenrechten schendt door haar terug te sturen naar Kongo, en moedigt haar aan een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft helaas geen enkele kans van slagen, want Kongo maakt geen deel uit van de Raad van Europa
  2. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft alleen kans van slagen, indien Nederland bereid is deze zaak het individueel klachtrecht te accepteren.
  3. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft misschien niet zoveel kans van slagen, maar áls het EHRM haar klacht afwijst kan ze in elk geval nog een beroep doen op het VN-Comité voor de Rechten van de Mens.
  4. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft veel kans van slagen, want zij kan zich in Straatsburg beroepen op artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM én het VN-Verdrag tegen Foltering.

Vraag 4

Tot aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bepaalde artikel 211 EG Verdrag (na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon: artikel 17 VEU) dat de Europese Commissie het goed functioneren van de gemeenschappelijke markt dient te waarborgen. Welke van de volgende taken valt NIET onder de bevoegdheid van de Europese Commissie?

  1. Het initiatiefrecht om communautaire wetsvoorstellen in te dienen.
  2. Het vaststellen van de agenda voor de Raadsvergaderingen.
  3. Het handhaven en uitvoeren van het mededingingsrecht.
  4. Het voeren van onderhandelingen met derde staten en/of internationale organisaties.

Vraag 5

Rangschik de verschillende vormen van economische samenwerking naar toenemende intensiteit (dus van minst naar meest vergaande samenwerking):

  1. douane-unie > vrijhandelszone > gemeenschappelijke markt > economische unie
  2. douane-unie > vrijhandelszone > economische unie > gemeenschappelijke markt
  3. vrijhandelszone > douane-unie > economische unie > gemeenschappelijke markt
  4. vrijhandelszone > douane-unie > gemeenschappelijke markt > economische unie

Vraag 6

In zijn oratie bespreekt Professor Brinkhorst de verhouding tussen de Europese Unie en de nationale soevereiniteit. Welke stelling(en) is (zijn) correct:

Stelling I Professor Brinkhorst vindt dat de Europese Unie door de communautisering een ‘superstaat’ is geworden.

Stelling II Professor Brinkhorst pleit voor een co-soevereniteitschap waarbij de lidstaten zelfstandige staten blijven.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist
  3. Beide stellingen zijn juist
  4. Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 7

De tachtigjarige meneer ten Kate is van mening dat het Nederlandse abortusbeleid in strijd is met het recht op leven. Zij dient een klacht in bij het comité dat toeziet op de naleving van het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten. Is haar klacht ontvankelijk? (Voor deze vraag kunt u er vanuit gaan dat de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput)

  1. Ja, hij heeft zijn klacht immers bij het juiste toezichthoudend orgaan ingediend.
  2. Nee, hij zal eerst naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens moeten alvorens zijn klacht ontvankelijk is.
  3. Nee, er is hier sprake van een actio popularis.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 8

De Europese Unie wil op het gebied van volksgezondheid een richtlijn aannemen die de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefels en cellen moet vaststellen. Wat is de rol van het Europees Parlement op dit gebied? Ga bij de beantwoording van deze vraag uit van het EG-Verdrag.

  1. Het Europees Parlement speelt geen enkele rol.
  2. Het Europees Parlement wordt geraadpleegd.
  3. Het Europees Parlement is medewetgever.
  4. Het Europees Parlement dient het voorstel in.

Vraag 9

De zogenaamde ‘Margin of Appreciation’ is een belangrijk leerstuk in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Het is niet eenvoudig een definitie van het begrip te geven, maar de beste omschrijving is nog wel dat de Margin …

  1. garandeert dat de rechten die het EVRM verzekert in alle lidstaten op dezelfde eenduidige manier worden toegepast.
  2. de mogelijkheid voor de Europese Unie schept om in de toekomst partij te worden van het EVRM.
  3. een begrip is waarmee het EHRM een bepaalde waardering toekent voor de mate waarin een lidstaat aan de rechten van een klager tegemoet is gekomen.
  4. beschrijft in hoeverre lidstaten de vrijheid hebben om de rechten van het EVRM naar eigen inzicht te verzekeren.

Vraag 10

Welke stelling is correct?

Stelling I Het Verdrag van Lissabon schrijft voor dat de co-decisieprocedure de gewone wetgevingsprocedure wordt.

Stelling II De co-decisieprocedure verleent een vetorecht aan het Europese Parlement.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist
  3. Beide stellingen zijn juist
  4. Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 11

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot het verschil tussen verordeningen en richtlijnen is juist?

  1. Een verordening is verbindend in al haar onderdelen; een richtlijn is slechts een aanbeveling.
  2. Een verordening is gericht tot de instellingen; een richtlijn is gericht aan de lidstaten.
  3. Een verordening is onmiddellijk verbindend in al haar onderdelen; een richtlijn moet eerst in nationaal recht worden omgezet
  4. Een verordening wordt gemaakt volgens de co-decisieprocedure; een richtlijn wordt gemaakt volgens de raadplegingsprocedure.

Vraag 12

Sanne werkt al jarenlang als vaste medewerker bij de Gema. Zij is katholiek en draagt een ketting met een kruisje om haar nek. Onlangs heeft de directie van de Gema het verboden om sieraden te dragen die uiting geven aan een religie. Sanne is ervan overtuigd dat zij wordt gediscrimineerd op grond van haar religie, omdat andere geloofsuitingen - zoals het dragen van een hoofddoek - niet zijn verboden door de Gema. Haar vader heeft in het verleden rechten gestudeerd en meent zich te herinneren dat in het EG Verdrag (EG) een discriminatieverbod is neergelegd. Ze wil een procedure aanspannen tegen haar werkgever bij de nationale rechter. Welke stelling is juist?

  1. Sanne kan een geslaagd beroep doen op artikel 13 EG
  2. Sanne kan zowel een geslaagd beroep doen op artikel 12 als op artikel 13 EG.
  3. Sanne kan een geslaagd beroep doen op artikel 12 EG.
  4. Sanne kan noch een geslaagd beroep doen op artikel 12 of een beroep doen op artikel 13.

