Algemeen overzicht | |
p. 1 | Formele vragen | Met de term formele vragen, ook wel procedurele vragen genoemd, wordt gedoeld op de vier vragen die in artikel 348 Sv staan. Deze vragen gaan niet over de inhoudelijke zaak, waardoor een einduitspraak op een van deze vier kwesties niet in de weg staat aan artikel 68 Sr. (ne bis en idem). |
p. 1 | Hoofdvragen | Met de term hoofdvragen, ook wel materiële vragen genoemd, wordt gedoeld op de vier vragen die in artikel 350 Sv staan. Deze vragen betreffen de inhoudelijke behandeling van een zaak, waardoor een einduitspraak in de weg staat aan artikel 68 Sr. (ne bis en idem). |
p. 1 | Dagvaarding | De dagvaarding is het stuk van de OvJ waarin hij aan verdachte mededeelt dat hij verdacht wordt van een strafbaar feit, welk feit dit is, dat hij verwacht wordt te verschijnen en welke rechten hij heeft. Het rechtsgeding neemt hiermee aanvang. Zie artikel 258 Sv. |
p. 3 | Tenlastelegging | De tenlastelegging is deel van een dagvaarding. In de tenlastelegging wordt het aan de verdachte duidelijk van welk strafbaar feit hij verdacht wordt, zie artikel 261 Sv. |
p. 3 | Delictsomschrijving | De delictsomschrijving is deel van een strafbaarstelling (artikel). In de delictsomschrijving wordt duidelijk aan welke voorwaarden moet zijn voldaan wil er sprake zijn van een strafbaar feit. |
p. 4 | Strafuitsluitingsgronden | Een strafuitsluitingsgrond wordt onderverdeeld in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Een rechtvaardigingsgrond ziet op de gedraging, de wederrechtelijkheid. Een schulduitsluitingsgrond ziet op de verdachte, de verwijtbaarheid. |
Hoofdstuk 2: artikel 348, voorvragen | |
p. 5 | Einduitspraken | In artikel 138 Sv staat een beschrijving van de term einduitspraak. Het zijn de uitspraken tot schorsing der vervolging of tot verklaring van onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid of nietigheid van dagvaarding, en die welke na afloop van het gehele onderzoek p de terechtzitting over de zaak worden gedaan. Met het eerste deel van deze zin wordt gedoeld op de voorvragen (348), met het laatste deel van de zin wordt gedoeld op de hoofdvragen (350). |
p. 5 | Preliminaire verweren | De rechter kan op grond van 283 Sv direct na het uitroepen van de zaak een onderzoek instellen naar de geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechter of de ontvankelijkheid van de OvJ. Verweren die strekken tot nietigheid van de dagvaarding, onbevoegdheid van de rechter of niet-ontvankelijkheid van de OvJ noemen we preliminaire verweren. |
p. 6 | Dagvaarding (vervolg) | De dagvaarding moet aan de eisen gesteld in artikel 260 Sv voldoen. De dagvaarding moet bevatten: a. Naam (etc.) van verdachte persoonsaanduidingsfunctie (260 lid 3) b. Rechten van verdachte informatiefunctie ( 260 lid 4) c. Waar en wanneer verdachte moet verschijnen oproepingsfunctie d. Tenlastelegging beschuldigingsfunctie (261 Sv) |
p. 6 | Nietigheid dagvaarding | De dagvaarding is nietig wanneer zij in een van bovengenoemde functies grovelijk tekortschiet. Kennelijke verschrijvingen, evidente vergissingen of spelfouten zijn niet fataal: de tenlastelegging kan dan ‘verbeterd worden gelezen’. |
p. 7 | Verzuim | Wanneer de dagvaarding niet voldoet aan de gestelde eisen is er sprake van verzuim. |
p. 8 | Gedekt | Wanneer de oproeping in de dagvaarding niet deugt, maar de verdachte toch komt opdagen en hij dus niet concreet in zijn belangen is geschaad, kan de dagvaarding voor gedekt worden gehouden. Dit houdt in dat de fout in de dagvaarding geen verdere gevolgen kent en het proces doorgang kan vinden. |
p.11 | Verstek | Indien de oproeping in de dagvaarding niet deugt en de verdachte niet komt opdagen moet er een onderzoek worden ingesteld naar de vraag of de dagvaarding wel op juiste wijze is betekend. Als blijkt dat dagvaarding juist is betekend en die geldig is, kan tegen verdachte verstek worden verleend op grond van 280 Sv, wat inhoudt dat het onderzoek ter terechtzitting zonder hem geschiedt. |
