Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)


Bijlage

Beleidsregels Gehandicaptenparkeerplaatsen Den Haag

Visie

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dicht bij een (vakantie)woning te parkeren. Het beleid ten aanzien van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is hier dan ook op gericht. Een zo optimaal mogelijke verdeling van de schaarse parkeerruimte onder de doelgroepen en een zo flexibel mogelijk te gebruiken parkeerareaal zijn daarbij wederom uitgangspunt.

Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats

Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet:

  1. de aanvrager beschikken over een geldige gehandicaptenparkeerkaart;
  2. de auto waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd maximaal 2,55 meter breed zijn en maximaal 7 meter lang zijn;
  3. de aanvrager in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 200 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
  4. de aanvrager niet binnen een straal van 200 meter van de (vakantie)woning gratis kunnen parkeren.
  5. de aanvrager niet alleen kunnen worden gelaten na het uitstappen uit het voertuig, gedurende de tijd die de bestuurder in de regel nodig heeft om het voertuig (elders) te parkeren.

Drank- en Horecawet

Artikel 16

Het is degene, die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verstrekt, verboden daartoe automaten, waaruit de afnemers zelfstandig zodanige drank kunnen betrekken aanwezig te hebben, tenzij deze zich bevinden in hotelkamers, ingericht voor nachtverblijf, welke deel uitmaken van een inrichting waarin het horecabedrijf rechtmatig wordt uitgeoefend.

Artikel 44a

  1. De burgemeester kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding binnen zijn gemeente van het bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, derde, vierde en vijfde lid, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vierde lid, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, behoudens het derde lid, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, of 38 gestelde.
  2. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste € 100 000 bedraagt.

(...)

Artikel 44b

  1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete bepaalt.

(...)

Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet

Artikel 1

Als bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet wordt vastgesteld de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 2

Voor in de bijlage omschreven overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de bestuurlijke boete die opgelegd kan worden.

Artikel 3

  1. Het in kolom I van de bijlage genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan minder dan vijftig werknemers telde.

(...)

Bijlage bij het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet

  I
 Categorie A680
 

Artikel 9, derde lid

 
 Artikel 9, vierde lid 
 Artikel 20, vierde lid 
 Artikel 29, derde lid 
 Categorie B1020
 Artikel 4, eerste lid 
 Artikel 12, eerste lid 
 Artikel 12, tweede lid 
 Artikel 14, eerste lid 
 Artikel 14, tweede lid 
 Artikel 15, eerste lid 
 Artikel 15, tweede lid 
 Artikel 16 
 Artikel 17 

Volledigheidshalve, omdat deze bepaling ontbreekt in de Vermande-wettenbundel:

Titel 4.5 Awb Nadeelcompensatie [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 4:126

  1. Indien een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft, kent het bestuursorgaan de benadeelde desgevraagd een vergoeding toe.
  2. Schade blijft in elk geval voor rekening van de aanvrager voor zover:
    1. hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;
    2. hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden;
    3. de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend of
    4. de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.
  3. Indien een schadeveroorzakende gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid tevens voordeel voor de benadeelde heeft opgeleverd, wordt dit bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking genomen.
  4. Het bestuursorgaan kan een vergoeding toekennen in andere vorm dan betaling van een geldsom.

Vragen

Kaz Brekker leest in de plaatselijke huis-aan-huiskrant dat er tien moderne strandhuisjes mogen worden gebouwd in de Den Haagse badplaats Ketterdam, op grond dat in eigendom is van vakantiepark Ketterdam B.V. Het college van B&W van Den Haag heeft hiervoor het bestemmingsplan gewijzigd en bij het bepalen van de locatie voor de strandhuisjes rekening gehouden met aspecten als bereikbaarheid, parkeergelegenheid en natuur. Kaz, die woonachtig is in Arkel, kijkt al jaren uit naar een eigen stekje aan zee. In de zomermaanden is hij dan ook vaak te vinden in het Ketterdamse strandpaviljoen Crows Club of bij de plaatselijke watersportvereniging Gonel. Hij neemt contact op met Nina Zenik, werkzaam als juriste bij de afdeling Vergunningverlening & Ruimtelijke ordening van de gemeente Den Haag, en dient op haar advies schriftelijk de benodigde aanvraag om een omgevingsvergunning (artikel 2.1 lid 1 sub a Wabo) in. Kaz downloadt hiervoor het voorgeschreven formulier van www.omgevingsloket.nl en stuurt het op naar het postbusadres van de gemeente Den Haag. In reactie op zijn aanvraag laat het college van B&W van Den Haag weten dat de aanvraag onvolledig is en binnen veertien dagen moet worden aangevuld met een plattegrond van het beoogde strandhuisje en een constructieve veiligheidsberekening. In de brief staat verder dat wanneer de gevraagde gegevens niet binnen de aangegeven termijn worden verstrekt, de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Kaz stuurt de volgende dag direct de gevraagde plattegrond op. Zeven weken later ontvangt Kaz een brief van het college van B&W dat zijn aanvraag buiten behandeling wordt gelaten, mede omdat het aanvraagformulier foutieve adresgegevens bevat.

Vraag 1a

Heeft het college van B&W de aanvraag van Kaz Brekker rechtmatig buiten behandeling gelaten? (3 punten)

Vraag 1b

Kaz Brekker stelt dat geen foutieve adresgegevens in de aanvraag om de omgevingsvergunning staan. Leg uit of het college van B&W Kaz had moeten horen voordat de aanvraag buiten behandeling werd gesteld. (2 punten)

Kaz heeft voordat hij een vergunningaanvraag heeft ingediend, meerdere keren mondeling overleg gehad met Nina Zenik over zijn plannen voor een rolstoeltoegankelijk strandhuisje. /nina hoort tijdens één van deze gesprekken dat de partner van Kaz mindervalide is en raadt Kaz aan een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats (op kenteken) in te dienen. Nina zegt hierbij dat het regelen van deze parkeerplaats een fluitje van een cent is. Zij heeft als de aangewezen behandelend ambtenaar van dergelijke aanvragen recentelijk van wethouder Jan van Eck, wethouder Sociale Zaken, Werkgelegenheid, Wijkaanpak en Verkeer, begrepen dat op het parkeerterrein van vakantiepark Ketterdam acht extra parkeerplaatsen worden aangelegd in verband met de uitbreiding van het vakantiepark. Nina stuurt Kaz per e-mail het benodigde aanvraagformulier en schrijft dat er naar haar oordeel geen juridische belemmeringen zijn voor de toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats, aangezien Kaz de enige is die concrete interesse heeft in een strandhuisje. Kaz dient vervolgens namens zijn partner een aanvraag in, maar ontvangt na tien dagen een brief namens het college van B&W van Den Haag dat zijn aanvraag is afgewezen.

