Law and public administration - Theme
- 12761 keer gelezen
Het personenrecht regelt de rechtspositie van een persoon.
Het familierecht regelt de rechtsverhoudingen tussen natuurlijke personen op het terrein van families en relaties.
Binnen het familierecht gaat het om verticale relaties (afstamming) en horizontale relaties (affectieve relaties).
Het boek 1 BW is de kernbron van het Nederlandse materiële personen- en familierecht.
Het formele familierecht is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Privaatrecht kenmerkt zich door partijautonomie.
Via schakelbepalingen kunnen regelingen uit het algemene vermogensrecht van belang zijn voor het familie- en personenrecht.
De band tussen recht en maatschappij is binnen het personen- en familierecht direct.
Ieder land beschikt over interne wettelijke regelingen inzake familierelaties en het familieprocesrecht.
Er is sprake van een internationale familierelatie wanneer echtgenoten verschillende nationaliteiten bezitten of in verschillende landen wonen.
Het EVRM en IVRK vormen de belangrijkste mensenrechtelijke verdragen waaraan het nationale familierecht wordt gemeten.
Het Handvast van de Grondrechten voor de Europese Unie is bindend recht voor alle lidstaten.
Het familierecht in Europa is in beginsel een nationaal recht.
Wanneer een familierechtelijke relatie internationale aspecten heeft, moeten de regels van het eigen internationale privaatrecht worden geraadpleegd.
De Europese wetgever is op grond van artikel 81 VWEU bevoegd maatregelen te nemen wanneer er sprake is van een internationale familierelatie.
De meeste procedures in personen- en familierechtzaken zijn verzoekschriftprocedures.
Volgens artikel 6 EVRM heeft men recht op en eerlijk proces en toegang tot een rechter.
Artikel 12 IVRK stelt dat kinderen het recht hebben gehoord te worden.
Op familieprocedures zijn de algemene wettelijke bepalingen voor verzoekschriftprocedures van toepassing.
In personen- en familiezaken geldt voor partijen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat.
Absoluut bevoegd in eerste aanleg is de rechtbank en daarbinnen is de sector civiel recht sectoraal bevoegd.
Relatief bevoegd is de rechter van de woonplaats van de verzoeker of van een van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden.
Contentieuze procedures hebben partijen een geschil waarover de rechter beslist (eigenlijke rechtspraak).
In voluntaire procedures schrijft de wet, ondanks dat er geen geschil is, tussenkomst van een rechter voor (oneigenlijke rechtspraak).
Iedere zaak start met een verzoekschrift dat wordt ingediend door de advocaat van de verzoeker.
Het contentieuze proces bestaat uit een schriftelijke ronde, mondelinge handeling en beschikking.
Tot aan de zitting kan er een verweerschrift worden ingediend.
De mondelinge behandeling vindt achter gesloten deuren plaats.
In zaken betreffende minderjarigen kan de rechter de Raad voor de Kinderbescherming oproepen om de rechter te adviseren.
De meerderheid van alle scheidingsaanvragen gebeurt op gemeenschappelijk verzoek.
Bij een scheiding op eenzijdig verzoek kunnen partijen voor, tijdens en na de scheidingsprocedure de rechter verzoeken voorlopige voorzieningen te treffen.
Bij deze scheidingsprocedure bestaat de schriftelijke ronde uit het uitwisselen van het verzoekschrift en het verweerschrift.
Partijen kunnen de rechter verzoeken nevenvoorzieningen voor gevolgen waarover zij het niet eens zijn.
Boek 1 BW begint met een artikel dat bepaalt dat iedereen in Nederland vrij is en bevoegd is tot het genot van burgerlijke rechten.
Het begrip verwantschap valt uiteen in bloedverwantschap en aanverwantschap.
Bloedverwantschap ontstaat tussen personen die juridisch van elkaar afstammen of een gemeenschappelijke stamvader hebben (biologische band).
Aanverwantschap ontstaat door huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Een naam vormt een deel van een persoonlijkheid, heeft een identificatiefunctie en geeft informatie over de familie of de streek waaruit de persoon afkomstig is.
Een belangrijk beginsel binnen het namenrecht is de eenheid van de familienaam.
De keuzevrijheid voor voornamen kent twee beperkingen:
De ambtenaar van de Burgerlijke Stand zal geen voornamen inschrijven die ongepast zijn
De ambtenaar van de Burgerlijke Stand zal geen voornamen inschrijven die overeenkomen met een bestaande achternaam.
Wanneer het kind maar één juridische ouder heeft, verkrijgt het kind de achternaam van deze ouder.
