AOP psychologie - Arbeidspsychologie oefenvragen

vraag 30 ontbreekt, bij de vragen waarvan ik het antwoord niet in de samenvatting kon vinden staan vraagtekens

Vragen

1.Welke van onderstaande stellingen is juist? 

a. Een gestructureerd interview geeft informatie over vakkennis

b. Een ongestructureerd interview geeft geen informatie over communicatieve vaardigheden.

c. Een assessment verlaagt de kans dat men feedback accepteert

2. Met ‘g’  bedoelt men:  

a. De individuele verschillen tussen mensen zoals intelligentie, persoonlijkheid en kennis

b. De niet-specifieke capaciteit om logisch te denken, te leren en problemen op te lossen op allerlei manieren en onder allerlei omstandigheden.

c. een wijze om het gedrag van werknemers te voorspellen

3. Psychologen hebben gevonden dat bij stress… 

a. … Het niet uitmaakt of iemand ’s nachts of overdag werkt voor de ervaren stress. De “job conroll factor” zorgt dat mensen zich snel aanpassen aan een andere dagindeling.

b. … Het weinig uitmaakt of iemand ’s nachts of overdag werkt. De “circadian cycle” van de mens zorgt ervoor dat men zich aan kan passen aan nachtwerk zonder veel stress te ervaren.

c. …Het veel uitmaakt of iemand ’s nachts of overdag werkt. De “circadian cycle” van de mens zorgt ervoor dat mensen die ‘s nachts werken eerder stress ervaren dan mensen die overdag werken.

4. In een test wordt de intelligentie gemeten met een gestandaardiseerde, genormeerde leestest.

Deze meting is: 

a. Valide en betrouwbaar

b. Onbetrouwbaar, maar wel valide

c. Betrouwbaar en niet valide.

5. Een powertest is ongeschikt wanneer reactiesnelheid een belangrijk onderdeel vormt van het beroep. 

a. Dit is juist

b. Een powertest is ongeschikt wanneer de deelnemers leerproblemen hebben.

c. Een powertest is ongeschikt voor oudere deelnemers.

6. Welke uitspraak over OCB (organizational citizenship behavior) klopt niet? 

a. In alle banen is OCB een positief verschijnsel.

b. Taakprestaties en OCB dragen onafhankelijk van elkaar bij aan algemene prestatie beoordeling.

c. Er is een gender verschil in de interpretatie van OCB gedragingen.

7.Wat wordt verstaan onder het Lordstown effect?  

a. Vorm van sabotage.

b. Het verschijnsel dat nieuwe generaties steeds slimmer zijn dan hun ouders.

c. Een verandering in gedrag of attitude als resultaat van meer aandacht.

8. Welke combinatie is de meest juiste? 

a. Distributive justice-why, Procedural justice-how, Interactional-what

b. Distributive justice-how, Procedural justice-what, Interactional-why

c. Distributive justice-what, Procedural justice-how, Interactional-why

9. Which statements about types of (dis)satisfaction is not true (Bruggeman et al.)  

a. Resigned work satisfaction is better than all types of dissatisfaction

b. Not all forms of (dis)satisfaction have direct influence on work behaviour

c. A distorted perception or a denial of the negative work situation can result in pseudo-work satisfaction

10. Bij procesconsultatie wordt verondersteld dat: 

a. Gedrag veranderd moet worden voor attituden 

b. Attituden veranderd moeten worden voor gedrag 

c. Emoties veranderd moeten worden voor attituden

11. Waarom past de Maslow-behoeftepyramide in de ‘mens als machine’ metafoor?  

a. Het was de eerste die keek naar de

individuele verschillen. 

b. Het gedrag is onbewust en automatisch. 

c. Het zag de mens als rationeel denkend. 

12. Wat is een kenmerk van een episodische verandering?

a. Minder succesvol dan doorlopende veranderingen 

b. Succesvoller dan doorlopende veranderingen 

c. Zijn ongeveer even succesvol als doorlopende veranderingen 

13. ProMes zou men kunnen vinden in  TQM en Six Sigma.

a. alleen in  TQM 

b. aleen in Six Sigma 

c. In beide 

14. In een bedrijf met een vakbond verdienen middenmanagers meer dan bij bedrijven zonder vakbond vanwege:

a. Het bedrijf wil geen problemen met de vakbond en betaald daarom beter

b. Doordat de werknemers op de laagste rang meer verdienen o.g.v. het lid zijn van de vakbond, dit wordt doorberekend bij de managers, want die moeten in verhouding meer verdienen 

c. Een vakbond zorgt ervoor dat het bedrijf innovatiever wordt en dat is terug te zien in de lonen 

15. Hofstede’s ‘lange termijn vs korte termijn orientatie’ is:

a. De mate waarin leden van een cultuur tijd nodig hebben om zich aan te kunnen passen binnen een andere cultuur. 

b. De mate waarin leden van een cultuur directe bevrediging van hun materiële, sociale en emotionele behoeften verwachten. 

c. De mate waarin leden van een cultuur zich op hun gemak voelen in onvoorspelbare situaties. 

