Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Casus 1

Fitz en Mollie hebben al jaren een relatie. Het stel woont samen in een appartement nabij het centrum van Holt. Op 3 januari 2016 zet Mollie echter een punt achter de relatie. Mollie vindt het hoog tijd om eens van het vrijgezelle leven te genieten. Dat Mollie de relatie beëindigt, komt voor Fitz als een donderslag bij heldere hemel. Hij was dolgelukkig met Mollie. Uiteindelijk verhuist Fitz naar een studentenkamer ergens in Holt. Fitz wil graag contact houden met zijn ex-vriendin, maar dat wil zij liever niet. Met veel moeite lukt het Fitz de eerste twee weken geen contact op te nemen met Mollie. Maar hij kan aan niets anders meer denken en wil Mollie voor zich terugwinnen. Creatief als Fitz is, verzamelt hij de mooiste foto's die hij van zichzelf en Mollie kan vinden en maakt daarvan een boek. "Ik kan niet zonder je! Ik wil je terug!" schrijft hij op de laatste pagina. Fitz pakt het fotoboek met zorg in en doet het op de post. Vol verwachting kijkt hij uit naar de reactie van Mollie, maar die blijft uit. Ook op zijn talloze WhatsApp-berichten en e-mails, waarin Fitz op indringende toon schrijft de relatie te willen herstellen, reageert Mollie niet. De zevende keer dat Fitz voor Mollies deur van haar appartement staat, doet ze eindelijk open. "Ik wil je niet terug. Scheer je weg!" schreeuwt Mollie en gooit de deur met een harde klap dicht. Fitz blijft wachten en intussen belt Mollie de politie. Even later arriveren twee politieagenten die Fitz sommeren naar huis te gaan, wat hij ook doet. Fitz neemt daarna geen contact meer op met Mollie.

Mollie dient een klacht in ter zake van belaging (art. 285b lid 1 jo. lid 2 Sr). Twee maanden later ontvangt Fitz een dagvaarding en daaruit blijkt dat hij wordt vervolgd voor belaging van zijn ex-vriendin (art. 285b lid 1 Sr). Fitz zal op 9 mei 2016 moeten verschijnen voor de rechtbank Noord, locatie Holt.

Aan hem is tenlastegelegd dat:

Hij in of omstreeks de periode van 17 januari tot en met 14 februari 2015 te Holt, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Mollie met het oogmerk die Molie, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door het verzenden van een groot aantal (indringende) e-mail- en/of WhatsApp-berichten en een fotoboek aan die Mollie en/of zich meermalen ophouden nabij de woning van die Mollie (art. 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht).

Als bijna afgestudeerd jurist voert Fitz zijn eigen verdediging. Tijdens de terechtzitting voert hij het volgende aan:

I. "De dagvaarding is dan wel op juiste wijze betekend, maar de dagvaarding vermeldt een verkeerde tijdsperiode waarbinnen de strafbare gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Een en ander zou zich namelijk dit jaar, in 2016, hebben voorgedaan. De dagvaarding moet daarom nietig worden verklaard."

II. "Het was helemaal niet mijn bedoeling een strafbaar feit te plegen. Daarom kan de tenlastelegging niet bewezen worden."

Vraag 1a

Beoordeel de juridische relevantie van de eerste verklaring van Fitz.

Vraag 1b

Beoordeel de juridische relevantie van de tweede verklaring van Fitz.

Vervolg casus I

Stel, anders dan het voorgaande, voert Fitz ter zitting het volgende aan:

I. "Van stelstelmatigheid is geen sprake. Hoewel de jurisprudentie niet helder is over dit begrip, kunnen mijn gedragingen niet aangemerkt worden als stelselmatig. Zoveel berichtjes heb ik niet aan Mollie gestuurd. Daarom kan de tenlastelegging niet worden bewezen."

II. "Ik doe een beroep op overmacht-noodstoestand. Ik wil Mollie zo graag terug in mijn leven. Dat moest ik haar duidelijk maken en ik had dat niet op een andere manier kunnen doen."

Ga ervan uit dat de tenlastelegging de correcte tijdsperiode aanduidt. De rechter komt tot een veroordeling en legt een geldboete op.

Vraag 2

Welke beslissingen en motiveringen dient de rechter in het vonnis op te nemen ten aanzien van het ten laste gelegde feit? Betrek in uw antwoord hetgeen Fitz bij deze tweede variant van de casus onder punt I en II heeft aangevoerd.

Vervolg casus I

De schrik zit er behoorlijk in bij Mollie. Het gedrag van haar ex-vriend Fitz heeft haar angstig gemaakt. Ze is bang om te daten, laat staan een nieuwe relatie aan te gaan. Ze vreest met net zo een obsessief persoon als Fitz in aanraking te komen. Het maakt Mollie boos dat Fitz haar leven zo heeft beïnvloed. Daarom stuurt Mollie, voor de terechtzitting, de officier van justitie een verzoek om te mogen spreken tijdens de zitting. Mollie wil de rechter vertellen welke invleod het gedrag van Fitz in deze zaak heeft op haar privéleven. Ook wil ze tijdens de zitting de rechter op het hart drukken dat ze Fitz geen toestemming heeft gegeven contact met haar op te nemen.

Vraag 3

Mag Mollie op grond van het geldend recht deze verklaringen ter terechtzitting voordragen? Ga in uw antwoord in op alle onderdelen van de verklaring die Mollie af wil leggen.

Vervolg casus I

Stel, anders dan het voorgaande: als Fitz de dagvaarding ontvangt, doet hij nog één poging om Mollie voor zich te winnen. Hij nodigt Mollie uit om alles uit te praten. 'Ik accepteer het volledig als je niets meer met me wilt. En ik heb ook spijt van mijn eerdere acties. Maar ik wil dat we als vrienden uit elkaar gaan.' Vooruit dan maar, denkt Mollie, en ze gaat bij Fitz langs. Maar al snel gaat het fout. Het gesprek wordt zeer onaangenaam als Fitz haar vraagt het nog een keer met hem te proberen en Mollie maakt hem duidelijk dat ze daar niet voor gekomen is en bovendien sinds kort een relatie heeft met Chade, een oude bekende van Fitz. Mollie staat op om naar huis te gaan. Fitz heeft echter de kamerdeur op slot gedaan, zodat Mollie niet weg kan. 'Maak die deur open!', roept ze. 'Nee', zegt Fitz, 'jij belt Chade nu op en zegt hem dat het voorbij is tussen jullie.' Maar Mollie weigert dit te doen. Dan gaat Fitz door het lint. Hij pakt een zware vaas en slaat die op Mollies hoofd kapot. Zwaar gewond ligt Mollie op de grond. Fitz schrikt van zijn actie en belt snel 112. Maar als de ambulance arriveert, is Mollie al aan haar verwondingen overleden.

Fitz wordt vervolgd voor 'gijzeling, de dood ten gevolge hebbend' (art. 282a lid 1 jo lid 3 Sr).

Ter zitting stelt Fitz: 'Dat ik mij schuldig heb gemaakt aan gijzeling, is evident. Maar ik betwist wel het oorzakelijk verband tussen de gijzeling en Mollies dood. Het was ook niet mijn bedoeling haar te doden. Ze is, beter gezegd: was, nota bene de liefde van mijn leven!'

Vraag 4

Zal de rechter tot een bewezenverklaring kunnen komen? U mag ervan uitgaan dat de gijzeling bewezen kan worden. Betrek in uw antwoord het verweer van Fitz.

Vraag 5a

Is de volgende stelling juist? Motiveer (kort) uw antwoord.

'Bij voorwaardelijk opzet is de aanmerkelijke kans op het gevolg af te leiden uit algemene ervaringsregelen en de aard van het gevolg.'

Vraag 5b

Is de volgende stelling juist? Motiveer (kort) uw antwoord.

'Art. 82 Sr bepaalt wat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen. Omdat art. 82 Sr in het Eerste Boek (Algemene bepalingen) van het Wetboek van Strafrecht staat, is deze bepaling ook van belang voor bijzondere wetten waarin de uitdrukking 'zwaar lichamelijk letsel' voorkomt, zoals art. 6 Wegensverkeerswet 1994.

