Oefententamens Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht - UU
- 2795 keer gelezen
Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.
Op grond van de Wet werk en bijstand krijgt Larissa Kroos een uitkering. Ze geeft tijdens een huisbezoek echter aan een toezichthouder van de gemeente toe dat ze geregistreerd heeft dat ze alleen woont. In tegenstelling tot wat ze heeft aangegeven, woont ze samen. Door deze leugen ontvangt Larissa meer bijstand dan wettelijk toegestaan is. Het College van Burgemeester en Wethouders vordert hetgeen dat Larissa ten onrechte heeft ontvangen terug. Hier is Larissa het natuurlijk niet mee eens en bestrijdt dit terugvorderingsbesluit. Anders dan Larissa had gehoopt, heeft ze zowel in de bezwaarschriftprocedure als in de beroepsprocedure geen succes. Tegen de uitspraak van de rechtbank hoopt de beroep in te kunnen stellen.
Welke rechtsprekende instantie is bevoegd om in hoger beroep over dit geschil te oordelen?
In Beuningen legt het college van burgemeester en wethouders aan de heer Kasteel een last onder dwangsom op omdat hij permanent in een recreatiewoning verblijft. Hierbij krijgt hij een begunstigingstermijn van drie maanden. Zo lang heeft hij om het verblijf in de woning te beëindigen. Indien hij dit niet doet, is hij € 2.200 verschuldigd voor iedere maand dat de permanente bewoning zich blijft voordoen. Dit kan oplopen tot een maximum van €22.000. Dit bedrag is vastgesteld op grond van de prijs die de heer Kasteel zou moeten betalen voor een vergelijkbare woning waar hij wel permanent zou mogen verblijven. Hiertegen dient de heer Kasteel een bezwaarschrift in, omdat hij de hoogte van de dwangsom te hoog vindt. Ter versterking van zijn argument, dient hij een lijst van 12 vergelijkbare woningen in die ook geschikt zijn voor permanente bewoning. De prijs van deze woningen ligt echter ruim €800 lager dan de prijs waar het college vanuit gaat. In het bezwaarschrift maakt de heer Kasteel daarom ook duidelijk dat de hoogte van de dwangsom beter € 1400 zou kunnen bedragen.
Beargumenteer of het college bij de beslissing op bezwaar rekening zal houden met deze grond of dat het kan volstaan met het oordeel dat de in het primaire besluit vastgestelde dwangsom niet kennelijk onredelijk is. [15 punten]
De heer heeft een boerderij in IJsselstijn. Hij wil op zijn boomgaard een kampeerterrein beginnen. Hiervoor vraagt hij op grond van de Verordening Verblijfsrecreatie een vergunning aan. Deze aanvraag wordt echter afgewezen. Daarna is een bezwaarprocedure ingesteld, welke ook geen vruchten afwerpt. Uiteindelijk pas in beroep heeft de heer Van Geffen succes. De bestuursrechter stelt vast dat hij wel degelijk recht heeft op de vergunning. Hiermee is hij natuurlijk verschrikkelijk blij. Hij vindt echter dat hij door de vertraging inkomsten heeft gemist en dat dit aan hem moet worden vergoed. Zijn totale schade zou zo'n €16.000 bedragen. Dit schadeverzoek dient de heer Van Geffen in bij het college. Hij is het alleen niet eens met de uitkomst van zijn verzoek.
Welke juridische stap kan de heer Van Geffen vervolgens zetten om te pogen schadevergoeding te krijgen? [15 punten]
In september 2013 heeft de raad van de gemeente Ommen bij besluit vastgesteld dat het bestemmingsplan 'Fietspas Ommen' voorziet in een 10 kilometer lange fietsroute langs de Ommense plassen. Tegen dit besluit heeft Nicky van Vlissingen beroep ingesteld bij de Afdeling. Zij heeft namelijk bij een van die plassen een agrarisch bedrijf. Zij voert in beroep aan dat ze haar bedrijfsvoering niet ongehinderd kan blijven voortzetten. Dit is omdat haar langbouwweg door de fietsroute wordt doorkruist. Vele deskundigen hebben hier advies over uitgebracht. Uit deze adviezen zou moeten blijken hoeveel fietsers er ieder jaar deze specifieke fietsroute zullen gebruiken en welke gevolgen dit zal hebben voor de uitvoering van het agrarische bedrijf van Nicky.