Vraag 2

Kaz Brekker is van oordeel dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. Leg uit of hij succesvol een beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen. (5 punten)

Stel, Kaz bestudeert de beleidsregels Gehandicaptenparkeerplaatsen Den Haag eens goed. Volgens het college van B&W van Den Haag is het mogelijk binnen een straal van 200 meter van het toekomstige strandhuisje te parkeren en hoeft Kaz dan zijn partner niet alleen te laten na het uitstappen. De beschikbare parkeerplaatsen zijn echter erg kort voor de 6,90 meter lange rolstoelbus. Dit betekent in de praktijk dat de rolstoelbus op 750 meter van het strandhuisje moet worden geparkeerd. Kaz is echter niet in staat zijn partner deze afstand naar het strandhuisje te duwen over de heuvelachtige weg. Hij zal om die reden zijn partner vlakbij het strandhuisje moeten laten uitstappen en gedurende de tijd dat hij de rolstoelbus elders parkeert alleen moeten laten, hetgeen gelet op het ziektebeeld van zijn partner niet mogelijk is. Kaz neemt telefonisch contact op met wethouder Jan van Eck en legt zijn persoonlijke situatie uit. Wethouder Jan van Eck legt uit dat het college van B&W bij de vaststelling van de beleidsregels al rekening heeft gehouden met deze door Kaz geschetste feiten en omstandigheden en om die reden nooit van de beleidsregels wordt afgeweken.

Vraag 3

Wat is uw oordeel over het standpunt van het college van B&W? (5 punten)

De eigenaar van het strandpaviljoen Crows Club wil graag, mede voor Kaz en zijn partner die stamgasten zijn, het horecabedrijf rolstoeltoegankelijk maken. Hij dient een subsidieaanvraag in en ontvangt een brief van het college van B&W van Den Haag dat de wettelijke vastgestelde subsidiepot van € 13.450,- voor dit jaar leeg is. Helaas vist de Crows Club daardoor achter het net.

Vraag 4a

Leg uit of het college van B&W in dit geval de subsidieaanvraag moet weigeren. (2 punten)

De eigenaar van de Crows Club is furieus en wil onderzoeken of de subsidiepot wel echt is besteed aan projecten om gebouwen rolstoeltoegankelijk te maken. Hij vraagt zich daarnaast af of ook subsidie is verstrekt aan particulieren die zelf mindervalide zijn. Hij dient daarom bij het college van B&W een verzoek om informatie in. Dit verzoek heeft betrekking op documenten met gegevens over de gezondheid van de particuliere subsidieontvangers, meer specifiek de aard van hun lichamelijke beperkingen.

Vraag 4b

Het college van B&W wil de gevraagde informatie niet verstrekken. Acht u dit gerechtvaardigd? (3 punten)

Vraag 5

Stelling: Na de uitspraak Biolicious is de rechtsregel uit de in de uitspraak Amelandse bezinepomp I vervatte causaliteitsleer niet langer meer relevant. Leg uit of deze stelling juist of onjuist is. (5 punten)

Kaz is fervent zeiler bij de watersportvereniging Gondel. Deze watersportvereniging wil op 6 juli 2018 een internationale zeilwedstrijd organiseren met aansluitend een groots strandfeest. De aanvraag voor een evenementenvergunning is echter door de burgemeester van Den Haag, Jesper Groot, afgewezen omdat het evenement niet past binnen diens evenementenbeleid. De watersportvereniging, die geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de afwijzing, is echter van opvatting dat het evenement wel degelijk binnen het gemeentelijke beleid past en dient daarom nogmaals precies dezelfde vergunningaanvraag voor hetzelfde evenement in. De burgemeester behandelt deze vergunningaanvraag en stelt dat zij de aanvraag gewoon opnieuw kan behandelen en op inhoudelijke gronden kan afwijzen: (Aangezien het hier om een herhaalde aanvraag gaat, zal de bestuursrechter niet kijken naar de inhoud van de nieuwe afwijzing. Dan had Gondel maar rechtsmiddelen moeten aanwenden tegen de eerdere afwijzing.’

Vraag 6

Heeft de burgemeester gelijk? Leg uit. (5 punten)

Uiteindelijk ontvangt Gondel een evenementenvergunning voor het strandfeest. Tijdens het feest heeft de watersportvereniging een grote partytent op de boulevard van Ketterdam geplaatst. Het blijkt dat deze tent ook na afloop van het strandfeest nog wordt gebruik voor feesten & partijen. Het college van B&W ontvangt veel klachten over geluidsoverlast en legt daarom op 2 augustus 2018 een last onder dwangsom op: de tent moet binnen 5 dagen zijn afgebroken op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 1000,-. De eigenaar van Gondel heeft echter weinig problemen met de dwangsom: ‘die € 100,- per dag kan gemakkelijk uit, mijn inkomsten zijn veel hoger’. Het college van B&W legt daarom op 9 augustus 2018 een last onder bestuursdwang op: als de partytent niet binnen 2 dagen wordt afgebroken, dan zal het bestuursorgaan de last ten uitvoer leggen. De hiermee gepaarde kosten zullen worden verhaald op de watersportvereniging.