16. De mens als wetenschapper-metafoor is vergelijkbaar met de organisatorische interventies Managament by objectives, Six Sigma, lean  production en TQM.

a. dit is correct

b. de metafoor mens als machine is hier van toepassing 

c. de metafoor mens als rechter is hier van toepassing 

17. Waar maak het ‘Lordstown’ syndroom onderdeel van uit bij contraproductief werk?

a. Sabotage

b.  Absentie 

c. Oneerlijkheid 

18.Administratieve beoordelingstraining is gericht op het verminderen van de centrale tendensfout, leniency/severit en het Halo-effect.  

a. Dit klopt 

b. Nee, dit is Psychometric training 

c. Nee, dit is Frame-of-Reference training 

19. De analyse van KSAO's bij job analysis vindt plaats na  de taak-georiënteerde job analyse.

a. dit is correct 

b. Nee, dit vindt plaats na de werker-georiënteerde job analyse 

c. Nee, dit vindt plaats na zowel de taak-georiënteerde job analyse als de taak-georiënteerde job analyse 

20. Maslows behoefte theorie bestaat uit:       

a. Twee factoren: hygiëne en

b. motivatoren Drie niveaus: existentie, verbondenheid en groei

c. Vijf niveaus: fysiek, veiligheid, sociaal, achting en zelfverwerkelijking

21. Bij Vroom's VIE theorie wordt motivatie gezien als  mens als machine.

a. Dit is juist 

b. Onjuist, Person-as-scientist 

c.  Onjuist, Person-as-judge 

22.Welke uitspraak over de evaluatie van de uitkomsten van staffing is juist?

a.   Bij criterium-gerelateerde validiteit wordt niet gekeken in hoeverre de voorspelling van een test  strookt met een bepaalde prestatie. 

b.  Hoe hoger de selectie ratio SR (het aantal beschikbare posities gedeeld door het aantal testpersonen) hoe meer kandidaten met een hoge testscore.

c.  Niet alleen de validiteit maar ook het juist vaststellen van de cut score bepaalt of je geschikte kandidaten selecteert voor een functie.

23.Contingent rewards, job enrichment en ProMES zijn bedoeld om meer inspraak te krijgen. 

a. Nee, om de motivatie te verhogen 

b. Dit is correct

c. Nee, om de satisfactie te verhogen 

24.In Organisatorische identificatie zien we hoofdzakelijk  de person as-judge.

a. Dit is juist 

b. De person-as-scientist 

c. De person-as-godlike 

25. Welke stelling beredeneerd vanuit het Demand-Control model is onjuist:

a. Een baan met ‘high-demands’ en ‘low control’ wordt vaak minder zwaar door de ‘demands’ naar beneden toe bij te stellen 

b. Een baan met ‘high-demands’ en ‘low-control’ leidt vaak tot allerlei gezondheidsproblemen

c. Een baan met ‘high-demands’ en ‘high-control’ leidt over het algemeen tot goede gezondheid en een actief leven naast het werk

26. Reactiecriteria is het belangrijkst trainingscriteria voor een organisatie.

a. Dit is juist.

b. Nee, dit is resultatencriteria  

c. Nee, dit is gedragscriteria 

27 .Onder interne criteria valt:

a. Dit is juist

b. Resultatencriteria 

c. Gedragscriteria 

28.Welke stelling over stress preventiestrategieën 

a.  Een secundaire preventiestrategie is er niet op gericht om de emotionele respons op stress te verkleinen;

b.  Secundaire preventie kan alleen reactief (en dus niet proactief) worden ingezet;

c.  Een primaire preventiestrategie sluit goed aan bij het P-E (person-environment) Fit model.