Wanneer het kind door erkenning of gerechtelijke vaststelling een tweede juridische ouder krijgt hebben de ouders samen het recht van naamskeuze.
De wet maakt een onderscheid tussen reguliere adoptie en partneradoptie.
Indien een kind 16 jaar of ouder is op het moment van het ontstaan van de familierechterlijke betrekking met beide ouders, dan krijgt het kind de kans voor een naam te kiezen.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht indien de gedaagde of verzoeker in Nederland zijn woonplaats heeft.
De werkelijke (eigenlijke) woonplaats heeft betrekking op de algemene uitoefening van burgerlijke rechten en de nakoming van burgerlijke verplichtingen.
Wanneer er geen vast woonadres kan worden aangewezen wordt er gesteld dat de woonplaats van de natuurlijk persoon zich bevindt ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
De wet geeft de mogelijkheid om voor de uitoefening van bepaalde rechten en verplichtingen een andere woonplaats te kiezen dan de werkelijke woonplaats.
De ambtenaar van de Burgerlijke stand neemt akten van Burgerlijke Stand op, voegt latere vermeldingen toe en houdt de registers in stand.
Men spreekt van transseksualiteit wanneer iemand met normale in- en uitwendige kenmerken van het ene geslacht, ervan overtuigd is tot het andere geslacht te behoren en een ster verlangen heeft om zijn lichamelijke geslacht aan zijn genderidentiteit aan de passen.
Indien iemand zijn woonplaats heeft verlaten zonder regelingen te treffen omtrent het bestuur van zijn goederen, dan kan de rechter een bewind instellen indien dit nodig is.
Van vermissing is sprake wanneer er langere tijd is verstreken sinds er iets van het is vernomen of as er een ongeluk heeft plaatsgevonden met een vliegtuig, boot of bus, en de vermiste persoon (vermoedelijk) deel uit maakte van de inzittenden.
Het OM en belanghebbenden kunnen de rechter verzoeken om een verklaring van rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste persoon.
Meerderjarigen die hun belangen niet behoorlijk zelf kunnen behartigen kunnen door ons recht op drie manieren worden beschermd:
curatele;
onderbewindstelling ter bescherming;
mentorschap (alleen op niet- vermogensrechtelijk vlak).
De beschermingsmaatregelen hebben twee belangrijke kenmerken:
De rechter benoemt één of twee personen die de bevoegdheid krijgen de meerderjarige te vertegenwoordigen binnen het toepassingsgebied van de maatregel.
De meerderjarige verliest een deel van zijn juridische bewegingsvrijheid.
Bij wilsonbekwaamheid gaat het om een niet kunnen, bij handelingsonbekwaamheid en onbevoegdheid gaat het om het niet mogen.
Het belangrijkste rechtsgevolg van het beschermingsbewind, curatele of mentorschap is dat de meerderjarige wordt beperkt in zijn handelingsbekwaamheid of zijn bevoegdheid om zelfstandig in het rechtsverkeer op te treden.
Mentorschap wordt ingesteld wanneer een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard niet zelf kan waarnemen.
Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld wanneer hij als gevolg van een geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt.
Beschermingsbewind wordt opgelegd wanneer de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard niet behoorlijk zelf kan waarnemen.
De rechter bij wie het verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is of was kan, op verzoek of ambtshalve een provisionele bewindvoerder benoemen.
Een bewindvoeder of mentor kan tijdelijk worden benoemd, een curator niet.
Drie groepen die niet tot curator of bewindvoerder kunnen worden benoemd:
Handelingsonbekwamen en degen ten behoeve van wie een andere beschermingsmaatregel is ingesteld;
Personen in dienst / verbonden aan een hulpverleningsorganisatie waar de meerderjarige wordt verzorgd of die hem begeleidt.
Personen die in staat van faillissement verkeren / de schuldsaneringbewindvoerder van de betrokken
Een curatele heeft tot gevolg dat de meerderjarige met ingang van de dag dat de curatele is uitgesproken, handelingsonbekwaam wordt.
Gedurende een beschermingsbewind komt het beheer over de onder bewind gestelde goederen niet meer toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder.
Tijdens het mentorschap is de betrokkene onbevoegd rechtshandelingen te verrichten ten aanzien van zijn verpleging, verzorging, behandeling en begeleiding, tenzij uit wet of verdrag anders voortvloeit.
De wet kent aan de bewindvoerder een aantal verplichtingen toe:
Het maken van een inventarisatie en beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen;
Indien er registergoederen onder bewind zijn gesteld draagt de bewindvoerder er zorg voor dat er een aantekeningen van de bewindvering in openbare wordt opgenomen;
Bewindvoerder dient na de instelling van het bewind zo snel mogelijk een bankrekening te openen.