Casus II

Wim is sinds een aantal maanden de gelukkige eigenaar van een drone (een onbemand op afstand bestuurbaar luchtvaartuig). Aan deze drone heeft hij onlangs een camera bevestigd, zodat hij vanuit de lucht mooie films kan maken. Op een dag legt Wim zijn drone in de kofferbak van zijn auto en rijdt hij naar een landweggetje langs een van de landingsbanen van Kwarts vliegveld. Daar aangekomen parkeert hij zijn auto in de berm, dicht tegen het twee meter hoge hekwerk dat het terrein van het vliegveld afbakent aan. Hij stapt uit, pakt de drone uit de auto, en kijkt om zich heen. Met dit mooie weer kan ik hier prachtige filmpjes van de opstijgende en landende vliegtuigen schieten, denkt hij. Verheugd zet hij de drone in het gras. Hij pakt de afstandbediening, en laat het gevaarte opstijgen. Niet lang daarna zweeft het apparaat op ongeveer twintig meter hoogte langs de landingsbaan, en legt Wim met de filmcamera de landing van het ene na het andere vliegtuig vast. HIj kan de films al tijdens de opnames ervan bekijken op een beeldscherm dat hij naast zich in het gras heeft gezet. Afwisselind houdt Wim de positie van de drone en de beelden van de camera in de gaten. Dat de drone zich niet ver van een aan een paal bevestigde vluchtradar bevindt, lijkt Wim niet zo'n probleem. Ik heb mijn drone perfect onder controle en ik let goed genoeg op, dus er kan niet veel gebeuren, denkt hij bij zichzelf. Meerdere malen is hij echter zo in de weer met het bekijken van het beeldscherm, dat hij de drone toch steeds een tijdlang uit het oog verliest. Op een gegeven moment gaat het mis. Terwijl Wim al meer dan een minuut naar het scherm aan het kijken is, nadert de drone langzaam de radarinstallatie. Dan wordt de drone gevangen door een windvlaag, waardoor hij met kracht tegen de vluchtradar wordt gesmeten. De rader, een gevoelig meetinstrument, raakt hierdoor ernstig beschadigd. In de verkeerstoren van het vliegveld geven alarmlampjes meteen aan dat een deel van de informatievoorziening plotseling is weggevallen. Hierdoor ontstaan enkele onveilige situaties op en rond het vliegveld. Kordaat ingrijpen van de medewerkers in de verkeerstoren voorkomt echter dat het tot ongelukken komt.

In art. 2 van de Regeling Modelvliegen (waaronder ook het vliegen met drones valt) is vermeld dat voor een vlucht met een modelvaartuig onder andere de volgende regels gelden:

a. De vlucht wordt slechts uitgevoerd onder omstandigheden en op locaties waarbij er vanaf de grond tijdens de gehele vlucht goed zicht is op het modelluchtvaartuig en het luchtruim daaromheen.

b. De bestuurder houdt tijdens de gehele vlucht goed zicht op het modelluchtvaartuig.

Wim wordt aangehouden door de politiek en meegenomen naar het bureau. De drone blijft achter op het vliegveld en wordt later door zijn vrouw opgehaald. Als Wim enige tijd later een dagvaarding op zijn deurmat vindt, blijkt dat hij wordt vervolgd voor art. 163 aanhef en sub 1 Sr (schuld aan vernieling van luchtverkeerswerken, waardoor het verkeer onveilig wordt). U mag ervan uitgaan dat de tenlastelegging correct is toegesneden op art. 163 aanhef en sub 1 Sr en dat een vluchtradar een werk dienende voor het luchtverkeer is. Ter zitting verklaart Wim dat hij er helemaal niet aan heeft gedacht dat door de drone het luchtverkeer onveilig zou worden.

Vraag 6

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen? U mag ervan uitgaan dat het causaal verband geen problemen oplevert. Betrek in uw antwoord het verweer van Wim.

Vervolg casus II

Stel: de rechter komt tot een veroordeling voor het ten laste gelegde feit en legt Wim daarbij het volgende sanctiepakket op: een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden de vergoeding van alle aan de radarinstallatie veroorzaakte schade en een verbod om zich gedurende een periode van 4 jaar in een straal van 1000 meter in de omgeving van Kwarts vliegveld te bevinden. Daarnaast legt hij een taakstraf van 60 uur op, met en vervangende hechtenis van 40 dagen. Ten slotte bepaalt de rechter dat de drone aan het verkeer moet worden onttrokken. Omdat de schadevergoeding al een prijzige aangelegenheid zal worden, ziet de rechter af van het opleggen van een geldboete.

Vraag 7

Bespreek het opgelegde sanctiepakket. Is dit in overeenstemming met de wettelijke voorschriften?

Vervolg casus II

Stel, anders dan het voorgaande: op het moment dat Wim zijn drone uit de kofferbak van zijn auto haalt, komt Wouter langsgefietst. Wouter, een oplettende en geëngageerde burger, heeft meteen door wat Wim wil gaan doen en welke verstrekkende consequenties het gedrag van Wim zou kunnen hebben. Hij ontsteekt in woede, stapt van zijn fiets en stormt op Wim af. 'Man, waar ben jij mee bezig, ben je helemaal gek geworden?! Het is hartstikke gevaarlijk wat je aan het doen bent, dit kan mensenlevens kosten!' Wim bijt hem toe: 'Zeg, bemoei jij je even met je eigen zaken!' Wouter wordt daarop zo boos, dat hij Wim met twee handen bij zijn schouders pakt en hem flink door elkaar schudt. Vervolgens duwt hij Wim, zonder hem los te laten, in de afgesloten hoek die gecreëerd wordt door het hoge hekwerk aan de ene, en Wims geparkeerde auto aan de andere kant. Dan heft Wouter zijn rechterhand op, zodat hij Wim een flinke oorvijg kan geven. Wim voelt zich in het nauw gedreven, kan ook geen kant op, en ziet de klap al aankomen. Gelukkig is de drone niet het enige gadget dat hij onlangs heeft aangeschaft; hij is sinds kort ook de bezitter van een busje pepperspray, dat hij sindsdien altijd bij zich draagt. Hij bedenkt zich geen moment, en nog voordat Wouter uit kan halen, heeft Wim zijn pepperspray tevoorschijn gehaald en spuit hij Wouter vol in het gezicht. Wouter schreeuwt het uit van de pijn die de bijtende stof veroorzaakt, en laat meteen los. Hij deinst achteruit en valt daarbij op de grond. Wim is als gevolg van de onverwachte agressie van Wouter erg geschrokken en boos geworden. Hierdoor blijft hij doorgaan met spuiten. Inmiddels ligt Wouter verblind en weerloos op zijn rug in het gras. In een onafgebroken handeling spuit Wim gedurende enkele seconden het hele busje pepperspray in zijn gezicht leeg. Wouter houdt geen blijvend letsel aan het voorval over.

Wim wordt vervolgd voor eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr). Ter terechtzitting beroept Wim zich op noodweer, dan wel noodweerexces. Hij geeft toe dat hij Wouter opzettelijk pijn heeft toegebracht.

Vraag 8

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen? Bij de beantwoording van de vraag dient u ervan uit te gaan dat Wouter met zijn terechtwijzing van Wim geen aanhouding op heterdaad in de zin van art. 53 lid 1 Sv beoogde te verrichten.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

O.g.v. art. 261 lid 1 Sv dient de tenlastelegging een opgave te geven van feit, tijd en plaats, de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld. De tenlastelegging voldoet aan deze vereisten. Dat een verkeerde tijdsperiode is opgenomen in de tenlastelegging leidt niet tot nietigheid van de dagvaarding, maar zal pas spelen bij de eerste materiële vraag.

Vraag 1b

Fitz voert aan dat hij geen opzet had op het plegen van een strafbaar feit/het overtreden van de strafwet (boos opzet). Dat doet hier niet ter zake. Zowel volgens de delictsomschrijving (art. 285b lid 1 Sr) als de tenlastelegging (die correct is toegesneden op art. 285b lid 1 Sr) hoeft opzet op de wederrechtelijkheid van de gedraging(en) niet bewezen te worden.

Vraag 2

De rechter dient de tenlastelegging en de vordering van de officier van justitie in het vonnis op te nemen (art. 359 lid 1 Sv) (bouwstenen vonnis).

A. Ambtshalve beslissingen en motiveringen.

Gegeven is dat de rechter komt tot een veroordeling en strafoplegging. Die beslissing is een materiële einduitspraak.Uit art. 358 lid 1 Sv is af te leiden dat het vonnis alleen een beslissing op een formele vraag hoeft te bevatten indien die beslissing een (formele) einduitspraak is. Dat is hier niet het geval. Ten aanzien van de formele vragen hoeft de rechter derhalve geen beslissingen in het vonnis op te nemen.