Vraag 7a

Is het opleggen van de last onder bestuursdwang door het college rechtmatig? (2 punten)

Tijdens een drank- en horecawetcontrole bij het strandpaviljoen Crows Club blijkt dat alcoholhoudende dranken (o.a. blikjes bier) worden verkocht in een drankenautomaat op het terras. Dit is in strijd met artikel 16 Drank- en horecawet. De burgemeester legt op grond van artikel 44a Drank- en Horecawet een bestuurlijke boete op van € 1020,-. De eigenaar van de Crows Club vindt dit een belachelijk hoog bedrag: ‘Ik heb maar € 250,- omzet gehad van de drankenautomaat. Bovendien stond de automaat er nog maar twee weken’.

Vraag 7b

Dient de burgemeester bij het opleggen van de bestuurlijke boete rekening te houden met de argumenten van de eigenaar van de Crows Club? (3 punten)

Sinds Ketterdam in 2016 is uitgeroepen tot Pokémon-hoofdstad van Nederland, is het aantal strandbezoekers fors toegenomen. Het strand wordt elke dag bezocht door mensen die met een mobiele telefoon in de hand fanatiek op zoek gaan naar zeldzame Pokémon.

Vraag 8a

Als eigenaar van het strand wil de Nederlandse Staat een vergoeding: voordat een Pokémon- bezoeker het strand betreedt, dient diegene een bedrag van € 10,- te betalen bij het daarvoor bestemde Pokémon-loket. Is dit toegestaan? (2 punten)

Vraag 8b

Wat betreft de verdeling van schaarse vergunningen moet het bestuursorgaan een passende mate van openbaarheid betrachten. Leg uit wat dit betekent aan de hand van een voorbeeld van een schaarse vergunning. (3 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Op grond van artikel 4:5 lid 1 van de Awb is B&W bevoegd een aanvraag buiten behandeling te stellen (0,5 punt) indien sprake is van een onvolledige/gebrekige aanvraag zoals omschreven is in art 4:5 lid 1 onder a, b of c en B&W (0,5 punt) en B&W de aanvrager in de gelegenheid heeft gesteld zijn aanvraag binnen een door B&W gegeven hersteltermijn aan te vullen van welke mogelijkheid de aanvrager onvoldoende gebruik heeft gemaakt (0,5 punt).

Er is in dit geval sprake van een onvolledige aanvraag als bedoeld in art 4:5 lid 1 onder a dan wel c Awb (Kaz heeft geen plattegrond en constructieberekening bij zijn aanvraag overgelegd), verder heeft B&W aan Kaz een hersteltermijn voor het alsnog overleggen van die stukken gegeven en heeft Kaz voorts de gevraagde constructieberekening wederom niet verstrekt (B&W heeft de aanvraag niet alleen vanwege het vermelden van foutieve adresgegevens op het aanvraagformulier buiten behandeling gesteld, wat daar verder overigens van zij). B&W was dus vanwege het opnieuw niet verstrekken van de constructieberekening bevoegd om de aanvraag van Kaz buiten behandeling te stellen

Artikel 4:5 lid 4 van de Awb (0,5) vereist evenwel dat het besluit om de aanvraag niet te behandelen binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of de termijn tot aanvulling is verstreken aan de aanvrager wordt bekendgemaakt (0,5 punt). Dit heeft B&W nagelaten door eerst na zeven weken nadat Kaz de aanvraag had aangevuld het besluit aan hem bekend te maken (0,5 punt). De aanvraag is dus niet rechtmatig buiten behandeling gelaten.

Vraag 1b

Voor het geven van beschikkingen is in artikel 4:7 en art 4:8 van de Awb een hoorplicht op genomen voor in die artikelen genoemde gevallen en wel een hoorplicht voor het horen van de aanvrager tot het geven van een beschikking in art 4:7 Awb en een hoorplicht voor het horen van de niet-aanvrager in art 4:8 Awb. Kaz vraagt de beschikking, een omgevingsvergunning, aan, dus staat ter beoordeling of B&W op grond van art 4:7 Awb verplicht was Kaz te horen (0,5 punt).

Het antwoord is nee. Uit art 4:7 lid 1 van de Awb volgt dat het bestuursorgaan de aanvrager pas moet horen indien sprake is van een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een beschikking en voldaan is aan de in artikel 4:7 lid 1 sub a en b Awb genoemde voorwaarden (0,5 punt indien gewezen is op de eis van (gedeeltelijke) afwijzing).

De aanvraag van Kaz is niet (gedeeltelijke) afgewezen maar buiten behandeling gesteld (1 punt).

Vraag 2

Zijn de door burger gestelde verwachtingen gerechtvaardigd? Hierbij zijn de volgende (3) subvragen van belang:

  • Zijn de gewekte verwachtingen toe te reken aan het bestuursorgaan? (0,5 punt)

Uit de casus valt af te leiden dat Nina in mandaat heeft gehandeld (‘de aangewezen behandelend ambtenaar’ + ‘namens college van B&W’). Het college is gehouden tot honorering van verwachtingen die zijn gebaseerd op gedragingen van iemand die bevoegd is namens het BO op te treden (0,5 punt) [Alternatief: ook is 0,5 punt gegeven voor de redenering van de ‘toerekenbare schijn van bevoegdheid’. Nina is dan een te veel belovende ambtenaar. Kaz mocht redelijkerwijs veronderstellen dat Nina de opvatting van het college vertolkte.]

  • Welke gedraging heeft verwachting gewekt? (0,5 punt)

De toezegging tijdens gesprek ("regelen van deze parkeerplaats een fluitje van een cent is") + bevestiging dmv e-mail. Sprake van concrete, ondubbelzinnige toezegging (0,5 punt)

  • Geen onjuiste/ onvolledige info door burger?

