Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
Oefententamens te gebruiken bij het vak Inleiding Strafrecht aan de UvA.
- Lees verder over Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
- 4899 keer gelezen
Oefententamens te gebruiken bij het vak Inleiding Strafrecht aan de UvA.
Deze bundel bevat samenvattingen en relevant studiemateriaal dat te gebruiken is bij het boek 'Het beslissingsmodel van 348/350 Sv' door mr. F.A.J. Koopmans, Bleichrodt, Verbaan en Verbeek. Het al vele jaren
...De heersende leer bij het vaststellen van causaliteit is de:
Bij de vergelijking tussen accusatoire en inquisitoire stelsels komt de vraag aan de orde welk stelsel gelet op zijn theoretische uitgangspunten zich beter zou lenen voor de bescherming van mensenrechten.
Welke van de volgende mensenrechten zijn minder goed beschermd in een accusatoir systeem van strafvordering, met juryrechtspraak?
Agent Alric surveilleert in het pittoreske Harlingen, als er opeens een Libaneese man hard voorbij komt rennen. Alrics Fingerspitzengefühl zegt hem dat hier iets aan de hand is en hij zet de achtervolging in. De Libaneese man versnelt zijn pas. Vlak bij de veerhaven weet Alric hem toch in te halen.
Alric heeft:
Arista rijdt met haar auto over de A44 in Den Haag. Sinds kort is daar een wisselstrook aangelegd om files terug te dringen. Arista maakt gebruik van de wisselstrook maar wordt aangehouden door twee opsporingsambtenaren. Zij wijzen haar op het bord dat je
alleen van de wisselstrook gebruik mag maken als je met drie of meer mensen in de auto zit.
Arista wordt vervolgd en aan haar wordt ten laste gelegd dat “zij op 2 maart 2017 te Den Haag gebruik heeft gemaakt van de wisselstrook, terwijl zij alleen, althans niet met drie of meer mensen, in haar auto zat”.
Ter zitting stelt ze dat ze onterecht vervolgd wordt omdat er geen wettelijke bepaling is die dit verkeersgedrag strafbaar stelt. De officier van justitie voert aan dat er wél een strafbepaling is die het gedrag van Arista strafbaar stelt, omdat die wet per 15 maart 2017 is ingevoerd en het verbod tevoren duidelijk uit de bebording bleek. Uit het Staatsblad blijkt dat de wet inderdaad per 15 maart 2017 is ingevoerd.
De rechter zal Arista:
Royce en Hadrian zijn aan het picknicken in het
.....read moreRoyce wordt veroordeeld ter zake van afpersing (art. 317 lid 1 Sr). Hij heeft onder bedreiging het horloge, de Iphone en de bromfiets afhandig gemaakt van een man die voor een stoplicht stond te wachten. Royce heeft al vaker dit soort delicten gepleegd. De rechter veroordeelt Oscar tot:
Is deze strafoplegging rechtens?
Welke van onderstaande alternatieven geeft het beste het verschil weer tussen een rechtvaardigingsgrond en een schulduitsluitingsgrond?
Waar is het legaliteitsbeginsel neergelegd?
Art. 40 Wegenverkeerwet 1994 is een:
In de 19 eeuw verenigden strafrechtsgeleerden en -practici zich achter de Moderne Richting, in reactie op de -tot dan toe- dominante Klassieke Richting. De aanhangers van de Moderne Richting hadden duidelijk een andere visie op de rechtvaardiging en het nut van strafrechtspleging. In welk opzicht onderscheidde de Moderne Richting zich vooral van de Klassieke Richting?
Arista wordt vervolgd wegens een poging tot afpersing (art. 45 jo 317 Sr). De rechter legt acht maanden gevangenisstraf op waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar onder de voorwaarde dat zij zich voor het einde daarvan niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast legt de rechter ook een voorwaardelijke taakstraf van 200 uur op.
De officier van justitie gaat in hoger beroep en verzoekt het gerechtshof het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging te vernietigen
Hij verzoekt het gerechtshof om:
I. De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, omdat een combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de door de rechtbank opgelegde duur niet gecombineerd mag worden met een taakstraf;
II. De taakstraf van 200 uur onvoorwaardelijk op te leggen, omdat een voorwaardelijke taakstraf niet kan.
Beoordeel de juistheid van deze twee standpunten.
Wat is niet juist ten aanzien van het legaliteitsbeginsel?
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces is niet vereist dat:
Het verbod van analoge wetsinterpretatie houdt in dat het in het strafrecht verboden is:
De stichting ‘Red een Eend’ trekt zich het belang aan van enkele koppels krakeenden die hun broedgebied hebben rond de Demmeriksekade, nabij de Vinkeveense plassen. Om de dieren zoveel mogelijk rust te bezorgen, stelt de stichting aan de gemeente De Ronde Venen voor een inrijverbod gedurende de maanden februari-juni voor alle verkeer van kracht te laten worden door het plaatsen van een bord aan het begin van de Demmeriksekade. Diederik, de wethouder van natuur en milieu voelt daar niet
.....read moreWelke stelling over het legaliteitsbeginsel is juist?
Stelling I Het lex certa-beginsel verbiedt het gebruik van open termen.
Stelling II Uit het legaliteitsbeginsel volgt dat de rechter wettelijke bepalingen niet extensief mag interpreteren.
Naar heersende opvatting is analogische interpretatie van strafbepalingen
Uit het legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sr worden in het algemeen vier verboden afgeleid. Welk van de volgende alternatieven behoort daar niet toe?
Welke filosoof wordt geassocieerd met de idee van de vergelding als voornaamste grondslag voor bestraffing?