Ten aanzien van de materiële vragen komen de volgende beslissingen en motiveringen op straffe van nietigheid in het vonnis:

  • 1e materiële vraag, de rechtbank beslist: tenlastelegging is wettig en overtuigend bewezen (art. 358 lid 2 Sv); de rechtbank dient de beslissing te motiveren (art. 359 lid 2, eerste zin en 3 Sv);
  • 2e materiële vraag, de rechtbank beslist: kwalificatie van het bewezenverklaarde feit als art. 285b lid 1 Sr (art. 358 lid 2 Sv); de rechtbank dient de beslissing te motiveren (art. 359 lid 2, eerste zin Sv);
  • 3e materiële vraag, de rechtbank beslist: geen rvg/sug, de dader is strafbaar (art. 358 lid 2 Sv); de rechtbank dient de beslissing te motiveren (art. 359 lid 2, eerste zin Sv);
  • 4e materiële vraag, de rechtbank beslist: geldboete (art. 358 lid 2 Sv); de rechtbank dient de beslissing te motiveren (art. 358 lid 4 en 359 lid 2, eerste zin, 5 Sv).

Beslissing in vonnis o.g.v. motiveren o.g.v:

  • Bewezenverklaring art. 358 lid 2 Sv art. 359 lid 2, eerste zin en lid 3 Sv
  • Feit is strafbaar/kwalificatie art. 358 lid 2 Sv art. 359 lid 2, eerste zin Sv
  • Dader is strafbaar art. 358 lid 2 Sv art. 359 lid 2, eerste zin Sv Strafoplegging art. 358 lid 2 Sv art. 359 lid 2, eerste zin, en 5, en art. 358 lid 4 Sv

B. Beslissingen op 358-3 verweren:

Op de door de verdediging gevoerde verweren hoeft de rechter in het vonnis alleen een beslissing op te nemen, indien het gaat om verweren genoemd in art. 358 lid 3 Sv. Dit kunnen zijn verweren inhoudende dat de rechter art. 349 lid 1 Sv dient toe te passen (dus de 'formele verweren'), dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert (kwalificatieverweer; 2e materiële vraag), of dat er een bepaalde strafverminderings- of strafuitsluitingsgrond (3e materiële vraag) aanwezig is. De verweren dienen voorts 1. door /namens de verdachte 2. uitdrukkelijk ter terechtzitting te zijn voorgedragen, en 3. door de rechter te zijn verworpen.

Ten aanzien van verweer II (overmacht noodtoestand):

  • Dat hangt af van de uitleg van het bestanddeel wederrechtelijkheid. Dit verweer valt in één van de door art. 358 lid 3 Sv genoemde categorieën, indien het ten laste gelegde bestanddeel wederrechtelijk beperkt wordt uitgelegd: er wordt dan een beroep gedaan op overmacht-noodtoestand; een strafuitsluitingsgrond. Het beroep op deze rechtvaardigingsgrond komt bij de 3e materiële vraag aan bod. Wordt het bestanddeel wederrechtelijkheid ruim uitgelegd, dan komt het beroep op overmacht-noodtoestand bij de eerste materiële vraag aan bod.

Indien het een 358 lid 3-verweer betreft:

  • Het verweer wordt door Fitz, de verdachte, uitdrukkelijk ter terechtzitting voorgedragen. (De onderbouwing van het verweer is niet sterk, maar aan verweren door de verdachte zelf ter zitting aangevoerd worden niet hele hoge eisen gesteld).
  • De rechter heeft het verweer verworpen. Hij is immers tot een veroordeling gekomen.

Aan de eisen van art. 358 lid 3 Sv is derhalve voldaan. De rechter dient dus ingevolge art. 358 lid 3 Sv een beslissing in het vonnis op te nemen en dient de rechter deze beslissingen ingevolge art. 359, lid 2, eerste zin Sv, te motiveren.

Beslissing op verweer in vonnis o.g.v. motiveren o.g.v.: Verwerping verweer o-n. art. 358 lid 3 Sv art. 359 lid 2, eerste zin Sv

C. UOS (art. 359 lid 2, tweede zin Sv)

Ten aanzien van de overige verweren/standpunten dient nagegaan te worden of een motiveringsplicht geldt ex art. 359, lid 2, 2e zin Sv. Van een 'uitdrukkelijk onderbouwd standpunt' is mogelijk sprake, als kan worden verdedigd dat het standpunt 'duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie' ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht. Arrest Onderbouwd standpunt en responsieplicht (NJ 2006, 393). Indien de rechter van het UOS afwijkt geldt de responsieplicht van art. 359 lid 2, 2e zin Sv.

Standpunt verdachte (verweer I):

  • Ter zitting heeft Fitz aangevoerd dat van stelselmatigheid geen sprake is ('duidelijk standpunt').
  • Hij verwijst daarbij naar de jurisprudentie en past dat toe op zijn zaak ('door argumenten geschraagd').
  • Ten slotte stelt hij dat de tenlastelegging niet kan worden bewezen ('ondubbelzinnige conclusie'). Dit is een bewijsverweer (dit moet worden toegelicht); dus geen art. 358 lid 3 Sv verweer.
  • De rechter is afgeweken van het in het verweer verwoorde standpunt.

Conclusie: de rechter heeft een nadere motiveringsplicht ex art. 359 lid 2, 2e zin Sv. (Een beslissing hoeft niet in het vonnis.)

Standpunt verdachte (verweer II):

Indien het bestanddeel wederrechtelijkheid ruim wordt uitgelegd, betreft het hier een bewijsverweer. In dat geval moet op dezelfde criteria als hierboven worden ingegaan (duidelijk standpunt, door argumenten geschraagd, ondubbelzinnige conclusie en de rechter is afgeweken van het in het verweer verwoorde standpunt) en moet een conclusie volgen (nadere motiveringsplicht of niet).

Vraag 3

O.g.v. art. 51e lid 1 Sv kan het spreekrechtworden uitgeoefend indien het tenlastegelegde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.

Belaging (art. 285b Sr)wordt bedreigd met een maximumstraf gevangenisstraf van drie jaar. Afgaande op het strafmaximum is het spreekrecht niet van toepassing op het misdrijf belaging. Maar, art. 51e lid 1 Sv noemt verder een aantal misdrijven waarop het spreekrecht toch ook van toepassing is. Daar wordt art. 285b Sr genoemd, zodat het spreekrecht i.c. dus wel van toepassing is. O.g.v. art. 51e lid 2 Sv (jo. art. 51a lid 1 Sv) is het slachtoffer spreekgerechtigd. Mollie is het rechtstreekse slachtoffer en mag dus van het spreekrecht gebruikmaken.

Uit hetzelfde artikellid volgt dat van het voornemen van het spreekrecht gebruik te willen maken, voor de aanvang van de terechtzitting schriftelijk kennis aan de officier van justitie wordt gegeven opdat deze hem tijdig kan oproepen. Uit de casus blijkt dat Mollie dat heeft gedaan.

Uit art. 51e lid 2 Sv volgt dat het slachtoffer op de terechtzitting een verklaring mag afleggen over de gevolgen die de strafbare feiten genoemd in het eerste lid, bij hen teweeg hebben gebracht. Mollie mag dus vertellen wat deze zaak voor invloed heeft op haar privéleven. Het huidige spreekrecht is beperkt tot de gevolgen die het strafbare feit bij de spreekgerechtigde teweeg hebben gebracht. Spreken over bijvoorbeeld de strafoplegging of de bewezenverklaring is niet toegestaan. Mollie mag dus niet vertellen dat zij Fitz geen toestemming heeft gegeven contact met haar op te nemen.