Instelling en opheffing van curatele, instelling van bewind en vernietiging van een curatele uitspraak moeten worden bekendgemaakt in de staatscourant.
Aangenomen mag worden dat voor een curator, bewindvoerder of mentor de taak eindigt door zijn overlijden, door het einde van de curatele of ontslag.
In Nederland kan men kiezen tussen het huwelijk en geregistreerd partnerschap en daarnaast ook voor informele relatievormen zoals samenwonen.
Het belangrijkste verschil tussen een huwelijk en een overeenkomst is dat de inhoud van het huwelijk geïnstitutionaliseerd is.
Door het aangaan van een huwelijk krijgen de partners alle wettelijke rechten en verplichtingen van echtgenoten en geldt het wettelijk regie van de algemene gemeenschap van goederen.
Men kan onderscheid maken tussen absolute (artikelen 1:30 t/m 1:40 BW) en relatieve (materiële) huwelijkse vereisten.
Absolute vereisten gelden voor iedere persoon, ongeacht met wie ze willen trouwen.De aanstaande echtgenoten hebben de leeftijd van 16 jaar en de vrouw heeft een verklaring van een arts overlegt waarin staat dat zij zwanger is of een kind ter wereld heeft gebracht.
De minister van Veiligheid en Justitie kan partijen op grond van een gewichtige reden ontheffing verlenen.
Uitwendige vereisten zijn vormvoorschriften die de wet aan een geldige sluiting van een huwelijk stelt.
Relatieve vereisten gelden slechts in relatie tot een huwelijk met een concrete bepaalde persoon.
Bloedverwanten van aanstaande echtgenoten in eerste lijn zijn bevoegd tot stuiting van het huwelijk indien er sprake is van een van de beletselen van de artikelen 1:32 t/m 1:42 BW of wanneer een aanstaande echtgenoot onder curatele staat.
Men spreekt van nietigverklaring wanneer het huwelijk door een rechterlijke uitspraak met terugwerkende kracht wordt vernietigd.
De gronden van nietigheid van een huwelijk zijn:
De aanwezigheid van huwelijkse beletselen;
Wilsgebreken (dwaling, bedreiging);
Vormgebreken (voltrekking door onbevoegde ambtenaar of zonder getuigen);
Schijnhuwelijk.
In het geval van aanwezigheid van huwelijke beletselen zijn de volgende personen bevoegd te verzoeken tot een nietigverklaring:
Echtgenoten zelf;
Bloedverwanten in rechte lijn;
Eerdere echtgenoot of geregistreerde partner (bigaam huwelijk);
Andere personen met een onmiddellijk rechtsbelang;
Het Openbaar Ministerie.
Nietigverklaring van een huwelijk heeft als gevolg dat het huwelijk wordt geacht nooit tot stand te zijn gekomen en zijn gevolgen geacht worden nooit te zijn voorgekomen.
Huwelijksvermogensrecht kan worden onderverdeeld in drie delen:
Rechten en verplichtingen van echtgenoten (titel 6);
Stelsel van wettelijke gemeenschap van goederen (titel 7);
Huwelijkse voorwaarden (titel 8).
In artikel 1:81 BW wordt geregeld dat echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstaan verschuldigd zijn (morele verplichting) bij een huwelijk.
Artikel 1:82 BW regelt de verplichtingen van echtgenoten jegens elkaar met betrekking tot de tot het gezin behorende minderjarige kinderen.
Artikel 1:84 lid 1 BW bepaalt in welke volgorde de kosten van de huishouding ten laste van het inkomen en vermogen van de echtgenoten moet worden gebracht:
Ten laste van het gemeenschappelijk inkomen;
Ten laste van privé-inkomens van echtgenoten naar evenredigheid;
Ten laste van het gemeenschappelijk vermogen;
Ten laste van privévermogens van echtgenoten naar evenredigheid.
Volgens de fourneerverplichting zijn echtgenoten verplicht om overeenkomstig de draagplicht bij de dragen in de kosten van de huishouding.
De wet bepaalt dat bepaalde rechtshandelingen niet mogen worden verricht zonder toestemming van de (niet-handelende) echtgenoot.
Toestemming is vereist voor overeenkomsten strekkende tot vervreemding, bezwaring, ingebruikgeving of rechtshandelingen strekkende tot beëindiging van het gebruik van een woning waarin de andere echtgenoot woonachtig is of van zaken die bij deze woning of de inboedel daarvan behoren.
Door het aangaan van een huwelijk ontstaat een gemeenschap.Een goed dat krachtens erfenis of schenking is verkregen is niet van de huwelijksgemeenschap uitgezonderd, mits er niet bij uiterste wilsverklaring van de erflater is bepaald dat deze buiten deze gemeenschap valt (uitsluitingclausule).