Nee niet aan de orde (0,5 punt)

Komt het gewekte vertrouwen voor honorering in aanmerking? Hierbij zijn de volgende (3) subvragen van belang:

  • Wat is belang burger bij honorering? Belang Harm op rolstoeltoegankelijk huisje. (0,5 punt)
  • Algemeen belang dat zich verzet tegen honorering? Optimale verdeling van schaarse parkeerruimte dan wel overig (ruimtelijk) belang. De casus geeft geen aanwijzingen voor rechtvaardigingsgronden op basis algemeen belang (0,5 punt)
  • Belang derde dat zich verzet tegen honorering? (0,5 punt) Alhoewel er gesteld wordt dat Kaz de enige is die concrete interesse heeft in een strandhuisje is hier (anders dan veelal bij financiële beschikkingen) geen sprake van een twee partijengeschil. Er kunnen immers ook anderen zijn die als belanghebbende aangemerkt kunnen worden (0,5 punt)

Conclusie: het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft gelet op geen kans van slagen (0,5 punt - op basis juiste grondslag).

Vraag 3

De vraag is of het college van B&W onverkort toepassing heeft mogen geven aan de beleidsregels Gehandicaptenparkeerplaatsen Den Haag. Zie art. 4:84 Awb: in geval van bijzondere omstandigheden en onevenredige gevolgen van toepassing van de beleidsregels dient van de beleidsregels te worden afgeweken. Onder bijzondere omstandigheden werd tot voorkort verstaan: niet-verdisconteerde omstandigheden. I.c. is sprake van verdisconteerde omstandigheden. In het licht van deze oude lijn zou het college gelijk hebben (2 punten)

Echter: de Afdeling heeft in haar (standaard!)uitspraak Inherente afwijkingsbevoegdheid, 4:84 (1 punt) bepaald dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Deze nieuwe lijn betekent dat ook al heeft het betrokken bestuursorgaan bij het opstellen van  de beleidsregel deze omstandigheden meegenomen, het daarmee niet heeft kunnen voorzien of deze omstandigheden alleen of tezamen in een concreet geval niettemin tot onevenredige gevolgen leiden.

Het bestuursorgaan dient derhalve alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. (1 punt)

Toepassen op casus: Kaz voert diverse persoonlijke omstandigheden aan waarvan het college stelt dat dit in de beleidsregels is verdisconteerd. Het college zal – desondanks – moeten bezien of sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor van de beleidsregels dient te worden afgeweken. Al deze omstandigheden moeten op een rij worden gezet, waarna moet worden bezien of gezien deze omstandigheden toepassing van de beleidsregels tot een onevenredig resultaat leidt. (1 punt)

Vraag 4a

Er is sprake van een subsidieplafond (0,5 punt) als bedoeld in artikel 4:22 Awb: het bedrag (€ 13.450) dat gedurende een bepaald tijdvak (een jaar) ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie. In artikel 4:25 lid 2 Awb (0,5 punt) staat vervolgens dat de subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Aangezien in casu het plafond is bereikt, moet de aanvraag van Kaz dus worden geweigerd. (1 punt)

Vraag 4b

De eigenaar van Crows Club doet een verzoek op grond van de Wob. Kan hij een Wob verzoek doen? Ja, er is voldaan aan de eisen uit artikel 3 lid 1 Wob: een ieder, documenten (zie casus) en bestuurlijke aangelegenheid (subsidies) (1 punt). Het college dient bij de inwilliging van een Wob- verzoek acht te slaan op de weigeringsgronden in artikel 10 en 11 Wob. De eigenaar vraagt om bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 2, hoofdstuk 2 Wbp, namelijk gegevens betreffende de ‘gezondheid’ (zie artikel 16 Wbp). Op grond van artikel 10 lid 1 sub d Wob moet het college het verstrekken van deze informatie achterwege te laten (1 punt). Het betreft een absolute weigeringsgrond. Er vindt dus geen belangenafweging plaats (1 punt).

Vraag 5

In Amelandse benzinepomp I stelt de Afdeling dat causaal verband ontbreekt als in plaats van (en op het tijdstip van) het onrechtmatige besluit ook een rechtmatig besluit had kunnen worden genomen dat naar aard en omvang dezelfde schade zou hebben veroorzaakt (had kunnen nemen) (2 punten). In Biolicious stelt de Afdeling dat het niet alleen gaat om de vraag of het bestuursorgaan een rechtmatig besluit had kunnen nemen, maar ook of het aannemelijk is dat het bestuursorgaan dit zou hebben gedaan (had kunnen én zou hebben genomen) (2 punten). Dus: Biolicious voegt iets toe aan Amelandse benzinepomp I. De stelling is onjuist. (1 punt)

Vraag 6

Artikel 4:6 lid 2 Awb geeft de burgemeester de bevoegdheid (kan-bepaling) om een herhaalde aanvraag vereenvoudigd af te wijzen onder verwijzing naar eerdere motivering voor zover er geen nova worden aangevoerd door de aanvrager (1 punt). De burgemeester kan er ook voor kiezen, zoals in de casus, om de aanvraag opnieuw te behandelen en op inhoudelijke gronden af te wijzen. De burgemeester heeft dus gelijk (1,5 punt). Als het bestuursorgaan desondanks (dus zonder dat sprake is van nova) besluit de aanvraag inhoudelijk te behandelen, dan zal de rechter dit toetsen als ware dit het eerste besluit over die aanvraag. De rechter kijkt m.a.w. dus wel naar de inhoud van de nieuwe afwijzing. Het maakt wat dat betreft niet uit of er wel of geen nova zijn. De burgemeester heeft ongelijk (1,5 punt). Dit volgt uit de standaarduitspraak ne bis in idem | art. 4:6 Awb (1 punt).