29. Wat is waar over het type A persoon met betrekking tot het werk? 

a. Het streven naar prestatie is gerelateerd aan wenselijke werkresultaten 

b. Ongeduldigheid/Geïrriteerdheid leidt niet tot korte-termijn gezondheidsproblemen 

c. Vijandigheid is een goede voorspeller van korte-termijn gezondheidsproblemen 

31. Effective leadership is een win-win situatie voor leiderschap.

a. Dit is juist

b. Het gaat hier om Successful leadership

c. Het gaat hier om Attempted leadership

32. De mate van controle is voor stress een belangrijke factor. 

a. Nee, de voorspelbaarheid  echter wel

b. Dit is correct 

c. Nee, de in te vullen rollen  echter wel

33.Voor ouderen is het verliezen van werk het minst rampzalig.

a. Dit is correct 

b. Voor de ouders 

c. Voor jongeren 

34.Quality circles worden opgeheven nadat het doel bereikt is.

a. Dit is correct 

b. Het gaat hier om Projectteams 

c. Het gaat hier om Productieteams 

35.Bij organisaties met een doorlopend proces  is de span of control het grootst.

a. Bij organisaties die massaproductie hebben  is deze het grootst

b. Dit is juist 

c. Bij organisaties die steeds een andere, kleine, batch produceren  is deze het grootst

36.Wat is het verschil tussen de Boomers (jongere) generatie en de Gen Xers? 

a. De Boomers zijn loyaler 

b. De Boomers zijn meer 'ik'-georiënteerd 

c. Beide beweringen zijn waar 

37.Hoe is de relatie tussen de equity theorie, goal setting theorie en Vroom's VIE theorie? 

a. De goal setting theorie gaat minder uit van intentie 

b. Vroom's VIE theorie en de equity theorie gaat meer uit van de person-as-scientist 

c. De beide beweringen zijn waar 

38.In vergelijking tot minder ondernemende collega’s: Staat een ‘ondernemer’ uitgebreid stil bij mogelijke niet-succesvolle uitkomsten.

a. ‘Is een ‘ondernemer’ minder sociaal vaardig’

b. ‘Scoort een ‘ondernemer’ lager op self-efficacy’

c. deze stelling is onjuist

39.Stage is geen on-site trainings method.

a. Dit klopt

b. Jobrotatie is geen on-site trainings methode.

c. Simlator  is geen on site trainings methode.

40.Sabotage is een voorbeeld van productie deviantie bij contraproductief werkgedrag.

a. Nee, absentie is daar wel een voorbeeld van. 

b. Dit is correct.

c. Nee, roddelen  is daar wel een voorbeeld van.

41.Wat is de juiste invulling? De ... identificeert wat gemeten zou moeten worden. De ... meet het. De ...  maakt gebruik van de voorspellers voor performance. 

a. Differentiële psycholoog, de IO-psycholoog, psychometrist

b. De IO-psycholoog, psychometrist, differentiële psycholoog 

c. Differentiële psycholoog, psychometrist, de IO-psycholoog 

42.Cognitieve taak analyse behoort tot de nieuwe soort van job analyse.

a. Nee, maar critical incidents wel

b. Nee, maar Interviews  wel.

c. De stelling is correct.

43.Het Halo-effect is een ratingfout waarbij de werknemer op verschillende dimensies hetzelfde beoordeelt.

a. Dit is correct 

b. Deze ratingfout heet de Leniency-Severity fout 

c Deze ratingfout is de centrale tendensfout 

44.De hygiënebehoeften van Herzberg komen overeen met Maslow's  Safety needs en Psychological needs.

a) alleen  met Safety needs 

b) alleen met Psychological needs 

c) Dit is correct

45.Welke model voor het managen van diversiteit wordt aangeraden? 

a. Assimilatiemodel 

b. Protectiemodel 

c. waardenmodel 

46.Welke van deze landen heeft geen collectivistische cultuur?

a. Duitsland

b. Japan

c. China

47.Waarin verschillen de Michigan Studies van de Ohio State University Studies (eerder uitgevoerd)? 

a. Relatie-georiënteerd gedrag 

b. Taak-georiënteerd gedrag 

c. Participerend gedrag 

48.Welke is een dimensie in de theorie van de cultuur van Hofstede?

a. Uncertainty avoidance

b. Conscientiousness

c. Power discord

49.Welke van onderstaande stellingen is juist?

a. Hoe slechter iemands prestatie, hoe kleiner zijn of haar zelfoverschatting.

b. Zowel goede als slechte presteerders schatten hun prestaties meestal realistisch in;

c. Beide stellingen zijn onjuist

50.Welke van de volgende beroepen is het meest stressvol volgens het demand-control model? 

a. Portier 

b. Huisarts 

c. Lopende band medewerker 

51.Campbell onderscheidt declaratieve kennis en procedurele kennis voor baanprestatie.

a. Dit is correct.

b. Nee, hij onderscheidt declaratieve kennis, procedurele kennis, motivatie en vaardigheden 

c. Nee, hij onderscheidt declaratieve kennis, procedurele kennis en vaardigheden 

52.Welke is een van de drie hoofdconcentraties in de Arbeids- en Organisatiepsychologie?

a. Industrial technology

b. Industrial engineering

c. Organizationel psychologie

53.Potentiële negatieve consequenties van telewerken zijn sociale isolatie en een lage productiviteit.

a. Dit is correct

b.Nee, Vage grenzen tussen werktijd – privetijd en afname van ambities;

c.Sociale isolatie en het met elkaar in botsing komen van werk- en familierollen.