Zaaksvervanging kan voorkomen wanneer één of beide echtgenoten privévermogen hebben, doordat bij aanvang van de gemeenschap of daarna goederen zijn verkregen die niet in de gemeenschap zijn gevallen.
Onder cumulatief bestuur verstaat men dat er ten aanzien van de meeste goederen van de gemeenschap beide echtgenoten afzonderlijk bevoegd zijn tot het verrichten van rechtshandelingen.
Het eindigen van een huwelijk door echtscheiding of overlijden, scheiding van bed en tafel, opheffing van de gemeenschap door een beschikking en vermissing zijn de gronden voor de van rechtswege ontbinding van een huwelijksgemeenschap.
De gronden voor een verzoek tot opheffing van de gemeenschap van goederen (art 1:99 BW) zijn:
Wanneer de andere echtgenoot op lichtaardige wijze schulden maakt;
de goederen van de gemeenschap verspilt;
Handelingen verricht die in gaan tegen het bestuur van de andere echtgenoot over goederen van de gemeenschap;
Weigert inlichtingen te geven omtrent de stand van de goederen van de gemeenschap, schulden en over die goederen gevoerde bestuur.
Een verrekeningbeding is een overeenkomst die deel uitmaakt van de huwelijkse voorwaarden, krachtens welke de echtgenoten onderling met elkaar afrekenen op andere wijze dan goederenrechtelijk uit het huwelijksgoederenregime voortvloeit.
Het huwelijk en geregistreerd partnerschap zijn formele relaties omdat zowel het begin als het einde van de relaties dor de wet zijn geformaliseerd.
De term echtscheiding is gereserveerd voor de ontbinding van het huwelijk, de term scheiding omvat beëindiging van alle soorten relaties.
Regels rondom de ontbinding van formele relaties worden gekenmerkt door formaliteit en een dwingendrechtelijk karakter.
Echtscheidingen en de beëindiging van het geregistreerd partnerschap hebben geen terugwerkende kracht.
Scheiding van tafel en bed heeft andere gevolgen dan een echtscheiding, de huwelijksband blijft dan namelijk bestaan.
Het mogelijk zich tegen een echtscheidingsverzoek te verwerken door middel van pensioenverweer. De echtgenoot moet dan bewijzen dat de echtscheiding haar bestaande vooruitzichten op een nabestaandenpensioen in het geval van vooroverlijden van haar man teloor zou gaan of in ernstige mate zou verminderen.
Dit pensioenverweer gaat niet op wanneer:
Een zich daarop beroep doende echtgenoot zelf de nodige voorzieningen voor zijn oude dag kan treffen;
Ten gunste van de financieel afhankelijke echtgenoot billijke voorzieningen zijn getroffen;
De echtgenoot zich daarop beroept zelf in overwegende mate aan de ontwrichting van het huwelijk schuld draagt.
Tijdens de scheiding van tafel en bed is de gewone echtscheiding niet meer mogelijk.
Het geregistreerd partnerschap kan zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk worden beëindigd.
Voor ongehuwd samenleven gelden geen speciale wettelijke regels.
Binnen een relatie geldt in beginsel het algemene vermogensrecht.
Binnen een relatie is er sprake van een gemeenschappelijk perspectief bij vermogenshandelingen.
Bij het verkrijgen van goederen geldt de formele verkrijgingsleer: degene aan wie het goed is geleverd is daarvan rechthebbende geworden.
Een gegronde vermogensverschuiving kan gebaseerd zijn op en expliciete overeenkomst of impliciet gedrag van de partners.
Wanneer een contractuele verplichting voor de vermogensverschuiving ontbreekt, dan kan men zich afvragen of deze vermogensverschuiving na afloop ongedaan kan worden gemaakt. Hiervoor zijn vier grondslagen aan te voeren:
Redelijkheid en billijkheid
leerstuk van ongerechtvaardigde verrijking
onrechtmatige daad
onverschuldigde betaling.
Het afstammingsrecht regelt de afstamming door geboorte tussen ouders en kinderen en regelt daarmee wie juridisch gezien familie van elkaar zijn.
Het vestigen van afstamming kan gebeuren door: geboorte uit de moeder, geboorte tijdens het huwelijk, erkenning gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en adoptie.
Het afstammingsrecht is een dwingend recht.
In 2014 is het afstammingsrecht fundamenteel aangepast met de Wet Juridisch ouderschap voor de vrouwelijke partner van de moeder.