Vraag 13

De Europese Commissie wil een (wets)voorstel indienen dat lidstaten verplicht om de CO2 uitstoot te verminderen. Om deze doelstelling te bereiken zijn de lidstaten en de Europese Commissie tijdens de klimaattop in Kopenhagen van december jl. overeengekomen dat binnen 5 jaar de nodige maatregelen getroffen moeten worden om 30% minder uit te stoten. Lidstaten mogen zelf weten hoe ze deze doelstelling willen bereiken. Welk wetgevingsinstrument zal de Europese Commissie hier voor gebruiken? Ga bij de beantwoording van deze vraag uit van het EG-Verdrag.

  1. een kaderbesluit
  2. een richtlijn
  3. een verordening
  4. een beschikking

Vraag 14

Welke regel vloeit voort uit het beginsel van ‘effet utile’ in het gemeenschapsrecht?

Stelling I Lidstaten zijn verplicht een richtlijn te implementeren, voor zover die nuttig effect heeft.

Stelling II Het nationale (proces)recht moet zodanig worden ingekleed dat het nuttig effect van het gemeenschapsrecht wordt verzekerd.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist
  3. Beide stellingen zijn juist
  4. Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 15

Welk van de volgende stellingen over de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is juist?

  1. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is een verdrag.
  2. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is soft law.
  3. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is gebaseerd op het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  4. De Nederlandse rechter kan wetten die in strijd zijn met de Universele Verklaring buiten toepassing laten.

Vraag 16

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de toepassing van het gemeenschapsrecht is juist?

Stelling I Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is bevoegd om een uitspraak te doen over de verenigbaarheid van Nederlands recht met het gemeenschapsrecht.

Stelling II De hoogste nationale rechter is verplicht om het gemeenschapsrecht toe te passen (acte éclairé), lagere rechters mogen dit doen (acte claire).

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist
  3. Stelling I en II zijn beiden juist
  4. Stelling I en II zijn beiden onjuist

Vraag 17

Een mondelinge verklaring afgelegd door de minister-president van Nederland…

  1. kan nooit bindend zijn voor Nederland.
  2. kan alleen bindend zijn voor Nederland als de mondelinge verklaring is afgelegd voor de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad van de VN.
  3. is bindend indien blijkt uit de omstandigheden dat het de bedoeling was Nederland te binden.
  4. is altijd bindend voor Nederland omdat de minister-president de Nederlandse staat vertegenwoordigt.

Vraag 18

De Roemeense Alicia Isai wil aan de Universiteit Leiden als docent gaan werken. Ze wordt echter geweigerd vanwege haar Roemeense nationaliteit. Alicia stelt dat dit in strijd is met het vrije verkeer van werknemers (oud: artikel 39 EG; nieuw: artikel 45 VWEU). Hoe kan Alicia op deze bepaling een beroep doen?

  1. Alicia kan geen beroep doen op de vrije verkeersbepaling van werknemers. Roemenië maakt immers geen deel uit van de Europese Unie.
  2. Alicia kan voor de nationale rechter een beroep doen op de rechtstreekse werking van de vrije verkeersbepaling van werknemers.
  3. Alicia kan op grond van het voorrangsbeginsel van het EG-recht een beroep doen op de vrije verkeersbepaling van werknemers bij het Europese Hof van Justitie.
  4. Alicia kan geen beroep doen op artikel de vrije verkeersbepaling van werknemers. Dit artikel valt immers niet onder het voorrangsbeginsel.

Vraag 19

In het arrest Francovich is met betrekking tot staatsaansprakelijkheid het volgende bepaald:

  1. De Europese Commissie kan lidstaten aansprakelijk stellen voor verdragsschendingen indien deze voldoende ernstig zijn.
  2. Individuen kunnen enkel een beroep doen op de staatsaansprakelijkheid wanneer de Commissie weigert om in te grijpen.
  3. Individuen kunnen een beroep doen op de staatsaansprakelijkheid indien de ingeroepen rechtsregel rechten aan de individu toekent.
  4. De te betalen schadevergoeding wordt door het Europees Hof van Justitie vastgesteld naar gelang de draagkracht van de lidstaat.

Vraag 20

Márta is juridisch beleidsmedewerker bij het Comitaat Pest, een provincie van Hongarije. Zij is zwanger en ging uit van een zwangerschapsverlof van 16 weken. Zij krijgt echter van haar werkgever te horen dat de lengte van het wettelijk zwangerschapsverlof in Hongarije in verband met bezuinigingen na de financiële crisis is beperkt tot 12 weken. Artikel 8 van Richtlijn 92/85/EEG stelt dat een zwangerschapsverlof voor werknemers ten minste 14 weken dient te bedragen. Deze richtlijn is nooit omgezet in Hongaars recht, ook al is de implementatietermijn van de richtlijn allang verstreken. Márta stapt naar de Hongaarse rechter. Op hoeveel weken verlof heeft Márta recht?

  1. Op 12 weken: de nationale wetgeving gaat voor omdat deze na richtlijn 92/85/EEG is aangenomen.
  2. Op 14 weken, de richtlijn werkt op dit punt rechtstreeks door.
  3. Op 12 weken: de Hongaarse staat is in gebreke, maar de rechter kan dit Márta’s werkgever niet aanrekenen.
  4. Op 14 weken. In tegenstelling tot Verordeningen hebben Richtlijnen per definitie rechtstreekse werking.

Vraag 21

Wat verandert in het Verdrag van Lissabon met betrekking tot het Europese Hof van Justitie?

  1. Het Europees Hof van Justitie heeft rechtsmacht gekregen over de gebieden die voorheen onder de derde pijler vielen.
  2. Het Europese Hof van Justitie heeft een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger gekregen; Lady Ashton.
  3. De uitspraken van het Europese Hof van Justitie zijn bindend voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens.
  4. Het Europese Hof van Justitie kan rechten toekennen aan particulieren op basis van bepalingen die geen rechtstreekse werking hebben.

Vraag 22

Het verdrag van Lissabon brengt belangrijke wijzigingen aan in het regiem van mensenrechtenbescherming in Europa. Welke wijzigingen springen het meest in het oog?

Stelling I: Op grond van het nieuwe artikel 6 VEU zal de Europese Unie toetreden tot het EVRM, terwijl het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie juridisch bindend is geworden.

Stelling II: Voor typisch Nederlandse opvattingen op het gebied van de mensenrechten (denk aan abortus, euthanasie of het homo-huwelijk) is sinds 1 december 2009 geen plaats meer. Op grond van het nieuwe artikel 6 VEU dienen alle lidstaten van de Unie de EU-maatstaven op het gebied van de mensenrechten na te leven. Het valt echter te verwachten dat de Europese Commissie, om politieke confrontaties uit de weg te gaan, Nederland niet meteen tot de orde zal roepen.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist
  3. Beide stellingen zijn juist
  4. Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 23

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de rol van nationale parlementen in een aantal opzichten veranderd. Welke alternatief is in dit verband juist?