54.Een bij tussenpozen werkende beloning (intermittent reward) verhoogt de prestaties meer dan een voortdurende beloning (continuous reward).

a. Dit is correct

b. Intermittent reward verlaagd juist de prestaties

c. Beide stellingen zijn onjuist

55.Digitization is het fenomeen dat werknemers op verschillende plekken in de wereld samen werken.

a. Nee, dit is Telecommuting

b. Nee, dit is Virtual teams

c. Digitization

56.Een expatriate is een cultuur die op de verschillen tussen individuen opgebouwd is.  

a. Nee, een expatriate is een werknemer die in het buitenland werkt

b. De stelling klopt

c. Nee, een expatriate is een verdeling van emotionele rollen tussen genders

57.Welke definitie over commitment t.o.v.  een organisatie is goed:

a. Affective commitment betekent dat je niet graag bij een organisatie wilt horen

b. Continuance commitment betekent dat je het belangrijk vindt dat het personeel voor continuïteit zorgt binnen het bedrijf

c. Normative commitment betekent dat je het als een verplichting ervaart om bij een organisatie te blijven

58. Slechter betaald worden ten opzichte van anderen voor hetzelfde werk in een andere organisatie is een schending van:                     

a. Procedurele rechtvaardigheid 

b. Verdelende rechtvaardigheid

c. Interactionele rechtvaardigheid

59. Eén van de belangrijkste kenmerken van de ‘goal setting theorie’ is goal commitment.

a. Nee, de aanwezigheid van gezamenlijke doelen is dat wel

b. Dit is correct

c. Nee, de aanwezigheid van eenvoudig te behalen doelen is dat wel

60. Indien een hoogleraar een studente beter beoordeelt dan zij verdient omdat hij weet dat zij bij haar vorige tentamen een 9 heeft gehaald dan is dat een voorbeeld van het Halo effect.

a. Dit is correct;

b. Nee, dit is een voorbeeld van het Knowledge of predictor effect;

c. Nee, idt is een voorbeeld van het Primacy effect.

61.Wat is een production team? 

a. Een team van front-line werknemers die concrete output leveren. 

b. Een team werknemers die vergaderen om werkgerelateerde problemen te identificeren en ideeen te bedenken om de productiviteit te verbeteren. 

c. Een team dat een bepaald probleem of meerdere problemen oplost, en stopt te bestaan wanneer dit gelukt is. 

62.Which factor is  included in the FFM (Big 5):

a. Positive valence

b. Extraversion

c. Introspection               

63.Het just-in-time (JIT) productie systeem is bepalend voor het reduceren van verspilling in al zijn vormen. 

Dit systeem is kenmerkend voor het Total Quality Management.

a. Dit is correct 

b. Nee, dit is kenmerkend voor Six Sigma systemen 

c. Nee, dit is kenmerkend voor Lean Production Manufacturing 

64.What are  today’s challenges in IO Psychology?  

a. I-O psychology needs to be relevant

b. I-O psychology needs to be progressive

c. I-O psychology needs to help increasing economy

65.Verpleegkundigen met een lage ‘communal oriëntation’ hebben een:

a. Kleinere kans op het krijgen van een burnout dan verpleegkundigen met een hoge ‘communal oriëntation’;

b. Grotere kans op het krijgen van een burnout dan verpleegkundigen met een hoge ‘communal oriëntation’;

c. Zelfde kans als verpleegkundigen met een hoge ‘communal orientation’ op het krijgen van een burnout.

66.Wat is een 'taxonomy'?

a. Een methode om organisaties van binnenuit te veranderen

b. Een orderlijk, wetenschappelijk klassificatie systeem

c. Zowel a als b

67.Wat wordt verstaan onder 'base rate'?

a. Percentage sollicitanten met een hoge performance

b. Aantal vrije plekken op een werkplek, gedeeld door het aantal sollicitanten

c. Percentage huidige werknemers met succesvolle performance

68.De mogelijkheid om je mening te geven staat centraal in welke soort rechtvaardigheid?

a. Distributieve rechtvaardigheid 

b. Procedurele rechtvaardigheid 

c. Interactionele rechtvaardigheid 

69.OCB is belangrijk in: 

a.  Six Sigma

b.  TQM 

c.  In beide 

70.Welke reinforcementsmechanismen werken voornamelijk in de industriele context?

a. Continue beloning en met intervallen belonen. 

b. Afhankelijke beloning en continue beloning. 

c. Afhankelijke beloning en verschillende schema's van versterking. 