Afstammingsrecht leidt tot het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen tussen het kind, zijn ouders en diens bloedverwanten
Men kan onderscheid maken tussen biologische vaders en niet biologische vaders.
Verwekkers zijn de biologische vaders die het kind op natuurlijke wijze hebben doen ontstaan.
Donoren zijn biologische vaders die het kind niet op een natuurlijke wijze hebben verwekt bij de geboortemoeder
Niet biologische vaders bestaan uit de instemmende levensgezel van de moeder. De man heeft dan ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
De huwelijksvader is de vader van een kind die op het moment van de geboorte van het kind gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft met de vrouw uit wie het kind geboren is.
Erkenning dient aan een aantal voorwaarden te voldoen:
Erkenning is nietig wanneer de man geen huwelijk met de moeder van het kind mag sluiten;
Is de man nog geen 16 jaar, dan mag deze het kind niet erkennen;
Erkenning is niet mogelijk als het kind al twee ouders heeft;
Erkenning is niet gebonden aan een bepaalde termijn vanaf de geboorte.
Wanneer de moeder of het kind van ouder dan 12 jaar geen toestemming geeft, kan de man de rechter verzoeken voor vervangende toestemming voor de erkenning.
Erkenning heeft geen terugwerkende kracht.
Er zijn twee gronden waarop vaderschap kan worden vastgesteld:
biologische afstamming;
bestaansverantwoordelijkheid.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt met terugwerkende kracht tot aan de geboorte van het kind.
Kinderen staan altijd in afstammingsrechtelijke relatie met de vrouw uit wie zij geboren zijn. De mater semper certa est-regel.
Het moederschap van rechtswege ontstaat alleen indien het kind verwekt is door kunstmatige inseminatie met behulp van een onbekende donor.
Vrouwenparen die samen een kind krijgen kunnen gebruik maken van erkenning
Het moederschap van de geboortemoeder is niet te verbreken.
De vader en moeder kunnen het vaderschap niet ontkennen wanneer de man voor het huwelijk of geregistreerd partnerschap kennis heeft gedragen van de zwangerschap of wanneer de vader heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
Vernietiging van de erkenning is alleen mogelijk wanneer de erkenner niet de biologische vader (verwekker / donor) van het kind is.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen statusvoorlichting (juridische ouders) en afstammingsvoorlichting (biologische ouders).
Adoptie is een beslissing van de rechter waarbij het kind tot zijn adoptiefouders in een familierechtelijke betrekking komt te staan, terwijl de afstammingsband met zijn eigen ouders wordt afgesneden.
Het adoptierecht is een dwingend recht. Het belang van het kind is hierbij leidend.
Door adoptie ontstaat er een familierechtelijke betrekking tussen het kind, zijn ouder en diens bloedverwanten.
Wanneer de band met de oorspronkelijke ouders wordt doorgesneden spreekt men van een sterke adoptie. Wanneer deze banden blijven bestaan spreekt men van zwakke adoptie.
Wanneer twee personen een kind willen adopteren, mag er tussen deze personen geen huwelijksbeletsel staan.
Wanneer het gaat om een eenouderadoptie en het kind wordt geboren binnen de relatie (twee vrouwen), dan ligt de lat voor adoptie minder hoog.
Een adoptieverzoek wordt alleen toegewezen wanneer dit in het belang is van het kind.
Een belangrijk vereiste bij de adoptie is dat de ouders en het kind van 12 jaar of ouder de adoptie niet tegenspreken.
Het kind dient minderjarig te zijn en er dient ten minste 18 jaar leeftijdsverschil te zijn tussen de adoptieouders en het kind
Als de moeder van het kind jonger is dan 16 jaar, dan mag haar kind niet geadopteerd worden.
Adoptie geldt vanaf het moment dat de toewijzende beschikking van kracht is gegaan.
Wanneer twee vrouwen samen een kind krijgen tijdens hun relatie en het verzoek voor de geboorte is ingediend, werkt de adoptiebeschikking terug tot de geboorte van het kind.
De wet maakt onderscheid tussen minderjarigheid (-18) en meerderjarigheid (18(+).
Belangrijke kenmerken van minderjarigheid zijn het onder gezag staan en de handelingsonbekwaamheid.
Door het sluiten van huwelijk of door een meerderjarigverklaring is het mogelijk om al voor het achttiende levensjaar meerderjarig te worden.
De minderjarige is mits hij met toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten.
Het gaat hierbij om rechtshandelingen waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat jongeren van die leeftijd die zelfstandig verrichten.
De rechter kan de minderjarige op verzoek bepaalde bevoegdheden van een meerderjarige toekennen
Gezag valt uiteen in ouderlijk gezag en voogdij.