Vraag 4

  • Is er sprake van een 'conditio sine qua non'? Ja. De gedraging van de verdachte kan niet worden weggedacht.
  • Is er sprake van een 'relevante' veroorzakende factor? Nee, deze wijze van intreding van de dood past niet bij het grondfeit (gijzeling, Schutznorm). Voor het redelijkerwijs kunnen toerekenen van de dood is niet beslissend dat de vrijheidsberoving voorzienbaar tot de dood van het slachtoffer zou leiden. Waar het om gaat is 'of en in hoeverre de vrijheidsberoving als zodanig heeft bijgedragen aan de dood van het slachtoffer. Waar het overlijden veroorzaakt is door mishandeling van het gegijzelde slachtoffer, dan is die mishandeling de oorzaak van het overlijden, en niet de vrijheidsbeneming. [Indien u in het schema door bent gegaan naar stap 3 van het causaliteitsschema, dan wordt dit - mits juist besproken - ook goed gerekend:
  • Zijn er indicatoren op grond waarvan mag worden aangenomen dat het (verboden) gevolg 'in redelijkheid aan de verdachte is toe te rekenen'? 'Differentiatie' naar delict: Het gaat hier om delict met een geobjectiveerd gevolg. De dood is een geobjectiveerd gevolg, d.w.z. Fitz' opzet hoeft niet op de dood gericht te zijn. Bij dergelijke delicten gaat het om de (in de ogen van de wetgever) 'bij het grondfeit behorende gevolgen', gevolgen die zich daarbij normaliter laten denken. De wijze van intreding van het gevolg moet 'typisch' zijn. Dat is i.c. niet zo. Zie voorts antwoord onder 2.

Conclusie: Toerekening van de dood van Mollie aan Fitz is daarom niet redelijk. Het feit kan daarom niet bewezen worden verklaard.

Vraag 5a

Het eerste deel van de stelling is juist; het tweede deel is onjuist. Bij voorwaardelijk opzet is de aanmerkelijke kans op het gevolg af te leiden uit algemene ervaringsregels, maar niet uit de aard van het gevolg. Arrest Slaan met pistool.

Vraag 5b

De bepalingen uit de titels I-VIIIa van het Algemeen Deel (eerste boek) van het Wetboek van Strafrecht gelden ook voor de bijzondere wetten (art. 91 Sr). Dat geldt niet voor de betekenistitel van hoofdstuk IX. De stelling is dus onjuist.

Vraag 6

Einduitspraak rechter:

In casu leidt het onderzoek zoals bedoeld in art. 348 Sv niet tot toepassing van art. 349 lid 1 Sv. De eerste materiële vraag van art. 350 Sv is of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Voor culpan is verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid vereist.

  • Is er sprake van onvoorzichtigheid?

Er is zowel sprake van objectieve als subjectieve voorzienbaarheid: Wim heeft niet alleen een concreet voorschrift (dat er mede op gericht is dit soort incidenten te voorkomen) overtreden, hij is ook gewoon onzorgvuldig geweest door op deze manier te handelen. Van belang bij de subjectieve voorzienbaarheid is dat de onvoorzichtigheid betrekking moet hebben op het relevante gevolg (dat is niet het geobjectiveerde gevolg). Er is voorts geen sprake van het nemen van een geoorloofd risico of een mogelijk succesvol beroep op een rechtvaardigingsgrond.

  • Is deze onvoorzichtigheid aanmerkelijk?

Ja, deze onvoorzichtigheid is aanmerkelijk te noemen. Bij de vraag of er sprake is van een aanmerkelijke mate van onoplettendheid of onachtzaamheid komt het aan op 'het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedraging is begaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen (..) kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin' (Rechtshouden te Winssen-arrest). Wim heeft zijn drone niet alleen niet goed in de gaten gehouden, maar deed dit meerdere malen niet, en ook gedurende onder deze omstandigheden lange periodes (meer dan een minuut). En dat alles in de buurt van een vliegveld, de daar aanwezige radarinstallaties en het overige vliegverkeerd.

  • Is het verwijtbaar?

De aanmerkelijke onvoorzichtigheid is ook verwijtbaar, want deze was vermijdbaar. Er kan geen beroep worden gedaan op een schulduitsluitingsgrond, en met de aanmerkelijke onvoorzichtigheid is de verwijtbaarheid onder normale omstandigheden gegeven.

Verder is er dus ook een werk dienende voor het openbaar verkeer vernield en onbruikbaar gemaakt en beschadigd, en is het verkeer daardoor onveilig geworden. Causaal verband tussen de gedraging en het gevolg is aanwezig.

Verweer van Wim:

Het veroorzaken van de onveiligheid is een geobjectiveerd bestanddeel. Hier hoeft de culpa dus niet op betrokken te zijn geweest. De opmerking van Wim is dus irrelevant. De rechter zal tot een bewezenverklaring kunnen komen.

De tweede materiële vraag van art. 350 Sv: het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit ex art. 163 aanhef en sub 1 Sr.

De derde materiële vraag van art. 350 Sv betreft de strafbaarheid van de dader; in casu is dit het geval.

De vierde materiële vraag van art. 350 Sv: de rechter zal tot een veroordeling komen en een sanctie op kunnen leggen (art. 351 Sv).

Vraag 7

Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstrafvan 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar, is mogelijk; art. 14a Sr (voorwaardelijke gevangenisstraf) en art. 14b lid 1 jo. lid 2 Sr (proeftijd). De maximumstraf die op art. 163 aanhef en sub 1 staat is 6 maanden. De algemene voorwaarden uit art. 14c lid 1 Sr zijn niet genoemd in het sanctiepakket. De bijzondere voorwaardevan de vergoeding van alle aan de radarinstallatie veroorzaakte schade kan worden opgelegd op grond van art. 14c lid 2 aanhef en sub 2 Sr. Dit geldt in ieder geval in deze vorm echter niet voor de bijzondere voorwaarde van het verbod om zich gedurende een periode van 4 jaar in een straal van 1000 meter in de omgeving van het vliegveld Kwarts te bevinden. Dit locatieverbod zou wel kunnen worden opgelegd, maar de daarbij vastgestelde termijn mag de proeftijd niet overschrijden en dat doet hij hier wel (art. 14c lid 2 aanhef en sub 6 Sr).

Een taakstraf van 60 uur kan ook worden opgelegd in geval van veroordeling tot een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel ten hoogste 6 maanden bedraagt, en dat is hier het geval (art. 9 lid 4 Sr, art. 22c lid 1 jo. lid 2 Sr. De vervangende hechtenis (art. 22d lid 1 Sr) van 40 dagen is echter te lang. Ex art. 22d lid 3 Sr mag voor elke twee uren van de taakstraf niet meer dan één dag vervangende hechtenis worden gerekend. 60 / 2 = maximaal 30 dagen. 

Onttrekking aan het verkeer van de drone: (art. 36b jo. 36c aanhef en sub 3 Sr) is niet mogelijk, nu de drone niet in beslag is genomen (art. 36b lid 1 Sr). De rechter had kunnen kiezen voor verbeurdverklaring van de drone, op basis van art. 33 jo. 33a lid 1 sub c jo. 34 Sr.

Vraag 8

In casu leidt het onderzoek bedoeld in art. 348 Sv niet tot toepassing van art. 349 lid 1 Sv.

De eerste materiële vraag van art. 350 Sv:k an het ten laste gelegde feit (mishandeling) bewezen worden?

Heeft Wim opzettelijk en wederrechtelijk pijn of letsel veroorzaakt bij Wouter?

  • Pijn of letsel veroorzaakt: ja
  • Opzettelijk: ja, opzet blijkt duidelijk uit de casus. Hij spuit met de bedoeling om zich te verdedigen.

Heeft hij dit ook wederrechtelijk gedaan?

  • Het beroep op noodweer (art 41 lid 1 Sr) komt bij mishandeling bij de eerste materiële vraag aan bod, aangezien dit een rechtvaardigingsgrond is, die betrekking heeft op het stilzwijgende bestanddeel wederrechtelijk.
  • Is er sprake van ogenblikkelijke aanranding? Ja, niet enkel vrees, maar onmiddellijk dreigend gevaar (opgeheven hand, klaar om uit te halen) (Vrees en Bijlmer Schietpartij-arrest). Is dit aan het lijf, de eerbaarheid of een goed van zichzelf of van een ander? Ja, het lijf van Wim.

Is de handeling wederrechtelijk? Ja, nu het hier geen aanhouding in de zin van art. 53 Sv betreft.

Is er sprake van noodzakelijke verdediging? Ja, Wim kon geen kant op, want hij stond ingeklemd tussen het hek en zijn auto. Er is sprake van een noodweersituatie.

Was de verdediging geboden?

  • Proportionaliteit: het belang van de bescherming van het lijf van Wim tegen pijn of letsel staat hier tegenover hetzelfde belang van Wouter. Er is dus geen sprake van een wanverhouding. Aan het vereiste van proportionaliteit is voldaan.
  • Subsidiariteit: heeft Wim gekozen voor het minst zware alternatief dat hem ter beschikking stond? Nee, hij gaat te lang door met het spuiten. Er is dus niet voldaan aan het vereiste van subsidiariteit.

