Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Cognitieve Psychologie aan de Universiteit Leiden - 2018/2019

MC-vragen

Vraag 1

Wat concluderen cognitieve neuropsychologen uit het optreden van een 'dubbele dissociatie' tussen twee cognitieve functies?

  1. Dat de twee functies uitgevoerd worden door dezelfde hersenstructuur

  2. Dat de twee functies uitgevoerd worden door dezelfde hersenstructuur, maar door verschillende onderdelen hiervan

  3. Dat de twee functies uitgevoerd worden door twee gescheiden maar afhankelijk werkende hersenstructuren

  4. Dat de twee functies uitgevoerd worden door twee gescheiden en onafhankelijk werkende hersenstructuren

Vraag 2

Broadbent's model voor visuele aandacht bevat een 'desicion channel' met een beperkte verwerkingscapaciteit. Waardoor was dit idee van beperkte capaciteit geïnspireerd?

  1. De computer- en telecommunicatie technologie

  2. Visuele aandacht van dieren

  3. Het filteren van koffie

  4. De geheugenkaart van een camera

Vraag 3

Waar heeft de Gestaltpsychologie zich met name mee bezig gehouden?

  1. 'Wetten' in het groeperen van elementen in het visuele veld

  2. 'Wetten' in het groeperen van elementen in het auditieve veld

  3. 'Wetten' in het groeperen van hersenstructuren

  4. 'Wetten' in het groeperen van auditieve en visuele informatie

Vraag 4

Het visuele systeem in het brein kent twee 'stromen': de dorsale stroom en de ventrale stroom. Wat is waarschijnlijk de functie van de dorsale stroom?

  1. Het herkennen van objecten

  2. De gewaarwording van de visuele wereld

  3. Het sturen van beweging op basis van perceptie

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 5

De uitdrukking 'perception lies in the brain of the perceiver' is het meest in overeenstemming met …

  1. De benadering van slechtziendheid

  2. De neuropsychologische benadering van visuele waarneming

  3. 'The Gibsonian view' op visuele waarneming

  4. De constructivistische theorie van o.a. Richard Gregory

Vraag 6

Richard Gregory maakte onderscheid tussen 3 soorten visuele illusies:

  1. Natuurkundige verschijnselen, met als voorbeeld …

  2. Illusies ten gevolge van fysiologische processen in het brein die niet top-down worden beïnvloed, met als voorbeeld …

  3. Illusies ten gevolge van top-down invloed op de waarneming, met als voorbeeld …

Wat hoort er op de stippellijnen?

  1. 1) Kleur na-effect, 2) luchtspiegeling, 3) Muller-Lyer illusie

  2. 1) luchtspiegeling, 2) Hermann grid, 3) Ames room

  3. 1) luchtspiegeling, 2) Muller-Lyer illusie, 3) Hermann grid

  4. 1) Kleur na-effect, 2) Ames room, 3) Hermann grid

Vraag 7

Wat zegt de "law of similarity" in de Gestaltpsychologie?

  1. "Figuur" en "achtergrond" zijn beter te scheiden naarmate ze meer op elkaar lijken.
  2. Elementen in het visuele veld kunnen zich groeperen op basis van gemeenschappelijke kleur of vorm.

  3. Twee gelijke stimuli worden samen sneller verwerkt dan elke stimulus afzonderlijk.

  4. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

Vraag 8

Wat is GEEN kenmerk van 'automatische' (versus 'gecontroleerde') verwerking van stimuli?

  1. Automatische verwerking is een onbewust proces

  2. Automatische verwerking kan voorkomen bij lezen

  3. Automatische verwerking verloopt serieel

  4. Automatische verwerking is geen onderdeel van de 'Stroop-taak'

Vraag 9

Je bent tijdens het maken van je ontbijt erg 'in gedachten' en ontdekt plotseling dat je Jus d'Orange op je bord schenkt in plaats van in je glas. Dit is een typisch voorbeeld van:

  1. Een lapse

  2. Monotasking

  3. Een slip

  4. De Feature Interogation Theory (FIT)

Vraag 10

Beoordeel de volgende stellingen:

  1. Volgens het 'late selection model' van Deutsch en Deutsch vindt selectie pas plaats op het niveau van de respons

  2. Volgens het 'early selection model' van Broadbent vindt selectie vroegtijdig plaats op basis van mentale kenmerken

Welke optie is correct?

  1. Stelling I en II zijn allebei juist

  2. Stelling I is juist, stelling II onjuist

  3. Stelling I is onjuist, stelling II juist

  4. Stelling I en II zijn beide onjuist

Vraag 11

In een experiment van Allport en collega's moesten proefpersonen een verhaal – dat aan 1 oor werd aangeboden – 'schaduwen'. Tegelijkertijd werd een lijst te onthouden woorden gepresenteerd. De onderzoekers vonden dat het geheugen voor die lijst van woorden beter was bij … presentatie, wat bewijs vormt voor het belang van … bij het uitvoeren van dubbeltaken.