71.Bij de cultuur en het klimaat (veiligheid) van een organisatie is de interactie:

a. Tussen het individuele niveau en de directe leider van belang 

b. Tussen alle niveaus van belang 

c. Tussen de managers en de leiders van belang

72.Twee metaforen voor het model van werkmotivatie bij de organisatorische interventies (Managament by objectives, Six Sigma, lean production en TQM) zijn mens als wetenschapper en mens als rechter.

a. mens als machine en mens als wetenschapper 

b. mens als machine en mens als rechter   

c. dit is correct 

73.In welke theorie relateren TQM, Six Sigma en Lean Production aan werkmotivatie?

a. Goal setting theory 

b. Action theory 

c. Self-efficiacy theory 

74.Een verschil tussen transformationeel en transactioneel leiderschap is:

a. Transformationeel leiderschap beschrijft de gedragsveranderingen die teweeg worden gebracht bij de volgelingen, transactioneel leiderschap beschrijft het gedrag van de volgelingen dat gelijk. 

b. Transformationeel leiderschap legt de nadruk op de toekomst, transactioneel leiderschap stelt oude assumpties ter discussie 

c. Transformationeel leiderschap beschrijft het gedrag van inspirerende politieke leiders, transactioneel leiderschap laat volgelingen zien hoe volgelingen hun persoonlijke doelen kunnen behalen.  

75.Vrouwen hebben minder spiermassa dan mannen, lagere niveaus van stamina en zijn flexibeler.

a. dit is correct

b. Vrouwen hebben alleen minder spiermassa

 c. Vrouwen hebben minder spiermassa, hogere niveaus van stamina en zijn even flexibel

76.Waar kan conventioneel gevonden worden in Holland's RIASEC-model? 

a. Non-conforming en extraversie 

b. Conforming en introversie 

c. Conforming en in het midden van introversie en extraversie 

77.Voorbeeld van een persoon-als-machine theorie is Maslow's behoeften theorie.

a Dit is correct 

b Onjuist, een voorbeeld is Vroom's VIE theorie 

c Onjuist, een voorbeeld is Adams equity theorie 

78.Wat is de team-role theorie van Belbin? 

a. Een theorie die stelt dat een effectief team bestaat uit een groep personen, waarvan 1 de leidersrol vervult en de rest van de groep een ondergeschikte rol. 

b. Een theorie die stelt dat een effectief team bestaat uit een groep individuen die samen 9 verschillende rollen vervullen. 

c. Een theorie die stelt dat een effectief team bestaat uit 9 personen die elk een andere rol vervullen.               

79.Judgmental measure verdient qua prestatiemeting de voorkeur.

a. Nee, Objective performance measure

b. Dit is correct

c. Nee, Personnel measure

80.Welke uitspraak over OCB (organizational citizenship behavior) klopt niet?

a. In alle banen is OCB een positief verschijnsel.

b. Taakprestaties en OCB dragen onafhankelijk van elkaar bij aan algemene prestatie beoordeling.

c. Er is een gender verschil in de interpretatie van OCB gedragingen.

81.Disinterestedness van de onderzoeker wil zeggen dat onderzoekers objectief en niet beïnvloed door vooroordelen moeten zijn.

a. Dit klopt

b. Dit klopt niet, disinterestedness wil zeggen dat de onderzoekers niet te betrokken raken bij de onderzochte bevolkingsgroep.

c. Dit klopt niet, disinterestedness wil zeggen dat de onderzoekers de eigen interesses opzij zetten tijdens het uitvoeren van een onderzoek

82.Met ‘g’  bedoelt men: 

a. De individuele verschillen tussen mensen zoals intelligentie, persoonlijkheid en kennis

b. de niet-specifieke capaciteit om logisch te denken, te leren en problemen op te lossen op allerlei manieren en onder allerlei omstandigheden.

c. een wijze om het gedrag van werknemers te voorspellen

83.Welke moderator variabele speelt een rol in de relatie tussen persoonlijkheid en arbeidsprestatie?

a. self-efficacy

b. motivatie van de werknemer

c. autonomie op de werkplek

84.Kenmerk van persoonlijkheid is dat:

a. men onder alle omstandigheden en door de tijd redelijk stabiel reageert.