p. 15 | Grondslagleer | De grondslagleer houdt in dat de rechter de vragen van artikel 348 en 350 Sv moet beantwoorden op basis van de tenlastelegging. |
p. 17 | Wijziging tenlastelegging | Om de grondslagleer iets te beperken krijgt het OM de mogelijkheid om de tenlastelegging te wijzigen. Dit kan nog na het requisitoir van de OvJ en zelfs in hoger beroep. De mogelijkheid tot wijziging van de tenlastelegging is neergelegd in artikel 313 Sv. Niet alle wijzigingen zijn toegestaan: wijzigingen die tot gevolg zouden hebben dat de tenlastelegging niet langer het oog heeft op hetzelfde feit zijn verboden. ‘Hetzelfde feit’ ziet op artikel 68 Sr (ne bis en idem). |
p. 17 | Ne bis en idem | Artikel 68 Sr. behelst het ne bis en idem beginsel. Dit beginsel houdt in dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit vervolgd kan worden. Gekeken moet worden naar de vraag of de tweede tenlastelegging over hetzelfde feitelijk gebeuren gaat. |
p. 20 | Tenlastelegging (vervolg) | Er bestaan verschillende vormen tenlasteleggingen. 1. Enkelvoudig (één feit) 2. Samengesteld (meerdere feiten) a. Cumulatief b. Primair / subsidiair |
| Cumulatieve tenlastelegging | Verschillende feiten zijn op dezelfde tijd en plaats gepleegd. In juridisch jargon: Eenheid van tijd en plaats. |
| Primair/Subsidiaire tenlastelegging | Een en hetzelfde feitelijk gebeuren wordt op twee verschillende manieren gekwalificeerd. |
p. 22 | Bevoegdheid rechter | De bevoegdheid van de rechter wordt afgelezen uit twee soorten bevoegdheid: absoluut en relatief. De absolute bevoegdheid ziet op de vraag welk type rechter bevoegd is (meervoudige kamer; politierechter; kanton). De relatieve bevoegdheid ziet op de vraag in welk rechtsgebied (arrondissement) de zaak moet worden aangebracht. De vraag naar de relatieve competentie wordt beantwoord op basis van het feit zoals dat ten laste is gelegd. |
p. 25 | Ontvankelijkheid OM | Bij het beantwoorden van de vraag naar de ontvankelijkheid van het OM is de grondslagleer niet leidend, zodat er wordt gekeken naar het werkelijk gebeurde en niet naar de omschrijving van het feit in de tenlastelegging. Zie voor redenen voor niet-ontvankelijkheid p. 26 van het boek. |
p. 27 | Niet-ontvankelijkheid als sanctie | Niet-ontvankelijkverklaring van het OM kan worden gebruikt als sanctie op ernstige vormverzuimen. De mogelijkheid hiertoe staat beschreven in artikel 359a. |
p. 28 | Behoorlijke procesorde | Er bestaan verschillende beginselen die een behoorlijke procesorde moeten garanderen. Indien beginselen van behoorlijke procesorde zijn geschonden waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte wordt tekortgedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van zijn zaak is het OM niet ontvankelijk. |
| Vertrouwensbeginsel | Door de overheid gewekte verwachtingen moeten in redelijkheid worden gehonoreerd, tenzij zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten. |
| Gelijkheidsbeginsel | Vergelijkbare gevallen moeten gelijk worden behandeld. |
| Beginsel van zuiverheid van oogmerk | Dit beginsel wordt ook wel détournement de pouvoir genoemd. Een bevoegdheid mag niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij gegeven is. |
| Beginsel redelijke en billijke belangenafweging | Het OM moet de diverse belangen behoorlijk tegen elkaar afwegen om willekeur te voorkomen. |
p. 31 | Schorsing der vervolging | De laatste voorvraag is of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Het gaat hier om een einduitspraak. |
Hoofdstuk 3: artikel 350, hoofdvragen | |
p. 33 | Einduitspraken | In artikel 352 Sv staan de verschillende einduitspraken vermeld. Vrijspraak volgt als de eerste vraag van artikel 350 met ‘nee’ wordt beantwoord: het ten laste gelegde kan niet worden bewezen. Ontslag van alle rechtsvervolging volgt wanneer de tweede en derde vraag van artikel 350 met ‘nee’ worden beantwoord: het bewezenverklaarde is behelst geen strafbaar feit of de verdachte is niet strafbaar. |