  1. Nationale parlementen kunnen een zogenaamde ‘oranje kaart’ trekken bij schending van het proportionaliteitsbeginsel.
  2. Nationale parlementen kunnen met een meerderheid van 55% de Raad van Ministers en het Europees parlement dwingen om tegen een wetsvoorstel te stemmen
  3. Nationale parlementen kunnen met de meerderheid van 55% de Raad van Ministers of de Europese Commissie dwingen om tegen een wetsvoorstel te stemmen.
  4. Nationale parlementen kunnen een zogenaamde ‘gele kaart’ trekken bij schending van het subsidiariteitsbeginsel.

Vraag 24

Het Britse Parlement heeft besloten dat personen vanaf 65 jaar geen lid meer kunnen zijn van een vakbond. Een Britse belangenvereniging voor ouderen, ‘Old Boys Network’, vindt dit kwalijke leeftijdsdiscriminatie en beklaagt zich hierover bij de Britse rechter. Tot aan de hoogste Britse rechterlijk instantie krijgt Old Boys Network echter nul op rekest. Old Boys Network overweegt nu een klacht wegens discriminatie in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg. Heeft zo’n klacht kans van slagen?

  1. Nee, want het EHRM neemt klachten van rechtspersonen (zoals verenigingen) niet in behandeling. Alleen natuurlijke personen kunnen klagen in Straatsburg.
  2. Ja, want Old Boys Network heeft de nationale rechtsmiddelen uitgeput en voldoet – mits de klacht binnen zes maanden wordt ingediend – aan alle ontvankelijkheidsvereisten.
  3. Nee, want de vereniging Old Boys Network heeft dan wel de nationale rechtsmiddelen uitgeput maar is geen slachtoffer van de Britse wetgeving.
  4. Nee, want artikel 14 EVRM noemt leeftijd niet als grond voor discriminatie, zodat men zich hier niet op kan beroepen bij het EHRM.

Open vraag

Mevrouw Lapacho solliciteert naar een baan bij de Nederlandse overheid. Vrijwel onmiddellijk ontvangt ze een email van het hoofd van de Dienst Personeelszaken. Dat blijkt een foutje: de email was eigenlijk bedoeld voor een medewerker van diezelfde dienst. Wat daar ook van zij, de mail luidt als volgt:

“Kan je zo snel mogelijk een brief opstellen om deze dame af te schepen? We hebben hier al meer dan genoeg vrouwen in dienst, en aan de naam van deze dame te zien, is ze waarschijnlijk niet eens in Nederland geboren. We helpen liever eerst onze eigen mensen aan het werk.”

Mevrouw Lapacho is inderdaad niet in Nederland geboren, maar in Spanje. Ze woont al 20 jaar in Nederland en heeft intussen ook de Nederlandse nationaliteit. Ze is hoogst geschokt door deze email en besluit juridische stappen te ondernemen. U wordt gevraagd haar van juridisch advies te dienen.

a. Noem drie verdragen waarop mw. Lapacho mogelijkerwijze een actie kan baseren. Betrekt bij uw antwoord een VN-mensenrechtenverdrag, een Europees mensenrechtenverdrag en een ander Europeesrechtelijk verdrag. Noem steeds de verdragsartikelen die mw. Lapacho zou kunnen inroepen.

b. Geef bij ieder verdrag aan welke instanties betrokken kunnen zijn bij de beoordeling van de klacht, en schets in het kort de procedure die moet worden doorlopen.

c. Geef in het kort aan in hoeverre naar uw oordeel de klacht van mw. Lapacho kans van slagen heeft, waarbij u opnieuw onderscheid maakt voor elk van de drie verdragen.

d. Welk juridisch verschil is er tussen de uitspraken van de betreffende instanties?

Antwoordindicatie

  1. A

  2. C & D

  3. C

  4. B

  5. D

  6. B

  7. C

  8. C

  9. D

  10. C

  11. C

  12. D

  13. B

  14. B

  15. B

  16. D

  17. C

  18. B

  19. C

  20. B

  21. A

  22. A

  23. D

  24. C

Open vraag

a.

(1) VN-mensenrechtenverdrag + artikel: verschillende mogelijkheden (het noemen van één

van deze is voldoende):

  • Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW) of vrouwendiscriminatieverdrag – Art. 2, 7, 11 (1) (b) of 13

  • International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination (ICERD) of rassendiscriminatieverdrag – Art. 5 (e) (i)

  • The International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (ICESCR) of Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) – Art. 2(2) juncto Arts 6 and 7

  • The International Covenant on Civil and political Rights (ICCPR) of Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR) - Art. 2 juncto Art 26 of art. 3

(2) Europees mensenrechtenverdrag + artikel (het noemen van één van deze is voldoende):

  • Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM), art. 14

  • art. 1 van Prot. 12 bij EVRM

  • Art. 15, 21 of 23 Handvest Grondrechten EU (of Aanvullend Protocol)

  • Art. 20 Europees Sociaal Handvest

(3) een ander Europeesrechtelijk verdrag + artikel (het noemen van één van deze is

voldoende):

  • art. 39 EG (verbod discriminatie o.g.v. nationaliteit) (eigenlijk moet, sinds 1 dec. 2009, o.g.v. Lissabon, het antwoord luiden: art. 45 Verdrag betr. werking van de EU)

  • Ook art. 12 EG is goed (sinds 1 dec. 2009: art. 18 Verdrag betr. werking van de EU)

b.