Art. 5 Wegenverkeerswet 1994 bevat een
In het strafrecht wordt zowel onderscheiden tussen formele en materiële delicten als tussen krenkings- en gevaarzettingsdelicten. Maak de zin af: art. 307 Sr (dood door schuld) is
Welke stelling(en) is/zijn (on)juist?
Stelling I Zowel bij een commissiedelict als bij een formeel omschreven delict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Stelling II Bij een omissiedelict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Het belang van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 1933 (Veearts) is gelegen in het feit dat de Hoge Raad in dit arrest
Het begrip ‘facetwederrechtelijkheid’ verwijst naar
Een deel van de Loosdrechtse plassen geldt als waterwingebied. Het is een verboden gebied voor vaartuigen hetgeen steeds duidelijk op witte borden met zwarte letters staat aangegeven. Herman is een fervent surfer en is op zijn surfplank in het waterwingebied verzeild geraakt. Hij wordt door de waterpolitie staande gehouden en krijgt een boete van € 130,- Herman is het hier niet mee eens en betaalt de boete niet. Uiteindelijk moet hij voorkomen. Herman legt aan de rechter uit dat het verbodsbord vaartuigen betreft en dat een surfplank geen vaartuig is. Herman beroept zich op
De gemeente Amsterdam wil een verbod om fietsen te stallen op het Sierplein in Amsterdam en dit strafbaar stellen. De doorgang op het plein wordt van tijd tot tijd versperd door een wirwar aan fietsen. Eén van de raadsleden betoogt dat een dergelijk verbod niet nodig is. Zij geeft aan dat indien voldoende plek aan de zijkant van het plein wordt gemaakt voor nieuwe fietsenrekken dat fietsers dan automatisch hun fiets daar zullen neerzetten. Daarbij merkt zij op dat gezien het gebrek aan capaciteit bij de politie er van handhaving van het verbod niet veel zal terechtkomen.
Op welke voorwaarden voor strafbaarstelling (criteria van de Roos) doelt het raadslid?
Bij welke stafrechtelijke theoretische stroming kan de TBS-maatregel het best worden ondergebracht?
Artikel 290 Sr (kinderdoodslag) is een:
Fenix is een enthousiaste jongen die zojuist gestart is met een opleiding als brandweerman. Op een mooie avond loopt hij in de Bos-en Lommerwijk en ziet een oud gebouwtje in brand staan. Fenix inspecteert snel of het stulpje misschien op de monumentenlijst staat, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Hij steekt geen vinger uit. Zelden heeft hij zo’n mooi brandje gezien! De Officier van Justitie besluit Fenix te vervolgen op grond van art. 157 Sr. Geef aan wat rechtens is.
Deze oefenbundel bevat 3 oefententamens, allen gebaseerd op 2014-2015 van het vak Straf(proces)recht I, Universiteit van Amsterdam, rechtsgeleerdheid jaar 1. Vanaf 2017-2018 is dit vak voortgezet onder de naam Inleiding strafrecht, de inhoud van het vak is grotendeels hetzelfde gebleven.
Niels zal, evenals voorgaande jaren, op het slotfeest van de intreeweek voor eerstejaars rechtenstudenten Amsterdam naast drank en andere versnaperingen, ook spacecake verkopen. De burgemeester van Amsterdam komt dit ter ore. In overleg met de hoofdofficier van justitie wordt besloten, dat politieagenten, van wie sommige in burger, een oogje in het zeil zullen houden en zullen ingrijpen als dat nodig is. Als zij Niels een aantal malen stukken cake hebben zien verkopen, gaan zij tot aanhouding over. Als omstanders zich er tegenaan bemoeien, ontstaat er een opstootje tussen bezoekers van het feest en de aanwezige politie.
Dit loopt dusdanig uit de hand dat de politie besluit een einde te maken aan het feest, de omgeving wordt schoongeveegd. Een klein stukje verderop, in de Taksteeg, wordt Daan door een politieagent te verstaan gegeven dat hij dient te vertrekken. Aangezien Daan dat naar het inzicht van de agent niet snel genoeg doet, wordt hij, wegens het verstoren van de orde, aangehouden en naar het politiebureau gebracht. Na verhoor en het opmaken van proces-verbaal mag hij het politiebureau weer verlaten.
Enige tijd later wordt Daan door de officier van justitie voor de kantonrechter gedagvaard ter zake van overtreding van art. 2.2 lid 1 APV Amsterdam. De officier legt het volgende ten laste: “dat hij de orde heeft verstoord door zich niet aanstonds, na het gedane bevel van een ambtenaar van politie daartoe, te verwijderen maar in plaats daarvan de agent op luide toon heeft gevraagd of “hij geen boeven kon gaan vangen” en hem daarbij heeft uitgescholden en daarbij onder andere de woorden “kut-Marrokaan” en “geitenneuker” heeft gebezigd’. De kantonrechter acht zich bevoegd kennis te nemen van het ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting stelt de raadsman van Daan, dat art. 2.2 lid 1 APV buiten toepassing moet worden gelaten. De delictsomschrijving is niet duidelijk genoeg, althans niet zo duidelijk dat voor Daan (de burger) vooraf helder is welke gedraging krachtens het artikel strafbaar is en welke niet. Artikel 1 Sr is daarom geschonden.
Vraag 1. Op welke norm in het legaliteitsbeginsel doelt de raadsman?
Art. 2.2 lid 1 APV Amsterdam luidt:
Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing of in groepsverband dan wel afzonderlijk onnodig op te dringen, anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de orde te verstoren.
Vraag 2. Heeft het verweer
.....read more
Op deze pagina worden studiematerialen voor de studie Rechten, Universiteit van Amsterdam (UvA), gedeeld.
Voor een volledig overzicht van beschikbare studiematerialen voor deze studie ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina
Add new contribution