p. 34 | Voorwaarden voor strafbaarheid | Om een verdachte strafbaar te kunnen stellen moet er sprake zijn van een menselijke gedraging die een delictsomschrijving vervult. Verder moet er sprake zijn van wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Deze laatste twee worden verondersteld aanwezig te zijn wanneer er een menselijke gedraging is die een delictsomschrijving vervult. Indien de verwijtbaarheid element is, wordt hiermee schuld in de zin van verwijtbaarheid bedoeld. Indien verwijtbaarheid een bestanddeel is (in de delictsomschrijving staat) wordt gedoeld op schuld in de zin van culpa (wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid). |
| Culpa | Culpa is aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Er is een objectief deel; men moest anders handelen en een subjectief deel; men kon anders handelen. Het objectieve deel ziet op de wederrechtelijkheid, het subjectieve deel ziet op de verwijtbaarheid. Voor het aannemen van culpa wordt gekeken naar de culpa lata: de gemiddelde mens. |
p. 41 | Gedenatureerd | De rechter mag alleen delen uit de tenlastelegging in de bewezenverklaring weglaten als de tenlastelegging daardoor niet wordt gedenatureerd, wat betekent dat de tenlastelegging niet het oorspronkelijke karakter mag verliezen; de grondslag van de tenlastelegging mag niet worden verlaten. Dit komt aan de orde in het Hennepkwekerij arrest. |
p. 42 | Negatief wettelijk bewijsstelsel | De tenlastelegging moet in zijn geheel, op straffe van vrijspraak, bewezen worden op grond van wettige bewijsmiddelen. Het bewijsmiddel is wettig indien het in artikel 339 voorkomt. Verder is het negatief, wat inhoudt dat de rechter nooit verplicht is het ten laste gelegde bewezen te achten. Als de rechter niet overtuigd is, spreekt hij de verdachte vrij. |
p. 46 | Gekwalificeerd delict | Een gronddelict met verzwarende omstandigheden. |
p. 46 | Door het gevolg gekwalificeerd delict | Bij dit soort delicten is het gevolg geobjectiveerd: die zijn aan het opzetvereiste onttrokken. Het bestanddeel moet zijn vervuld, maar opzet of schuld behoeft te dien aanzien niet te worden vastgesteld. |
p. 47 | Wederrechtelijkheid | Wederrechtelijkheid wordt verdeeld in formele wederrechtelijkheid (wederwettelijkheid) en materiële wederrechtelijkheid (aangenomen in het Veearts arrest). Hiermee wordt aangeduid dat iets in strijd is met het recht. Wederrechtelijkheid kan worden weggenomen door een rechtvaardigingsgrond. Bij een rechtvaardigingsgrond volgt ontslag van alle rechtsvervolging; het gaat immer om de derde vraag van artikel 350 Sv. |
p. 48 | Schuld | Schuld als element betekent schuld in de zin van verwijtbaarheid. Verwijtbaarheid kan worden weggenomen door een schulduitsluitingsgrond. Bij een schulduitsluitingsgrond volgt ontslag van alle rechtsvervolging; het gaat immer om de derde vraag van artikel 350 Sv. |
Hoofdstuk 4: schuld en wederrechtelijkheid als bestanddelen van de delictsomschrijving | |
p. 54 | Culpoze delicten | Culpoze delicten duiden die delicten aan waarin schuld als bestanddeel in de delictsomschrijving staat opgenomen. Culpa wordt aangenomen vanwege verwijtbaar onvoorzichtig handelen. Omdat het in de delictsomschrijving staat moet het ook worden bewezen, in tegenstelling tot wanneer schuld een element is; daar wordt het verondersteld aanwezig te zijn. Bij culpa is wederrechtelijkheid een impliciet bestanddeel. |
Hoofdstuk 5: overnemen van wetstermen in de tenlastelegging | |
p. 61 | Bewijsverweer | Een verweer dat bij de eerste vraag van artikel 350 aan bod komt: kan het ten laste gelegde worden bewezen? |
Hoofdstuk 6: inhoud van het vonnis (artikel 358) | |
p. 67 | Opnemen in het vonnis | In artikel 358 staat beschreven wanneer de rechter bepaalde zaken niet onbehandeld mag laten. Wanneer de rechter blijft steken op een van de vragen van 348 moet dit behandeld worden; Tevens moeten de vragen van artikel 350 besproken worden; In het derde lid van 358 staat dat uitdrukkelijk voorgedragen verweren die verworpen worden ook in het vonnis moeten worden opgenomen. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om strafuitsluitingsgronden, kwalificatieverweren en verweren die strekken tot positieve beantwoording op een van de vragen uit 348.