(1) VN Mensenrechtenverdrag: dit hangt er vanaf welk verdrag ze gekozen hebben:

  • Committee on the Elimination of Discrimination against Women

  • Committee on the Elimination of Racial Discrimination

  • Committee on Economic, Social and Cultural Rights

  • Human Rights Committee – mensenrechtencomité

  • (probleem bij VN Charter: geen specifiek comité)

(2) nationale rechter, eventueel gevolgd door Europees Hof voor de Rechten van de Mens

(3) nationale rechter, eventueel met behulp van prejudiciële uitspraak van Hof van Justitie van

de EG (eigenlijk moet, sinds 1 dec. 2009, HvJ van de EU)

Procedure: voor VN-organen en EHRM geldt het volgende:

  • nationale rechtsmiddelen moeten uitgeput worden

  • klager moet zelf slachtoffer zijn

  • klacht mag niet kennelijk ongegrond zijn

Procedure voor het EG-recht:

de nationale rechter, hangende de procedure, kan een prejudiciële vraag stellen aan het HvJ van de EU. De nationale rechter handelt vervolgens de zaak af, met inachtneming van de prejudiciële uitspraak van het Hof

Of

Procedure voor het Comité van Onafhankelijke Deskundigen

1 punt voor het noemen van het comité (onder het Europees Sociaal Handvest + 1 punt voor

het noemen van de procedure (via een vakbond)

c.

  • CEDAW en ICERD: grote kans op slagen aangezien deze verdragen precies gaan over discriminatie >< wat betreft IVBPR/ICESCR iets onzekerder aangezien dit verdrag niet voor bepaalde gediscrimineerde doelgroepen ontworpen is

  • Art 14 EVRM: eigenlijk niet geschikt (discriminatie wel verboden, maar alleen in samenhang met andere EVRM-rechten)

  • EG: grote kans van slagen: verbod discriminatie o.g.v. nationaliteit wordt expliciet vastgelegd en strikt gehandhaafd

d.

  • VN Comités zijn quasi-judicieel d.w.z. dat hun ‘views’ (of uitspraken, of beslissingen,…) niet juridisch bindend zijn voor nationale rechters maar nationale rechters houden er in praktijk wel vaak rekening mee

  • Uitspraken van het EHRM zijn bindend

    Prejudiciële uitspraken van het HvJ zijn bindend voor de verwijzende rechter; het oordeel van de nationale rechter zelf is uiteraard bindend

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Inleiding Europees Recht - Recht - UL - B1 - Oefenbundel

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018


Vragen deel A

Vraag 1

Wat voegde Simmenthal toe inzake de voorrang van EU recht ten opzichte van Costa v. E.N.E.L.?

  1. Dat in lijn met artikel 4(2) VEU de voorrang van Europees recht rekening dient te houden met de constitutionele tradities van een lidstaat.
  2. Dat de voorrang van Europees recht absoluut is en derhalve ook niet rechtstreeks werkende verdragsbepalingen voorrang hebben boven nationaal recht.
  3. Dat EU recht ook altijd voorrang heeft boven nationaal constitutioneel recht en latere nationale wetten in formele zin.
  4. Dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan de EU hebben overgedragen, waardoor EU-recht zelf bepaalt wanneer en waarom het voorrang heeft op nationaal recht.

Vraag 2

Wanneer kan het HvJEU overgaan tot het opleggen van boetes of dwangsommen aan lidstaten die het EU-recht schenden?
  1. Zodra het Hof van Justitie concludeert dat er sprake is van een schending van EU-recht.
  2. Wanneer Lidstaten geen gehoor geven aan een eerdere uitspraak van het HvJEU waarin een schending van EU-recht was geconstateerd.

Vraag 3

De gemeente Weesp heeft de aanvraag van Antonio en Anneke voor vergoeding van kinderopvang afgewezen. Antonio stelt beroep in tegen dit besluit bij de rechtbank Leeuwarden. Hij voert aan dat hij op basis van artikel 14 VWEU recht heeft op toegang tot een “dienst van algemeen economisch belang.” De rechtbank weet niet zeker of kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is en wijst de vordering van Antonio af. In hoger beroep bij de Raad van State voert Antonio aan dat het Spaanse Hooggerechtshof heeft bepaald dat kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is. De gemeente Weesp voert echter aan dat zowel de Franse Court de Cassation als de Belgische Raad van State bepaald hebben dat kinderopvang geen dienst van algemeen economisch belang is en dat Artikel 14 überhaupt geen rechtstreekste werking heeft. Is de Nederlandse Raad van State verplicht een prejudiciële vraag te stellen over de uitleg van Artikel 14 VWEU?

  1. Ja, op basis van het arrest Ferreira da Silva is de Raad van State verplicht om een uitleggingsvraag te stellen nu er een conflict is tussen hogere rechtscolleges.
  2. Ja, omdat het hier gaat om de rechtsgeldigheid van de weigering tot vergoeding is de Raad van State onder Artikel 267 VWEU verplicht een geldigheidsvraag te stellen.
  3. Nee, aangezien er hier sprake is van een acte clair in de zin van het arrest CILFIT is de Raad van State niet verplicht een prejudiciële vraag te stellen.
  4. Nee, aangezien het hier gaat om een hypothetisch geschil is de Raad van State niet verplicht om een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 4

Welke van

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016


Deel A

Vraag 1

Welk van de volgende taken behoort niet tot de bevoegdheden van de Commissie?

  1. Het houden van toezicht op de toepassing van het EU-recht.
  2. Het voorstellen van wetgevingshandelingen.
  3. Het extern vertegenwoordigen van de EU.
  4. Het goedkeuren van de begroting van de EU.

Vraag 2

Wat voor soort bevoegdheid heeft de Unie op het gebied van de interne markt?

  1. Exclusief
  2. Ondersteunend
  3. Gedeeld
  4. Subsidiair

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot het beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU klopt niet?

  1. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld met betrekking tot handelingen die beogen rechtsgevolgen te hebben.
  2. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld tegen wetgevingshandelingen wanneer een adressaat individueel en rechtstreeks geraakt wordt.
  3. Een semi-geprivilegieerde verzoeker kan enkel een beroep instellen wanneer de bestreden handeling onder diens bevoegdheden valt.
  4. Een particulier kan beroep instellen tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en geen uitvoering door de lidstaten behoeven.

Vraag 4

Het EHRM verklaarde het verzoekschrift in de zaak Franklin-Beentjes (nr 28167/07) niet-onvankelijk op de volgende grond:

  1. Het verzoekschrift was kennelijk niet ongegrond, omdat het verbod op het gebruik van ayahuasca niet kon worden gezien als een inmenging in de vrijheid van godsdienst.
  2. De verzoeker had geen wezenlijk nadeel geleden en niet alle nationale rechtsmiddelen uitgeput.
  3. Het verzoekschrift werd ingediend nadat de termijn van 6 maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing voorbij was.
  4. Het verzoekschrift was kennelijk ongegrond, omdat het verbod op ayahuasca noodzakelijk kon worden geacht in een democratische samenleving.