Conclusie: beroep op noodweer slaagt niet. Het gedrag van Wim is wederrechtelijk.

2e materiële vraag art. 350 Sv: het feit is te kwalificeren als eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr).

3e materiële vraag art. 350 Sv: slaagt het beroep op noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

Dit is een schulduitsluitingsgrond, die dus bij de derde materiële vraag aan bod komt. Hier is sprake van een vorm van 1e graads extensief exces. Wim gaat te lang door met zijn verdediging, ook nog na het moment dat de ogenblikkelijke aanranding al is afgelopen (maar die er dus in eerste instantie wel is geweest, zie de redenering bij de bespreking van noodweer). De overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging is echter het onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding is veroorzaakt. De aanval van Wouter zorgt ervoor dat Wim heel boos en angstig wordt, en daardoor gaat hij te lang door met zijn verdediging. Er is sprake van de benodigde dubbele causaliteit. Wim is niet strafbaar. Beroep op noodweerexces (1e graads) zal slagen. De rechter zal tot OVAR wegens niet-strafbaarheid van de dader komen (art. 350 jo. 352 lid 2 Sv).

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Strafrecht 1 - RUG

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Motiveer uw antwoorden, zo nodig onder verwijzing naar relevante bepalingen en rechtspraak

Lees onderstaand fragment van een arrest

"Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

(...)

3 Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.

Het middel komt op tegen het bewezenverklaarde opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. In de eerste plaats klaagt het middel dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.

3.2.

Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:

"hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten opzettelijk een ontploffing te weeg heeft gebracht, doordacht hij:

  • een (metalen) pijp heeft dichtgelast en vervolgens
  • deze (metalen) pijp heeft gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en vervolgens
  • aan deze (metalen) pijp een lont heeft bevestigd, en
  • aldus een zwaar explosief of zelfgemaakte bom heeft vervaardigd en vervolgens
  • dit/ deze explosief of zelfgemaakte bom aan een flitspaal gelegen op de openbare weg, te weten de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg, heeft bevestigd,
  • en dit/ deze explosief/ bom aldaar tot ontploffing heeft gebracht door het lont van het/ de explosief/ zelfgemaakte bom aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,"

Voorgaande levert op het delict brandstichting als genoemd in artikel 157 aanhef sub 1 Sr...

(...)

3.3.

Het middel steunt in de eerste plaats op de opvatting dat het opzet van de verdachte niet alleen moet zijn gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, maar tevens op het bewezenverklaarde te duchten gemeen gevaar voor goederen. (...)"

Vraag 1a

Is de opvatting waarop het middel steunt juist? Licht uw antwoord toe.

Vervolg

Het volgende gaat aan het arrest vooraf.

De verdachte in bovenstaand arrest is een 33-jarige man genaamd Mark Visser. Nadat de bom ontploft is, staat Mark te kijken naar de schade die hij heeft aangericht. Op dat moment stopt naast hem een auto, waar Chris uitstapt. Chris heeft het allemaal zien gebeuren en loopt op Mark af. Terwijl Chris met zijn rug naar de vangrail staat, zegt hij: 'Wat bezielt je wel niet om dit soort strapasten uit te halen?' Mark is hier niet van gediend en wil snel naar zijn auto lopen. Hij geeft Chris met de vlakke hand een harde klap in het gezicht, waardoor Chris zijn evenwicht verliest en over de vangrail valt. Hierbij komt Chris ongelukkig neer. Hij valt met zijn hoofd op een kei die verscholen in het gras ligt. Chris loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op.

Mark wordt naast het teweegbrengen van een ontploffing (art. 157 aanhef en sub 1 Sr) tevens vervolgd voor eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr). De tenlastelegging is op de juiste manier toegesneden op beide delicten.

Ter zitting verklaart Mark: "Het was

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Casus 1

Sebastiaan Beer verkoopt samen met zijn broer Joost tweedehands LP-spelers via internet. Deze LP-spelers worden opgeslagen in het schuurtje bij het huis van Joost. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Sebastiaan. Want Joost lijkt goed van de ‘LP-spelersbusiness’ te kunnen leven. Hij heeft onlangs een nieuwe auto gekocht en is met deze auto op vakantie naar Frankrijk gegaan.

Sebastiaan vermoedt dat Joost de inkomsten van de LP-spelersverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Joost rijdt. Hij heeft de sleutels gekregen om tijdens de afwezigheid van Joost toch bij het schuurtje te kunnen. In het schuurtje giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. Omdat de buurman van Joost goed oplet, is de brandweer snel ter plaatse. Sebastiaan, die nog bij het vuur staat, wordt opgepakt.

Sebastiaan Beer wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat:

‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr)

Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Sebastiaan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.

Vraag 1a

Geef uw oordeel over de volgende stelling: “Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”

Vraag 1b

Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?

Vraag 2

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?

Als Joost terug komt uit Frankrijk, wordt hij geconfronteerd met een ravage bij zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden door de brand en de bluswerkzaamheden van de brandweer wordt vergoed door Sebastiaan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.

Vraag 3a

Welke mogelijkheden zijn er voor Joost om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?

Vraag 3b

Heeft Joost het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?

Casus 2

In Amsterdam is het advocatenkantoor Slagers & Herders gevestigd. Dewi werkt daar als secretaresse van Daan Slagers, een van de advocaten. Dewi is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Casus 1

Fitz en Mollie hebben al jaren een relatie. Het stel woont samen in een appartement nabij het centrum van Holt. Op 3 januari 2016 zet Mollie echter een punt achter de relatie. Mollie vindt het hoog tijd om eens van het vrijgezelle leven te genieten. Dat Mollie de relatie beëindigt, komt voor Fitz als een donderslag bij heldere hemel. Hij was dolgelukkig met Mollie. Uiteindelijk verhuist Fitz naar een studentenkamer ergens in Holt. Fitz wil graag contact houden met zijn ex-vriendin, maar dat wil zij liever niet. Met veel moeite lukt het Fitz de eerste twee weken geen contact op te nemen met Mollie. Maar hij kan aan niets anders meer denken en wil Mollie voor zich terugwinnen. Creatief als Fitz is, verzamelt hij de mooiste foto's die hij van zichzelf en Mollie kan vinden en maakt daarvan een boek. "Ik kan niet zonder je! Ik wil je terug!" schrijft hij op de laatste pagina. Fitz pakt het fotoboek met zorg in en doet het op de post. Vol verwachting kijkt hij uit naar de reactie van Mollie, maar die blijft uit. Ook op zijn talloze WhatsApp-berichten en e-mails, waarin Fitz op indringende toon schrijft de relatie te willen herstellen, reageert Mollie niet. De zevende keer dat Fitz voor Mollies deur van haar appartement staat, doet ze eindelijk open. "Ik wil je niet terug. Scheer je weg!" schreeuwt Mollie en gooit de deur met een harde klap dicht. Fitz blijft wachten en intussen belt Mollie de politie. Even later arriveren twee politieagenten die Fitz sommeren naar huis te gaan, wat hij ook doet. Fitz neemt daarna geen contact meer op met Mollie.

Mollie dient een klacht in ter zake van belaging (art. 285b lid 1 jo. lid 2 Sr). Twee maanden later ontvangt Fitz een dagvaarding en daaruit blijkt dat hij wordt vervolgd voor belaging van zijn ex-vriendin (art. 285b lid 1 Sr). Fitz zal op 9 mei 2016 moeten verschijnen voor de rechtbank Noord, locatie Holt.

Aan hem is tenlastegelegd dat:

Hij in of omstreeks de periode van 17 januari tot en met 14 februari 2015 te Holt, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Mollie met het oogmerk die Molie, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door het verzenden van een groot aantal (indringende) e-mail- en/of WhatsApp-berichten en een fotoboek aan die Mollie en/of zich meermalen ophouden nabij de woning van die Mollie (art. 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht).