a. Het rapport met adviezen wordt 4 dagen voor de zitting bij de ABRvS ingediend. De gemeenteraad heeft van dit rapport kennis genomen en een oordeel over gegeven. Zou de ABRvS dit rapport bij haar beoordeling betrekken? [12 punten]
Als tweede beroepsgrond tegen het besluit van september 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Fietspad Schoorendaal” voert Nicky van Vlissingen aan dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersveiligheid voor fietsers in verband met een buiten zijn perceel liggende spoorwegovergang.
b. Stel dat u in de procedure bij de ABRvS de advocaat van de gemeenteraad bent. Welk betoog zou u dan aanvoeren om te bereiken dat de ABRvS op basis van de hierboven genoemde tweede beroepsgrond niet tot een vernietiging van het bestreden besluit komt? [13 punten]
Pieter-Paul van Zutphen produceert bestrijdingsmiddelen voor de agrarische sector. Hij wil een nieuwe fabriek in Groningen vestigen en daarvoor dient hij een aanvraag voor een omgevingsvergunning in. Het in dat licht uit te voeren project, waarop de aanvraag ziet, bestaat uit het bouwen van het bouwwerk en het oprichten van de inrichting. Het college van burgemeester van wethouders stelt in zijn ontwerpbesluit dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning afgewezen wordt omdat het bouwen van het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan en omdat de inrichting – onevenredig veel – stank zou veroorzaken. Pieter-Paul van Zutphen brengt tegen de laatstgenoemde afwijzingsgrond een zienswijze naar voren. Deze zienswijze heeft niet het voor hem gewenste resultaat. Na het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wijst het college de aanvraag voor de omgevingsvergunning af omdat het bouwen van het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan en omdat de inrichting – onevenredig veel – stank zou veroorzaken.
a. In beroep bij de rechtbank voert Pieter-Paul van Zutphen allereerst aan dat het bouwwerk niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat hij de bestemmingsplanvoorschriften anders interpreteert. Tot welk oordeel zal de rechtbank ten aanzien van die beroepsgrond komen? [10 punten]
Verder voert Pieter-Paul van Zutphen in beroep aan dat de inrichting geen, laat staan onevenredig veel, stank zou veroorzaken omdat hij dienaangaande verschillende voorzorgsmaatregelen heeft genomen. Op 1 december 2014 zal de zitting bij de rechtbank plaatsvinden. Pieter-Paul van Zutphen neemt naar de zitting deskundige Donny de Wit mee die een specialist is op het gebied van geluidhinder. Dat dit pas ter zitting is gebeurd, is voor het college geen bezwaar.
b. Zal de rechtbank Donny de Wit op de zitting horen? [10 punten]
Het college van burgemeester en wethouders stelt dat het beoordelingsvrijheid heeft om te bepalen of een inrichting – onevenredig veel – stank veroorzaakt. Het besluit om de aanvraag voor de omgevingsvergunning af te wijzen heeft het college gebaseerd op het feit van algemene bekendheid dat het produceren van gewasbeschermingsmiddelen stank veroorzaakt. Onderzoek op dit punt acht het college niet noodzakelijk.