b. de reactie van een persoon stabiel is door de tijd.

c. beiden zijn onjuist

85.Welke van onderstaande stellingen is juist?

a. Een gestructureerd interview geeft informatie over vakkennis

b. Een ongestructureerd interview geeft geen informatie over communicatieve vaardigheden.

c. Een assessment verlaagt de kans dat men feedback accepteert

86.Psychologen hebben gevonden dat bij stress…

a. … Het niet uitmaakt of iemand ’s nachts of overdag werkt voor de ervaren stress. De “job conroll factor” zorgt dat mensen zich snel aanpassen aan een andere dagindeling.

b. … Het weinig uitmaakt of iemand ’s nachts of overdag werkt. De “circadian cycle” van de mens zorgt ervoor dat men zich aan kan passen aan nachtwerk zonder veel stress te ervaren.

c. …Het veel uitmaakt of iemand ’s nachts of overdag werkt. De “circadian cycle” van de mens zorgt ervoor dat mensen die ‘s nachts werken eerder stress ervaren dan mensen die overdag werken.

87.Waaruit bestaat het Five Factor model?

a. Extraversion, mood, emotional stability, creativity, angst.

b. Extraversion, conscientiousness, agreeableness, emotional stability, openness to experience.

c. Agreeableness, extraversion, thrill-seeking, emotional stability, angst.

88.Wat is een critical incident?

a. Essentiele aspecten van prestatie waaruit iemands succes of falen blijkt.

b. Een doorslaggevende gebeurtenis bij een selectieprocedure waardoor duidelijk wordt dat iemand niet geschikt is voor een bepaalde functie.

c. Een ernstig ongeluk waaruit blijkt dat iemands prestatie ver onder de maat is.

89.Welke combinatie is de meest juiste?

a. Distributive justice-why, Procedural justice-how, Interactional-what

b. Distributive justice-how, Procedural justice-what, Interactional-why

c. Distributive justice-what, Procedural justice-how, Interactional-why

90.Wat is noodzakelijk voor effectieve 360 graden feedback?

a. actueel, anoniem en vertrouwelijk

b. direct, anoniem en vertrouwelijk

c. schritelijk, actueel en vertrouwelijk

91.Roterende ploegendiensten hebben nadelige gevolgen voor de satisfactie en welzijn van de werknemer.

a. Dit is correct

b. Bij vaste ploegendiensten is dit het geval

c. Zowel roterende als vaste ploegendiensten hebben geen nadelige gevolgen voor de satisfactie en welzijn van de werknemer

92.De Hawthrone studies onderzoeken de effecten van tijd en beweging.                              

a. Dit is correct.

b. Nee, de manipulatie van werkpleklicht

c. Nee, groepstests 

93.De mate van self-efficacy wordt o.a. positief beïnvloed door Mastery-ervaringen en social persuasion.

a.Dit is correct

b. Nee, door Mastery-ervaringen en competitie met collega’s;

c. Nee door Social persuasion en het stellen van makkelijke doelen.        

94.Is het demand-control model (van Karasek) toepasbaar in niet-westerse culturen?

a. Nee, alleen in Westerse culturen

b. Afhankelijk van de wijze waarop je het model gebruikt.

c. Ja

95.Does dissatisfaction belong to a Burnout according to recent research?

a. yes

b. no, Depersonalization and cynism on the job do

c. no, Exhaustion does

96.Welke stelling(en) over prestatie feedback is/zijn waar?

a. Een leidinggevende kan feedback over de prestatie van een ondergeschikte het beste direct in één gesprek koppelen aan de gevolgen van die feedback, bijv. voor het salaris.

b. Als er weinig negatieve feedback te geven is, kan een leidinggevende dat het beste uitspreiden over meerdere gesprekken.

a. is waar

b. is waar

c. beiden zijn niet waar

97.Na een bepaalde cursus die een cursist heeft moeten volgen is:

1. “Transfer of training” niet de mate waarmee de cursist de opgedane kennis in de praktijk brengt.

2. “Transfer of training climate” de mate waarin de werkplaats van de cursist werknemers aanmoedigt cursussen en bijscholing te volgen.

a. Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist.

b. Stelling 2 is juist, stelling 1 onjuist.

c. Stelling 1 en 2 zijn beiden onjuist.

98.Human Factors Psychology houdt zich voornamelijk bezig met: 

a de capaciteiten en limitaties van mensen in een specifieke omgeving

 b. welke specifieke eigenschappen nodig zijn voor productief gedrag 

c.  het trainen, recruiteren, selecteren van mensen 

99.De voorspellende waarde van ‘g’ is goed als Het om complexe werkzaamheden gaat.

a. dit is juist

b. Nee, als het om routine werkzaamheden gaat

c. Nee, als de werkzaamheden snelheid van handelen vragen

100.Een powertest is ongeschikt wanneer reactiesnelheid een belangrijk onderdeel vormt van het beroep.

a. dit is juist

b. Een powertest is ongeschikt wanneer de deelnemers leerproblemen hebben.

c. Een powertest is ongeschikt voor oudere deelnemers.

101.Welke conclusie kun je trekken uit het demand-control model van Karasek?

a. Om het probleem van te hoge werkdruk op te lossen, hoef je niet die werkdruk te verlagen maar kun je ook de job controle verhogen

b Hoge controle en hoge werkdruk leidt altijd tot hoge werkstress.

c. . Lage werkdruk is altijd te prefereren boven hoge werkdruk

102.Master goals stel je als je zelf beter wilt presteren dan anderen.

a. dit is juist

b. deze stel je als je niet minder wilt presteren dan anderen

c. deze stel je als je beter wilt presteren dan de vorige keer

103.Welke facor heeft geen invloed op het rechtvaardigheidsgevoel van de ondergeschikte  bij prestatiebeoordelingen?

a. De frequentie van de beoordelingen

b. Het feit, of de beoordeling positief of negatief is.

c. De mate waarin de leidinggevende op de hoogte is van alle taken van de ondergeschikte.         

104.Wat wordt verstaan onder het Lordstown effect?  

a. Vorm van sabotage.

b. Het verschijnsel dat nieuwe generaties steeds slimmer zijn dan hun ouders.

c. Een verandering in gedrag of attitude als resultaat van meer aandacht.  

105.In het geval van werkstress kan met het beste ‘problem-focused-coping toepassen.

a. dit is juist

b. nee, emotion-focused coping

c. nee, seeking social support

106.Om als psycholoog af te studeren is het voldoende als je voor al je vakken minimaal een 6 haalt. Dit is een voorbeeld van een:

a. Criterium-gerelateerde cut score;

b. Selectie-gerelateerde cut score.

c. Norm-gerelateerde cut score;

107.Modesty bias is een voorbeeld van een rating error.

a. Dit is niet waar

b. Dit is waar

c. Modesty bias heeft te maken met bescheiden willen omgaan met andere wetten

108.In een test wordt de intelligentie gemeten met een gestandaardiseerde, genormeerde leestest. Deze meting is:  

a. Valide en betrouwbaar

b. Onbetrouwbaar, maar wel valide

c. Betrouwbaar en niet valide.

109.Wanneer kan een prestatiebeloning beter niet worden ingesteld?

a.  Als er een lage interdependentie is tussen de werknemers

b. Als er geen deficiëntie is

c. Als de verschillen in prestatie worden verklaard door verschil in talent in plaats van inzet

110.Compressed workweek en Fixed shift zijn termen die horen bij ‘manufactoring organizations’.

a. dit is correct

b. Alleen Fixed Shift

c. Flextime is een betere term

111.Emotionele stabiliteit en introversie zijn factoren uit de Big-5.

a. Nee, conscientieusheid en agreeableness zijn factoren uit de Big 5.

b. Dit is juist 

c. Nee, conscientieusheid, emotionele stabiliteit

en agreeableness zijn factoren uit de Big 5.             

112.Prestatie management  is een nieuwe naam voor prestatie appraisal

a. Deze stelling is correct

b. Prestatie management benadrukt de link tussen individueel gedrag en de doelen van de organisatie 

c. Prestatie management is met name gericht op de taak-georiënteerde jobanalyse                 

113.Dat we in IO-psychologie de problemen van vandaag bestuderen en niet die van gister maakt onderdeel uit van.

a. dat het bruikbaar moet zijn 

b. dat het relevant moet zijn 

c. dat het gefundeerd moet zijn op wetenschappelijke gronden 

114.Duitsland staat bekend als individualistisch en horizontaal volgens het model van Triandis.

a. dit is correct

b. het gaat hier om China

c. het gaat hier om Zweden 

115.Content-related validity focust zich op de vraag of een testscore een goede voorspeller is van toekomstige prestatie.

a. Dit is construct-related validity 

b. Dit is critertion-related validity 

c. Dit is correct 

116.Bij de need norm gaat het erom wie het hardst werkt de beste beloning krijgt.  

a. Dat is correct 

b. Dat is de equity norm 

c. Dat is de equality norm 

Antwoorden + verwijzingen naar de stof

1a, zie Hoofdstuk 3

2b, zie Hoofdstuk 3

3c, zie Hoofdstuk 10

4c, zie Hoofdstuk 3

5a, zie Hoofdstuk 2

6a, zie Hoofdstuk 4

7a, zie Hoofdstuk 4

8c, zie Hoofdstuk 5

9a, zie Hoofdstuk 9

10a, zie Hoofdstuk 14

11b, zie Hoofdstuk 8

12a, zie Hoofdstuk 14

13c, zie Hoofdstuk 8

14b, zie Hoofdstuk 14

15b, zie Hoofdstuk 13

16a, zie Hoofdstuk 8

17a, zie Hoofdstuk 4

18b, zie Hoofdstuk 5

19c, zie Hoofdstuk 7

20c, zie Hoofdstuk 8

21b, zie Hoofdstuk 8

22c, zie Hoofdstuk 4

23a, zie Hoofdstuk 8

24a, zie Hoofdstuk 8

25a, zie Hoofdstuk 10

26b, zie Hoofdstuk 7

27a, zie Hoofdstuk 7

28c, zie Hoofdstuk 10

29a, zie Hoofdstuk 10

30c

31a, zie Hoofdstuk 12

32c, zie Hoofdstuk 10

33c, zie Hoofdstuk 9

34b, zie Hoofdstuk 13

35a, zie Hoofdstuk 13

36b, zie Hoofdstuk ??

37b, zie Hoofdstuk 8

38c, zie Hoofdstuk 8

39c, zie Hoofdstuk 7

40a, zie Hoofdstuk 10

41c, zie Hoofdstuk 3

42c, zie Hoofdstuk 4

43a, zie Hoofdstuk 5

44c, zie Hoofdstuk 8

45c, zie Hoofdstuk 11

46a, zie Hoofdstuk 13

47c, zie Hoofdstuk 12

48a, zie Hoofdstuk 14

49c, zie Hoofdstuk 5

50c, zie Hoofdstuk 10

51b, zie Hoofdstuk 3

52c, zie Hoofdstuk 1

53c, zie Hoofdstuk 9

54a, zie Hoofdstuk 8

55b, zie Hoofdstuk 12

56a

57c, zie Hoofdstuk 9

58b, zie Hoofdstuk 11

59b, zie Hoofdstuk 8

60b, zie Hoofdstuk 5

61a, zie Hoofdstuk 13

62b, zie Hoofdstuk 9

63c, zie Hoofdstuk 14

64a, zie Hoofdstuk 1

65b, zie Hoofdstuk 10

66b

67c, zie Hoofdstuk 5

68b, zie Hoofdstuk 11

69c, zie Hoofdstuk 14

70c, zie Hoofdstuk 7

71b, zie Hoofdstuk 14

72a, zie Hoofdstuk 8

73a, zie Hoofdstuk 14

74a, zie Hoofdstuk 12

75a, zie Hoofdstuk 8

76c, zie Hoofdstuk 3

77a, zie Hoofdstuk 8

78b, zie Hoofdstuk 13

79b, zie Hoofdstuk 5

80a, zie Hoofdstuk 4

81a, zie Hoofdstuk 2

82b, zie Hoofdstuk 3

83c, zie Hoofdstuk 3

84c, zie Hoofdstuk 3

85a, zie Hoofdstuk 3

86c, zie Hoofdstuk 10

87b, zie Hoofdstuk 12

88a, zie Hoofdstuk 5

89c, zie Hoofdstuk 11

90a, zie Hoofdstuk 5

91a, zie Hoofdstuk 10

92b, zie Hoofdstuk 1

93a, zie Hoofdstuk 7

94c, zie Hoofdstuk 10

95a, zie Hoofdstuk 10

96c, zie Hoofdstuk 12

97c, zie Hoofdstuk 7

98a, zie Hoofdstuk 4

99a, zie Hoofdstuk 3

100a, zie Hoofdstuk 3

101a, zie Hoofdstuk 10

102c, zie Hoofdstuk 7

103b, zie Hoofdstuk 5

104a, zie Hoofdstuk 4

105a, zie Hoofdstuk 10

106a, zie Hoofdstuk 2

107a, zie Hoofdstuk 5

108c, zie Hoofdstuk 2

109c, zie Hoofdstuk 4

110a, zie Hoofdstuk 10

111c, zie Hoofdstuk 3

112b, zie Hoofdstuk 5

113b, zie Hoofdstuk 1

114c, zie Hoofdstuk 1

115b, zie Hoofdstuk 2

116b, zie Hoofdstuk 11

 

Image

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor Keuzevakken Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: psysum
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
972 1