Vraag 5

De EU heeft een richtlijn aangenomen die, ten doelen de consument te beschermen, voorschrijft dat lidstaten verplicht zijn om een speciale verpakking te introduceren voor voedingsmiddelen die op biologische wijze geproduceerd zijn. De vereisten voor biologische productie zoals opgelegd in de richtlijn zijn streng.

België gelooft dat nationale voedselautoriteiten dergelijke aspecten van consumentenbescherming beter kunnen regelen. Ook vindt het land een speciale verpakking onnodig duur en milieuvervuilend – een sticker zou hetzelfde werk kunnen doen.

Welk argument kan België aanvoeren bij een verzoek tot nietigverklaring van de richtlijn?

  1. De richtlijn is in strijd met het attributiebeginsel omdat de EU niet exclusief bevoegd is op het gebied van consumentenbescherming.
  2. De richtlijn schendt het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
  3. Consumentenbescherming is een gedeelde bevoegdheid. Lidstaten moeten dus eerst de kans hebben de kwestie zelf te regelen.
  4. Titel XV van het VWEU dat handelt over consumentenbescherming kent geen bevoegdheid toe aan de EU-wetgever.

Vraag 6

In februari 2015 voerde Portugal ter uitvoering van een EU-richtlijn nieuwe asielwetgeving in. De richtlijn bepaalt dat asielaanvragen binnen een redelijke termijn dienen te worden afgehandeld. Portugal denkt het efficiënt aan te pakken

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

Waartoe leidt een succesvol beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU?

  1. Vernietiging van de Europese rechtshandeling ex nunc.
  2. Nietigheid van de Europese rechtshandeling ex tunc.

Vraag 2

Geef aan welke stelling juist is.

  1. Alleen rechtshandelingen die aangenomen zijn volgens de gewone wetgevingsprocedure, zijn bindende wetgevingshandelingen.
  2. De Commissie, kan zelf bindende rechtshandelingen vaststellen indien zij een gedelegeerde bevoegdheid heeft.

Vraag 3

Wat is waar met betrekking tot verordeningen?

  1. Verordeningen zijn van algemene strekking en rechtstreeks toepasselijk.
  2. Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen tegenover de adressaten.

Vraag 4

Het EVRM biedt een Europees minimumniveau van mensenrechtenbescherming. Partijen hebben de vrijheid om een hoger beschermingsniveau te bieden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 5

Ook als er vandaag nog geen belemmeringen merkbaar zijn kan artikel 114 VWEU een rechtsbasis vormen voor maatregelen die toekomstige belemmeringen van het vrij verkeer binnen de interne markt voorkomen,.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Als een EU-lidstaat een van de rechten in het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie overtreedt dan kan een beroep gedaan worden op:

  1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  2. De nationale rechter binnen de werkingssfeer van het EU-recht.

Vraag 7

Op grond van het EVRM bestaat een mogelijkheid voor derden om tussenbeide te komen bij een zaak. Welke stelling met betrekking tot deze derden is juist?

  1. Een derde kan tussenkomen bij een zaak indien hij een wezenlijk nadeel heeft geleden en zich als slachtoffer bij de zaak aansluit.
  2. Een derde kan aan zittingen deelnemen indien hij uitgenodigd wordt door de President van het Hof.

Vraag 8

Wanneer mag een nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie?

  1. Indien de rechter het antwoord op die vraag noodzakelijk acht voor het wijzen van het vonnis.
  2. Indien de rechter in dit geval een rechtelijke instantie is waarbij hoger beroep niet mogelijk is.

Vraag 9

Wat oordeelde het HvJ EU in het Tabaksreclame-arrest (C-376/98)?

  1. Dat de wetgevers het verkeerde rechtsinstrument hadden gekozen.
  2. Dat de wetgevers de verkeerde rechtsbasis hadden gekozen.

Vraag 10

Wat moet er gebeuren met beroepen op staatsaansprakelijkheid voor schending van het EU-recht door een lidstaat?

  1. Deze moeten altijd gehonoreerd worden door de nationale rechter zodra een causaal verband is aangetoond tussen schending en schade.
  2. Deze moeten door de nationale rechter ten minste even gunstig worden behandeld als soortgelijke nationale vorderingen.

Vraag 11

Het Hof erkende in het arrest Defrenne (C-43/75) dat richtlijnen horizontale rechtstreekse werking kunnen hebben.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 12

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

Als een richtlijn rechtstreekse werking heeft…

  1. … is de rechter verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de richtlijn buiten toepassing te laten.
  2. … is het Hof van Justitie verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de Richtlijn te vernietigen.

Vraag 2

Als gevolg van het arrest Marleasing (C- 106/89 Marleasing SA tegen La Comercial Internacional de Alimentacion SA)

  1. … moet de rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.
  2. … mag de nationale rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.

Vraag 3

Als gevolg van het arrest Plaumann (Case 25/62 Plaumann & Co. tegen Commissie van de Europese Economische Gemeenschap) …

  1. … moet een belanghebbende subsidiair en rechtstreeks geraakt zijn als hij derdenberoep wil instellen.
  2. … moet een niet-geadresseerde deel van een historisch gesloten groep uitmaken omeen succesvol beroep tot nietigverklaring in te kunnen stellen.

Vraag 4

Op grond van artikel 267 VWEU…

  1. … is het HvJ EU bevoegd om een uitspraak te doen over de uitleg van Verdragen en ook over de geldigheid en uitleg van handelingen van de instellingen van de Unie.
  2. … moet de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen zodra het nationale recht botst met het Unie-recht.

Vraag 5

Wanneer het EHRM oordeelt over de ontvankelijkheid van een klacht, gebeurt doormiddel van…

  1. een beslissing.
  2. een uitspraak.

Vraag 6

Op wie is het EVRM van toepassing?

  1. … op de burgers van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.
  2. …op iedereen binnen de rechtsmacht van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.

Vraag 7

Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het Handvest de status van primair Unierecht gekregen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Wat is het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken?