c. De rechtbank denkt hier evenwel anders over en komt tot de constatering dat het college in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. Kan de rechtbank toepassing geven aan het bepaalde in artikel 6:22 Awb? [15 punten]
Het hoger beroep wordt ingesteld bij de ABRvS, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4 van de bij de Awb behorende bevoegdheidsregeling (artikel 8:105 Awb). In artikel 9 hoofdstuk 4 van de bevoegdheidsregeling wordt de Wet Werk en bijstand genoemd. De CRvB is dus bevoegd in hoger beroep. (paragraaf 2.4.4.3)
Op grond van artikel 7:11 lid 1 Awb vindt op grondslag van het bezwaarschrift een heroverweging plaats van het bestreden besluit. Heroverweging houdt in casu in dat ook de hoogte van de dwangsom opnieuw wordt vastgesteld. De aangevoerde grond en de verstrekte informatie zal worden meegenomen bij de heroverweging van de hoogte van de dwangsom. In bezwaar is dus geen sprake van een marginale toetsing, waarbij slechts beoordeeld wordt of de hoogte van de dwangsom kennelijk onredelijk is. (paragraaf 5.3.4.4)
Een nieuw verzoek indienen bij de bestuursrechter of de burgerlijke rechter. Artikel 8:89 lid 2 Awb. Hij heeft al voldaan aan artikel 8:90 lid 2 Awb. (p. 355)
a. De goede procesorde verzet zich in het algemeen niet tegen het overleggen van nieuwe stukken (nadere stukken) – documenten ter nadere toelichting van tijdig voorgedragen beroepsgronden – bij het beroepschrift of later in de procedure. De wetgever heeft de grens gelegd op tien dagen (artikel 8:58 van de Awb). Dit is geen harde grens; na deze termijn ingebrachte feiten of stellingen kunnen onder omstandigheden wel in de beoordeling worden betrokken, omdat doorbreking van de voortgang gerechtvaardigd is. Daarvoor moeten dan wel goede redenen bestaan. In het laatste geval gaat het dikwijls om een nadere toelichting van niet geringe omvang zonder dat er een niet verwijtbare reden voor de relatief late indiening is. In casu heeft de gemeenteraad van het rapport kennis genomen en een oordeel daarover geven. De ABRvS zou daarom uit oogpunt van goede procesorde waarschijnlijk geen bezwaar hebben tegen het inbrengen van het rapport 4 dagen voor de zitting. (paragraaf 5.3.3.5)
b. Ingevolge artikel 8:69a Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Voor hetgeen Nicky van Vlissingen heeft aangevoerd over de verkeersveiligheid geldt dat dat artikel eraan in de weg staat dat het bestreden besluit hierom wordt vernietigd. Het belang van haar is gericht op een onbelemmerde voortzetting van haar agrarische bedrijfsvoering. Het belang van verkeersveiligheid van fietsers houdt daarmee in casu geen verband. Deze beroepsgrond dient om die reden buiten beschouwing te blijven. (paragraaf 6.4.5)
a. Pieter-Paul van Zutphen heeft alleen zienswijzen naar voren gebracht omtrent de afwijzingsgrond dat de inrichting – onevenredig veel – stank zou veroorzaken. In beroep voert Pieter-Paul van Zutphen allereerst aan dat het bouwwerk niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat hij de bestemmingsplanvoorschriften anders interpreteert. Het betreft hier een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid en onder a (het bouwen van een bouwwerk) en onder e (het oprichten van een inrichting) Wabo. Pieter-Paul van Zutphen heeft aldus alleen zienswijzen naar voren gebracht over de toestemming van het oprichten van een inrichting. Artikel 6:13 Awb, zoals uiteengezet in onder meer ABRvS 9 maart 2011, AB 2011/130, verzet zich er tegen dat Pieter-Paul van Zutphen in beroep komt tegen de toestemming van het bouwen van een bouwwerk. Gevolg: op dat punt is het beroep niet-ontvankelijk. (paragraaf 4.5.2)
b. Deze getuige is niet tijdig aangemeld als bedoeld in artikel 8:60, vierde lid, Awb. Tim Luitjens kan in beginsel niet worden gehoord. Evenwel heeft het college van burgemeester van wethouders aangegeven dat het daartegen geen bezwaar heeft. Wanneer de wederpartij (in casu het college) tegen het horen geen bezwaar heeft, dient de rechtbank te bezien of de getuigenis redelijkerwijs kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak (artikel 8:63, tweede lid, Awb). Zulks is in casu niet het geval, daar Tim Luitjens zal getuigen over geluidhinder terwijl het in casu over stankhinder gaat. (paragraaf 6.2.5)
c. Artikel 6:22 Awb: Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Voor de beantwoording van de vraag of een gebrek in een besluit kan worden gepasseerd, is niet de aard van de geschonden norm beslissend is maar uitsluitend het antwoord op de vraag of aannemelijk is dat door die schending de belanghebbenden zijn benadeeld. In casu kan verdedigd worden dat Pieter-Paul van Zutphen is benadeeld door schending van het zorgvuldigheidsbeginsel; het dictum van het besluit had namelijk zonder dat gebrek anders kunnen luiden. Toepassing geven aan het bepaalde in artikel 6:22 Awb is gelet hierop niet mogelijk. (paragraaf 6.4.4)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens voor Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht aan de Universiteit Utrecht
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1940 |
Add new contribution