|
p. 72 | Kwalificatieverweren | Kwalificatieverweren zijn verweren die ertoe strekken de rechter ervan te overtuigen dat het bewezenverklaarde niet onder een wettelijke delictsomschrijving valt (tweede vraag van artikel 350). |
Hoofdstuk 7: motivering van de beslissingen in het vonnis (artikel 359) | |
p. 77 | Motiveren | Motiveren betekent het met redenen omkleden van beslissingen en in het bijzonder de redenen opgeven. De beslissingen die op grond van artikel 358 in het vonnis moeten worden opgenomen, moeten op grond van 359 lid 2 (eerste volzin) worden gemotiveerd. Bewijsverweren vallen hier niet onder; met andere woorden, verweren die betrekking hebben op de eerste vraag van artikel 350 behoeven geen motivering. |
p. 80 | Meer en vaart verweer | Het gaat hier om een verweer dat wel in strijd is met de bewezenverklaring, maar niet met de gebruikte bewijsmiddelen. Een verwerping van een dergelijk verweer moet worden gemotiveerd in het vonnis. |
p. 80 | Dakdekkerverweren | Een Dakdekker-verweer stelt een rechtsvraag aan de orde over een woord uit de tenlastelegging; het gaat hier om een verweer betreffende de juridische uitleg van een term die uit de delictsomschrijving in de tenlastelegging is overgenomen. Daarmee is het formeel een bewijsverweer geworden, maar inhoudelijk is het een kwalificatieverweer, zodat het gemotiveerd moet worden op grond van 358 lid 3 juncto 359 lid 2. |
p. 83 | Salduz verweer | Een verdachte heeft voorafgaand aan een politieverhoor recht op overleg met zijn advocaat. Wanneer hij dit recht niet mag uitoefenen leidt dit tot uitsluiting van het bewijs tijdens dit verhoor verkregen. Indien de rechter het bewijs toch toelaat, doet de verdachte een beroep op een Salduz-verweer; de nietigheid van dit bewijs. Indien de rechter dit verweer niet honoreert moet dit gemotiveerd worden |
p. 83 | Betrouwbaarheidsverweren | Met dit verweer wordt niet de rechtmatigheid, maar de betrouwbaarheid van bewijsmateriaal aangevochten. Wanneer gemotiveerd wordt aangegeven waarom bijvoorbeeld geen gebruik mag worden gemaakt van een deskundigenrapport moet dit gemotiveerd verworpen worden. |
p. 84 | Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt | Op grond van de tweede volzin van artikel 359 lid 2 moet een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt gemotiveerd verworpen worden. Dit is een standpunt dat duidelijk, beargumenteerd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van een feitenrechter naar voren is gebracht. De bovengenoemde verweren (meer en vaart en dakdekker) moeten snel worden gezien als uitdrukkelijk onderbouwde standpunten. |
p. 88 | Conclusie | Zie voor een duidelijk schema van hoofdstuk 7 pagina 88 van Koopmans. |
Add new contribution