Vraag 7a

Een last onder dwangsom (artikel 5:31d Awb) en een last onder bestuursdwang (artikel 5:21 Awb) zijn beide herstelsancties in de zin van artikel 5:2 lid 1 sub b Awb (0,5 punt). Artikel 5:6 Awb verbiedt gelijktijdige toepassing van herstelsancties naar aanleiding van dezelfde overtreding (0,5 punt). Toepassing van verschillende herstelsancties na elkaar is niet uitgesloten. In casu zijn de twee herstelsancties gelijktijdig opgelegd: de last onder dwangsom was op het moment van het opleggen van de last onder bestuursdwang nog niet uitgewerkt. De dwangsom was nog niet tot het maximumbedrag verbeurt. De hersteltermijn van 5 dagen (artikel 5:32a lid 2 Awb) is op 7 augustus 2018 verstreken, maar de maximale dwangsom van € 1000,- is pas 10 dagen later verbeurt (10 x € 100,- per dag). Het opleggen van de last onder bestuursdwang op 9 augustus 2018 is dus niet rechtmatig (1 punt).

Vraag 7b

Uit artikel 44b Drank- en Horecawet jo. artikel 2 en 3 en de bijlage bij het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet volgt dat – wanneer de burgemeester een bestuurlijke boete oplegt wegens overtreding van artikel 16 Drank- en Horecawet – deze boete € 1020,- bedraagt (0,5 punt). Er is sprake van een wettelijk gefixeerd boetestelsel, nu exact is voorgeschreven hoe hoog de bestuurlijke boete moet zijn (1 punt). Bij een wettelijk gefixeerde boete dient de burgemeester in beginsel uit te gaan van de door de wetgever gemaakte afwegingen. Op grond van artikel 5:46 lid 3 Awb (0,5 punt) dient de burgemeester niettemin een lagere boete op te leggen als de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is (0,5 punt). Als twijfel bestaat over de evenredigheid van de hoogte van de wettelijke voorgeschreven boete, gelet de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en/of overige omstandigheden van het geval, dient de burgemeester na te gaan over van de wettelijk gefixeerde boete moet worden afgeweken (0,5 punt). In casu is het zeer de vraag of de aangevoerde argumenten door de eigenaar van de Crows Club aanleiding zijn om van de wettelijk gefixeerde boete af te wijken.

Vraag 8a

Om te beginnen gaat het hier om een openbare zaak (1 punt) waarbij sprake is van normaal gebruik (0,5 punt). In dat geval mag alleen een vergoeding worden gevraagd als daarvoor een publiekrechtelijke grondslag is (0,5 punt).

Studenten kunnen overigens, goed gemotiveerd, stellen dat sprake is van bijzonder gebruik (0,5 punt). In dat geval mag in beginsel een vergoeding worden gevraagd, mits redelijk (0,5 punt).

Vraag 8b

Het noemen van een goed voorbeeld (0,5 punt). Voorbeeld schaarse vergunning: ov-concessies, kansspelvergunning, evenementenvergunningen, exploitatievergunningen rondvaartboten. Wat betreft de passende mate van openbaarheid geldt dat het BO op een adequate wijze (0,5 punt) duidelijkheid moet geven over:

  • De verdelingsprocedure (bijv. de relevante termijnen, eisen aanvragen) (1 punt), en
  • De toekenningscriteria (bijv. loting, wie het eerst komt) (1 punt).

De laatste 2,5 punten zijn niet gegeven indien enkel wordt gesteld dat de passende mate van openbaarheid is bedoeld om (i) mensen gelijke en/of eerlijke kansen te geven, of dat het erom gaat dat (ii) achteraf duidelijk is waarom een aanvraag is afgewezen (al dan niet met een verwijzing naar de procedurele rechtvaardigheid). Antwoorden waarbij geen (duidelijk) onderscheid is gemaakt tussen de verdelingsprocedure en de toekenningscriteria, kregen daarvoor slechts 1 punt. In dat laatste geval kunnen er dus maximaal 2 punten op deze vraag worden gehaald.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Bestuursrecht 2 - RUG - B2 - Oefenmateriaal

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2018/2019

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2018/2019


Bijlage

Beleidsregels Buitenwettelijk beleid, algemene bijstand, bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag

De gemeente voert buitenwettelijk beleid met betrekking tot onderstaande onderwerpen/kostensoorten.

2.1 Ziektekosten in relatie tot een aanvullende verzekering; - het afsluiten van een aanvullende verzekering behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.
2.2 De kosten van noodzakelijke psychologische zorg
2.3 De kosten van tandheelkundige hulp voor personen vanaf 18 jaar
2.4 De kosten van alternatieve geneeswijzen
(...)
2.7 De kosten van doorbetaling van vaste woonlasten tijdens detentie
2.8 De kosten van de LBIO-bijdrage residentiële opvang
2.9 De ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting

Toelichting op 2.7

Gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet is een persoon wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen uitgesloten van het recht op (algemene en bijzondere) bijstand. Het college kan een uitzondering maken op grond van artikel 16 lid 1 Participatiewet als daartoe zeer dringende redenen zijn. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB moet er dan al sprake zijn van een acute noodsituatie. Maar gezien het feit dat in het levensonderhoud van een gedetineerde reeds wordt voorzien door het ministerie van Justitie zal dat doorgaans niet het geval zijn. Het ten aanzien van gedetineerden gebruikmaken van artikel 16 Participatiewet kan dus niet helemaal worden uitgesloten, maar zal in verreweg de meeste gevallen niet aan de orde zijn.

Omdat het college toch een beleid van bijstandsverlening voor het aanhouden van de woning gedurende detentie wil voeren, kan dit dus alleen op grond van zogenaamd buitenwettelijk beleid. Het college is voorstander van haar afwijkend beleid omdat een dergelijk beleid veel beter aansluit op de resocialisatie van de (ex-)gedetineerde, waarbij terugkeer naar de eigen woning grote voordelen heeft. Daarnaast voorkomt het problemen bij het vinden van nieuwe woonruimte en daarmee gepaard gaande aanvragen voor bijzondere bijstand voor woninginrichting. Ter voorkoming van oneindige bijstandsverlening wordt het redelijk geacht om alleen bij een verwacht verblijf van korter dan 8 maanden in een justitiële inrichting bijstand in de doorbetaling van vaste lasten te verlenen.