Gezag heeft betrekking op drie aspecten:
De persoon van de minderjarige;
Het bewind over zijn vermogen;
De vertegenwoordiging van de minderjarige in en buiten rechte.
Het gezagsrecht is een dwingend recht, maar ouders hebben een bepaalde mate van autonomie.
De bevoegdheden van de ouders zijn begrensd door de Leerplichtwet, Pleegkinderenwet en bepalingen inzake medische behandelingen en kinderbeschermingsmaatregelen.
Door gezag staan het kind en de gezagsdrager in een familierechtelijke gezagsrelatie tot elkaar.
Bij gezag gaat het om een tijdelijke regeling tot aan meerderjarigheid van rechten en plichten, die erop gericht is het kind onder verantwoordelijkheid van de gezagsdragers beschermd te laten opgroeien.
Door gezag verkrijgt de ouder of voogd rechten en plichten die nodig zijn om een minderjarige op te voeden en te verzorgen.
De gezagsvoerder is ook de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige.
Wanneer een minderjarige zonder toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger rechtshandelingen verricht, zijn deze vernietigbaar of nietig.
Het aantal personen dat tegelijkertijd met het gezag is belast, is beperkt tot twee.
De moeder uit wie het kind geboren is krijgt van rechtswege ouderlijk gezag, mits de moeder niet zelf minderjarig is.
Wanneer de ouders geen formele relatie hebben, dan zal de moeder moeten instemmen met een gezamenlijke gezagsuitoefening.
Een niet - ouder kan alleen medegezag krijgen wanneer de ouder het gezag alleen uitoefent.
Wanneer ouders ten tijde van een scheiding gezamenlijk gezag hebben, dan houden ze dit ook na de scheiding.
Wanneer een van de ouders die gezamenlijk gezag uitoefenen overlijdt, dan krijgt de andere ouder bij rechtswege eenhoofdig gezag over de minderjarige.
Wanneer een minderjarige niet onder ouderlijk gezag staat, dan staat de minderjarige onder voogdij. Deze voogdij kan door één of twee natuurlijke personen, maar ook door een rechtspersoon worden uitgeoefend.
Als de minderjarige één voogd heeft, dan heeft deze voogd niet de plicht en het recht om het kind zelf te verzorgen en op te voeden.
Bij gezamenlijke voogdij zijn de voogden wel verplicht de minderjarige te verzorgen en op te voeden en zijn zij onderhoudsplichtig.
Voogdij kan worden verkregen:
Van rechtswege;
Door benoeming door een ouder;
Door benoeming door een rechter.
De regelgeving van het ouderschap na de scheiding heeft betrekking op de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders die gezamenlijk gezag hebben, omgang voor ouders zonder gezag en personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan.
Binnen de autonomie van ouders binnen het gezag en de opvoeding van kinderen, staat het belang van het kind centraal.
Wanneer omstandigheden zijn gewijzigd, dan kan een ouder een verzoek tot aanpassen van een afspraak of door de rechter vastgestelde regeling opnieuw aan de rechter voorleggen.
Na de scheiding hebben de ouders de plicht om de band met de andere ouder te bevorderen.
Belangrijk uitgangspunt bij een scheiding is het beschermingsbeginsel, waarbij de relatie tussen ouder en kind beschermd wordt door normen te stellen voor de relatie tussen ouder en kind.
Ook na de scheiding blijven de ouders verantwoordelijk voor de opvoeding en zorg over de kinderen.
Wanneer één of beide ouders geen gezag hebben wordt de term omgang gebruikt voor het contact tussen een ouder die geen gezag heeft en zijn kind.
Het ouderschapsplan is een verplichte overeenkomst tussen scheidende ouders, waarin zij afspraken neerleggen over hoe zij hun gezamenlijk gezag na de scheiding moeten uitvoeren.
Het ouderschapsplan moet worden overlegd bij het verzoekschrift tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van geregistreerd partnerschap.
Er zijn drie onderwerpen (minimumeisen) waarvoor de ouders verplicht zijn afspraken te maken binnen het ouderschapsplan:
De verdeling van zorg- en opvoedingstaken;
Informatie- en consultatieregeling;
Kinderalimentatie.
Bij de scheiding moeten er afspraken worden gemaakt over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
Wanneer het kind hoofdverblijf heeft bij één van de ouders, dan heeft de ouder bij wie het kind geen hoofdverblijf heeft recht op persoonlijk contact met het kind.
Wanneer de ouder geen toestemming heeft, maar toch verhuist naar het buitenland, dan is er sprake van internationale kinderontvoering.
Het kind heeft wegens zijn ouders en derden die in nauwe persoonlijke betrekking tot hem staan, een recht op omgang.
De rechter is bevoegd contact of omgang te ontzeggen.
De ouder heeft het recht om informatie te ontvangen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van het kind en diens vermogen.
Informatie kan worden ontvangen van de andere ouder en derden die beroepsmatig over dergelijke informatie beschikke
Het gezagsrecht van de ouder kan worden beëindigd of beperkt wanneer de ouder niet in staat is voor het kind te zorgen en ook niet in staat is om zijn vaardigheden als ouder te verbeteren.
Een kinderbeschermingsmaatregel is alleen toegestaan indien er geen andere, minder aangrijpende, wijze is om de bedreiging van de ontwikkeling van het kind af te wenden.
Kinderbeschermingsmaatregelingen hebben tot gevolg dat het gezag van de ouder(s) wordt beperkt of ontnomen.
Het EHRM neemt het standpunt in dat het kind pas bij de ouders mag worden weggehaald wanneer er geen andere manier is om het kind te beschermen.
Inmenging mag alleen wanneer:
Er voldoende aanleiding is om in te grijpen;
Er onderzoek is gedaan naar de impact van het ingrijpen op het gezin;
Er onderzoek is gedaan naar alternatieve mogelijkheden
Artikel 6 EVRM waarborgen.
De rechter moet onpartijdig zijn en ouders hebben meestal recht op en mondelinge hoorzitting;
De zitting moet in het openbaar zijn, tenzij het in het belang van het kind is dat dit niet gebeurd;
De uitspraak moet openbaar zijn;
Ouders moeten op de hoogte worden gebracht van bewijs dat de beschermingsmaatregel onderbouwt;
Bij moeilijke zaken hebben ouders recht op een advocaat.
De raad van kinderbescherming heeft de volgende taken:
De raad is de procespartij. Zij zijn bevoegd een verzoek bij de rechter in te dienen gericht op de bescherming van het kind.
Advisering
Toezicht houden op de werkzaamheden van de uitvoerder
Adviserende taak ten behoeve van justitiële autoriteiten en taakstraffen voor te bereiden en ondersteunen;
De uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel kan alleen worden gedaan door een gecertificeerde instelling.
De taken van veilig thuis zijn:
Het fungeren als meldpunt;
Onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling;
Boordeling of er na aanleiding van een melding stappen moeten worden ondernomen;
Kennisgeving aan andere bevoegde instanties;
Informatieplicht;
Adviestaak aan personen die een melding overwegen.
Een ondertoezichtstelling kan worden opgelegd wanneer aan drie voorwaarden is voldaan:
De minderjarige wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd;
De zorg die nodig is om deze bedreiging tegen te gaan wordt door zijn ouders of door de ouders die het gezag uitoefenen niet voldoende geaccepteerd.
De verwachting is gerechtvaardigd dat ouders binnen een aanvaardbare termijn in staat zullen zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen.
De kinderrechter bepaalt de duur van de ondertoezichtstelling op ten hoogste één jaar
Een uithuisplaatsing kan worden beëindigd door de gecertificeerde instelling wanneer plaatsing niet meer nodig is en het belang van het kind zich niet verzet tegen de beëindiging.
Uithuisplaatsing kan alleen door middel van rechtelijke machtiging en is alleen mogelijk ten aanzien van een kind dat onder toezicht is gesteld.
Een kind met ernstige gedragsproblemen kan in aanmerking komen te worden opgenomen in een gesloten jeugdhulpinstelling
De kinderrechter is bevoegd een gezagsbeëindiging uit te spreken wanneer:
Het kind zodanig opgroeit dat het in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouders niet in staat zullen zijn de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind op zich te nemen;
De ouder het gezag over het kind misbruikt.
Wanneer het gezag per direct moet worden stilgelegd kan er een schorsing van gezag worden opgelegd
Gedurende een uithuisplaatsing heeft de gecertificeerde instelling het recht het contact tussen ouder en kind te beperken
Het is de wettelijke onderhoudsplicht van de echtgenoot die voldoende financiële middelen heeft om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van de ex-echtgenoot die daarvoor zelf onvoldoende middelen heeft.
Partneralimentatie heeft een subsidiair karakter omdat het pas om de hoek komt kijken wanneer een persoon niet in staat is en niet in staat kan worden geacht om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.
Het zijn meestal vrouwen die aangewezen zijn op partneralimentatie, omdat zij meer tijd besteden aan de zorgtaken in belang van het gezin.
De onderhoudsplicht tussen ex-echtgenoten kent twee grondslagen:
Voortdurende solidariteit;
Huwelijksgerelateerde verminderen van de verdiencapaciteit (direct gevolg).