  1. Het verlenen van kredieten aan banken in nood in de EU.
  2. Het verzekeren van prijsstabiliteit.

Vraag 9

Het Bierarrest (C-178/84 Commissie v Duitsland) geeft een goed voorbeeld van hoe het HvJ EU gebruikt maakt van positieve integratie ten behoeve van de interne markt.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 10

In het arrest C-345/95 Frankrijk t, Europees Parlement erkende het HvJ EU dat lidstaten de bevoegdheid hebben om de zetel van de instellingen, ook die van het Europees Parlement, vast te stellen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 11

Stelling I: Een individuele Eurocommissaris (lid van de Europese Commissie) kan door het Europees Parlement gedwongen worden om op te stappen.

Stelling II: Per 1 januari 2016 zal Nederland voorzitter zijn van de Raad van de

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

De doelstellingen van de Verdragen kunnen op grond van artikel 352 lid 1 VWEU worden aangevuld.

  1. Juist
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het HvJ EU heeft in de zaak Grzelczyk (C-184/99) bepaald dat lidstaten EU-burgers in beginsel gelijk moeten behandelen aan hun eigen onderdanen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

De voorzitter van de Raad wordt voor een termijn van zes maanden verkozen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 4

Welke stelling over het attributiebeginsel is juist?

  1. Volgens het attributiebeginsel moet elk besluit van de Unie een geldige rechtsgrondslag of rechtsbasis in een specifieke bepaling van de Verdagen hebben.
  2. Het attributiebeginsel impliceert dat de instellingen een algemene wetgevingsbevoegdheid hebben.

Vraag 5

Welke stelling is de juiste?

  1. Een besluit verbindt slechts de uitdrukkelijk vermelde geadresseerden, een verordening is steeds algemeen verbindend.
  2. Een richtlijn kan alleen in een monistisch stelsel rechtstreekse werking hebben in de nationale rechtsorde.

Vraag 6

Studenten in heel Europa hebben het moeilijk. Ze hebben te lijden onder maatregelen zoals het leenstelsel, het bindend studieadvies en de langstudeerboete. Een aantal studenten afkomstig uit verschillende EU landen organiseert een burgerinitiatief. Het initiatief is succesvol: meer dan twee miljoen studenten uit zes verschillende EU lidstaten ondertekenen het initiatief waarin de Commissie verzocht wordt een wetsvoorstel in te dienen waarbij de lidstaten gedwongen worden om het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor alle studenten, met name voor de minder bedeelden. Uiteindelijk nemen de Raad en het Europees Parlement een verordening aan, waarvan artikel 10a stelt: ‘De lidstaten vergemakkelijken de toegang tot het hoger onderwijs.’

Piet Jansen, een student Rechtsgeleerdheid, kan maar net leven van zijn basisbeurs en daagt de Nederlandse Staat voor de rechter. Hij wil een hogere vergoeding. Heeft zijn actie kans van slagen?

  1. Nee, het Hof bepaalde dat actieve verplichtingen nooit rechtstreekse werking kunnen hebben.
  2. Nee, de bepaling in de verordening is niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk.

Vraag 7

Engeland eist van aanvragers tot gezinshereniging dat een inburgeringsexamen met succes wordt afgelegd. De Europese Commissie is van mening dat deze inburgeringseis strijdig is met artikel 3 lid 6 van Richtlijn 2006/78/EG inzake het recht op gezinshereniging. Welke stelling is onjuist?

  1. De Europese Commissie kan een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.
  2. De Europese Commissie moet een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.

Vraag 8

Welke stelling over staatsaansprakelijkheid is de juiste?

  1. Het HvJ EU stelt de hoogte van de schadevergoeding vast en beslist wanneer er sprake is van staatsaansprakelijkheid in verband met het niet correct implementeren van EU-wetgeving.
  2. Het is de taak van de betreffende lidstaat
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

In de zaak Grzelczyk (zaak C-184/99) bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat lidstaten onderdanen uit andere lidstaten die in hun land verblijven het EU-burgerschap moeten verstrekken.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het Economisch en Sociaal Comité is onderdeel van het Europees Parlement en heeft een wetgevende taak.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

Waarvan is het Bierarrest (zaak 178/84) een goed voorbeeld?

  1. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van negatieve integratie.
  2. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van positieve integratie.

Vraag 4

Lees de volgende woorden van Robert Schuman: “De vereniging van Europa kan niet zomaar worden verwezenlijkt en ook niet door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht: het verenigd Europa moet worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij feitelijke solidariteit als uitgangspunt moet worden genomen.”

Wat bedoelt Schuman met de feitelijke solidariteit?

  1. De juridische afhankelijkheid tussen de lidstaten van elkaar en de afhankelijkheid tussen de lidstaten, burgers en bedrijven.
  2. Een gedeelde identiteit in een Europese Superstaat die stapsgewijs gaat worden opgericht.

Vraag 5

Indien een richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, kan een individu of rechtspersoon zich hier op beroepen voor de nationale rechter vanaf de inwerkingtreding.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Het Europese recht heeft voorrang boven het nationale recht. Daarom mag het HvJ EU strijdig nationaal recht vernietigen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 7

Conforme interpretatie van het Unierecht kan dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak is de juiste?

  1. Het primaire Unierecht heeft voorrang op het secundaire Unierecht.
  2. Het Unierecht heeft voorrang op het Nederlandse recht, zolang het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.

Vraag 9

Welke stelling over prejudiciële vragen is de juiste?

  1. De hoogste nationale rechter moet altijd prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU als er getwijfeld wordt over de correcte interpretatie van het Unierecht, tenzij er sprake is van een acte clair of een acte éclairé.
  2. Een lagere nationale rechter moet eerst toestemming vragen aan de hoogste nationale rechter voordat hij prejudiciële vragen mag stellen aan het HvJ EU.

Vraag 10

Wanneer kan een onderneming zich tot het HvJ EU wenden?

  1. Als de onderneming rechtstreeks en individueel geraakt wordt door een besluit van de Nederlandse regering waarin nationaal recht toegepast wordt gebaseerd op een richtlijn.
  2. Als de Europese Commissie een besluit aanneemt op grond waarvan de betrokken onderneming en haar handelspartners wegens inbreuk op de Europese mededingingsregels een geldboete moeten betalen.