  1. Visuele, oefening

  2. Visuele, taakgelijkenis

  3. Auditieve, oefening

  4. Auditieve, taakgelijkenis

Vraag 12

Modellen van selectieve aandacht voorgesteld door Treisman, Broadbent en Deutsch & Deutsch verschillen in de mate waarin irrelevante (te negeren) informatie wordt verwerkt tot op een betekenis (semantisch) niveau. Wat is de juiste volgorde van de modellen, van weinig betekenis verwerking naar veel betekenis verwerking?

  1. Broadbent, Deutsch & Deutch, Treisman

  2. Deutsch & Deutsch, Treisman, Broadbent

  3. Broadbent, Treisman, Deutsch & Deutsch

  4. Deutsch & Deutsch, Broadbent, Treisman

Vraag 13

Wat is het belangrijkste kenmerk van apperceptieve agnosie?

  1. De patiënt kan tekeningen niet kopiëren

  2. De patiënt krijgt te maken met kleurenblindheid

  3. De patiënt kan geen tekeningen uit het hoofd maken

  4. Het verwarren van objecten die op elkaar lijken

Vraag 14

Wat is het belangrijkste kenmerk van “form” agnosie (in vergelijking met “integrative” Agnosie)?

  1. Bij form agnosie treedt ook “unilateral neglect” op.

  2. Bij form agnosie kan de patiënt objecten niet alleen visueel niet herkennen, maar ook niet na betasten.

  3. Bij form agnosie kan de patiënt tekeningen niet kopiëren.

  4. Form agnosie is vooral een stoornis in het “waar” systeem.

Vraag 15

Bij “Synesthesie” is er sprake van een associatie tussen bijvoorbeeld cijfers en kleuren. Welke uitspraak over dit verschijnsel is juist?

  1. De kleurwaarneming treedt alleen op wanneer het cijfer daadwerkelijk is aangeboden. Niet wanneer het – bijvoorbeeld - de uitkomst van een rekenkundige operatie is (2 + 5 = ).

  2. De waargenomen kleur bij een cijfer is voor waarnemers gelijk. Het getal 7 wordt bijvoorbeeld altijd met de kleur rood geassocieerd.

  3. De kleur wordt alleen waargenomen wanneer er een bewuste gewaarwording is (en dus niet bij onderdrempelige aanbieding van een cijfer).

  4. Een ambigue stimulus (b.v. een teken dat zowel als het getal 5 als de letter S kan worden gelezen) geeft altijd zelfde kleurgewaarwording, onafhankelijk van de interpretatie van de waarnemer.

Vraag 16

Welke verklaring is er in de loop der jaren NIET gegeven voor 'blindsight'?

  1. Er is een systeem dat zich richt op het lokaliseren van een object in de ruimte en het tweede systeem zich richt op de identificatie ervan

  2. Blindsight is het gevolg van nieuwe verbindingen tussen hersendelen, ontstaan na het optreden van de beschadiging

  3. Patiënten maken gebruik van een andere (meer 'primitieve') route in het visuele systeem

  4. Er is een primitief niet-gestreept (non-striate) systeem dat gevoelig is voor beweging, en een meer ontwikkeld gestreept (striate) systeem dat zorgt voor bewuste perceptie

Vraag 17

Waarom is geheugen cruciaal voor ons functioneren?

  1. Het is essentieel voor het plannen van gedrag

  2. Het beinvloed sociale interactie en de bijbehorende consequenties

  3. Het helpt bij het leren van nieuwe routines en het veranderen van oude routines

  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 18

Wat is de beste schatting van de capaciteit van het werkgeheugen?

  1. 2 tot 3 items

  2. 3 tot 5 items

  3. 5 tot 9 items

  4. 5 tot 10 items

Vraag 19

In een test is de opdracht om de letters l-c-m-t-e aan te vullen tot een compleet woord. De kans dat dit lukt is groter als men enige tijd daarvoor het woord 'locomotief' heeft gelezen. Het 'repetition-priming' effect). Deze kans is :

  1. Onafhankelijk van het kunnen herinneren of herkennen van het woord

  2. Onafhankelijk van de aanwezigheid van een visuele stimulus

  3. Onafhankelijk van het aantal vurende neuronen in het brein

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 20

Een proefpersoon krijgt gedurende twee seconden een drietal willekeurige letters aangeboden. Vervolgens moet hij/zij eerst 20 seconden terugtellen en vervolgens de letters proberen te herinneren. Dit wordt een groot aantal keer herhaald, steeds met andere lettercombinaties. Hoeveel letters kunnen er gemiddeld nog herinnerd worden?