De ex echtgenoten kunnen onderling afspraken maken over de partneralimentatie.
De wettelijke financiële maatstaven voor het recht op partneralimentatie zijn de behoefte van de verzoekende ex-echtgenoot en de draagkracht van de andere echtgenoot
Om de draagkracht te berekenen kijkt men naar de werkelijke inkomsten en de inkomsten die in redelijkheid te verwerven zijn (fictieve inkomsten).
Er zijn situaties waarvan er niet van de verzoeker kan worden verlangd dat deze eigen inkomsten gaat verwerven om in eigen levensonderhoud te voorzien doordat:
Er tijdens het huwelijk een ongelijke rolverdeling heeft plaatsgevonden;
De verzoekende echtgenoot tijdens het huwelijk / na de scheiding de zorg over de gemeenschappelijke kinderen had;
De verzoekende echtgenoot tijdens het huwelijk de zorg had over anderen;
De verzoekende echtgenoot in slechte gezondheid verkeert of een te hoge leeftijd heeft;
Er sprake is van een slechte situatie op de arbeidsmarkt
De draagkracht van de onderhoudsplichtige maximeert het alimentatiebedrag.
Wanneer de lasten lager zijn dan de financiële middelen, dan moet de echtgenoot in principe partneralimentatie betalen.
Op grond van artikel 1:157 lid 4 BW eindigt de onderhoudsplicht van rechtswege na een persode van 12 jaar.
wanneer het huwelijk korter heeft geduurd dan vijf jaar en men kinderloos is gebleven, eindigt de onderhoudsplicht na een periode gelijk aan de huwelijksduur.
De overeenkomst over partneralimentatie kan worden gewijzigd of ingetrokken.
De onderhoudsverplichting kan ook eindigen door de dood van de onderhoudsplichtige of alimentatiegerechtigde.
In beginsel wordt de onderhoudsbijdrage rechtstreeks aan de behoeftige voormalige partner betaald.
De juridische onderhoudsplicht vloeit voort uit de morele verplichting van ouders hun kinderen te onderhouden
Het kinderalimentatierecht is een dwingend recht
Drie categorieën kinderen kunnen worden onderscheiden:
Minderjarigen (tot 18 jaar)
Jongmeerderjarigen (18 tot 21 jaar)
Meerderjarigen (vanaf 21 jaar
Kinderen tot 21 jaar hebben een onvoorwaardelijk recht op levensonderhoud. Behoeftigheid is dan geen vereiste
Jongmeerderjarigen hebben het recht op een voorziening in de kosten van levensonderhoud en studie
Meerderjarigen hebben slechts recht op levensonderhoud jegens hun ouders, indien zij behoeftig zijn.
Juridische ouders hebben op basis van artikel 1:392 lid 1 sub a BW de verplichting levensonderhoud te verstrekken.
Een kind dat alleen een juridische moeder heeft kan ook jegens de verwekker of instemmende levensgezel van de moeder onderhoudsrecht inroepen.
Een donor kan geen onderhoudsverplichting worden opgelegd.
Een stiefouder die in een formele relatie verkeert met de juridische ouder is onderhoudsplichtig jegens het kind met wij hij in een gezinsverband samenleeft
Een voogd heeft geen onderhoudsplicht, maar twee voogden gezamenlijk hebben dit wel.
Er kan sprake zijn van een samenloop van onderhoudsplichtigen, de wet voorziet hierin een bepaalde rangorde (primair / secundair).
De behoefte van het kind wordt berekend aan de hand van de vaste bedragen voor de kosten van het kind.
Draagkracht wordt berekend op basis van het netto besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtigen, vermeerderd met de werkelijke inkomsten uit vermogen en verminderd met redelijke woonlasten, belastingen en premies.
Wanneer het inkomen van beide ouders hoger is dan de bijstandsnorm, zullen zij ieder een deel van de behoefte van het kind moeten dragen.
In beginsel dient de onderhoudsplichtige de kinderalimentatie direct aan de onderhoudsgerechtigde te betalen
De erfgenamen nemen alle goederen onder algemene titel over van de erflater.
Een erfgenaam kan van rechtswege onwaardig zijn.
Een erfgenaam kan eenmalig zijn keuze maken ten aanzien van de nalatenschap. Later hierop terugkomen is dus niet mogelijk.
De mogelijkheden om te beslissen over de nalatenschap zijn: zuiver of beneficiar aanvaarden en verwerpen.
In art. 4: 10 BW zijn de groepen van erfgenamen neergelegd
De wettelijke verdeling van een erfenis jegens kinderen en echtgenoot is vinden in art. 4:13 BW
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1554 |
Add new contribution