Als bijna afgestudeerd jurist voert Fitz zijn eigen verdediging. Tijdens de terechtzitting voert hij het volgende aan:

I. "De dagvaarding is dan wel op juiste wijze betekend, maar de dagvaarding vermeldt een verkeerde tijdsperiode waarbinnen de strafbare gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Een en

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Casus

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 september 2011, nummer 23/002476-10, in de strafzaak tegen: Henk Jansma, geboren te Amstelveen op 5 maart 1987.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring wat betreft het (voorwaardelijk) opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 14 maart 2010 te Amsterdam aan Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het gezicht met blijvend litteken in het gezicht, heeft toegebracht door deze Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk met een glas in het gezicht te slaan."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1302 201006 van 15 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren Douwe Draaijer en Tineke van Hulten. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van Jelle Pieter Hoekstra: Ik wil aangifte doen van zware mishandeling. Op 14 maart 2010 bevond ik mij in Cooldown café te Amsterdam. Toen ik terugkwam van het toilet zei mijn vrouw tegen mij dat een jongen haar steeds knietjes gaf aan de zijkant van haar been. Ik ben toen naar de jongen toegelopen en zei tegen hem: "Hou even op met dat irritante gedoe en laat ons oudjes gewoon met rust". Ik hoorde dat hij zei: "Weet je wel wie ik ben". Ik zei toen tegen de jongen: "Dat boeit mij niet en nu even lekker opzouten". Toen ik dat zei heb ik de jongen met mijn vlakke hand boven op zijn borst weggeduwd. Ik zag dat de jongen op dat moment in zijn rechter hand een glas vasthield. Het volgende moment dat ik me kan herinneren is dat ik bij de bar stond. Ik voelde dat mijn linkerwang heel erg warm werd. Ik voelde toen aan mijn wang, zag dat mijn linker arm helemaal onder het bloed zat en besefte dat ik hevig bloedde. Ik ben vervolgens door de ambulance meegenomen naar het OLVG en daar is mijn wang gehecht met meer dan 46 hechtingen. De dokter heeft mij verteld dat de wond zeker zichtbaar
blijft. Ik ben getekend voor mijn leven.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20100649 van 14 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Douwe Draaijer.

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)


Vragen

Vraag 1

Marleen Deftig irriteert zich in de cabriolet tijdens een autotocht naar het prachtige dorpje Staphorst ernstig aan het gedrag van een viertal jongeren van het platteland. De jongeren gooien met stenen naar medereizigers. Marleen vind dit belachelijk en spreekt de jongeren op hun gedrag aan. Eén van de jongens antwoord in het plat Gronings: 'wacht moar, we pakk’n je wel’. Hierna wordt Marleen nog een aantal keren bedreigd door de jongeren. Eén van de jongens komt wel erg dicht in de buurt van Marleen tijdens een bedreiging, waarna Marleen met haar vuist op het oog van de jongen slaat. Marleen wordt veroordeeld voor mishandeling, terwijl zij meent dat er sprake is geweest van noodweer. Zij krijgt twee weken gevangenisstraf opgelegd.

Motiveer in uw antwoord of hier sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk handeling van Marleen?

Vraag 2

Na bijgekomen te zijn van de kwajongens wil Marleen weer richting huis rijden. Tot haar grote verbazing verneemt zij dat één van haar banden leeg begint te lopen. Marleen haar huis is nog een paar enkele meters verderop en het lijkt haar het beste om rechtstreeks door te rijden, omdat zij dan niet langs de weg staat en dan thuis de ANWB wel belt. Echter met haar hoofd er niet helemaal bij, nadert Marleen een druk kruispunt, het stoplicht staat op rood en een aantal voetgangers steken over. Marleen besluit om door te rijden, waarna een vrouw die redelijk op leeftijd is, mevrouw Zwientjes, onder de wielen van de cabriolet terecht komt. Zij is op slag dood. Marleen wordt veroordeeld wegens dood door schuld conform artikel 307 Sr. Marleen voert ter zitting het volgende aan: ‘Het is verschrikkelijk dat dit dodelijke ongeluk heeft plaatsgevonden, echter leek mij het verstandigst om zo snel mogelijk naar huis te rijden."

Geef gemotiveerd aan tot welke uitspraak de rechter zal komen.

Culpa moet worden bewezen bij het beantwoorden van deze vraag. Het bewijs van culpa komt aan de orde bij de eerste vraag van artikel 350 Sv, namelijk de aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Alle voorwaarden moeten worden besproken.

Vraag 3

Cornelis en Niels, allebei tweeëntwintig jaar, hebben nog een eitje te pellen met Piet. Cornelis en Niels besluiten Piet maar eens bij zijn huis op te zoeken. Als Piet vervolgens opendoet, bedenkt Niels zich geen moment en slaat hij Piet met een harde knal op zijn gezicht tegen de muur. Daarna schopt Niels hem overal, tegen zijn hoofd, buik en benen. Zodra Niels is uitgeraasd ligt Piet bewusteloos op de grond. Vervolgens voelt Cornelis of Piet nog leeft en roept Cornelis: ‘Gek, je hebt hem doodgeschopt!’.

Na het incident wordt Niels wegens doodslag vervolgd. Het volgende wordt door Niels verklaard ter zitting: ‘Eigenlijk kan ik niet zoveel vertellen over wat er gebeurd is, aangezien ik mij het

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (3)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (3)


Vragen

Casus I

Lees onderstaand fragment van een vonnis.

Uitspraak
Rechtbank Utrecht
Vonnis van de meevoudige kamer

In de zaak van
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland
tegen
[verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]
raadsman: E. van Soest, advocaat te Utrecht

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2015.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlasteleggen, tenlastegelegd dat:

Primair
hij op of omstreeks 10 maart 2014 te Utrecht, gemeente Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mini Cooper), zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreven waardoor of waarbij de bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaam [slachtoffer]) werd gedood (art. 6 WVW);

Althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld:

Op 10 maart 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, een Mini Cooper, op de Maliebaan te Utrecht, komende uit de richting van de A27. Verdachte reed in de richting van de Nachtegaalstraat. Vanaf de richting van de Nachtegaalstraat reed de bestuurder een blauwe Volvo op de Maliebaan te Utrecht. Achter de blauwe Volvo reed een motor, deze motor werd bestuurd door [slachtoffer]. Verdachte reed op de linkerrijstrook van de Maliebaan (zijnde de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeerd) en kwam daarbij in botsing met de hem tegemoetkomende Volvo. Na deze botsing reed verdachte naar links, richting de vangrail. Daarbij kwam de verdachte in botsing met de motorrijder en gleed de motor onderuit. De bestuurder van de motor is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding, dat hij aan de gevolgen hiervan is overleden.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het primair ten laste gelegde. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, nu verdachte op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daarmee al niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014


Vragen

Casus 1

Woningcooroporatie C beheert een aantal appartementsgebouwen in Den Haag, waaronder het appartementsgebouw aan de Poelenstraat 1 t/m 79. In een brief van 25 augustus 2014 laat de woningcoorporatie Simon weten dat hem voor de periode van een jaar, te weten van 26 augustus 2014 tot 27 augustus 2015, de toegang tot het appartementsgebouw Poelenstraat 1 t/m 79 wordt ontzegd (appartementsverbod). Simon is sinds de ontvangst van deze brief op de hoogte van het verbod. Naar aanleiding van Simons aanwezigheid in het appartementencomplex op 1 september 2014, wordt hij vervolgd ter zake van lokaalvredebreuk (art. 138 Sr). Uit de dagvaarding blijkt dat hij op 24 november 2014 voor de kantonrechter van de rechtbank Den Haag moet verschijnen. De tenlastelegging luidt:

‘dat hij op of omstreeks 1 september 2014 in de Poelenstraat te Den Haag is binnengedrongen in het appartementencomplex Poelenstraat 81 t/m 159 dat in gebruik is bij woningcoorporatie C althans bij een ander of anderen dan bij verdachte (art. 138 Sr).’

Vraag 1

Tot welke einduitspraak zal de de rechter komen? Motiveer hierbij uw antwoord.

Vervolg casus 1

Op 4 april 2015 loopt Simon langs het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79. Op de open galerij van de derde verdieping ziet hij een oude man uitglijden en op de grond vallen. Na de val blijft de man bewegingloos liggen. Simon bedenkt zich geen moment en vliegt het appartementencomplex in. Bij de man aangekomen, blijkt dat de man moeite heeft met ademen. Simon legt de meneer in een stabiele zijligging. Met deze handeling redt Simon zijn leven. Door de val was de man in shock geraakt en dreigde hij te stikken in zijn tong. Met de reddingsactie overtrad Simon echter ook weer het appartementsverbod. Een ijverige Haagse officier van justitie besluit Simon daarvoor te vervolgen. De tenlastelegging is op de juiste wijze toegesneden op art. 138 Sr.