  1. Minder dan 1 gemiddeld

  2. 1 gemiddeld

  3. 2 gemiddeld

  4. 3 gemiddeld

Vraag 21

Waarom is geheugen cruciaal voor ons functioneren?

  1. Het is essentieel voor het plannen van gedrag

  2. Het beinvloed sociale interactie en de bijbehorende consequenties

  3. Het helpt bij het leren van nieuwe routines en het veranderen van oude routines

  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 22

Kenmerkend voor amnesie (het amnestisch syndroom) is:

  1. Geen namen van mensen en voorwerpen meer kunnen noemen

  2. Verlies van episodische geheugenfuncties

  3. Problemen met het herinneren van het verre verleden

  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 23

Er zijn twee theorieën om de retrogade en anterogade amnesie die optreedt bij het amnetisch syndroom te verklaren. Welke uitspraak over die theorieën is het meest juist?

  1. De beste verklaring is aan het licht gekomen door farmacologisch onderzoek

  2. De beste verklaring is een cognitief-biologische verklaring

  3. Geen van beide theorieën is geheel adequaat om de amnesie te verklaren

  4. De beste verklaring is een deficiëntie in het leren en opslaan van informatie

Vraag 24

Een van de regels om een logische gevolgtrekking te maken uit propositionele gegevens heet modus ponens. Dit is:

  1. Een voorbeeld van een deductieve redenatie

  2. Een voorbeeld van een inductieve redenatie

  3. Een van de regels van deductief redeneren

  4. Een van de regels van inductief redeneren

Vraag 25

Een van de kenmerken van de denkstoornis die bekend staat als het 'dysexecutieve' syndroom is perseveratie. Wat wordt hiermee bedoeld?

  1. Het vermogen om het effect van een oplosstrategie te onthouden en dit te gebruiken bij het volgende probleem

  2. Het vermogen om een succesvolle oplosstrategie vast te houden

  3. Een onvermogen om een oplosstrategie die niet succesvol is los te laten en te vervangen door een betere

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 26

Er ontstaat vaak verwarring aan het einde van 'garden path' zinnen, zoals 'het paard racend langs het schuurtje viel'. Waar vormt deze verwarring bewijs voor?

  1. Het 'immediacy principle' in de syntactische ontleding van een zin

  2. Een verkeerd gebruik van 'parsing'

  3. Chomsky's onderscheid tussen 'competence' en 'performance' in de syntactische ontleding van zinnen

  4. De 'cohesive devices' van Halliday en Hasan

Vraag 27

Een mogelijke verspreking is 'mijn tuig bedanken', in plaats van 'mijn dank betuigen'. Wat is er voor onderzoekers naar taalproductie interessant aan dit soort versprekingen?

  1. Dat het eerste woord 'mijn' op de oorspronkelijke positie blijft staan

  2. Dat de betekenis van de zin niet veranderd

  3. Dat de gebonden morfemen be- en -en van 'betuigen' op de oorspronkelijke positie blijven staan

  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 28

Wat is een verklaring voor de leesstoornis 'surface dyslexia' (waarbij onregelmatige woorden, zoals 'steak', geregulariseerd worden) volgens Groome?

  1. Accuut hersenletsel

  2. Schade aan de lexicaal-semantische (hele-woord) route

  3. Schade aan de temporaalkwab in de linker hemisfeer

  4. Schade aan de temporaalkwab in de rechter hemisfeer

Vraag 29

Wat is de meest kenmerkende fout bij 'deep dyslexia'?

  1. Woorden niet direct kunnen herkennen

  2. Moeite met het lezen van niet bestaande woorden

  3. Men leest woorden die qua betekenis dicht bij het te lezen woord liggen

  4. Geen moeite met het lezen van woorden als ze voldoen aan de ‘spelling-to-sound’ regels

Vraag 30

Wat is GEEN vorm van afasie?

  1. Regionale afasie

  2. Anomie afasie

  3. Broca's afasie

  4. Conductie afasie

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D

Vraag 2

A

Vraag 3

A

Vraag 4

C

Vraag 5

D

Vraag 6

B

Vraag 7

B

Vraag 8

C

Vraag 9

C

Vraag 10

B

Vraag 11

B

Vraag 12

C

Vraag 13

A

Vraag 14

C

Vraag 15

C

Vraag 16

B

Vraag 17

D

Vraag 18

C

Vraag 19

A

Vraag 20

C

Vraag 21

D

Vraag 22

B

Vraag 23

D

Vraag 24

C

Vraag 25

C

Vraag 26

A

Vraag 27

C

Vraag 28

B

Vraag 29

C

Vraag 30

A

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2263 1