Vraag 11

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Vraag 1

Welk recht kwalificeert niet als een burgerlijk en politiek recht:

  1. Recht op leven.
  2. Recht op werk.
  3. Recht op vrijheid van meningsuiting.
  4. Recht op een eerlijk proces.

Vraag 2

De klacht van Verlinden tegen het Koninkrijk der Nederlanden (Verlinden v. Netherlands; Communication No. 1187/2002) werd door het Mensenrechtencomité niet-ontvankelijk verklaard omdat:

  1. Verlinden de nationale rechtsmiddelen niet had uitgeput.
  2. Verlinden onvoldoende duidelijk had gemaakt dat hij zelf slachtoffer was van de schending van art. 14 IVBPR.
  3. De klacht tegelijkertijd behandeld werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
  4. De klacht niet op naam was gesteld.

Vraag 3

Welke rol spelen Nederlandse rechtbanken in de handhaving van internationale mensenrechten?

  1. Nederlandse rechtbanken hebben exclusieve rechtsmacht. De mensenrechtenverdragen waar Nederland partij bij is worden alléén door Nederlandse rechters gehandhaafd.
  2. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Als er sprake is van een verdragsbepaling die naar inhoud een ieder kan verbinden, kan een Nederlandse rechter toetsen of er sprake is van een schending van mensenrechten.
  3. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Hoewel zij formeel alleen kunnen toetsen aan de grondrechten die zijn opgenomen in de Nederlandse Grondwet zullen zij deze interpreteren in het licht van bestaande mensenrechtenverdragen.
  4. Nederlandse rechtbanken spelen géén rol. De vraag of er sprake is van een schending van internationale mensenrechten kan alleen door internationale hoven en mensenrechtencomités worden beoordeeld.

Vraag 4

Kijk naar de onderstaande stellingen:

Stelling I: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet slechts uitspraak in zaken tussen particulieren onderling en particulieren tegen lidstaten.
Stelling II: De interpretatie van de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens hangt altijd af van de bedoeling van de verdragsluitende staten.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Kunnen alle rechten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ingeperkt worden?

  1. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden op basis van de algemene beperkingsclausule in artikel 53 EVRM.
  2. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden zolang de inperking maar proportioneel is.
  3. Nee, enkel de rechten in de artikelen 8-11 EVRM kunnen ingeperkt worden.
  4. Nee, er zijn bepaalde rechten die nooit ingeperkt kunnen worden.

Vraag 6

In zijn verklaring gaf de toenmalige Minister van buitenlandse zaken van Frankrijk Schuman in 1950 een visie van een verenigd Europa. Hij zei dat ...

  1. ... Europa een federale staat moest worden, een Verenigde Staten van Europa.
  2. ... Europa stapsgewijs zou verenigen met als uitgangspunt een feitelijke solidariteit tussen de lidstaten.
  3. ... een verenigd Europa met een groot oprichtingsverdrag in één grote stap moest worden bewerkstelligd.
  4. ...
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

China is momenteel geen partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten (IVPBR). Stel dat China besluit toe te treden tot het IVBPR en het bijhorende Facultatief Protocol. Welk alternatief is juist?

  1. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité kan door middel van onaangekondigde inspecties controleren of China het IVBPR naleeft.
  2. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité controleert door middel van de Universal Periodic Review of China het IVBPR naleeft.
  3. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kan het Mensenrechtencomité economische sancties instellen.
  4. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kunnen individuen een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité.

Vraag 2

Artikel 34 en 35 EVRM bevatten de ontvankelijkheidseisen voor een klacht bij het EHRM. In welk van de onderstaande situaties is de klacht sowieso niet-ontvankelijk?

  1. De nationale rechtsmiddelen zijn niet uitgeput, maar er kan sterk getwijfeld worden aan de onafhankelijkheid van het nationale rechtssysteem.
  2. De klacht is reeds eerder behandeld door het IVBPR. Op grond van nieuwe feiten is de klacht nu ook ingediend bij het EHRM.
  3. Jan Gevaar zit al enkele jaren in hechtenis. In de gevangenis wordt hij gediscrimineerd. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen dient hij daarom een klacht in onder de naam ‘prison boy’.
  4. Een groep Scientology-gelovigen uit een klein Brabants dorpje dient een aanklacht in na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, omdat de groep geen publieke bijeenkomsten mag organiseren.

Vraag 3

Een pilootarrest is een arrest waarin …

  1. … het mensenrechtencomité een schending van een positieve verplichting om personeel te beschermen tegen discriminatie vaststelt op basis van art. 26 IVBPR.
  2. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een afwijking van de vrije keuze over de middelen van rechtsherstel door een veroordeelde lidstaat toelaat.
  3. … het Internationaal Gerechtshof vaststelt dat er sprake is van een schending van een onder hoofdstuk VI VN-Handvest afgekondigde no-fly zone.
  4. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat een systematisch falen van de rechtbanken om te voorzien in een uitspraak binnen redelijke termijn een schending van artikel 6 EVRM is.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Zowel het EVRM als het IVBPR hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  2. Alleen het IVBPR heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  3. Alleen het EVRM heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  4. Geen van beide hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.

Vraag 5

Tijdens de ‘Empty-chair Crisis’ …

  1. ... weigerde Duitsland aan de zittingen van de Raad
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Vraag 1

Wat wordt verstaan onder de zogenaamde ‘eerste’ generatie mensenrechten?

  1. Economische, sociale en culturele rechten.
  2. Collectieve rechten.
  3. Burger- en politieke rechten.
  4. Rechten van diplomaten.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten neemt klachten van individuele personen alleen in behandeling indien:

  1. De klacht van de betrokken persoon reeds wordt onderzocht volgens een andere procedure van internationaal onderzoek of internationale regeling.
  2. Tegen de klacht van de betrokken persoon nog binnenlands hoger beroep open staat.
  3. De betrokken persoon een klacht in het algemeen belang of voor iemand anders indient.
  4. De betrokken persoon een slachtoffer is van een schending van het IVBPR door een staat die het Facultatief Protocol heeft geratificeerd.

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot de benoeming van de Europese Commissie is juist?

  1. Een lid van de Europese Commissie wordt benoemd als vertegenwoordiger van een lidstaat.
  2. De voorzitter van de Europese Commissie wordt samen met het gehele college benoemd door het Europees Parlement.
  3. De voorzitter van de Europese Commissie benoemt het college van Commissarissen.
  4. De Europese Raad benoemt, na goedkeuring, van het Europees Parlement, de Europese Commissie.

Vraag 4

Welke instelling met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) in de zaak Sanoma t. Nederland (2010) is juist?