Voor het versturen van de dagvaarding ontdekt de officier van justitie dat er nog meer dossiers in de kast liggen over Simon. Uit die dossiers blijkt dat Simon ervan verdacht wordt ook op 15 oktober 2014, 24 december 2014, 3 januari 2015 en 15 februari 2015 aanwezig te zijn geweest in het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79 te Den Haag. Hij besluit deze feiten ad informandum toe te voegen. Bij het uitbrengen van de dagvaarding wordt op de dagvaarding vermeld dat deze feiten ter terechtzitting ter sprake zullen worden gebracht.

Tijdens de terechtzitting stelt de officier van justitie dat wat hem betreft de ad informandum gevoegde feiten na afloop van deze zaak niet meer afzonderlijk vervolgd zullen worden.

Simon verklaart op de zitting dat hij op 4 april 2015 niet zonder reden in het flatgebouw was. ‘Ik was op 4 april in de buurt van het appartementencomplex. Toen ik omhoog keek, zag ik

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)


Vragen

Casus I

Beeldt u zich in dat u een in Amsterdam woonachtige technicus bent, een goedwillende hacker om precies te zijn. Op 7 april 2015 heeft u uit betrouwbare bron vernomen dat een groep kwaadwillende hackers op het punt staat een grote DDOS-aanval uit te voeren op het beveiligde computernetwerk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (bij een DDOS-aanval worden in korte tijd zodanig veel gegevens verstuurd aan een computer of een netwerk dat het betreffende systeem wordt platgelegd). U weet dat de hackers onderling communiceren met behulp van een zelfgemaakt e-mailprogramma en dat de aanval zal beginnen zodra de hackers een e-mail met het startsein ontvangen van hun leider John de Bever.

Omdat uw bron meldt dat het startsein elk moment kan worden gegeven, besluit u snel een tegenaanval in te zetten. U maakt gebruik van een door u opgezet computernetwerk om een zogenoemde e-mailbom te versturen aan John de Bever. Een e-mailbom zorgt voor zo veel opstopping in het e-mailprogramma van de ontvanger, dat het programma tijdelijk onbruikbaar wordt. Voor de zekerheid voegt u een virus toe aan de e-mailbom, waardoor het gehele besturingssysteem van Johns computer tijdelijk onbruikbaar zal worden. Even later hoort u van uw bron dat uw actie succes heeft gehad. Zoals u al verwachtte, is door de met virus geladen e-mailbom het complete besturingssysteem van John de Bever besmet geraakt en gecrasht. John heeft de aanval noodgedwongen moeten uitstellen.

Tot uw verbazing ontvangt u enkele weken later een dagvaarding. Het blijkt dat John de Bever het Openbaar Ministerie heeft voorzien van bewijs dat u hem de schadelijke e-mailbom heeft gestuurd en dat hij aansluitend aangifte heeft gedaan. Omdat u het Openbaar Ministerie niet kunt overtuigen van het eerzame motief voor uw daad, komt het tot een strafzaak voor de (bevoegde) politierechter. U wordt verweten dat u:

‘op of omstreeks 7 april 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk het gebruik van een geautomatiseerd werk, te weten de computer van John de Bever, heeft belemmerd door daaraan gegevens, bestaande uit een (virus bevattende) e-mailbom, toe te zenden (art. 138b Sr).’

Ter zitting vertelt u aan de politierechter dat u inderdaad de e-mailbom heeft gestuurd. U geeft aan dat u wist dat de e-mailbom onder de gegeven omstandigheden vernietigend zou zijn voor de werking van het ontvangende computersysteem en dat u de e-mailbom juist daarom verstuurde. U wilde op deze manier zelf de aanval op het Ministerie van Veiligheid en Justitie voorkomen, omdat er geen tijd meer was om de politie in te schakelen. Ten slotte benadrukt u dat de aanval, die ieder moment kon plaatsvinden en tot grote materiële schade aan talloze computers zou hebben geleid, ook daadwerkelijk door de e-mailbom is voorkomen.

Uw raadsman voert daarna de volgende verweren:

  1. ‘Onder
.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2010/2011

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2010/2011


Vragen

Casus 1

Mollie krijgt tot haar grote verbazing een dagvaarding uitgereikt om te verschijnen op de zitting van de politierechter in Utrecht op 3 januari 2011. Ten laste is gelegd dat
zij: ‘Op of omstreeks 14 april 2010 op de Grote Markt te Utrecht, heeft mishandeld een persoon, te weten Reyn, door hem met een glas in het gezicht te slaan, waardoor voornoemd slachtoffer letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (art. 300 lid 1 Sr).’

Ter zitting wordt duidelijk wat er zich die avond allemaal heeft afgespeeld. Op 14 april 2009 was Mollie met haar twee vriendinnen aan het stappen in de binnenstad van Utrecht. Het was erg druk in het café waar ze met enkele andere vriendinnen hadden afgesproken, want het was donderdagavond, studentenavond. Tegen een uur of één komt er een jongen, Reyn, naar haar toe. Hij vraagt haar of ze iets wil drinken. Mollie bedankt beleefd, maar hij laat zich niet afschepen. Hoewel ze hem meerdere keren duidelijk te kennen geeft dat ze niet van zijn opdringerigheid is gediend, houdt hij vol. Hij geeft het pas op als ze zich hoogst geïrriteerd tot de barkeeper wendt met het verzoek Reyn uit de zaak te laten zetten. Reyn kiest weliswaar eieren voor zijn geld, maar reageert nog snel even zijn frustraties af op een meisje dat het tafereel geamuseerd heeft gadegeslagen, en hem met een nauwelijks verholen grijns uitlacht. Hij geeft het meisje een flinke duw, zodat ze van haar kruk valt, en gaat er vervolgens als een haas vandoor. Maar Mollie, die nog steeds behoorlijk geïrriteerd is over zijn toenaderingspogingen, bedenkt zich geen moment en slaat Reyn in het voorbijgaan met het glas dat ze in haar handen heeft, in zijn gezicht.

Mollie stelt op de zitting het volgende: ‘Het is toch ondenkbaar dat ik veroordeeld zou worden wordt voor mishandeling? Ik verdedigde immers dat andere meisje, want hij had haar geslagen. Ik beroep mij op noodweer. En mocht dat verweer niet slagen, dan doe ik een beroep op noodweerexces.’

Vraag 1

Heeft het beroep op noodweer dan wel noodweerexces kans van slagen? Bespreek alle voorwaarden voor een geslaagd beroep op noodweer(exces).

Casus 2

Selden is lid van de actiegroep ‘Boogschutters Hoodie 2001’. Deze actiegroep stelt zich ten doel het geld van de allerrijksten op een onorthodoxe wijze ‘in te zamelen’ en te verdelen onder de armen. Op een zaterdagochtend rijdt Selden door Utrecht op weg naar een groot landhuis dat hij al enige tijd op het oog heeft. Hij weet dat de eigenaren al aardig op leeftijd zijn en zo te zien zijn ze ook behoorlijk rijk. Selden heeft van te voren al een plan gemaakt om hen een aanzienlijke som geld afhandig te maken. Selden belt aan en een oude mevrouw doet open. Hij stelt

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010


Vragen

Casus I

Judith is uitbater van het bruine café ‘De Fles’ aan het Zuiderdiep 12 te Den Haag. Op vrijdag 7 oktober 2009 krijgt zij onverwachts bezoek van Carl en Wouter, beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit Regio Noord. Ze komen controleren of Judith aan de verplichting voldoet om in haar café maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Tabakswet, te weten: in de voor het publiek toegankelijke delen van het café een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. Dit blijkt niet het geval te zijn. Enkele stamgasten lurken gretig aan hun sigaar. Bovendien staat verspreid over de kroeg een aantal met peuken gevulde asbakken. Overtreding van art. 10 Tabakswet levert een economisch delict op dat (indien niet wordt gekozen voor een bestuurlijke afdoening) wordt bedreigd met maximaal een half jaar hechtenis en maximaal 18.500 Euro boete. Daarnaast kan een bijkomende straf worden opgelegd, te weten: stillegging van de onderneming voor ten hoogste een jaar. Buitengewoon opsporingsambtenaar Wouter neemt het woord en spreekt Judith vermanend toe. Hij tracht zijn betoog kracht bij te zetten met enkele ferme handgebaren. Op dat moment gaat de telefoon. Als Judith zich omdraait om de telefoon op te nemen, raakt Wouter hem met zijn hand vol in het gezicht, waarbij hij de bril van Judith kapot slaat. Judith, hevig geschrokken door het feit dat Wouter haar dure design-bril van haar neus heeft geslagen, grijpt Wouter direct, als in een reflex, bij zijn armen en geeft hem een zodanig ferme duw dat Wouter een gekneusde schouder en enkele fikse blauwe plekken oploopt en daardoor hevige pijn ondervindt.