Onder verantwoordelijkheid van de sectormanager van de afdeling Sociale zaken is in werkinstructies beschreven aan welke criteria voldaan moet worden om voor bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens detentie in aanmerking te komen. Tevens wordt de toepassing van een periode van 8 maanden nader toegelicht.

Wegenverkeerswet 1994

Hoofdstuk IIA. Aanwijzing bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring vereist is

Artikel 20b

  1. Voorafgaande aan de toelating tot het verkeer op de weg kan Onze Minister een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm 3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, per type of individueel voertuig aanwijzen op grond van zijn veiligheidsaspecten, indien:
    1. De
  2. .....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)


Bijlage

Beleidsregels Gehandicaptenparkeerplaatsen Den Haag

Visie

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dicht bij een (vakantie)woning te parkeren. Het beleid ten aanzien van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is hier dan ook op gericht. Een zo optimaal mogelijke verdeling van de schaarse parkeerruimte onder de doelgroepen en een zo flexibel mogelijk te gebruiken parkeerareaal zijn daarbij wederom uitgangspunt.

Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats

Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet:

  1. de aanvrager beschikken over een geldige gehandicaptenparkeerkaart;
  2. de auto waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd maximaal 2,55 meter breed zijn en maximaal 7 meter lang zijn;
  3. de aanvrager in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 200 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
  4. de aanvrager niet binnen een straal van 200 meter van de (vakantie)woning gratis kunnen parkeren.
  5. de aanvrager niet alleen kunnen worden gelaten na het uitstappen uit het voertuig, gedurende de tijd die de bestuurder in de regel nodig heeft om het voertuig (elders) te parkeren.

Drank- en Horecawet

Artikel 16

Het is degene, die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verstrekt, verboden daartoe automaten, waaruit de afnemers zelfstandig zodanige drank kunnen betrekken aanwezig te hebben, tenzij deze zich bevinden in hotelkamers, ingericht voor nachtverblijf, welke deel uitmaken van een inrichting waarin het horecabedrijf rechtmatig wordt uitgeoefend.

Artikel 44a

  1. De burgemeester kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding binnen zijn gemeente van het bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, derde, vierde en vijfde lid, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vierde lid, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, behoudens het derde lid, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, of 38 gestelde.
  2. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste € 100 000 bedraagt.

(...)

Artikel 44b

  1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete bepaalt.

(...)

Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet

Artikel 1

Als bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet wordt vastgesteld de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 2

Voor in de bijlage omschreven overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de bestuurlijke boete die opgelegd kan worden.

Artikel 3

  1. Het in kolom I van de bijlage genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan minder dan vijftig werknemers
  2. .....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (2)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (2)


Bijlage

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Artikel 1:66 lid 2

Indien uit een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62 of anderszins blijkt dat het kindercentrum, de voor- ziening voor gastouderopvang of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften zal voldoen, kan het college zolang die situatie zich voordoet, de houder verbieden dat kindercentrum, die voorziening voor gastou- deropvang of dat gastouderbureau in exploitatie te nemen of te houden.

Artikel 1.72

  1. Het college kan degene die een verplichting als bedoeld bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59, een afspraak als bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs, een aanwijzing onderscheidenlijk een bevel als bedoeld in artikel 1.65 of een vordering tot medewerking als bedoeld in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht niet nakomt dan wel handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 1.66, een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 45 000.

  2. In afwijking van het eerste lid kan de overtreding niet met een bestuurlijke boete worden afgedaan, indien de overtreding opzettelijk of roekeloos geschiedt en een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen tot gevolg heeft.

Winkeltijdenwet

Artikel 2

  1. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:

    1. op zondag;

    2. op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op eerste en tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur;

    3. op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur.

  2. Het is voorts verboden op de in het eerste lid bedoelde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

Artikel 3

  1. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden.

  2. De gemeenteraad kan bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in de verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op daartoe strekkend verzoek ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verboden te verlenen.

  3. De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Verordening winkeltijden gemeente Gorinchem 2012

Artikel 5

Zon- en/of feestdagenregeling

De verboden, vervat in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de wet, gelden niet op ten hoogste twaalf, door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen zon- en/of feestdagen per.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (1)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (1)


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: S. Blankenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd tot verwijdering van haar fiets wegens overtreding van artikel 5:12, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor Den Haag (APV). Daarbij is een begunstigingstermijn van 30 minuten gegeven, waarna de fiets feitelijk is verwijderd en opgeslagen. Dit besluit is op 13 november 2015 aan eiseres bekend gemaakt.

Bij besluit van 16 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2016.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door [persoon] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 oktober 2015, onder toepassing van bestuursdwang, de fiets van eiseres verwijderd en deze vervolgens opgeslagen wegens overtreding van artikel 5.12, eerste lid, van de APV. De beslissing om bestuursdwang toe te passen is op 13 november 2015 aan eiseres bekend gemaakt toen zij haar fiets kwam ophalen. De fiets stond op 28 oktober 2015 op het Koningin Julianaplein te Den Haag, gelegen voor het Centraal Station, binnen het van de rest van het Koningin Julianaplein afgescheiden gebied waarin fietsenrekken zijn geplaatst. Blijkens de in het dossier aanwezige foto was de fiets niet geplaatst in het fietsenrek, maar aan de buitenkant (zijkant) van het fietsenrek en daaraan vastgezet met een hangslot. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.

2. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

3. Ingevolge artikel 125, eerste en tweede lid, Gemeentewet, is het College bevoegd om bestuursdwang toe te passen, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert. Ingevolge artikel 5:12, eerste lid, van de APV is het verboden fietsen of bromfietsen buiten de daarvoor bestemde parkeervoorzieningen te laten staan op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen weg of weggedeelte. Bij besluit van 3 juni 2014 (DSB/2014.356) heeft verweerder een gebied rondom het Centraal Station, waarbinnen het Koningin Julianaplein valt, aangewezen als plaats, bedoeld in artikel 5:12 van de APV waar het verboden is (brom)fietsen buiten de daarvoor bestemde ruimtes te zetten dan wel te laten staan.

4.1. Eiseres voert aan dat niet duidelijk is wat het primaire besluit is. Voor zover het op 28 oktober 2015 aan de fiets gehechte.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (2)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (2)


Uitspraak

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2014 heeft het college appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) te beëindigen door de op het perceel, kadastraal bekend gemeente Beesd, sectie [.], nr. [....], aanwezige blokhut te verwijderen en verwijderd te houden.

Bij besluit van 6 januari 2015 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 juni 2015 heeft de rechtbank het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

(...)
4. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

Ingevolge artikel 2.3a, eerste lid, is het verboden een bouwwerk of deel daarvan dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten.

Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied, eerste herziening" rust op het perceel de bestemming "Uiterwaarden.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor, voor zover van belang, recreatielandjes, uitsluitend voor zover de gronden als zodanig op de plankaart zijn aangegeven.

Ingevolge het tweede lid, onder e, aanhef en onderdeel 1, geldt voor de bebouwing ten dienste van recreatielandjes dat, voor zover van belang, per perceel uitsluitend de bebouwing is toegestaan die voor wat betreft locatie, aantal, bouwhoogte en oppervlakte is opgenomen in de bij deze voorschriften behorende bijlage 3 'Overzicht Lingelandjes'.

Ingevolge het vierde lid, onder i, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, sub e, en toestaan dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen per afzonderlijk recreatielandje wordt vergroot met 50%, tot een maximum van 20 m2 per recreatielandje en met dien verstande dat

  • het aantal gebouwen per recreatielandje na vrijstelling niet meer dan 1 bedraagt;
  • het gebouw en de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landschappelijk, met gebruikmaking van gebiedseigen groen, worden ingepast, een en ander blijkend uit een door de op het recreatielandje rechthebbende overgelegd inrichtingsplan.

Ingevolge artikel 18, onderdeel A, onder 1, mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de
  3. .....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2015/2016

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2015/2016


Uitspraak

201500929/1/A1.

ECLI:NL:RVS:2015:3025

Datum uitspraak: 30 september 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2014 in zaak nr. 14/1082 in het

geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Wageningen.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college de op 8 mei 2000 aan [appellante] verleende monumentenvergunning, de op 24 juli 2000 aan haar verleende bouwvergunning en de op 24 juli 2000 aan haar verleende sloopvergunning voor de verbouwing en restauratie van het pand op het perceel [locatie] te Wageningen ingetrokken.

Bij uitspraak van 18 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.F. Maat, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De aan [appellante] in 2000 verleende vergunningen hebben betrekking op de verbouwing en restauratie van het monumentale pand op het perceel [locatie] te Wageningen. Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college die vergunningen ingetrokken.

[appellante] heeft het pand op 31 december 2012 aan De Stichting Gemeente Wageningen Knapt Op (hierna: de Stichting) verkocht. [appellante] heeft desalniettemin nog belang bij de beoordelingvan het door haar ingestelde hoger beroep dan wel beroep nu de ingetrokken vergunningen aan haar zijn verleend en zij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade lijdt als gevolg van het besluit waarbij de vergunningen zijn ingetrokken.

2. Ingevolge artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, voor zover gedurende 26 weken, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

3. De bij besluit van 8 mei 2000 en afzonderlijke besluiten van 24 juli 2000 door het college verleende vergunningen worden gelet op de Invoeringswet Wabo gelijkgesteld met een omgevingsvergunning. Vaststaat dat niet binnen de in artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo genoemde termijn handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunningen, zodat het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bevoegd is om de verleende vergunningen in te trekken.

4. Tussen partijen is in geschil of het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het college heeft aan.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2015/2016

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2015/2016

 

Bijlagen

Bijlage 1

Instantie: Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak: 24-06-2015

Zaaknummer: 15-2552 WWB

Rechtsgebieden: Socialezekerheidsrecht

Uitspraak:

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 maart 2014, 13/3400, 13/6260 en 13/6261 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Houten (college)

Procesverloop

Namens appellante heeft mr. K.C van Zetten, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2015. Namens appellante is verschenen mr. Van Zetten. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C.J. Vriesekoop.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Maatregel

1.1. Appellante heeft zich op 4 juli 2012 gemeld voor een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij de intake is met appellante gesproken over het project Morgen Starten (project). Tijdens dit gesprek heeft appellante te kennen gegeven dat zij elf weken zwanger is en in verband daarmee niet kan werken. Op verzoek van het college heeft de verzekeringsarts, A. Eikelenboom, op 24 juli 2012 een medisch onderzoek verricht naar de belastbaarheid en beperkingen van appellante. De verzekeringsarts heeft in een rapportage van 24 juli 2012 vastgesteld dat appellante, medisch gezien, in staat is om gedurende 15-20 uur per week, maximaal 3 tot 4 uur per dag, werkzaamheden te verrichten. Geadviseerd wordt om geen zwaar fysiek werk te verrichten, zoals zwaar tillen, duwen of trekken, maar rustig - mogelijk administratief - werk te verrichten. Vervolgens heeft op 27 juli 2012 een gesprek met appellante plaatsgevonden over deelname aan het project, waarbij is meegedeeld dat rekening kan worden gehouden met de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen. Tijdens dit gesprek heeft appellante wederom deelname aan het project geweigerd.

1.2. Bij besluit van 7 september 2012 heeft het college aan appellante met ingang van 4 juli 2012 bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande. Voorts heeft het college bij dat besluit, bij wijze van maatregel, de bijstand van appellante met ingang van 4 juli 2012 voor de duur van één maand met 100% verlaagd op de grond dat appellante heeft geweigerd om algemeen geaccepteerd werk te aanvaarden bij het project.

1.3. Bij besluit van 25 mei 2013 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 7 september 2012 gedeeltelijk gegrond verklaard en de maatregel gewijzigd in een verlaging van de bijstand met € 400,-. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante verwijtbaar geen gebruik heeft gemaakt van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB.

Intrekking en terugvordering

1.4......read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2014/2015

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2014/2015


Bijlagen

Bijlage 1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Delta Park Neeltje Jans B.V. (hierna: Delta Park), gevestigd te Vrouwenpolder, gemeente Veere, appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 december 2013 in zaak nr. 13/2916 in het geding tussen:

Delta Park en de minister van Infrastructuur en Milieu.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2013 heeft de minister aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Windpark OSK B.V. (hierna: vergunninghoudster) een vergunning als bedoeld in artikel 6.5, aanhef en onder c, van de Waterwet in samenhang met de artikelen 6.12 en 6.14 van het Waterbesluit verleend voor het oprichten en behouden van een windmolenpark in de buitenbeschermingszone van de Oosterscheldekering.

De vergunning is verleend tot en met 31 december 2032.

Bij uitspraak van 5 december 2013 heeft de rechtbank het door Delta Park daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Delta Park hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2014, waar Delta Park, vertegenwoordigd door haar directeur, bijgestaan door mr. S.M.L.W. van Boven, advocaat te Middelburg, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. de Bruijne, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, als partij gehoord.

Overwegingen

  1. Ter zitting heeft Delta Park haar hogerberoepsgrond met betrekking tot de buitenbeschermingszone, die na toekomstige verzwaringen dient als extra reserve voor de bescherming van de waterkering, ingetrokken.
  2. Vergunninghoudster heeft vergunning gevraagd voor het oprichten en behouden van een windmolenpark in de Oosterscheldekering. Het windpark wordt opgericht op de voormalige bouwdokdammen van het voormalige werkeiland Neeltje Jans. Op dit eiland exploiteert Delta Park een themapark met onder meer een voorlichtingscentrum over de Deltawerken en een rondvaartboot.
  3. Delta Park betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Waterwet een ruime doelstelling heeft die het toetsingskader vormt voor besluiten als hier aan de orde. Volgens Delta Park heeft de rechtbank zich ten onrechte aangesloten bij het oordeel van de Afdeling in haar uitspraak van 14 augustus 2013 in zaak nr. 201300283/1/A4. Zij verwijst in dit verband naar de geschiedenis van de totstandkoming van de Waterwet (Kamerstukken II 2006-2007, 30 818, nr. 3, blz. 7-16) en betoogt dat het toetsingskader van de Waterwet zich niet beperkt tot artikel 2.1 van deze wet. Volgens haar heeft de minister ten onrechte niet beoordeeld of het realiseren van het windmolenpark in een bestemmingsplan is vastgelegd en is het onduidelijk of het windmolenpark voldoet aan de veiligheidseisen voor het personeel en de bezoekers van Delta Park. Dit laatste is volgens Delta Park van belang, omdat zij deel uitmaakt van een watersysteem met een maatschappelijke functie. Delta Park betoogt dat
  4. .....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2014/2015

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2014/2015


Vragen

Vraag 1

Op 8 februari 2014 gaat een controleambtenaar op bezoek bij het jeugdhonk om toezicht te houden op de naleving van de Drank- en Horecawet, onder andere op de regel dat er geen (sterke) drank wordt verkocht aan jongeren onder de 18 jaar. De controleambtenaar ziet aan de bar in het jeugdhonk een jongen om een Malibu-Jus vragen waarna het barmeisje de jongen vraagt zich te legitimeren en dat deze aangeeft zich niet te kunnen legitimeren. Hierop zegt de jongen die na de eerste jongen was binnengekomen (hierna: de tweede jongen), dat hij zich wel zou legitimeren. Nadat het barmeisje het legitimatiebewijs van de tweede jongen had bekeken, rekent zij de Malibu-Jus af met de eerste jongen - die zich niet kon legitimeren -, aldus de controleambtenaar. De controleambtenaar stelt een proces-verbaal op waarna de burgemeester van Rhenen op grond van artikel 20 lid 1 Drank- en Horecawet een bestuurlijke boete oplegt.

  1. Kan de burgemeester de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van (onder andere) artikel 20 lid 1 van de Drank- en Horecawet delegeren en/of mandateren aan het afdelingshoofd Handhaving van de gemeente Rhenen? (drie punten)
  2. Stel (los van het antwoord op vraag 1a) dat er inderdaad een rechtsgeldige Mandateringsregeling bestaat voor het opleggen van bestuurlijke boetes op grond van de Drank- en Horecawet door het afdelingshoofd Handhaving. Het afdelingshoofd is voornemens een bestuurlijke boete op te leggen naar aanleiding van het proces-verbaal van de controleambtenaar. De burgemeester heeft echter het proces-verbaal ook gelezen en is van mening dat het opleggen van een bestuurlijke boete niet juist is, omdat het volgens hem niet duidelijk is of de Malibu-Jus aan de eerste of de tweede jongen is verstrekt. Wat kan de burgemeester nu doen? (twee punten)

Vraag 2

  1. Moest de controleambtenaar zich bij binnenkomst van het jeugdhonk bekendmaken en legitimeren? (twee punten)
  2. 2Op de avond dat de controleambtenaar de overtreding constateert gaat hij in gesprek met de eigenaar over het voorval en over het eventueel opleggen van een bestuurlijke boete door de burgemeester naar aanleiding hiervan. De eigenaar weigert echter antwoord te geven op de vragen en de controleambtenaar zegt hierop dat de eigenaar wel verplicht is antwoord te geven, gelet op het bepaalde in artikel 5:16 en 5:20 lid 1 Awb. Heeft de controleambtenaar gelijk? (drie punten)

Vraag 3

De eigenaar van het jeugdhonk zegt dat hij zijn personeel goed heeft geïnformeerd en maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat alcoholhoudende drank wordt verstrekt aan personen jongen dan 18 jaar en dat hem daarom geen boete kan worden opgelegd. Zo staat telkens in de personeelsgids gemeld dat om legitimatie moet worden gevraagd en draait de eigenaar een filmpje af voor nieuwe medewerkers die betrekking heeft op jongeren onder de 18.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2286