  1. In deze zaak stelde de Grote Kamer geen schending van artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) vast.
  2. In deze zaak had dezelfde Nederlandse rechter zitting in zowel de Kamer als de Grote Kamer.
  3. In deze zaak had de Kamer op grond van art. 30 EVRM afstand gedaan van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer.
  4. In deze zaak werd aan Sanoma Uitgevers een billijke genoegdoening op grond van art. 41 EVRM toegekend.

Vraag 5

Welke van onderstaande stelling(en) over de rol van bepaalde instellingen in de gewone wetgevingsprocedure van de Europese Unie is (of zijn) juist?

Stelling I: De Raad van Europa kan alleen wetgeving aannemen na een voorstel van de Europese Commissie.

Stelling II: Het Europees Parlement kan wetgeving tegenhouden, tenzij de Raad van Ministers met unanimiteit het voorstel van de Europese Commissie aanneemt.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 6

Welke stelling over de Raad van Ministers is juist?

  1. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Raad van Ministers een vaste voorzitter voor een periode van tweeënhalfjaar.
  2. De Raad Buitenlandse Zaken wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
  3. De Raad van Ministers neemt, tenzij anders is bepaald in
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


Vragen 

Vraag 1

Utopia is partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten (IVBPR). Op grond van artikel 19 IVBPR – een bepaling waar burgers rechtstreeks rechten aan kunnen ontlenen – kan de vrijheid van meningsuiting slechts op bepaalde gronden worden ingeperkt. Utopia verbiedt in zijn nationale wetgeving echter iedere vorm van vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Utopiaanse rechtsorde bevat de grondwet van Utopia twee bepalingen die identiek zijn aan artikel 93 en artikel 94 van de Nederlandse Grondwet. Thomas More, een inwoner van Utopia, beroept zich voor de Utopiaanse rechter op artikel 19 IVBPR. Hoe zal de Utopiaanse rechter moeten oordelen?

  1. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat het niet verenigbaar is met artikel 19 IVBPR dat een ieder verbindend is.
  2. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht altijd voorrang hebben boven regels van Utopiaans recht.
  3. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht geen verbindende kracht hebben in de Utopiaanse rechtsorde.
  4. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van Utopiaans recht altijd voorrang hebben boven regels van internationaal publiekrecht.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten heeft NIET tot taak:

  1. Het beoordelen van interstatelijke klachten.
  2. Het beoordelen van periodieke rapportages van verdragspartijen.
  3. Het beoordelen van individuele klachten.
  4. Het doen van zelfstandig onderzoek naar het mensenrechtenbeleid van verdragspartijen.

Let op: gevraagd wordt wat het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten NIET tot taak heeft.

Vraag 3

Sinds 1 juni 2010 is Protocol 14 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) van kracht. Dit protocol brengt enkele belangrijke wijzigingen aan in de procedurele regels die gelden voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Welke van de onderstaande uitspraken over dit protocol is juist?

  1. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat, indien een zaak aanleiding geeft tot een ‘ernstige vraag’ betreffende de interpretatie van het EVRM, de Kamer afstand van rechtsmacht doet ten gunste van de Grote Kamer.
  2. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat evident gegronde zaken kunnen worden afgedaan door een alleenzittende rechter.
  3. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 kan het EHRM een klacht niet-ontvankelijk verklaren indien de klager ‘geen wezenlijk nadeel’ heeft geleden.
  4. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 geldt er een ‘pick and choose’ systeem, in die zin dat het EHRM zelf kan bepalen welke zaken het zal gaan behandelen.

Vraag 4

Welke stelling

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010


Vragen

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen met betrekking tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is correct?

  1. Het Europees Parlement zal door de uitbreiding van het toepassingsbereik van de gewone wetgevingsprocedures een grotere rol gaan spelen in het besluitvormingsproces.
  2. In de Raad van Ministers zal voornamelijk met unanimiteit gestemd gaan worden.
  3. Het Europees Hof van Justitie zal volledige rechtsmacht krijgen over de tweede pijler (GBVB).
  4. Door de verdere communautisering zullen de nationale parlementen geen partij meer zijn bij het politieke debat over Europese wetgevingsdossiers.

Vraag 2

Dhr. van Rooij is van mening dat hij tijdens zijn verblijf in een zwaar beveiligde gevangenis dusdanig slecht behandeld is dat dit resulteert in een schending van het Verdrag inzake Uitbanning van Foltering. Na geprocedeerd te hebben tot en met de Hoge Raad van Nederland, is hij niet tevreden. Tot welk internationaal orgaan kan Dhr. van Rooij zich nog richten om genoegdoening te krijgen?

  1. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens
  2. De VN-Mensenrechtenraad.
  3. Het Mensenrechtencomité.
  4. Geen van bovenstaande opties is juist.

Vraag 3

Jarenlang leefde Marie-Louise Bokilongo onder erbarmelijke omstandigheden in Kongo, een land dat wordt geteisterd door grote conflicten. In 2008 wist ze te vluchten naar Nederland, maar daar werd zij niet als vluchteling erkend. Gisteren kreeg zij te horen dat ze binnenkort zal worden uitgezet. Marie-Louise is bang dat zij bij terugkeer in Kongo weer in grote armoede zal leven en misschien het slachtoffer wordt van geweld. Een vriendin vindt dat Nederland de mensenrechten schendt door haar terug te sturen naar Kongo, en moedigt haar aan een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft helaas geen enkele kans van slagen, want Kongo maakt geen deel uit van de Raad van Europa
  2. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft alleen kans van slagen, indien Nederland bereid is deze zaak het individueel klachtrecht te accepteren.
  3. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft misschien niet zoveel kans van slagen, maar áls het EHRM haar klacht afwijst kan ze in elk geval nog een beroep doen op het VN-Comité voor de Rechten van de Mens.
  4. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft veel kans van slagen, want zij kan zich in Straatsburg beroepen op artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM én het VN-Verdrag tegen Foltering.

Vraag 4

Tot aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bepaalde artikel 211 EG Verdrag (na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon: artikel 17 VEU) dat de Europese Commissie het goed functioneren van de gemeenschappelijke markt dient te waarborgen. Welke van de volgende taken valt NIET onder de bevoegdheid

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Let op: dit tentamen is gebaseerd op de situatie voor het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.


Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voor zover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler
  2. in de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. de klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008


Let op: De volgende oefentoets is gebaseerd op de situatie vóór het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.

Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voorzover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler.
  2. In de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan.
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. De klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1978
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.