Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
- Bullets bij hoofdstuk 1: Hoe voorzie je een wetenschappelijke tekst van een goede algemene structuur?
- Bullets bij hoofdstuk 2: Wat is een wetenschappelijk review-artikel?
- Bullets bij hoofdstuk 3: Hoe bereid je je goed voor op het schrijven van een wetenschappelijk artikel?
- Bullets bij hoofdstuk 4: Hoe bouw je een wetenschappelijk review-artikel op?
- Bullets bij hoofdstuk 5: Hoe moet je parafraseren, citeren en refereren?
- Bullets bij hoofdstuk 6: Wat houdt een wetenschappelijke argumentatie in?
- Bullets bij hoofdstuk 7: Hoe zorg je voor een goede cohesie en heldere zinsconstructies in een wetenschappelijk review-artikel?
- Bullets bij hoofdstuk 8: Wat houdt een wetenschappelijke schrijfstijl in?
- Bullets bij hoofdstuk 9: Waar let je op bij de revisie en afwerking van je wetenschappelijk review-artikel?
Bullets bij hoofdstuk 1: Hoe voorzie je een wetenschappelijke tekst van een goede algemene structuur?
Het kenmerk van een goed geschreven tekst is een goede algemene structuur. De structuur omvat een aantal aspecten, waarvan de indeling het meest opvalt. De aanwezigheid van kopjes of een inhoudsopgave geeft een duidelijk beeld van de structuur. De structuur van de tekst moet tevens logisch zijn. Je begint met een inleiding waaruit snel blijkt waar je tekst over gaat, anders verliezen lezers hun aandacht. Daarnaast geef je aan wat je doel is: wat wil je vertellen over het onderwerp? Schrijf je een literatuurverslag, dan werk je meestal toe naar een centrale vraagstelling. Daarna verschaf je informatie die leidt tot het antwoord op de vraagstelling.
Een goede structuur is eveneens belangrijk bij de opbouw van alinea’s en de overgang tussen alinea’s. Het opbouwen van alinea’s is een van de belangrijkste schrijfvaardigheden. Een tekst is geen opeenstapeling van losse zinnen, maar een weldoordracht, samenhangend geheel.
Een goede algemene structuur valt allereerst op door de indeling van de tekst: de titel en de kopjes. Op basis hiervan weten lezers wat zij kunnen verwachten over de inhoudelijke tekst. Zorg dus voor een heldere titel en toepasselijke kopjes.
De titel van een tekst is doorgaans het eerste dat wordt gelezen. Deze moet alle inhoudelijke elementen die in de tekst voorkomen bevatten. Wees waakzaam voor een te algemene titel. Als je hierin met slechts één woord het onderwerp van je tekst aankondigt, weet men niet wat er nu exact aan de orde komt.
Door de onderdelen in je tekst te voorzien van kopjes geef je de structuur hiervan aan. De kopjes moeten goed aangeven wat je in de daaropvolgende tekst bespreekt. Deel je tekst dus niet in met kopjes als ‘inleiding’, ‘midden’ en ‘slot’, maar benoem de deelonderwerpen die aan de orde komen.
Lezers van een wetenschappelijk artikel hebben verwachtingen over de opbouw van de tekst: zij verwachten bepaalde dingen te lezen in de inleiding en in het vervolg van de tekst. De algemene structuur van een tekst moet blijken uit de antwoorden op de volgende vragen: Wat is het onderwerp? Wat is de hoofdvraag? Wat is het antwoord op de hoofdvraag?
Het is belangrijk de centrale vraagstelling goed te formuleren, omdat het grootste gedeelte van je tekst informatie verschaft die moet leiden tot beantwoording van deze vraag. Het onderwerp van de vraagstelling moet tevens in het begin van de tekst al voldoende specifiek zijn. Dit bespaart je zoek- en schrijfwerk.
Een goede structuur van alinea’s vereist een goede opbouw: er moet sprake zijn van een logische onderlinge samenhang.
Normaliter behandelt elke alinea slechts één onderwerp. De eerste twee zinnen en de laatste zin zijn het belangrijkst. De eerste zin vormt meestal de overgangszin van een vorige naar de huidige alinea of de inleiding op een nieuw onderwerp dat besproken zal worden. De tweede zin betreft dan dit onderwerp. De laatste zin van de alinea bevat de conclusie of een aanwijzing voor het onderwerp van de daaropvolgende alinea. In de middelste zinnen geef je informatie over het onderwerp.
Een eerste alineazin die een overgangszin betreft is meestal te herkennen aan woorden als ‘dus’, die terugwijzen naar hetgeen besproken is in de vorige alinea. Woorden als ‘daarom’ in de laatste zin wijzen op een conclusie.
Een alinea mag niet te lang maar ook niet te kort zijn. Eén zin is te weinig, deze hoort meestal bij een vorige of komende alinea. Is dit niet het geval, geef dan meer uitleg over het onderwerp van die zin. Beslaat een alinea minstens een halve pagina, dan is deze vaak te lang. Controleer of je wellicht meerdere onderwerpen in één alinea bespreekt en of alle informatie relevant is.
Bullets bij hoofdstuk 2: Wat is een wetenschappelijk review-artikel?
Wetenschappers schrijven meestal twee typen artikelen: een wetenschappelijk review-artikel en een empirisch artikel (presentatie van uitgevoerd onderzoek). Een wetenschappelijk review-artikel bevat een kritische evaluatie van eerder gepubliceerde teksten over een zeker onderwerp. Hierin vat je de actuele stand van het onderzoek over het betreffende onderwerp samen.
Naast adequate schrijfvaardigheden heb je ook goede denk-, zoek-, en leesvaardigheden nodig. Voorafgaand aan het schrijven van het artikel zoek je eerst naar relevante (wetenschappelijke) literatuur en lees je deze grondig. Bedenk tevens hoe je de gevonden informatie gaat verwerken ter beantwoording van je centrale vraagstelling. Voordat het schrijfwerk begint is er het nodige voorbereidingswerk te doen.
Een review-artikel bevat de volgende elementen: definiëren en verduidelijken van het probleem, samenvatten van eerder onderzoek (zodat de lezer op de hoogte is van de stand van zaken), identificeren van inconsistenties, tegenstellingen, hiaten en relaties in de literatuur, en aanbevelen welke stap(pen) genomen moet(en) worden om tot een oplossing van het probleem te komen.
In een betogende review onderzoek je de literatuur om een probleem, argument of veronderstelling te weerleggen of ondersteunen. Je bespreekt een verzameling literatuur waarbij je een concreet standpunt inneemt. Het doel van het betogende review is het overtuigen van lezers, door wetenschappelijke publicaties aan een kritische vergelijking te onderwerpen.
In een kritische review evalueer je de kwaliteit van onderzoek. Je beschrijft en analyseert eerder uitgevoerd onderzoek zo objectief mogelijk door de beperkingen, verbanden en inconsistenties van de literatuur te vermelden. Regelmatig leidt een kritische review tot een nieuw model of een nieuwe hypothese.
Een methodologische review richt je je niet op bevindingen van het onderzoek, maar op de gebruikte analyse- en onderzoeksmethoden. Het doel van deze review is een verbetering van data-analyse, onderzoekspraktijken en technieken ter verzameling van gegevens.
In een systematische review zoek je op systematische wijze naar wetenschappelijke literatuur waarin je specifiek geformuleerde vraagstelling wordt beantwoord. Je gebruikt een specifieke standaardmethode voor de selectie, rapportage en de analyse van relevant onderzoek. Het doel van deze review is het verschaffen van een wetenschappelijke documentatie, kritische evaluatie en samenvatting van al het bestaande onderzoek over een nauwkeurig afgebakend onderzoeksprobleem.
In een theoretische review schrijf je ter verdere ontwikkeling, verfijning, ontkrachting of verfijning van een bepaalde theorie. Dit doe je meestal omdat de huidige theorieën bepaalde problemen onvoldoende verklaren of omdat er nog geen geschikte theorieën zijn.
Bij elk type review is het wenselijk om bij het zoeken van literatuur een systematische benadering te volgen. De criteria die je gebruikt ter selectie van bronnen moeten specifiek en duidelijk zijn. Een systematische benadering voorkomt bias tijdens het zoeken en het gebruik van een expliciete methode maakt je review reproduceerbaar.
Een wetenschappelijk review-artikel komt tot stand door het doorlopen van drie fases: 1) voorbereiden, 2) inhoud schrijven en 3) reviseren en afwerken.
Een goede voorbereiding op het schrijfproces vereist een oriëntatie op het onderwerp, het formuleren van een concrete vraagstelling, de evaluatie van relevante literatuur en het bepalen van de manier waarop je de informatie gaat verwerken in je artikel.
Start met schrijven en stel als doel het samenvatten van de hoofdpunten uit de bestudeerde literatuur. Dit hoeft in taalkundig opzicht nog niet perfect te zijn. Houd gedurende het schrijven bij waar je informatie vandaan komt en gebruik eigen bewoordingen.
De revisiefase richt zich op het herschrijven van je tekst: inhoud verbeteren, logische lijn in de argumentatie verbeteren, taalkundige verbeteringen (spelling, grammatica, interpunctie), lay-out aanpassen conform de gestelde vormvoorschriften. Laat het artikel een aantal dagen liggen en bekijk het dan nog eens. Verzoek een ander je afgeronde tekst te lezen en van feedback te voorzien.
Bullets bij hoofdstuk 3: Hoe bereid je je goed voor op het schrijven van een wetenschappelijk artikel?
Een goede voorbereiding is erg belangrijk als je een wetenschappelijk review-artikel gaat schrijven. Dit houdt de volgende stappen in: oriënteren, zoekprofiel opstellen en zoekmethoden toepassen.
Door een goede oriëntatie krijg je een gedegen begrip van het onderwerp: welke theorieën zijn er, wat zijn relevante begrippen of concepten, wat betekenen deze concepten, en wat zijn de voornaamste resultaten van verricht wetenschappelijk onderzoek? In de wetenschappelijke literatuur kun je de antwoorden vinden.
Er zijn twee soorten bronnen: primaire en secundaire literatuur. Primaire literatuur: hoofdzakelijk monografieën en artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. Hierin zijn originele theorieën en onderzoeksresultaten te vinden. Secundaire literatuur omvat boeken, artikelen en overige bronnen waarin primaire literatuur besproken wordt. Het is verstandig je artikel voornamelijk te baseren op primaire bronnen. Als je je oriënteert op een voor jou onbekend onderwerp, kun je beginnen met het doornemen van secundaire bronnen zodat je snel een globaal overzicht krijgt. Let goed op de kwaliteit van de bronnen.
Voorafgaand aan het zoeken naar literatuur stel je een zoekprofiel op voor je onderwerp. Een zoekprofiel omvat de zoektermen die je gebruikt om te zoeken in databases met wetenschappelijke artikelen, en de verbanden tussen die zoektermen. Gebruik hierbij synoniemen. De verbanden geef je aan met OR of AND (booleaanse operatoren). Woordvarianten vinden: OR. Zoektermen die samen voorkomen in publicaties: AND. Bekende multidisciplinaire databases zijn Scopus en Web of Science.
Stappenplan zoeken naar wetenschappelijke artikelen: Schrijf je (voorlopige) centrale vraag uit. Noteer de belangrijkste begrippen, concepten en variabelen in deze vraag en vertaal ze in zoektermen: synoniemen, nauwere of bredere termen en varieer met spelling. Maak een combinatie van zoektermen en booleaanse operatoren. Met behulp van haakjes kun je de volgorde van de combinaties aangeven.
Heeft je gebruikte zoekprofiel maar een paar zoekresultaten opgeleverd, dan is je zoekprofiel mogelijk te nauw. Krijg je ruim 5000 resultaten, dan is je zoekprofiel te breed. Je bakent je onderwerp nauwkeuriger af door deze op te splitsen in deelonderwerpen.
Door toepassing van de sorteeropties van de databank filter je de belangrijkste artikelen eruit. ‘Sort by Relevance’: artikelen waarin de meeste zoektermen voorkomen. ‘Sort by Date’: meest recente artikelen. ‘Sort by Cited by’: meest geciteerde artikelen.
Als je gericht zoekt naar literatuur, is het verstandig een combinatie van de systematische methode en de sneeuwbalmethode te maken. Het systematisch in kaart brengen van alle relevante literatuur kost veel tijd, maar is wel het meest volledig. Hierdoor zie je wat de onderlinge verhouding en het relatieve belang van de verschillende publicaties is.
De bekendste indicator die het belang van een tijdschrift aangeeft is de JIF: Journal Impact Factor. Hoe hoger deze factor is, hoe vaker de artikelen uit een wetenschappelijk tijdschrift in andere wetenschappelijke tijdschriften worden geciteerd. Scopus hanteert de SJR: SCImago Journal Rank, welke kijkt naar de hoeveelheid citaties binnen een vakgebied en de bron ervan. JIF en SJR geven je een aanwijzing over de kwaliteit en de impact van een tijdschrift.
Conform de sneeuwbalmethode wordt een door jezelf geselecteerd artikel als uitgangspunt van je zoektocht genomen. Aan de hand van de referentielijst van dit artikel kun je achteruit zoeken in de literatuur. Dit heeft nadelen: de literatuur is ouder dan je bron en je moet veel literatuur lezen. Het is ook mogelijk om nieuwere artikelen te zoeken die naar je bronartikel verwijzen. In Scopus gebruik je dan de ‘Citation Network’- optie.
Het hanteren van een goede zoekstrategie voorkomt dat je overspoelt wordt door de enorme hoeveelheid beschikbare literatuur. Maak daarom een zoekplan, een tijdsplanning en bepaal hoeveel publicaties je maximaal grondig wilt lezen.
In het methode-onderdeel van je artikel documenteer je het zoekproces. Dit verklaart hoe je zocht naar literatuur, welke selectiecriteria je hebt gebruikt en maakt je review reproduceerbaar. Benoem: de gebruikte procedures en zoektermen voor het zoeken van literatuur, de raadpleegde databases, de gebruikte exclusie- en inclusiecriteria, de wijze waarop je de relevantie van de literatuur hebt beoordeeld (volledige artikel gelezen of bijvoorbeeld eerst samenvattingen?), de criteria op basis waarvan je de kwaliteit van de literatuur beoordeelt en de overwegingen of criteria op basis waarvan de definitieve selectie van de literatuur is gemaakt.
Tijdens de zoektocht naar literatuur is het handig om in een zoeklogboek bij te houden hoeveel artikelen bij elke stap gevonden en uiteindelijk geselecteerd zijn. Noteer hierin de zoekdatum, de database(s) waarin je zocht, het zoekprofiel, de gebruikte zoekstrategie (meest geciteerd bijvoorbeeld), limieten (bijvoorbeeld gezocht tussen de jaren 2005-2024) en het aantal gevonden artikelen. De PRISMA-methode is handig voor het opstellen van een diagram waarin overzichtelijk is gemaakt hoeveel artikelen je selecteerde in welke fase van het zoekproces. Een tabel geeft een goed inzicht in de gebruikte exclusie- en inclusiecriteria.
Je kunt snel beoordelen of informatie relevant is door het lezen van de samenvatting van artikelen. Hierin vind je de onderzoeksvraag, het onderzoeksdoel en de belangrijkste bevindingen. Betreft het interessante informatie, lees dan tevens de inleiding en conclusie. Een interessante tekst kan nieuwe zoektermen opleveren welke bijdragen aan de beantwoording van je hoofdvraag.
Zorg voor een representatieve en evenwichtige selectie van bronnen. Deel gevonden literatuur op logische wijze in, bijvoorbeeld op basis van alle overeenstemmende bevindingen of per deelonderwerp.
Bullets bij hoofdstuk 4: Hoe bouw je een wetenschappelijk review-artikel op?
Wetenschappelijke review-artikelen zijn er in verschillende vormen, maar zij hebben allen dezelfde standaardstructuur. Een review-artikel omvat de volgende vaste onderdelen: de samenvatting, de inleiding, het middenstuk, de discussie en conclusie, en de referentielijst.
Een wetenschappelijk artikel begint met een ruime context, gaat dan naar een concreet onderwerp en eindigt wederom met een vrij algemene beschouwing. Als je dit in de vorm van een zandloper zou weergeven, staat bovenaan de inleiding, daaronder het middenstuk en volledig onderaan de discussie en conclusie.
De inleiding kondigt het onderwerp in ruime zin aan en eindigt in een centrale vraag. Het middenstuk bevat informatie ter beantwoording van deze vraag. In de discussie en conclusie refereer je weer aan de centrale vraag, worden de voornaamste bevindingen bondig samengevat en uiteindelijk geef je de implicaties van deze bevindingen in ruime zin aan.
In de inleiding van je review-artikel introduceer je het onderwerp en werk je toe naar de centrale vraag. De introductie moet de aandacht van lezers trekken en hen prikkelen te blijven lezen. Je start breed, bakent het onderwerp steeds verder af en eindigt zo bij je concrete vraagstelling. Je geeft een theoretisch kader, definities van de belangrijkste begrippen en beschrijft reeds verricht onderzoek. Zorg dat je de vraag verantwoordt: schets het probleem waarop de vraag ziet en geef argumenten voor de - maatschappelijke en/of wetenschappelijke- relevantie ervan. Afsluitend beschrijf je kort de opbouw van je artikel.
Het theoretisch kader plaatst je eigen onderzoek in het licht van bestaand onderzoek. Je geeft aan wat reeds bekend is, wat eventueel nog onbekend is of waarover onzekerheid bestaat. Werk de kernconcepten en hun onderlinge verbanden uit. Beschrijf wat de huidige literatuur erover zegt en welke hiaten je bent tegengekomen (tegenstrijdigheden tussen bevindingen van onderzoeken, gebrek aan kennis of aan zekerheid).
Je wekt interesse op bij lezers door een prikkelende uitspraak te doen of een boeiend fenomeen te beschrijven. Er zijn meerdere typen prikkelende uitspraken, bijvoorbeeld een citaat, stelling, opvallend nieuwsbericht of ontstellende cijfers.
In het middenstuk bespreek je deelonderwerpen ter beantwoording van je centrale vraag. Dit kunnen interventies, begrippen of theorieën zijn. Je begint het middenstuk met een inhoudelijk overzicht van de literatuur die je vond. Deze informatie moet direct relevant zijn voor de hoofdvraag en lezers moeten begrijpen waarom de informatie waardevol is. Beargumenteer waarom je een studie bespreekt en wat de bevindingen betekenen voor de beantwoording van je vraag.
Let erop dat je niet slechts de bevindingen van relevante studies opsomt, deze moeten in onderling verband worden besproken en geëvalueerd. Er moet sprake zijn van een logische samenhang. Hiervoor zorg je door de verbanden tussen de studies te beschrijven en de verschillen en overeenkomsten tussen de bevindingen te bespreken. Geef aan welke eventuele tekortkomingen het reeds uitgevoerde onderzoek kent. Creëer duidelijkheid door signaalwoorden te gebruiken, tussentijdse samenvattingen te geven en nieuwe paragrafen in te leiden.
Geef het middenstuk niet de titel ‘middenstuk’, maar maak een indeling met passende kopjes.
De vraagstelling is het belangrijkste onderdeel van je artikel. De relevante informatie plaats je dan ook in een logische volgorde. Ga je uit van een stelling, kies dan voor een betogende indeling om je onderbouwde mening over het antwoord op de vraagstelling te geven.
Gebruik voor paragrafen of alinea’s andere indelingen. Beschrijf je de theoretische achtergrond, dan is een thematische indeling passend. De tekst wordt dan opgebouwd volgens de deelonderwerpen of thema’s van het kernonderwerp. Bij onderwerpen met een tijdsverloop gebruik je bij voorkeur chronologische indeling gebruiken. Voor het beschrijven van procedures of methoden is de methodische indeling beter geschikt.
In het middenstuk richt je je op het beschrijven en verwerken van de gevonden literatuur. Deze literatuur moet je koppelen aan je centrale vraagstelling. Leg uit welke conclusies men kan trekken uit de bevindingen van verschillende onderzoeken in het licht van de onderzoeksvraag, en welke praktische en theoretische consequenties dat heeft.
Bij het bespreken van een wetenschappelijk artikel geef je aan waarom je een onderzoek bespreekt, welke hypothese of theorie werd onderzocht, wat de bevindingen waren, hoe het onderzoek werd uitgevoerd, hoe je de bevindingen interpreteert in het kader van je centrale vraag en wat de beperkingen van het onderzoek zijn.
Sommige bronnen mogen meer aandacht krijgen dan anderen. Hoe belangrijker de bron is voor je centrale vraagstelling, hoe meer artikelruimte deze mag krijgen. Maak duidelijk wat de verbanden zijn tussen de bronnen.
Gebruik structuuraanduiders om structuur aan te brengen in het middenstuk: geef een kort overzicht van wat je gaat bespreken, creëer overgangen en geef een tussentijdse samenvatting na afronding van een deelonderwerp.
De discussie en conclusie kunnen apart worden behandeld, maar vaak vormen ze één onderdeel. Een goede discussie en conclusie zien eruit als trechter die op zijn kop staat. Je start smal met een herhaling van de centrale vraagstelling en een korte samenvatting van de belangrijkste bevindingen. Hierna wordt het breder: je interpreteert en bediscussieert je bevindingen. Bespreek de betekenis van je bevindingen voor de bestaande theorie en de praktijk. Geef aan welke onduidelijkheden er nog zijn, en welke beperkingen de bestudeerde onderzoeken en het literatuuronderzoek van jouzelf hebben. Sluit af met onderbouwde en concrete aanbevelingen voor verder onderzoek of verbeterpunten in de praktijk.
Let op dat je de discussie en conclusie niet beperkt tot het geven van slechts een samenvatting. Doe alsof je een kritische discussie voert met vakgenoten. Verklaringen of theorieën zijn geregeld niet helemaal waterdicht of enkel in bepaalde situaties aangetoond. Stel dit aan de kaak in je tekst. De gevonden beperkingen zullen leiden tot het geven van suggesties. Zorg ervoor dat je niet alleen aangeeft dat vervolgonderzoek nodig is, maar ook wat verder onderzocht moet worden of wat nog onduidelijk is. Je kunt ook aangeven welke implicaties je bevindingen hebben.
Gebruik ook bij de discussie en conclusie structuuraanduiders. Zo kun je de conclusie aangeven door het gebruik van signaalwoorden als ‘concluderend’. Geef je een kritische kanttekening, dan kun je een overgangszin gebruiken (‘Ondanks dat de literatuur laat zien dat…, zijn de volgende kritische kanttekeningen te plaatsen.’).
Een wetenschappelijk review-artikel eindigt meestal met een samenvatting. Hierin geef je een kort overzicht van je inhoudelijke tekst. Lezers die de volledige tekst niet hebben gelezen moeten de samenvatting kunnen begrijpen. Geregeld wordt een samenvatting als eerste gelezen en op basis daarvan besloten of men de rest van het artikel wil lezen.
In de samenvatting wordt correct en beknopt weergeven wat het doel en de inhoud van de tekst is. Volg hiervoor de richtlijnen van de American Psychological Assocation. Je begint met het onderwerp en de vraagstelling of doelstelling. Je vermeldt vervolgens de reikwijdte van het artikel: op welk gebied heeft het betrekking en wat zijn de beperkingen ervan? Geef eveneens aan hoe je aan de gebruikte informatie bent gekomen. Bij het schrijven van review-artikel wil dit zeggen dat je verklaart dat je middels een literatuurstudie gegevens hebt verzameld. In de samenvatting hoef je niet te refereren. Afsluitend beschrijf je de belangrijkste conclusie(s). Is er sprake van veel bevindingen, beperk je dan tot de drie-vijf belangrijkste conclusies.
Schrijf een beknopte samenvatting van maximaal 250 woorden. Elke zin moet zoveel mogelijk informatie bevatten. Wissel lange en korte zinnen met elkaar af, afwisseling leest fijner. Begin met de belangrijkste informatie en herhaal de titel niet.
Een samenvatting bevat geen nieuwe informatie, geen afkortingen, geen lastige technische termen zonder uitleg, geen citaten en geen overbodig commentaar. Een veelvoorkomende fout die je moet vermijden is het bespreken van wat je gaat vertellen. Het is geen inhoudsopgave of inleiding. Vermeld louter je bevindingen en conclusies.
Bullets bij hoofdstuk 5: Hoe moet je parafraseren, citeren en refereren?
Schrijvers van review-artikelen gebruiken altijd werk van anderen. Referenties mogen hierin dan ook niet ontbreken. Als je de suggestie wekt dat het om je eigen idee gaat, pleeg je plagiaat: letterdiefstal. Het is tevens verboden tekst letterlijk over te nemen uit een bron, tenzij je aangeeft dat het een citaat betreft door middel van aanhalingstekens. Refereren zorgt er bovendien voor dat lezers weten waar ze verdere informatie of de oorspronkelijke studie kunnen vinden.
In de pedagogie en psychologie gebruikt men meestal het verwijssysteem van de American Psychological Association. In hun Publication Manual (druk 7) staan alle referentieregels en richtlijnen over interpunctie, lay-out, vormgeving van afbeeldingen en taalgebruik. Referentieregels zijn geen richtlijnen, je moet ze exact naleven: er mag geen teken verkeerd zijn.
Parafraseren houdt het beschrijven van de tekst van iemand anders in eigen bewoordingen in. Je moet alle essentiële informatie uit die tekst herformuleren zonder er een eigen interpretatie aan te geven. In geval van citeren neem je een bijzonder verwoorde tekst wel letterlijk over, omdat een andere verwoording hieraan tekort zou doen. Ook voor citeren gelden precieze regels.
Een wetenschappelijke tekst sluit je af met een referentielijst. Hierin vermeld je alle gebruikte publicaties (bronnen). In de tekst zelf geef je deze expliciet aan door de combinatie van de auteursnaam en het publicatiejaartal te vermelden. Deze verwijzingen/referenties plaats je aan het einde van je werk in de referentielijst. Hoe je moet refereren is afhankelijk van de bron: een boek, artikel in een (online) wetenschappelijk tijdschrift, internetdocument of een verzamelbundel.
Boeken vermeld je in de referentielijst in de volgende basisvorm: Auteur, X.X., Auteur Y.Y., & Auteur Z.Z. (Publicatiejaar), Boektitel. Uitgever.
Een verzamelbundel (edited book) is opgesteld door een of meerdere redacteurs (editors). Een redacteur verzoekt experts om een hoofdstuk te schrijven over hun vakgebied. Verzamelbundels hebben normaliter dus meerdere auteurs. Je vermeldt een hoofdstuk uit een verzamelbundel in je referentielijst in de volgende basisvorm: Auteur, X.X., & Auteur Z.Z. (Publicatiejaar). Hoofdstuktitel. In A.A. Redacteur(en) (Ed. of Eds.), Boektitel (pp. nummer-nummer). Uitgever.
Tijdschriften bestaan uit losse nummers (issues), welke door bibliotheken jaarlijks worden gebundeld in jaargangen (volumes). Aan de hand van het nummer van de jaargang kun je een tijdschriftartikel terugvinden. Tijdschriften nummeren de issues meestal door, dan is het toereikend om de paginanummers te vermelden en niet ook het nummer van het issue. Nummert een tijdschrift de pagina’s niet door, dan moet het issue wel vermeld worden door deze tussen haakjes achter het jaargangnummer te vermelden. Je vermeldt een tijdschriftartikel volgens de basisvorm als volgt: Auteur, X.X., Auteur, D.D., & Auteur Z.Z. (Publicatiejaar). Titel van het artikel. Tijdschrift, jaargangnummer (indien nodig issuenummer), paginanummer-paginanummer.
Als je aan een online tijdschrift refereert, eindig je de referentie met de doi-code. Doi: Digital Object Identifier. Wetenschappelijke tijdschriften die door bepaalde uitgevers worden gepubliceerd krijgen deze unieke code, bestaande uit cijfers. Een document met een doi-code vermeld je helemaal achteraan de referentie. De vermelding begin je met de URL: ‘https://doi.org/’. De doi-code van zowel de gedrukte als de online versie moet worden vermeld. Deze is doorgaans te vinden op de eerste pagina. Eindig de code niet met een punt. Basisvorm: Auteur, X.X., Auteur Y.Y., & Auteur Z.Z. (Publicatiejaar). Artikeltitel. Tijdschrift, jaargangnummer (evt. issuenummer), paginanummer-paginanummer. https://doi.org/numeriekecode
Naar een artikel uit een online wetenschappelijk tijdschrift zonder DOI verwijs je op dezelfde manier als bij een gedrukt artikel. Heeft het online artikel wel een URL maar geen DOI, dan vermeld de URL achteraan de referentie. Een URL begint doorgaans met http://. Basisvorm: Auteur, X.X., Auteur Y.Y., & Auteur Z.Z. (Publicatiejaar). Artikeltitel. Tijdschrift, jaargangnummer (evt. issuenummer), paginanummer-paginanummer. URL
Wil je verwijzen naar een internetdocument, controleer dan eerst de betrouwbaarheid van de bron. Basisvorm vermelding internetdocument: Auteur, X.X., Auteur Y.Y., & Z.Z. of Organisatie A. (Publicatiejaar). Titel van het document [type document], URL
De referenties zet je op alfabetische volgorde van de auteursnaam (van de eerste auteur). Is er sprake van meerdere bronnen met dezelfde eerste auteur, dan ga je uit van de achternaam van de tweede auteur. Tevens geldt de ‘niets gaat voor iets’-regel: zijn er meerdere bronnen met dezelfde auteur en heeft één bron maar één auteur, dan krijgt deze bron voorrang. Zijn alle auteursnamen hetzelfde, dan vermeld je de bronnen op volgorde van publicatiejaar.
Bovenaan de referentielijst zet je ‘Referenties’. Maak geen opsomming met bullets of nummers. Referenties beginnen links uitgelijnd, de volgende regel in laten springen (drie posities).
In een wetenschappelijke tekst kun je op drie manieren refereren: 1) het expliciet noemen van de auteur: ‘Auteur (jaartal) beschrijft…’ of ‘… van Auteur (jaartal)’, 2) het plaatsen van de referentie tussen haakjes: ‘…. (Auteur, jaartal)’ en 3) het expliciet noemen van de auteur en het jaartal. ‘In jaartal beschreef Auteur…’. Dit is niet gebruikelijk en heeft niet de voorkeur, maar is wel correct.
Bij referenties in tekst worden voorvoegsels bij achternamen eerst vermeld. Voorletters of voornamen gebruik je niet in de referentie in je tekst, tenzij sprake is van meerdere auteurs met dezelfde achternaam.
Betreft het twee auteurs in één referentie, dan noem je hen allebei en scheid je hun namen tussen haakjes door het &-teken. Bijvoorbeeld: ‘… (Janssen & Struik, 1999)’. Zonder haakjes gebruik je ‘en’, bijvoorbeeld: ‘Janssen en Struik, 1999’. Gaat het om minstens drie auteurs in één referentie, dan kort je de verwijzing in: vermeld enkel de naam van de eerste auteur en vervolgens ‘et al.’. Dit betekent ‘en anderen’. Bijvoorbeeld: ‘Janssen et al. (2004)’ of (Janssen et al., 2004).
Soms komt de tekst die je in je artikel gebruikt voor in meerdere werken. Refereer dan aan alle publicaties waarin je deze tekst tegenkwam. Als meerdere auteurs tot dezelfde bevindingen kwamen, vergroot dit de geloofwaardigheid van je artikel. In de referentie plaats je tussen de namen van de auteurs van de diverse bronnen een puntkomma. Houd een alfabetische volgorde aan. De basisvorm van deze referentie is als volgt: (Auteur(s) bron 1, jaartal bron 1; Auteur(s) bron 2, jaartal bron 2).
Komt de informatie uit verschillende publicaties van dezelfde auteur, dan vermeld je de auteur en daarna de jaartallen van de bronnen. De jaartallen scheid je door een komma. Bijvoorbeeld: (Janssen, 1998, 2007). Gaat het om informatie uit verschillende bronnen uit hetzelfde jaar, dan voeg je een letter toe aan de jaartellen: (Janssen, 2001x, 2001y, 2001z).
Wat betreft het moment van refereren en de frequentie van refereren geldt het volgende. Zo vroeg mogelijk aangeven wanneer je andermans publicatie aanhaalt. Op de vraag hoe vaak gerefereerd moet worden aan dezelfde bron is geen duidelijk antwoord. Niet te weinig en niet te vaak. Uit een goed samenhangend verhaal blijkt al dat het geheel bij dezelfde referentie hoort. Noem je tussendoor andere referenties, dan moet je wel refereren.
Correct refereren betekent niet dat je de publicatie van een ander letterlijk mag overnemen. Je moet essentiële informatie en de ideeën van anderen omzetten in eigen bewoordingen: parafraseren. Doe je dit verkeerd, dan pleeg je plagiaat.
Bij parafraseren is het anders verwoorden van enkele woorden en de volgorde van een zin omkeren niet voldoende, zet passages volledig naar eigen woorden. Begin met het herhaaldelijk lezen van de passage, zodat je hier een goed begrip van krijgt. Dek de informatie daarna af en leg deze uit in eigen woorden. Bedenk hoe de tekst in je eigen stuk past. Check vervolgens of er essentiële informatie mist. Blijkt dat je toch dezelfde woorden of terminologie hebt gebruikt, probeer deze dan alsnog te herformuleren. Slaag je hier niet in, plaats dan aanhalingstekens om duidelijk te maken dat je tekst letterlijk overneemt. Een parafrase sluit je af met een referentie.
Een vertaling is geen goede parafrase. Ook tekst uit anderstalige bronnen moet je omzetten naar eigen woorden. Zo wordt een onjuist geparafraseerde Engelse passage wordt snel herkend, dit blijkt uit de ‘Engelse’ zinsopbouw en het woordgebruik. Gebruik dus geen letterlijk vertaalde intellectuele woorden als een meer gebruikelijke terminologie mogelijk is. Vermijd tevens het gebruik van zogenaamde leenwoorden, deze worden in de Nederlandse taal gebruikt maar vinden hun oorsprong in een andere taal, zoals ‘fulltime’.
Een mooi verwoorde tekst die je niet wilt aanpassen kun je letterlijk overnemen door de auteur te citeren. Gebruik dan de betreffende referentieregels van APA (zie ‘Quotations’ in hun ‘Publication Manual’). Er zijn twee citeermogelijkheden: 1) vermeld het citaat tussen dubbele aanhalingstekens en plaats daarachter de referentie tussen haakjes, en 2) Vermeld het citaat met de auteur in het stuk.
Goed citeren betekent dat je de tekst volledig onaangepast overneemt uit de oorspronkelijke publicatie. Er mag geen woord of leesteken afwijken, anders moet je dit vermelden.
Probeer zo min mogelijk citaten te gebruiken. Dit is voorbehouden aan uitzonderlijke passages die minder tot hun recht komen als ze geherformuleerd zouden worden. Citeer geen algemeen bekend feit of cliché. Uit de omringende tekst moet blijken waarom het citaat relevant is.
Bullets bij hoofdstuk 6: Wat houdt een wetenschappelijke argumentatie in?
Zorg dat je je verhaal in je hoofd al goed op orde hebt voordat je een wetenschappelijk artikel begint te schrijven. Je kunt pas goed schrijven als je een duidelijk idee hebt en dat onderbouwd op papier uitwerkt.
Lezers overtuig je door uit te leggen wat de relevantie van iets is, waarom het ene feit leidt tot het andere en bepaalde theorieën elkaar tegenspreken. Dit vereist dat je goed kunt argumenteren. Argumenten moeten inhoudelijk sterk, logisch geordend en goed gepresenteerd zijn.
Het uitgangspunt van een wetenschappelijk review-artikel is de centrale vraag. Voor een adequaat afgebakend onderwerp formuleer je deze centrale vraag open en voldoende specifiek. Om tot een deugdelijk antwoord te komen moet je telkens een afweging maken tussen de visies van diverse wetenschappers. Bedenk vooraf een aantal goede argumenten. Als je weet naar welke conclusie je toewerkt en hoe je deze wilt onderbouwen, maakt dit het latere schrijfwerk een stuk gemakkelijker.
Aan de hand van argumenten probeer je lezers te overtuigen. Je vraagt je eerst af wat je boeiend aan het onderwerp vindt en wat je er zelf over wilt weten. Daarna vraag je je af hoe je het onderzoek gaat onderbouwen. Dit vereist zoeken naar publicaties met diverse uitkomsten. Zodra je genoeg informatie hebt, kun je een beeld vormen en een stelling innemen. Deze ga je in je artikel onderbouwen.
De duidelijkheid van je argumenten bepaalt in hoeverre je lezers overtuigt. Met behulp van meervoudige, enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie kun je je argumenten ordenen argumentatie.
Meervoudige argumentatie: je voert meerdere hoofdargumenten aan ter verdediging van je standpunt (sterkste argumentatie). Enkelvoudige argumentatie: je voert één hoofdargument aan ter verdediging van je standpunt. Onderschikkende argumentatie: je voert subargumenten aan ter ondersteuning van je hoofdargument, omdat deze op zichzelf niet sterk genoeg is of meer uitleg behoeft. Nevenschikkende argumentatie: je voert alle argumenten tezamen aan ter verdediging van je standpunt. Je redenering zou niet kloppen als er een argument mist.
Er zijn verschillende argumentatieschema's die verklaren hoe argumenten in verhouding staan tot een stelling. Argumentatie op basis van vergelijking: het argument en het standpunt worden op basis van een vergelijking aan elkaar gelinkt. Argumentatie op basis van eigenschap: het beargumenteren van je standpunt door het vermelden van een bepaalde eigenschap ervan. Pragmatische argumentatie: het vermelden van een (on)gunstig gevolg van het standpunt in je argument. Verklaringsargumentatie: het noemen van een argument als oorzaak van een standpunt.
Ter inleiding van argumenten kun je gebruikmaken van signaalwoorden. Zo weten lezers wanneer je een argument aanvoert en wat het verband tussen argumenten is. Signaalwoorden zijn bijvoorbeeld: omdat, gezien, hierom, want, immers, vanwege, klaarblijkelijk, namelijk, derhalve en blijkbaar. In plaats van signaalwoorden is het ook prima om expliciet te vermelden dat je een argument gaat aanvoeren.
Veelgemaakte fouten bij het argumenteren betreffen de drogredenen. Cirkelredenering: argument en standpunt zijn hetzelfde: je herhaalt het standpunt als onderbouwing van het standpunt. Bewijslastontduiking: je formuleert een argument zo dat lezers hier niets tegenin kunnen brengen, wat niet de bedoeling is. Autoriteitsargument (‘argumentum ad verecundiam’): je neemt aan dat iets juist is, omdat een deskundige of autoriteit het stelt. Argument uit traditie of gewoonte. Inhoudelijk onjuiste argumenten: een gevolgtrekking moet logisch zijn en het argument moet helder geformuleerd zijn. Argument uit traditie of gewoonte: een traditie of gewoonte aanvoeren als onderbouwing van je standpunt is ongeldig.
Er is een belangrijk verschil tussen argumentatie in het kader van debatvoering en wetenschappelijke argumentatie. In het eerste geval gaat het om overtuigingskracht, terwijl wetenschappelijk argumenteren gericht is op het polijsten van wetenschappelijke inzichten om een beter begrip van de realiteit te verkrijgen.
Wetenschappers proberen hun collega’s te overtuigen van hun beweringen door de relevantie van hun empirische bevindingen aan te tonen. Er moet aangetoond worden waarom en hoe het gevonden empirisch bewijs hun uitspraken bevestigt. Daarnaast ziet wetenschappelijke argumentatie op het weerleggen van andermans en hun eigen bevindingen en toegepaste methoden. Wijzen op zwakke plekken in argumentatie draagt bij aan het optimaliseren van wetenschappelijke kennis.
Door duidelijk te redeneren verklaar je hoe je bevindingen resulteren in de getrokken conclusie. Blijf hierbij kritisch kijken naar je bevindingen, zodat je conclusie zo doordacht mogelijk is. In de wetenschap is een conclusie vaak voorlopig, omdat het uitgevoerde onderzoek zelden vrij van beperkingen is. Zorg voor een analyse en evaluatie van deze beperkingen. Bij het geven van de conclusie moet je wijzen op de kwetsbaarheden in het empirische bewijs. De consistentie in het bewijsmateriaal, de hoeveelheid bewijsmateriaal en de methodologische nauwkeurigheid van de geanalyseerde studies bepalen hoe krachtig het bewijs voor je conclusie is.
Voor een goede opbouw van je argumentatie maak je gebruik van belangrijke onderzoeksresultaten en theorieën, bespreek je tegengestelde bevindingen, beredeneer je logisch en koppel je daarbij het bewijsmateriaal aan je conclusie en ben je kritisch (ga op zoek naar kwetsbaarheden in het bewijsmateriaal of andermans redenering, zodat duidelijk wordt waar verder onderzoek zich op moet richten).
Ook bij het geven van argumenten moet je aangeven hoe je aan je informatie bent gekomen. Dit maakt je argumenten sterker en het voorkomt plagiaat. Bovendien vermijd je hiermee de drogreden ‘argumentum ad verecundiam (autoriteitsargument). Je argument is overtuigender wanneer meerdere bronnen deze ondersteunen. Na het argument vermeld je dan de betreffende referenties, welke je scheidt door een puntkomma. Je kunt een bron ook vermelden door gebruik te maken van de afkorting ‘e.g.’. Bijvoorbeeld: ‘Uit diverse onderzoeken is gebleken dat... […] (e.g., Janssen, 2002). Vermeld je meerdere referenties in één keer, dan plaats je deze op alfabetische volgorde, tenzij de belangrijkste publicatie overduidelijk is. Na deze belangrijkste publicatie vermeld je voor de rest ‘zie ook’.
Bullets bij hoofdstuk 7: Hoe zorg je voor een goede cohesie en heldere zinsconstructies in een wetenschappelijk review-artikel?
Cohesie in een tekst betreft de samenhang tussen de zinnen. De mate van cohesie is afhankelijk van de eenduidigheid en juistheid van verbanden tussen verwijswoorden en zinnen. Samenhang tussen tekstelementen is aanwezig wanneer lezers de koppeling kunnen maken tussen nieuwe en reeds genoemde informatie. Naast cohesie zorgen ook goed lopende en duidelijk geformuleerde zinnen voor een vlot leesbare tekst.
De informatie in eerdere zinnen bepaalt hoe informatie in een zin wordt geïnterpreteerd. Als je een tekst schrijft, moet je erop letten dat lezers eenvoudig verbanden kunnen leggen tussen zinnen. Herhaal daarom woorden die verwijzen naar een persoon, toestand of zaak die je eerder hebt genoemd. Dit kun je doen door synoniemen of verwijswoorden te gebruiken. Verwijswoorden zijn bijvoorbeeld deze, daarmee, die en hiermee.
Bij het gebruik van verwijswoorden moet er allereerst sprake zijn van eenduidigheid. Het moet duidelijk zijn naar welk antecedent - de eerder genoemde woorden(groep) waarnaar wordt verwezen - je verwijst. Let daarnaast op de afstand tussen het verwijswoord en het antecedent. Hoe verder zij uit elkaar staan, hoe lastiger het voor lezers is om het verband ertussen te onthouden. Het gebruik van veel verwijswoorden kan zorgen voor een lastig leesbare tekst, omdat lezers veel verbanden te verwerken krijgen.
Let op een juist gebruik van verwijswoorden. Soms wordt ‘het’ gebruikt als verwijswoord waar het ‘deze’ moet zijn. Tot slot verwijs je nooit naar een woord in een kopje of titel. In plaats van bijvoorbeeld ‘Deze..’ herhaal je het woord.
De cohesie in een tekst is te vergroten door impliciete verbanden om te zetten naar expliciete verbanden. Er is sprake van een impliciet verband wanneer het verband blijkt uit de context, maar niet letterlijk wordt genoemd. Een expliciet verband is wel verwoord in de tekst. Probeer veel impliciete verbanden te vermijden. Het is echter ook niet de bedoeling alles expliciet te vermelden, dit kan de tekst eveneens lastig leesbaar maken.
Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis. Schrijvers maken hier gebruik van wanneer een bepaalde term telkens terugkeert in een tekst. Dit zorgt vaak voor een vlottere tekst, maar soms moet het vermeden worden. Een vakterm kun je beter laten staan, zodat het voor lezers helder is dat je telkens naar dezelfde term verwijst. Kies je toch voor een synoniem, let er dan op dat deze inhoudelijk volledig overeenkomt met de vervangen term en dat helder is dat je met andere woorden naar dezelfde term verwijst.
Vermijd de volgende zinsconstructies in je review-artikel: te lange en te korte zinnen, naamwoordconstructies, passieve werkwoordsvormen, omslachtige formuleringen en tangconstructies.
Er is sprake van een naamwoordconstructie wanneer je een werkwoord omzet naar een zelfstandig naamwoord. Meestal gebeurt dit door er ‘het’ voor te plaatsen. Een voorbeeld: ‘Het toepassen van de verkeerde methode heeft als gevolg dat we je resultaten niet mee kunnen nemen voor ons onderzoek’. Beter is: ‘De verkeerde methode is toegepast. Daarom kunnen we je resultaten niet meenemen in ons onderzoek.’ Naamwoordconstructies kun je voorkomen door het werkwoord in de werkwoordsvorm te gebruiken. In sommige gevallen kun je ze wel gebruiken, bijvoorbeeld wanneer je niet concreet benoemt wie de handeling verricht.
In tegenstelling tot een actieve of bedrijvende werkwoordsvorm maakt een passieve of lijdende werkwoordsvorm een tekst lastig leesbaar. Je kunt een passieve vorm wel gebruiken als je bijvoorbeeld niet weet wie de handelende instantie is. De passieve vorm mag gebruikt worden, maar probeer dit te beperken.
Een omslachtige formulering betreft te complex omschreven informatie. Dit kan komen door het gebruik van een passieve vorm en een naamwoordconstructie binnen één zin. Ook een dubbele ontkenning maakt een zin onnodig lastig. Ook een kopconstructie, een lange zinsaanloop, moet je vermijden. Tot slot horen in wetenschappelijke teksten geen stoplappen thuis. Dit zijn irrelevante passages uit informeel spraakgebruik, zoals ‘zeg maar’, ‘gewoon’, ‘natuurlijk’, ‘in wezen’, best wel’, ‘uiteraard’, ‘in principe’, ‘eigenlijk’ en ‘echt wel’.
In geval van tangconstructies zijn tussen twee bij elkaar horende woorden andere woorden geplaatst. Een te grote afstand tussen deze woorden maakt een zin lastig te lezen. Dit los je op door een lange zin op te splitsen in meerdere zinnen.
Bullets bij hoofdstuk 8: Wat houdt een wetenschappelijke schrijfstijl in?
Schrijfstijl betreft de manier van informatie opschrijven en hoe je de aandacht van lezers vasthoudt. Dit wordt grotendeels bepaald door de gebruikte zinsopbouw, de woordkeus en de aanspreekvorm. Wat een passende schrijfstijl is hangt af van de doelgroep en het type tekst. In het geval van een wetenschappelijk artikel moet je lezers op een professionele, duidelijke en vlot leesbare wijze kunnen informeren.
Bij het schrijven van een wetenschappelijke tekst houd je rekening met: het verschil tussen spreektaal en schrijftaal, gevarieerd woordgebruik, ‘wij’ en ‘ik’ gebruiken’, genderneutraal taalgebruik, werkwoordstijden, helder wetenschappelijk taalgebruik en het gebruik van moeilijke woorden.
In een wetenschappelijk artikel vermijd je spreektaal. Vaak denk je dat je dit doet, maar soms glippen er toch wat informele teksten doorheen. Zo worden in spreektaal vaak vergrotende woorden gebruikt om anderen te overtuigen, welke niet passen in een wetenschappelijk stuk. Denk aan ‘erg’, ‘zeer’, enorm’, ‘totaal’, ‘enzovoorts’ of ‘buitengewoon’.
Gebruik niet telkens dezelfde woorden. Lezers vinden het vervelend en saai als zij een woord vaker opmerken in dezelfde passage. Probeer hetzelfde woord niet binnen een drietal zinnen te herhalen. Je kunt je woordgebruik afwisselen door middel van hyperoniemen, hyponiemen en synoniemen. Hyperoniem: overkoepelende woord. Hyponiem: ondergeschikt woord (het tegenovergestelde van hyperoniem). Voorbeeld: auto (hyponiem) – voertuig (hyperoniem). Synoniem: woord met dezelfde betekenis, zoals humeur – stemming.
Voorheen werden de woorden ‘wij’ en ‘ik’ vermeden in een wetenschappelijk artikel, maar dit zorgde soms voor verwarring en een slecht leesbare tekst. De APA raadt momenteel een actieve schrijfstijl aan. In plaats van ‘De auteurs hebben onderzocht of…’ kun je ‘Wij hebben onderzocht of…’ gebruiken. Je zult ‘ik’ niet vaak tegenkomen in teksten, omdat lezers dit vervelend vinden. Probeer daarom weinig ‘ik vind’, ‘ik denk’ of ‘naar mijn mening’ te gebruiken. Een actieve schrijfstijl zonder ‘wij’ of ‘ik’ is vaak goed mogelijk.
Zorg dat je antropomorfismen vermijd: het vermenselijken van dingen. Dus niet: ‘Het volgende hoofdstuk bespreekt…’. Hoofdstukken bespreken niet.
Je mag het woord ‘wij’ enkel gebruiken als je naar jezelf en je coauteur(s) verwijst. Gebruik het niet als verwijzing naar (groepen) mensen in het algemeen.
In een wetenschappelijk artikel gebruik je genderneutrale woorden. Dus ‘haar’ en ‘hem’ vermijden. Ook bij andere woorden kies je voor een genderneutrale optie. In plaats van verpleegster (vrouwelijk) kies je voor verpleegkundige. Seksistisch taalgebruik, bijvoorbeeld minachtend taalgebruik over vrouwen, is nooit geoorloofd.
Een bewering die in het verleden is gedaan schrijf je in de tegenwoordige tijd. In een review-artikel bespreek je niet je eigen bevindingen, maar die anderen al eerder hebben gedaan. Reeds uitgevoerde experimenten en de resultaten ervan bespreek je in de verleden tijd. De discussie en de conclusie schrijf je in de tegenwoordige tijd.
Voorzichtigheid, jargon en objectiviteit zijn belangrijke aspecten van wetenschappelijk taalgebruik, maar zij kunnen een tekst moeilijk leesbaar maken.
In wetenschappelijke teksten is voorzichtigheid geboden, omdat een theorie zelden zonder beperkingen is. Je kunt informatie niet zomaar als een onweerlegbaar feit presenteren. Onderzoeksbevindingen zijn afhankelijk van de concrete omstandigheden. Gebruik daarom voorzichtige formuleringen. Het gebruik van woorden als ‘suggereren’ zorgt echter voor ingewikkelde zinnen. Je houdt een tekst prettig leesbaar door een complexe zin op te splitsen in meerdere korte zinnen. Zo vermijd je tangconstructies. Een lange aanloop is soms niet te voorkomen, maar houd deze dan zo kort mogelijk.
In het kader van jargon komt moeilijk woordgebruik veel voor. Het gebruik van sommige termen kun je in een vakgebied niet vermijden. Het is zelfs belangrijk om deze termen te gebruiken, zodat een vergelijking tussen uiteenlopende theorieën over een bepaald onderwerp kan worden gemaakt. Zorg allereerst voor een juist gebruik van vaktermen. Geef een definitie of uitleg van de vakterm, zodat lezers weten wat hiermee wordt bedoeld.
Let op het gebruik van voorzetseluitdrukkingen, deze maken een tekst minder prettig leesbaar dan enkelvoudige voorzetsels. Het is niet verboden deze te gebruiken, maar korter heeft de voorkeur. Voorbeelden van voorzetseluitdrukking en alternatieve voorzetsels zijn: met behulp van – met, onder invloed van – door, ten aanzien van – op/over/voor/van, als gevolg van – door, door middel van – met/door, ten behoeve van – voor.
Een objectieve schrijfstijl is prettig leesbaar wanneer je neutraal schrijft, enkel je wetenschappelijke overtuiging geeft en stijf taalgebruik (naamwoordconstructies en lijdende vorm) vermijdt.
Bullets bij hoofdstuk 9: Waar let je op bij de revisie en afwerking van je wetenschappelijk review-artikel?
De laatste fase van het schrijven van wetenschappelijk review-artikel betreft de revisie en afwerking. Leg je artikel een paar dagen weg en kijk er dan nog eens naar. Hierbij let je op interpunctie en grammatica, globale opbouw en vormvoorschriften. Onder vormvoorschriften vallen ook typografie, opsommingen, afkortingen, de schijfwijze van getallen en de presentatie van tabellen en figuren.
Grammaticale fouten die frequent voorkomen betreffen verwijswoorden. Naar vrouwelijke of mannelijke de-woorden verwijs je met ‘die’ en ‘deze’. Naar onzijdige het-woorden verwijs je met ‘dat’ en ‘dit’. Verwijzen naar een zin doe je met ‘wat’. Ook het gebruik van ‘hen’ of ‘hun’ levert geregeld problemen op. ‘Hun’ gebruik je als een meewerkend voorwerp en nooit als onderwerp van zinnen. ‘Hen’ gebruik je na een voorzetsel (zoals ‘aan’) of als lijdend voorwerp.
Veelvoorkomende stijlfouten betreffen een contaminatie, incongruentie, tautologie en pleonasme. Contaminatie: een verkeerde samentrekking van uitdrukkingen of woorden met een vergelijkbare betekenis. Incongruentie: het onderwerp en de persoonsvorm moeten allebei meervoud dan wel enkelvoud zijn. Bij een tautologie en een pleonasme wordt twee keer hetzelfde gezegd met andere woorden. Bij een tautologie behoren ze tot dezelfde woordsoort. Bij een pleonasme behoren ze tot een andere woordsoort.
Studenten worstelen vaak met het al dan niet aan elkaar schrijven van woorden en het gebruik van streepjes. Samenstellingen schrijf je aan elkaar, al zijn hier uitzonderingen op. Voor de specifieke regels kun je het ‘Groene Boekje van de Nederlandse taal’ of de ‘Schrijfwijzer’ van Renkema raadplegen.
Er is sprake van samengestelde werkwoorden wanneer werkwoorden samen met een voorzetsel en/of bijwoord voorkomen. Voorbeelden zijn ‘erin opgaan’ en ‘ervan uitgaan’. Is het bijwoord en/of voorzetsel onderdeel van het werkwoord, dan mag je hier geen andere woorden aan vastmaken. Zo mag ‘ervandoor’ aan elkaar wanneer ‘gaan’ het werkwoord is. Is ‘opkijken’ het werkwoord, dan schrijf je ‘ervan’ en ‘op’ los van elkaar.
Let ook op dat je geen Engelse termen overneemt uit Engelse literatuur. Een Nederlandstalige tekst schrijf je in het Nederlands. Vertaal begrippen en theorieën. Ben je bang dat het onduidelijk is waarnaar je verwijst, dan vermeld je de Engelse benaming tussen haakjes. Sommige Engelstalige vaktermen als ‘bias’ mag je wel overnemen, mits je deze cursief schrijft.
Onthoud dat het woord ‘en’ een voegwoord is. Hiermee begin je dus geen zinnen.
Let op het correct vervoegen van de werkwoorden ‘willen’, ‘kunnen’ en ‘zullen’ bij de tweede persoon enkelvoud (jij, je). Zo zijn ‘wil’, ‘kan’ en ‘zal’ taalkundig juist, maar te informeel. Gebruik liever ‘wilt’, ‘kunt’ en ‘zult’.
Controleer altijd de spelling alvorens je een tekst definitief inlevert. Het is prima om de Word-spellingscontrole te gebruiken, maar kijk ook zelf kritisch naar je spelling. Word is niet foutloos en volledig. Ben je onzeker over de correcte spelling van een woord, raadpleeg dan de meest recente druk van het Van Dale woordenboek of het Groene Boekje.
Zorg dat je leestekens consistent en juist gebruikt. Belangrijke leestekens zijn de dubbele punt, de puntkomma, het uitroepteken, het vraagteken, de puntenreeks, rondje haakjes, aanhalingstekens en het klemtoomteken.
Een dubbele punt gebruik je voorafgaand aan een voorbeeld, opsomming, samenvatting, conclusie, definitie, omschrijving, uitwerking, citaat of verklaring. Je gebruikt enkel hoofdletters na de dubbele punt bij een opsomming bestaande uit volledige zinnen of een citaat.
Een puntkomma verbindt sterk met elkaar verbonden zinnen. Overweeg dit leesteken bij een opsomming waarin je al andere komma’s gebruikt. Je gebruikt het ook in een opsomming waarvan elk punt een nieuwe regel krijgt. Na een puntkomma volgt geen hoofdletter.
Uitroeptekens gebruik je liever niet in een wetenschappelijke tekst. Vraagtekens mag je gebruiken, mits je het bij één leesteken laat. Het klemtoonteken komt in wetenschappelijke artikelen weinig voor.
Een puntenreeks gebruik je enkel als weglatingsteken tussen rechte haakjes, waarmee je duidelijk maakt dat een deel van het citaat ontbreekt.
Rondje haakjes gebruik je voor een toevoeging, verklaring of verduidelijking in een tekst. Beperk het aantal haakjes, het is soms beter om de betreffende tekst een eigen zin toe te kennen.
Aanhalingstekens gebruik je bij het letterlijk citeren (dubbele aanhalingstekens) of om te wijzen op een woord met een speciale betekenis (enkele aanhalingstekens).
Bij het reviseren van de inhoud van een review-artikel beoordeel je de volledigheid van de inhoud per onderdeel, of er tekst geschrapt kan worden en of je abstracte tekst kunt concretiseren. Heb je de hoofdvraag duidelijk genoemd in de inleiding en samenvatting? Bespreek je in de discussie je bevindingen op kritische wijze? Zijn alle belangrijke bevindingen terug te vinden in de samenvatting? Kijk met een kritische blik naar de relevantie van zinnen en haal overbodige zinnen eruit. Of er sprake is van te veel herhaling, uitleg of toelichting hangt af van je doelgroep. Concretiseer ingewikkelde theorie met een voorbeeld.
Een artikel wordt pas gepubliceerd in een tijdschrift wanneer het aan de gestelde vormvoorschriften voldoet. Deze zien op de vormgeving van tabellen en figuren, op notaties van getallen en afkortingen, en op de lay-out. Alle algemene vormvoorschriften kun je vinden in de Publication Manual van de APA.
Een prettig leesbare tekst heeft een overzichtelijke alinea-indeling. Zorg dat alinea’s ongeveer dezelfde lengte hebben. Daarnaast is de typografie (vormgeving van tekst) belangrijk. Gebruik geen aparte lettertypen of verschillende Word-functies. Kies bijvoorbeeld voor Een leesbaar lettertype als Calibri 11, Arial 11 of Times New Roman 12 en gebruik een paginamarge van 2,54 cm voor alle zijden.
Het kan nuttig zijn om informatie puntsgewijs op te sommen. Zo geeft een numerieke opsomming de volgorde of verhouding tussen elementen aan. Dit laatste is voornamelijk aan de orde bij ingewikkelde of omvangrijke elementen. Maakt een opsomming je tekst lastiger om te lezen, kies dan voor een verhalende presentatie van de informatie (‘ten eerste’, ‘ten tweede’). Zorg er bovendien voor dat alle items in de opsomming conceptueel en syntactisch overeenkomen. Volg bij opsommingen de APA-richtlijnen.
In wetenschappelijke artikelen worden geen ‘algemene afkortingen’ als ‘o.a.’ en ‘o.b.v.’ gebruikt. Wel toegestaan zijn specifieke afkortingen: in vakjargon gebruikelijke afkortingen. Je mag gebruikmaken van afkortingen als de betreffende term uit veel woorden bestaat en als je de afkorting in de rest van je tekst meer dan drie keer gebruikt. De afkorting van een vakterm schrijf je zonder punten en in hoofdletters. Let op dat je bij het eerste gebruik de volledige term erbij noemt. Gebruik een afkorting niet voor het eerst in een kopje, titel, tabel of figuur. Afkortingen in tabellen en figuren leg je altijd uit, zelfs als ze eerder genoemd zijn.
Getallen worden genoteerd in cijfers of woorden. Conform de APA-richtlijnen gebruik je cijfers bijvoorbeeld als het getal 10 of hoger is, een maat aangeeft, een leeftijd of data betreft. Je noteert een getal bijvoorbeeld in woorden als het lager is dan 10 of als het getal het begin is van een zin of titel.
Voor het gebruik van figuren in je artikel volg je de APA-richtlijnen. Het is belangrijk dat een figuur te interpreteren is zonder bijgaande uitleg. Zorg dat de titel uitlegt waar de figuur over gaat. Voorzie figuren van dikgedrukte nummers boven de figuur, zodat je ernaar kunt verwijzen in je tekst. Daaronder zet je de titel: in cursieve letters en het eerste woord met een hoofdletter. Verwijs altijd naar de figuur in de tekst, zelfs als deze direct na de tekst volgt. Afsluitend plaats je onder de figuur een kort, verklarend onderschrift. Betreft het de figuur van een ander, vermeld dan de bron.
Bij het gebruik van een tabel volg je dezelfde richtlijnen als bij figuren. Plaats boven de tabel een dikgedrukt nummer en de titel daaronder in cursieve letters en startend met een hoofdletter. Noten komen onder de tabel. Voor de presentatie van getallen (data) gelden bijzondere vormvoorschriften, zie de APA-richtlijnen.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
204 |
Add new contribution