Wouter meent dat de overtreding van de tabakswet niet mag worden afgedaan met een bestuurlijke boete, maar strafrechtelijk dient te worden aangepakt, omdat Judith al diverse keren is gewaarschuwd. Hij legt de zaak dan ook voor aan de Officier van Justitie. Tevens doet hij aangifte van mishandeling. De Officier van Justitie besluit Judith te vervolgen wegens mishandeling en overtreding van de Tabakswet. U kunt ervan uitgaan dat beide zaken door de gewone – niet-economische – strafrechter worden berecht.

In de cumulatieve tenlastelegging wordt Judith het volgende ten laste gelegd:

Feit 1

Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009 aan het Zuiderdiep, in de gemeente Den Haag, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten Wouter, zijnde een buitengewoon
opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Noord, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, pijn en/of letsel heeft toegebracht, te weten een gekneusde schouder en enkele blauwe plekken waardoor deze Wouter hevige pijn ondervond, doordat zij deze Wouter bij de (boven)armen heeft beetgepakt en/of hem (daarbij) achterover heeft geduwd (art. 300 lid 1 jo art. 304 lid 2 Sr);

Feit 2

Dat zij op of

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Extra oefententamen

Strafrecht 1 - RUG - Extra oefententamen


Vragen

Vraag 1

Giesbert A. wordt vervolgd voor mishandeling art. 300 lid 1 Sr. De rechter acht Giesbert A. niet toerekeningsvatbaar. De rechter heeft een aantal beslissingsmogelijkheden, welke zijn dit?

Vraag 2

Stel dat de rechter uit vraag 1 besluit om tot ontslag van alle rechtsvervolging over te gaan en hij daarnaast een extra maatregel wil opleggen, is dit volgens de wet toegestaan?

Vraag 3

Aan verdachte Jan K. wordt tenlastegelegd dat hij in de nacht van 1 januari 2015 in de Schilderwijk aan een passant, Simon T., een aantal klappen heeft uitgedeeld, als gevolg waarvan Simon T. met zwaar lichamelijk letsel naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Primair legt de Officier van Justitie aan Jan K. art. 300 lid 2 Sr ten laste en subsidiair art. 300 lid 1 Sr. De advocaat van Jan K. verweert zich door tijdens de zitting te zeggen dat er geen sprake kan zijn van het primaire tenlastegelegde feit, aangezien Jan K. geen opzet op het zwaar lichamelijke letsel van Simon T. had. De rechter vraagt zich af of de advocaat van Jan A. gelijk heeft, wat denkt u?

Vraag 4

Yourie C. is met wat vrienden op stap in de binnenstad van Groningen. De drank wordt er goed ingegoten en al snel is Yourie C. zo dronken dat hij geen idee heeft van wat er om hem heen gebeurd. Nietsvermoedend wil Bernard S. Yourie C. passeren in een drukke kroeg en tikt hem op zijn heup met zijn hand om zo achter hem langs te wippen, waarbij Bernard S. hem zachtjes naar voren duwt. Door de duw verliest Yourie C. zijn evenwicht en komt ten val. Vol woede staat Yourie C. op en kijkt met kwade ogen in de richting van Bernard S. en geeft hem vervolgens een enorme knal tegen zijn hoofd. Door deze mep verliest Bernard S. zijn bewustzijn en wordt met zwaar lichamelijk letsel per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. De volgende ochtend, zodra Yourie C. nuchter wordt, en hoort wat er is gebeurd, toont hij berouw in is hij erg teleurgesteld in zichzelf. Nochtans besluit de Officier van Justitie om over te gaan tot een vervolging en legt Yourie C. mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten laste. Yourie C. overlegt samen met zijn raadsman dat een beroep zal worden gedaan op ontoerekeningsvatbaarheid, art. 39 Sr. Yourie C. zal volgens zijn raadsman dan ontslagen worden van alle rechtsvervolging, omdat ten tijde van de mishandeling sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die hem niet kan worden toegerekend.

Zal het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid conform art. 39 Sr kans van slagen hebben?

Vraag 5

Al een geruime tijd zit Maaike in financiële problemen en zij besluit daar radicaal verandering in te brengen. Haar huis is voor een veel hogere waarde dan de werkelijke waarde

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen

Strafrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen


Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met het zogenaamde vervolgingsmonopolie van het Openbaar Ministerie?

Vraag 2

Geef een definitie van het opportuniteitsbeginsel van het Openbaar Ministerie.

Vraag 3

Welk onderscheid in sepots kan gemaakt worden? En wat houden deze sepots in?

Vraag 4

Wanneer vangt het rechtsgeding officieel aan?

Vraag 5

Wanneer eindigt het rechtsding normaal gesproken?

Vraag 6

Welke materiële einduitspraken kan een rechter doen?

Vraag 7

Noem de functies van de tenlastelegging.

Vraag 8

Het vonnis van de rechter heeft ook een tweetal functies. Welke?

Vraag 9

Wanneer is er sprake van een art. 358 lid 3 Sv verweer?

Vraag 10

In welke gevallen kan niet volstaan worden met een standaard motivering en is extra strafmotivering vereist?

Vraag 11

Er wordt onderscheid gemaakt tussen krenkingsdelicten en gevaarzettingsdelicten. In deze laatste delicten kan ook weer onderscheid gemaakt worden tussen abstracte en concrete delicten. Wat wordt met deze termen bedoeld?

Vraag 12

Verwoord de functionele/relatieve theorie.

Vraag 13

Wat was Rossi’s visie op de functie van straffen?

Vraag 14

Wat was de opvatting van de Nieuwe Richting over het doel van strafrecht?

Vraag 15

Geef een definitie van het nulla poena-beginsel.

Vraag 16

Welke vier normen liggen besloten in het nulla poena-beginsel?

Vraag 17

Wat wordt bedoeld met het lex certa-beginsel/Bestimmtheitsgebot?

Vraag 18

Van welke interpretatiemethoden kan de rechter gebruik maken en wat houden de verschillende methoden in?

Vraag 19

Waar in het Europees recht is het rechtszekerheidsbeginsel vastgelegd?

Vraag 20

Noem de functies van de dagvaarding.

Vraag 21

Wat moet in ieder geval genoemd worden in de dagvaarding?

Vraag 22

Wat dient de rechter te beslissen als de dagvaarding niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen?

Vraag 23

Wat zijn bestanddelen en elementen?

Vraag 24

Wat is de betekenis van wederrechtelijkheid als bestanddeel?

Vraag 25

Welke drie strafrechttheorieën kunnen worden onderscheiden?

Vraag 26

Welke rechtvaardigingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een rechtvaardigingsgrond weg?

Vraag 27

Welke schulduitsluitingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een schulduitsluitingsgrond weg?

Vraag 28

Bij welke materiële vraag komen de strafuitsluitingsgronden aan de orde?

Vraag 29

Wanneer is sprake van putatieve overmacht?

Vraag 30

Wat wordt bedoeld met de dubbele causaliteit ingeval van noodweer-exces?

Vraag 31

Leg uit wat wordt bedoeld met extensief noodweer-exces.

Vraag 32

Leg uit wat wordt bedoeld met intensief noodweer-exces.

Vraag 33

Welke vormen van opzet zijn te onderscheiden?

Vraag 34

Wat houdt bewuste schuld in?

Vraag 35

Wat houdt onbewuste schuld in?

Vraag 36

De Hoge Raad hanteert in gevallen van een ontkennende verklaring van de verdachte wel eens de Ronde Klip-formule. Wat houdt deze formule in?

Vraag 37

Kunnen bestanddelen als ‘oogmerk’ en ‘wetende dat’ via de voorwaardelijke opzet-constructie bewezen worden?

Vraag 38

Wat is de rechtsregel uit het Vrees-arrest?

Vraag 39

Wat houdt het grondslagbeginsel in?

Vraag 40

Waartoe leidt

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2133
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering