Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Reiskosten MBO-scholier, ABRvS 08-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2162

Vraag 1

Zet in het kort de casus uiteen.

Vraag 2 

Waarom had de rechtbank (in eerste aanleg) het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard?

Vraag 3

Tegen welk besluit is het beroep van appellante gericht? Wat is het rechtskaraker van dat besluit?

Vraag 4 

In hoger beroep spelen de nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mbo-scholieren 2013-2015 (de Regeling) een belangrijke rol. Wat is het rechtskarakter van het besluit?

Vraag 5

De aanvraag van appellante is geweigerd gelet op artikel 4 en 7 van de Regeling. Beschikte het college van gedeputeerde staten van Limburg over beleidsvrijheid bij het uitoefenen van die bevoegdheid?

Vraag 6

Het geschil illustreert duidelijk het verschijnsel van gelede normstelling in het publiekrecht. Geef de verschillende lagen van de normstelling weer tot aan het besluit van 11 oktober 2013

Vraag7a

De afdeling verwijst in bovenstaande uitspraak naar de standaarduitspraak Landbouwvliegers. Op welke wijze kan een algemeen verbindend voorschrift ondanks art. 8:3 Awb toch worden voorgelegd aan de bestuursrechter?

Vraag 7b

Aan welke twee eisen dient een algemeen voorschrift volgens bovenstaande uitsprak te voldoen en op welke wijze moet de bestuursrechter toetsen en waarom?

Vraag7c 

Ziet u een verschil met de overwegingen van de afdeling in bovenstaande zaak?

Vraag7d

Kunt u de verschillen in de formulering vinden? Verwacht u na lezing van de nieuwe overweging een minder of een meer terughoudende wijze van toetsing?

Vraag7e

Kunt u verschillen aanduiden tussen de toetsing door de HR in de standaarduitspraak landbouwvliegers, de ABRvS in de bovenstaande zaak en die van de CRvB in de standaarduitspraak PGB thomashuis-bewoners? Welke wijze acht u het meest geschikt in de huidige democratische rechtsstaat?

Vraag7f

Acht u het mogelijk dat een AVV onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het motiveringsbeginsel?

Vraag 8

In hoeverre sluit de Awb aan bij de overwegingen van de Afdeling in bovenstaande uitspraak en/of bij de standaarduitspraak Landbouwvliegers van de Hoge Raad?

Voorafgaand aan de standaarduitspraak Landbouwvliegers was de rechter van oordeel dat algemeen verbindende voorschriften niet aan ongeschreven recht mochten worden getoetst (zelfs niet als deze afkomstig waren van een bestuursorgaan). Waarom?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Aanwijzingsbesluit Zijkanaal D, ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510

Vraag 1

Zet de casus uiteen

Vraag 2 

In r.o. 7.1 is de volgende zin te lezen: ‘De gemeente heeft aan de Regionale directie te kennen gegeven handhavend te willen optreden, omdat zij rijksgronden en -water in strijd met het bestemmingsplan aan [persoon 2] in gebruik had gegeven.’ Prof. mr. L.J.A. Damen valt in een publicatie over bovenstaande uitspraak over het onzorgvuldige taalgebruik van de Afdeling. Wat zou hij bedoelen?

Vraag 3

Wat is het rechtskarakter van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010? Leg uit.

Vraag 4a

Wat is volgens de Afdeling het rechtskarakter van het besluit van de gemeenteraad van Zaanstad van 17 oktober 2013? Leg uit hoe de Afdeling tot dat oordeel komt.

Vraag 4b

Waarvoor is het onderscheid tussen een algemeen verbindend voorschrift (avv) en een concretiserend besluit van algemene strekking (cbas) met name relevant?

Vraag 4c

Kunt u in het licht van werkgroepcasus I en/of de standaarduitspraak Landbouwvliegers het belang van het onderscheid nog verduidelijken?

Vraag 5

In een annotatie onder een andere uitspraak (ABRvS 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1526, JB 2016/50) gaat prof. mr. R.J.N. Schlossels onder punt 5 in op de vraag of het door de Afdeling gehanteerde onderscheid tussen avv’s cbas-en op bezwaren stuit in verband met art. 156 lid 3 Gemeentewet. Leg uit wat dat probleem zou kunnen zijn.

Vraag 6a

Appellant beroept zich in de procedure op twee materiele beginselen van behoorlijk bestuur die niet in de Awb zijn gecodificeerd. Welke?

Vraag 6b

Heeft hij succes met het beroep op die beginselen? Leg uit.

Casus III

Vragen naar aanleiding van het arrest Subsidie Rotterdam, Rechtbank Rotterdam 05-03-2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BL6928

Vraag 1

Beschrijf de casus.

Vraag 2

Welke beleidsregel staat in deze casus centraal?

Vraag 3a

Wanneer is er sprake van een beleidsregel in de zin van de Awb en wat is het relevante gevolg van het bestaan van een beleidsregel?

Vraag 3b

Bespreek aan de hand van het antwoord op de vorige vraag over het begrip ‘beleidsregel’ de in vraag 2 bedoelde beleidsregel.

Vraag 4

Wat is het nut van bepalingen als artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a Subsidieverordening Rotterdam 2005?

Vraag 5 

Hoe toetst de bestuursrechter in casu de in vraag 2 bedoelde beleidsregel?

Vraag 6a

Had het bestuursorgaan in casu met gebruikmaking van art. 4:84 Awb van deze beleids- regel kunnen afwijken?

Vraag 6b

Op 26 oktober 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak (ECLI:NL:RVS:2016:2840) uitspraak gedaan in een zaak over de toepassing van een beleidsregel in een geschil over de tijdelijke sluiting van een woning op grond van en in verband met overtreding van de opiumwet. Lees rechtsoverweging 4.3 van die uitspraak en leg uit of u na lezing van die overweging uw antwoord op vraag 6a zou moeten wijzigen.

Antwoordindicatie

Casus I

Vraag 1

Het college heeft bij besluit een aanvraag van appellante om een reiskostenvergoeding voor haar zoon naar een school voor technisch secundair onderwijs in België afgewezen. Dit omdat de scholier Technisch Secundair Onderwijs volgt en derhalve niet voldoet aan artikel 4 lid 5 van de Nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding en onder a zodat de aanvraag moet worden afgewezen.  

Vraag 2

R.O. 3: De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat zij volgens de rechtbank beroep heeft ingesteld tegen een algemeen verbindend voorschrift, hier staat op grond van artikel 8:3 lid 1 aanhef en onder a Awb geen beroep openstaat.

Vraag 3

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 november 2013 en niet tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3 lid 1 en onder a Awb.

(Het besluit van 18 november 2013 is het besluit waarin het college het bezwaar van appellante ongegrond verklaard).

Vraag 4

R.O. 6.1 De regeling is een algemeen verbindend voorschrift.

Vraag 5 

Beleidsvrijheid; = sprake als het bestuursorgaan de vrijheid heeft om al dan niet een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen in een situatie waarin aan alle voorwaarden om die bevoegdheid uit te oefenen is voldaan. Het typische voorbeeld is "het bestuursorgaan kan ...". Art. 4 van de Regeling: Hier is geen sprake van en art. 7 van de regeling: Hier is geen sprake van

Vraag 6 

Gelede normstelling houdt in: Constructie waarbij de toepasselijkheid van een rechtsregel niet zomaar in de wet te vinden is, maar in een combinatie van met elkaar samenhangende regelingen. Op deze manier kunnen eventuele bevoegdheidsgebreken worden nagegaan.

Vraag 7a

Via een exceptieve beoordeling; wel getoetst door de bestuursrechter, maar slechts gekeken of het in strijd is met hoger recht

Vraag 7b

Twee eisen:

  1. Het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift;
  2. Met een algemeen rechtsbeginsel.

De rechter toets terughoudend, marginaal, hij kijkt of de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.  De rechter heeft bij de toetsing daarvan niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft daarbij terughoudendheid te betrachten. (de rechter mag niet op de stoel van de wetgever gaan zitten, machtenscheiding! Afwegen van belangen van een AVV is een taak van de wetgever)

Vraag 7c

In bovenstaande uitspraak mogen ze via algemene rechtsbeginselen toetsen en in landbouwvliegers arrest slechts via het verbod van willekeur (rechtmatigheid en toetsing aan algemene rechtsbeginselen slechts toetsen via het verbod van willekeur).  Dit is het kenmerkend verschil.

Vraag 7d

Blijft min of meer gelijk; Er zijn kleine verschillen:

  1. Lijkt alsof de afdeling de voorbereiding meerekent, terwijl landbouwvliegers nadrukkelijk stelt dat de voorbereiding niet kan worden getoetst.
  2. “De rechter moet overigens terughoudendheid betrachten”, kan doelen op een iets mindere terughoudendheid dan bij landbouwvliegers.

Vraag 7e

PGB Thomashuis-bewoners stelt dat ook aan 1 of meer regels van geschreven of ongeschreven recht ook mogelijk; motivering mag hier ook meewegen, en voorbereiding. Dit is een veel ruimere toetsing dan bij het standaarduitspraak (slechts middels het willekeursverbod) en de bovenstaande zaak (tussenin, achten het niet mogelijk om door totstandkomingen de AVV te vernietigen).

(Dit komt doordat er meer controle op de bestuursorganen nodig is omdat ze ook steeds meer bevoegdheden hebben verkregen).

Vraag 7f

Standaarduitspraak landbouwvliegers;  slechts middels willekeursverbod en dus niet motiveringsbeginsel (dus niet mogelijk door de totstandkoming besluit)  Bovenstaande zaak; wel gekeken naar motivering, PGB thomashuis; wel gekeken naar motivering. Ja kan mogelijk zijn; dat een AVV onverbindend worden verklaard door het motiveringsbeginsel, al door de totstandkoming van het besluit.

Vraag 8

Art. 3:1 lid 1 sub a Awb zegt; afdeling 3.2 slechts toepassing voor zover de aard zich daartegen niet verzet; nog belangrijker dan afdeling 3.6 en 3.7 zijn niet van toepassing op  AVV’s. Afdeling 3.7 heeft betrekking op de motivering.

Motivering is niet van toepassing op de toetsing

Landbouwvliegers past het best bij de Awb want hier wordt de motivering volledig buiten de toetsing gehouden.

Vraag 9

Dit had alles te maken met het beeld van de machtenscheiding; de rechter diende hiervoor überhaupt niet te kijken naar de rechtmatigheid.

Casus II

Vraag 1

Met het besluit van 17 oktober 2013 heeft de raad ligplaatsen aangewezen in onder meer Zijkanaal D. De plek die appellant met zijn woonschip innam is daarbij niet aangewezen als ligplaats, omdat die plek valt binnen de geluidszone bij de Zuidelijke Randweg. De vraag is of de raad de plek had moeten aanwijzen als ligplaats.

Vraag 2 

Er werd gesproken over de gemeente, maar die kan helemaal niet handhavend optreden want de gemeente is geen bestuursorgaan (is een rechtspersoon).

Vraag 3 

Gaat om een verordening en deze zijn altijd een avv;

Nog de voorwaarden van een avv bij langs gaan;

  • Een naar buiten werkende
  • Voor herhaalde toepassing vatbare
  • Zelfstandige rechtsnorm
  • Die algemeen is naar plaats, tijd en persoon
  • Die geadresseerden rechtstreeks bindt
  • Die is vastgesteld krachtens een specifieke (regelgevende) bevoegdheden die direct of

indirect is ontleend aan de Gw of een wet in formele zin; in dit geval is de wettelijke grondslag; 147/149 gemeentewet

Vraag 4a 

Een concretiserend besluit van algemene strekking. De afdeling heeft hierbij gelet op art. 5 lid 1 Woonschepenverordening en het weergegeven toetsingskader. Er zijn namelijk geen verboden of geboden neergelegd in het besluit. En in dit besluit wordt een gebied aangewezen waar een gebod of een verbod geldt. Als je in een nader besluit het gebied gaat aanwijzen, dan is er sprake van een concretiserend besluit van algemene strekking. Dit nader besluit geeft niet de norm want die zit al in de avv, een cbas bevat geen zelfstandige norm (r.o. 4).

Vraag 4b 

Tegen een avv is ex art. 8:3 lid 1 sub a Awb geen beroep mogelijk en tegen een cbas wel.

Soms zetten ze bewust een soort cbas in de bijlage van de AVV zodat geen beroep mogelijk is.

Vraag 4c 

Exceptieve toets, van AVV is mogelijk je kan hier geen beroep tegen instelling.

Vraag 5 

De afdeling zegt dus in deze uitspraak dat in een AVV waar de aanwijzing al in zit, kan gewijzigd worden door het college. De annotator vraagt  zich af of dit wel kan op grond van artikel 156 lid 3 Gemeentewet.

Vraag 6a 

Vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel. R.O. 7 en 8

Vraag 6b 

Geen succes met het aanvoeren;

R.O. 7 vertrouwensbeginsel

R.O. 8 gelijkheidsbeginsel; niet op beroepen beide omdat het niet vergelijkbaar is met de situatie van appellant

Casus III

Vraag 1

Bij besluit van 18 december 2008 heeft het college van B&W Rotterdam een subsidieaanvraag van eiseres voor een structurele subsidie in het kader van het Cultuurplan 2009-2012 afgewezen. Bij besluit van 6 april 2009 heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Hier wordt geprocedeerd omdat de appellant voor culturele activiteiten subsidie wilt.

Vraag 2

 Uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2009-2012

Vraag 3a 

Kenmerken verschil tussen een AVV en beleidsregel;

  • Niet algemeen verbindend voor burgers, bindt slechts het bestuursorgaan die het opstelt
  • Geen wettelijke grondslag 4:81 Awb

1:3 lid 4 Awb definitie beleidsregel; een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

Vraag 3b 

Het gaat om een belangenafweging; ene geval wel subsidie en andere geval niet.

Vraag 4 

Het is het overbodig, omdat het college sowieso al de bevoegdheid heeft om beleidsregels vast testellen. 

Vraag 5

Marginaal, want sprake van beleidsvrijheid bij de bevoegdheid om subsidie te verlenen. 

Vraag 6a

Soms mag en moet van een beleidsregel worden afgeweken. Dit mag alleen als de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zal hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In dit geval mag er niet van worden afgeweken, omdat het geen nadeel toe brengt aan eiseres. Het besluit is niet in strijd met het recht gekomen.

Vraag 6b 

Het bestuursorgaan dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit verandert uiteindelijk niks aan vraag 6a want geen sprake van bijzondere omstandigheden.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Vuurwerkvrije zone Hilversum ABRvS ECLI:NL:RVS:2016:3342

Vraag 1a

Wat was er in dit arrest aan de hand? Tegen welk besluit wordt er geprocedeerd? Op welk besluit is dat in rechte bestreden besluit gebaseerd? En op welke wet in formele zin is het besluit uiteindelijk gebaseerd?

Vraag 1b

Wie zijn opgekomen tegen het bestreden besluit en waarom?

Vraag 1c

Hoe heeft het college de bevoegdheid voor de Aanwijzingsbesluit verkregen?

Vraag 2a

In het arrest speelt o.a. de vraag of art. 2.7.3 APV onverbindend is, gelet op art. 172 en art. 160 Gemeentewet. Leg uit waarom die vraag is gerezen en welk antwoord de Afdeling bestuursrechtspraak geeft.

Vraag 2b

Zoek de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rb. Midden-Nederland in deze zaak (ECLI:NL:RBMNE:2014:6907) op rechtspraak.nl. Welke redenering volgde de Voorzieningenrechter om tot een andersluidend oordeel te komen dan de Afdeling bestuursrechtspraak?

Vraag 2c

In het arrest Fluoridering (HR 22 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AD2208) overwoog de Hoge Raad: ‘dat de toevoeging van stoffen aan het drinkwater teneinde daar- mee een geheel buiten de eigenlijke drinkwatervoorziening gelegen doel te dienen daarom een maatregel is van zo ingrijpende aard dat, zonder wettelijke grondslag, niet kan worden aangenomen dat een waterleidingbedrijf daartoe bij de vervulling van de hem in art. 4 lid 1 van de Wet opgedragen taak de vrijheid heeft ́. Is het instellen van een vuurwerkvrije zone zo ingrijpend dat het gemeentebestuur van Hilversum daartoe niet de vrijheid heeft zonder wettelijke grondslag? Leg uit.

Vraag 2d

Het begrip ‘zo ingrijpend’ uit het Fluorideringsarrest is nogal onbepaald. Is overheidshandelen nog mogelijk, indien dat niet is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheidsgrondslag?

Vraag 2e

Leg uit waarom zowel art. 89 lid 2 Grondwet, Methadonbriefarrest als het Fluorideringsarrest relevant zijn voor het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.

Vraag 3a

De appellanten voerden tegen de regeling van de vuurwerkvrije zone in de APV aan, dat de regeling onverbindend zou zijn, omdat het in strijd is met het Vuurwerkbesluit. Wat is het oordeel van de ABRvS?

Vraag 3b

In rechtsoverweging 6.2 van bovenstaande uitspraak wordt ingegaan op het in art. 3:4 Awb gecodificeerde specialiteitsbeginsel. Wat houdt dat beginsel in en op welke wijze is het gerelateerd aan het legaliteitsbeginsel?

Vraag 3c

Zijn er redenen om de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel in de sociale rechtsstaat uit te breiden tot (feitelijk) ingrijpend overheidsoptreden?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Wielerronde ’s-Gravendeel ARRvS 02-06-1986, ECLI:NL:RVS:1986:AM9455

Vraag 1

Wat is er in dit arrest aan de hand? Tegen welk(e) besluit(en) van het college van B&W procedeert de heer D. Visser?

Vraag 2

In bovenstaand geschil blijkt de gemeente ’s-Gravendeel het parcours van de op 18 augustus 1984 te houden wielerronde te hebben verpacht aan het comite van de R.C. De Hoeksche Renners. Is die rechtshandeling publiekrechtelijk van aard?

Vraag 3a

De

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2


Vragen

Vraag 1

Geef voor alle onderdelen aan in hoeverre het daar al dan niet gaat om krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub a Awb, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub b Awb dan wel uitgezonderde organen ex art. 1:1 lid 2 Awb.

  1. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
  2. Minister van Economische zaken en Klimaat Wiebes;
  3. De gemeente Loppersum
  4. Wethouder Pier Prins
  5. Overheidsdienst Groningen
  6. Voorzitter van de stichting Gronings landschap
  7. Secretaresse mevrouw W. Seytenbach van het ministerie van Economische zaken en Klimaat
  8. De Tweede kamer
  9. De secretaris-generaal van het ministerie van Algemene zaken
  10. Koning Willem-Alexander

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Het Belgisch diploma voor sociale hygiëne Rb. Den Haag 20-03-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6929

Vraag 1

Wat is de rechtsvraag?

Vraag 2

Wie is eiseres en wie is verweerster?

Vraag 3

Blijkens haar uitspraak heeft de rechtbank ambtshalve een oordeel gegeven over de vraag of verweerster een bestuursorgaan is. Leg aan de hand van de relevante bepaling uit de Awb uit op welke wijze de rechtbank tot een antwoord is gekomen.

Vraag 4a

De rechtbank stelt het volgende: “uit het voorgaande volgt dat verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 sub b Awb. Is het naar uw oordeel relevant of verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb of in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb is?

Vraag 4b

De rechtbank vervolgt: “hieruit volgt dat de brief van 27 februari 2012 als besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt waartegen bezwaar gemaakt kon worden”. Is naar uw oordeel –gelet op de relevante bepalingen uit hoofdstuk I van de AWB- steeds sprake van een besluit in de zin van de awb als een bestuursorgaan een brief schrijft?

Vraag 5

De rechtbank overweegt ook: “Anders dan verweerster betoogt is de rechtbank van oordeel dat voor het in rekening brengen van kosten voor een aanvraag door verweerster een wettelijke grondslag is vereist” – Bent u het –gelet op de stof van de eerste collegeweek van het vak Bestuursrecht 1- eens met het oordeel van de Rechtbank?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Stek Jeugdhulp ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3318

Vraag 1

Beschrijf de casus.

Vraag 2

Waarom meent de appellant van doen te hebben met een bestuursorgaan?

Casus III

Vragen naar aanleiding van het arrest Het vooringenomen gemeenteraadslid ABRvS 20-03-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4957

Vraag 1

Wat is de casus en welke rechtsvraag moet er beantwoord worden?

Vraag 2

Is een gemeenteraadslid een bestuursorgaan? En de gemeenteraad?

Vraag 3

Geef aan waarom de Afdeling oordeelt dat artikel 28 van de Gemeentewet strikt moet worden uitgelegd.

Vraag 4

Onder welke omstandigheden zal de bestuursrechter volgens de afdeling moeten oordelen dat een besluit (op

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Leefbaar Buitengebied & Stichting VROM? ABRvS 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431

Vraag 1

Waar gaat dit arrest over?

Vraag 2

In het arrest Stichting Openbare Ruimte heeft de Afdeling bepaald dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Wat is de ratio daarvan?

Vraag 3a

Waarom concludeert het college dat de Stichting Leefbaar Buitengebied geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken?

Vraag 3b

Wat is de beslissing van de Afdeling over de feitelijke werkzaamheden van Stichting Leefbaar Buitengebied?

Vraag 4

Lees in r.o. 2.4 en 2.5 de statutaire doelstellingen van de Stichting Leefbaar Buitengebied en de Stichting VROM?. Wat valt u op aan deze doelstellingen in het licht van de stan- daarduitspraak Stichting Openbare Ruimte en het oordeel van de Afdeling ten aanzien van de statutaire doelstellingen?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Het belanghebbende bestuursorgaan ABRvS 29-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3274

Vraag 1

Beschrijf de casus.

Vraag 2

Op welke wijze moet in het algemeen worden beoordeeld of een bestuursorgaan belanghebbende in de zin van de Awb is?

Vraag 3

Leg aan de hand van de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:3970) uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de rechtbank geen belanghebbende is in de zin van de Awb.

Vraag 4

Leg uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de Afdeling bestuursrechtspraak wel belanghebbende is in de zin van de Awb.

Casus III

Vragen naar aanleiding van het arrest Mestbassin Mechelen ABRvS 23-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271

Vraag 1

Beschrijf de casus.

Vraag 2a

Sinds maart 2016 hanteert de Afdeling bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het bepalen van de belanghebbendheid een gelijkluidende standaardoverweging als bij andere besluiten die leiden tot activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, de verlening van een evenementenvergunning of een omgevingsvergunning bouwen).

Hoe luidt de standaardoverweging?

Vraag 2b

Leg uit op welke van de EPOAD-criteria uit het redeneerschema deze standaardoverweging betrekking heeft. Was dat ook het geval in de uitspraak van maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737)?

Vraag 2c

Hoe past de Afdeling in deze uitspraak de standaardoverweging toe?

Vraag 3

Bespreek aan de hand van de annotatie van Tolsma in AB 2017/348 (punt 3 en 4) welke kanttekening kan worden gezet bij het vaststellen van de kring van belanghebbendheid zoals de Afdeling in r.o. 3.2 schetst.

Casus IV

Vragen naar aanleiding van het arrest Evenementenvergunning defilé Veteranendag ABRvS 09-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3764

Vraag 1

Geef de casus van dit arrest weer.

Vraag 2

Is bij het beoordelen van de belanghebbendheid relevant of de Vereniging Veterans MC Netherlands feitelijke

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Monumentale schapenboet ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3352

Vraag 1

Waarover gaat dit arrest?

Vraag 2

Beargumenteer of u het eens bent met het standpunt van de Afdeling dat sprake is van beoordelingsruimte;

Vraag 3

In de uitspraak komt naar voren dat sprake is van een monumentale schapenboet. Stel dat het college van B&W deze schapenboet heeft geplaatst op de lijst van beschermde monumenten op grond van de Erfgoedverordening 2013 gemeente Bergen:

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder: gemeentelijk monument: een onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

Artikel 3

  1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
  2. Een voornemen om toepassing te geven aan lid 1 wordt door het college schriftelijk bekendge- maakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak d

Leg uit dat het college van B&W zowel beoordelingsvrijheid als beleidsvrijheid heeft bij aanwijzen van een gemeentelijk monument

Vraag 4

Wat betekent dit voor de wijze van toetsing door de bestuursrechter?

Vraag 5

Beredeneer welke belangen een rol spelen bij de belangenafweging om een onroerende zaak al dan niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Ongeldigverklaring rijbewijs ABRvS 01-02-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2415

Vraag 1

Beschrijf de casus

Vraag 2

Beargumenteer of het CBR volgens de Afdeling bestuursrechtspraak over beoordelingsruimte of bestuursvrijheid beschikt bij de uitoefening van artikel 132 lid 2 Reglement rijbewijzen.

Vraag 3

Waarom is appellant van oordeel dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd?

Vraag 4

Is de afdeling bestuursrechtspraak het op dit punt eens met appellant?

Casus III

Artikel 2:37 Kennisgeving voetbalwedstrijden

  1.  
    1. De organisator van een voetbalwedstrijd in het kader van het betaald voetbal is verplicht tenminste vier weken voor de vastgestelde speeldag de burgemeester daarvan in kennis te stel- len;
    2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de onder a bepaalde termijn voor zover de openbare veiligheid niet in het geding komt.
  2. Bij de kennisgeving wordt gebruik gemaakt van een door de burgemeester vastgesteld for- mulier waarop in ieder geval opgave wordt gedaan van:
    1. de plaats waar en het tijdstip waarop de wedstrijd wordt gehouden;
    2. het verwachte aantal toeschouwers en
    3. de mogelijkerwijs te verwachten wanordelijkheden en de maatregelen die de organisator neemt om deze te voorkomen.
  3. De burgemeester kan met betrekking tot een voetbalwedstrijd aan de organisator daarvan voorschriften opleggen in het belang van de openbare orde en veiligheid alsmede ter voorko- ming of opheffing van hinder. Van de op te leggen voorschriften wordt de organisator tijdig in kennis gesteld.

Artikel 2:39 Verboden voetbalwedstrijd

  1. De burgemeester
.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Jetski ABRvS 18-09-2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE7801

Vraag 1

Beschrijf de casus

Vraag 2a

Op grond van welke wettelijke bepaling(en) heeft de minister de bevoegdheid om de regeling snelle motorboten Rijkswateren vast te stellen?

Vraag 2b 

Bevat de bevoegdheid van Minister beleidsvrijheid?

Vraag 3

Wat bepaalt de betreffende regeling over de belangen die bij het uitoefenen van de betreffende bevoegdheid kunnen worden meegenomen?

Vraag 4

Waarom had de minister volgens de appellanten de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 moeten wijzigen?

Vraag 5a

Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel wordt onderscheid gemaakt tussen algemene, openbare belangen en concrete particuliere belangen. Wat is het verschil tussen deze belangen?

Vraag 5b

Welke algemene belangen doen zich voor in deze casus?

Vraag 5c

Welke particuliere belangen doen zich voor in deze casus?

Vraag 6a

Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel voor het verlenen van vergunning wordt onderscheid gemaakt tussen precieze, de gematigde en de rekkelijke opvatting. Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het weigeren van een aangevraagde vergunning?

Vraag 6b

Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het stellen van voorschriften aan een vergunning?

Vraag 7

Waarom is uiteindelijk een wijziging van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 terecht geweigerd?

Vraag 8

Bestuursrechters zullen niet snel een bestreden besluit vernietigen vanwege strijd met specialiteitsbeginsel. Ook niet in deze uitspraak. Hoe komt dat?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Sinterklaasintocht en zwarte Piet ABRvS 12-11-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117

Vraag 1

Beschrijf de casus

Vraag 2

Waarom had de burgemeester volgens appellanten geen evenementenvergunning mogen verlenen voor de jaarlijkse sinterklaasoptocht in 2013?

Vraag 3

Wat is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak de kernvraag die in hoger beroep beantwoord moet worden?

Vraag 4

Leg uit aan de hand van welke bepaling(en) uit de APV van Amsterdam de burgemeester om een evenementenvergunning te verlenen dient te beoordelen. Betrek in uw antwoord of deze bevoegdheid beleidsvrijheid bevat.

Vraag 5

Wat bepaalt de betreffende regeling over het verbinden van voorschriften/beperkingen aan de vergunning?

Vraag 6a

Hoe bepaal je welke belangen mee mogen wegen bij de belangenafweging in het geval een vergunning is aangevraagd?

Vraag 6b 

Waarom is de burgemeester het niet eens met de uitspraak van de Rechtbank?

Vraag 6c

 Leg uit hoe de Afdeling bestuursrechtspraak in deze uitspraak vaststelt wat de reikwijdte is van de belangenafweging?

Vraag 7

Waarom is de burgemeester naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak in dit geval niet gehouden om te beoordelen of artikel 8 EVRM aan verlening van de vergunning in de weg staat?

Casus III

Vragen naar aanleiding van het arrest Ligplaatsvergunning Delfzijl ABRvS 03-02-2016, ECLI:NL:RVS:2016:196

Vraag 1

Beschrijf de casus

Vraag 2a

Beredeneer  op welke bepaling(en) uit de APV van Delfzijl het besluit van het college van B&W van 15 januari is gebaseerd.

Vraag 2b

bevat

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest College van Beroep voor het bedrijfsleven 17-08-2010, ECLI:NL:CBB:2010:BN4328

En de volgende brief van het college van B&W Noordenveld

Brief van het college van B&W van de gemeente Noordenveld aan de heer Van der Weide
---------------------------------------------
Aan de heer H.D. van der Weide
Roterij 23
9876 AB Peize

Roden, 28 augustus 2017

Geachte heer Van der Weide,

U bent eigenaar van een bruin-witte Drentsche Patrijshond, roepnaam Quibus. Op grond van ingediende klachten dient deze Drentsche Patrijshond te worden aangemerkt als gevaarlijk in de zin van artikel 29, aanhef en onder d, APV Noordenveld. Daarom gelasten wij u er zorg voor te dragen dat uw hond Quibus zich niet op de openbare weg kan be- vinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf of muilband.

De door u voor deze hond gebruikte muilband beschouwen wij niet als doelmatig, daar de hond ondanks deze band uw buurman, de heer Tollema, heeft kunnen verwonden. Deze last gaat in met ingang van de dag na ontvangst van deze brief.

Hoogachtend,

Namens het college van B&W van Noordenveld

De Burgemeester
De Secretaris
---------------------------------------------
Artikel 29 APV Noordenveld bepaalt dat de rechthebbende op een hond verplicht is er voor zorg te dragen dat: (...) d. die hond zich niet op de openbare weg kan bevinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf en muilba

Vraag 1

Leg uit op welke grond het CBb in de casus "Herplantplicht" tot de conclusie is gekomen dat de beslissing van het bestuursorgaan wel/geen rechtsgevolgen had. 

Vraag 2

Welke vier beslissingen zijn in de brief van het college van de gemeente Noorderveld te vinden?

Vraag 3

leg uit op grond van welke argument(en) de bestuursrechter ter zake van elk van die vier beslissingen tot de conclusie zou komen dat deze wel/geen rechtsgevolgen hebben?

Vraag 4

Waar hangt het blijkens de casus “Herplantplicht” en “aanlijnplicht” vanaf of een beslissing van een bestuursorgaan rechtsgevolg heeft?

Vraag 5

Zoek en lees via rechtspraak.nl de recente uitspraak van 20 december 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:3514. Welke conclusie kunt u na lezing trekken over het begrip ‘rechtshandeling’?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Melding uitweg o.g.v. de APV Leeuwarden, ABRvS 14-01-2015, ECLI:NL:RVS:2015:14

Vraag 1

Stel dat het college van B&W van de gemeente Leeuwarden een melding ontvangt in de zin van art. 2.12 lid 1 APV Leeuwarden en onmiddellijk schriftelijk beslist de uitweg te verbieden. Is die beslissing een besluit in de zin van art. 1:3 Awb? Leg uit.

Vraag 2 

Stel dat degene die een uitweg wil aanleggen daarvoor een stuk grond van 4 bij 2 meter nodig heeft dat in eigendom is

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7


Vragen

Casus I

Vragen naar aanleiding van het arrest Reiskosten MBO-scholier, ABRvS 08-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2162

Vraag 1

Zet in het kort de casus uiteen.

Vraag 2 

Waarom had de rechtbank (in eerste aanleg) het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard?

Vraag 3

Tegen welk besluit is het beroep van appellante gericht? Wat is het rechtskaraker van dat besluit?

Vraag 4 

In hoger beroep spelen de nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mbo-scholieren 2013-2015 (de Regeling) een belangrijke rol. Wat is het rechtskarakter van het besluit?

Vraag 5

De aanvraag van appellante is geweigerd gelet op artikel 4 en 7 van de Regeling. Beschikte het college van gedeputeerde staten van Limburg over beleidsvrijheid bij het uitoefenen van die bevoegdheid?

Vraag 6

Het geschil illustreert duidelijk het verschijnsel van gelede normstelling in het publiekrecht. Geef de verschillende lagen van de normstelling weer tot aan het besluit van 11 oktober 2013

Vraag7a

De afdeling verwijst in bovenstaande uitspraak naar de standaarduitspraak Landbouwvliegers. Op welke wijze kan een algemeen verbindend voorschrift ondanks art. 8:3 Awb toch worden voorgelegd aan de bestuursrechter?

Vraag 7b

Aan welke twee eisen dient een algemeen voorschrift volgens bovenstaande uitsprak te voldoen en op welke wijze moet de bestuursrechter toetsen en waarom?

Vraag7c 

Ziet u een verschil met de overwegingen van de afdeling in bovenstaande zaak?

Vraag7d

Kunt u de verschillen in de formulering vinden? Verwacht u na lezing van de nieuwe overweging een minder of een meer terughoudende wijze van toetsing?

Vraag7e

Kunt u verschillen aanduiden tussen de toetsing door de HR in de standaarduitspraak landbouwvliegers, de ABRvS in de bovenstaande zaak en die van de CRvB in de standaarduitspraak PGB thomashuis-bewoners? Welke wijze acht u het meest geschikt in de huidige democratische rechtsstaat?

Vraag7f

Acht u het mogelijk dat een AVV onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het motiveringsbeginsel?

Vraag 8

In hoeverre sluit de Awb aan bij de overwegingen van de Afdeling in bovenstaande uitspraak en/of bij de standaarduitspraak Landbouwvliegers van de Hoge Raad?

Voorafgaand aan de standaarduitspraak Landbouwvliegers was de rechter van oordeel dat algemeen verbindende voorschriften niet aan ongeschreven recht mochten worden getoetst (zelfs niet als deze afkomstig waren van een bestuursorgaan). Waarom?

Casus II

Vragen naar aanleiding van het arrest Aanwijzingsbesluit Zijkanaal D, ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510

Vraag 1

Zet de casus uiteen

Vraag 2 

In r.o. 7.1 is de volgende zin te lezen: ‘De gemeente heeft aan de Regionale directie te kennen gegeven handhavend te willen optreden, omdat zij rijksgronden en -water in strijd met het bestemmingsplan aan [persoon 2] in gebruik had gegeven.’ Prof. mr. L.J.A. Damen valt in een publicatie over bovenstaande uitspraak over het onzorgvuldige taalgebruik van de Afdeling. Wat zou hij bedoelen?

Vraag 3

Wat is het rechtskarakter van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010? Leg uit.

Vraag 4a

Wat is volgens de

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1730
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.