Inleiding strafrecht - UL - Recht - B1 - Oefententamen 2014

MC-vragen casus

Casus

Vladimir heeft het nieuws de afgelopen tijd nauwlettend in de gaten gehouden. Hij is kwaad over de situatie in zijn moederland Oekraïne. De pro-Russische benadering van president Janoekovitsj vindt hij onbegrijpelijk, diens vlucht laf en het geweld gedurende de opstanden zorgelijk. Hij is gefrustreerd dat de regering geen rust creëert. In de gemeenteraad van zijn woonplaats Leiden wordt gesproken over het toelaten van extra Oekraïners die zijn gevlucht. De burgemeester van Leiden heeft een werkgroep opgericht die het probleem nader onderzoekt. Tijdens een van de debatavonden die de werkgroep heeft georganiseerd, deelt Vladimir zijn zorgen. Hij vindt dat iedereen een plekje moet krijgen in Leiden, terwijl de gemeenteraad deze belofte niet waar kan maken. De burgemeester reageert hier op door te zeggen dat het heel goed is dat hij zo betrokken is en dat hij het hartverwarmend vindt om te zien dat zoveel mensen opkomen voor de belangen van anderen. Hij zegt: ‘De demonstraties voor Oekraïne zijn prima, daar gaan we niks aan doen want het is belangrijk voor de democratie. Als er mensen zijn die eens ergens opklimmen of zo om een spandoek op te hangen lijkt me dat allemaal wel oké’. Deze opmerking wordt door het publiek met enthousiast ontvangen.

Door de positieve reactie van de burgemeester voelt Vladimir zich gesteund. Hij belt zijn vriend Arjen en weet hem te enthousiasmeren om samen te gaan protesteren. Arjen houdt wel van een beetje actie en hij neemt zijn echtgenote Bonnie mee op pad. Bonnie kan zich wel wat leukers bedenken, maar ze waardeert de goede intenties van de mannen en gaat toch mee.

Op 28 februari 2014 is het zover. Vladimir breekt de deur open van de opslagruimte van de speelgoedwinkel De Speeltuin aan de Zonnebloemlaan 9 en hij gaat met Arjen en Bonnie naar binnen. Vladimir barricadeert de voordeur achter hen en ze bezetten het pand. Vladimir en Arjen rollen een spandoek uit waar ze met groene verf leuzen op schilderen, waaruit hun woede over het gebeuren in Oekraïne blijkt. Vervolgens bevestigen ze het spandoek aan de ramen aan de voorkant van het pand, zodat de omgeving kan zien waar ze eigenlijk zo boos over zijn.

De volgende ochtend komt de heer Vogeltjes, eigenaar van De Speeltuin, aan bij de opslagruimte. Vogeltjes ziet het spandoek en probeert naar binnen te gaan maar dat lukt niet doordat de deur is gebarricadeerd. Hij roept: ‘wat moet dat, flikker op!’ Vladimir, Arjen en Bonnie geven aan zijn oproep echter geen gehoor. De overbuurman, Van Bakker, schrikt op van het geschreeuw en ziet als hij naar buiten kijkt direct het spandoek hangen. Nadat hij vol verwondering een tijdje naar de protestactie heeft gekeken, realiseert hij zich dat Vogeltjes een keer heeft gezegd dat hij zo’n hekel heeft aan al die ‘buitenlandse profiteurs’. Het lijkt hem dus erg onwaarschijnlijk dat hij toestemming heeft gegeven voor het ophangen van het spandoek. Hij belt de politie in de hoop dat die kan achterhalen wat er gaande is.

De politie arriveert al snel maar besluit vanwege de politieke gevoeligheid niet meteen in te grijpen. De agenten Rein, Huizinga en de Vries kiezen er voor eerst eens te kijken wat er allemaal in De Speeltuin gebeurt. Ze vragen Van Bakker om wat meer informatie. Deze vindt het allemaal wel spannend en nodigt ze direct uit om vanuit zijn woning, die recht tegenover De Speeltuin ligt, het pand in de gaten te houden.

Onderwijl loopt Bonnie, die het ’s nachts erg koud heeft gekregen, te zeuren dat het punt van Vladimir en Arjen nu wel duidelijk is. Ze vraagt Arjen of ze nu naar huis mag. Deze vraag valt niet goed bij Arjen en Vladimir. Terwijl zij opkomen voor het Oekraïense volk dat het erg zwaar te verduren heeft, klaagt Bonnie over de kou. Er ontstaat een ruzie dat rond een uur of elf ’s ochtends uit de hand loopt. Op dat moment is Arjen zo ontzettend boos op Bonnie dat hij het restje groene verf dat nog in het blik zit over het haar van Bonnie gooit. Bonnie is zo kwaad: ze had het al ontzettend koud en nu is haar haar nog volledig groen ook. Ze stormt boos weg, verwijdert de blokkade van de voordeur en gaat naar huis. In haar woede laat ze de deur open staan.

Rein, Huizinga en de Vries hebben het hele gebeuren vanuit het huis van Van Bakker bekeken. De agenten zien hun kans schoon. Ze lopen de woning van Van Bakker uit en gaan aan de overkant van de straat door de open deur bij De Speeltuin naar binnen, teneinde Arjen op heterdaad aan te houden voor mishandeling van Bonnie. De agenten Rein en Huizinga houden zich bezig met de aanhouding van Arjen, en houden Vladimir meteen aan voor huisvredebreuk. De Vries kijkt rond of er niets verdachts ligt. Hij snuffelt wat op de bureaus en in de kastjes die er staan. In een la ziet hij een vuurwapen, dat hij in beslag neemt.

Vladimir en Arjen worden door de politieagenten naar het bureau gebracht, waar ze door de hulpofficier van justitie, Koning, voor de maximale duur in verzekering worden gesteld. Na afloop van deze termijn wordt Vladimir in vrijheid gesteld. Ten aanzien van Arjen beveelt de rechter-commissaris op verzoek van de officier van justitie diens bewaring, en de raadkamer van de rechtbank vervolgens zijn gevangenhouding voor de duur van 90 dagen.

De zaak van Arjen blijkt behoorlijk complex. De verf gaat niet echt uit het haar van Bonnie en later blijkt dat ze een ernstige huidaandoening aan het incident heeft overgehouden. De officier van justitie besluit hem te vervolgen zowel voor huisvredebreuk als voor mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende. Arjen wordt gedagvaard voor de meervoudige kamer. Aan hem wordt ten laste gelegd dat:

  • hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2014 tot en met 1 maart 2014 in de gemeente Leiden, wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal gelegen aan de Zonnebloemlaan 9 en in gebruik bij Willem Vogeltjes, eigenaar van De Speeltuin, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;

(artikel 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht);

en/of:

  • hij op of omstreeks 1 maart 2014 te Leiden opzettelijk mishandelend een persoon te weten Bonnie, zijnde zijn echtgenote, groene verf over haar hoofd heeft gegooid waardoor zij letsel heeft bekomen en/of pijn ondervonden, namelijk een duurzame verkleuring van haar haar, waarbij zij als gevolg van dit gooien met groene verf zwaar lichamelijk letsel (te weten een ernstige huidaandoening niet van voorbijgaande aard) heeft bekomen; (artikel 300 lid 1 i.v.m. artikel 300 lid 2 i.v.m. artikel 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht)

De zaak van Vladimir wordt voor de politierechter aangebracht. De tenlastelegging komt overeen met hetgeen Arjen onder 1 ten laste is gelegd. Ter terechtzitting voert de advocaat van Vladimir als verdediging dat de OvJ niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat Vladimir ervan uit mocht gaan dat het Openbaar Ministerie geen vervolging zou instellen. Volgens hem blijkt uit de opmerkingen van de burgemeester dat er niet zou worden ingegrepen bij demonstraties. De politierechter heeft hier geen boodschap aan. Vladimir wordt veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf waarvan één voorwaardelijk, wegens het plegen van huisvredebreuk (artikel 138 lid 1 Sr).

Vraag 1

Op grond van welke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering moet de politierechter zijn beslissing om het verweer van de advocaat van Vladimir te verwerpen, in het vonnis opnemen en motiveren?

  1. hij moet de beslissing opnemen in het vonnis op grond van artikel 358 lid 1, en motiveren op grond van artikel 359 lid 2, 1e volzin;
  2. hij moet de beslissing opnemen in het vonnis op grond van artikel 358 lid 1, en motiveren op grond van artikel 359 lid 2, 2e volzin;
  3. hij moet de beslissing opnemen in het vonnis op grond van artikel 358 lid 3, en motiveren op grond van artikel 359 lid 2, 1e volzin;
  4. hij moet de beslissing opnemen in het vonnis op grond van artikel 358 lid 3, en motiveren op grond van artikel 359 lid 2, 2e volzin.

Vraag 2

Arjen stelt: ‘Hoe kon ik nu weten dat het groen verven van het haar van Bonnie onder artikel 300 lid 1 Sr zou vallen? Dat artikel is veel te onduidelijk opgesteld.’ Op welk deelbeginsel van het legaliteitsbeginsel doelt hij hier?

  1. het lex certa-beginsel;
  2. het lex scripta-beginsel;
  3. het verbod van terugwerkende kracht;
  4. het verbod van analogie.

Vraag 3

Arjen verweert zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde met de volgende woorden: ‘Ik ben niet strafbaar voor het gevolg, want dat heb ik nooit gewild.’ Heeft dit verweer kans van slagen?

  1. ja, want het zwaar lichamelijk letsel is een gesubjectiveerd bestanddeel;
  2. ja, want mishandeling is een doleus delict;
  3. nee, want het zwaar lichamelijk letsel is een geobjectiveerd bestanddeel;
  4. nee, want mishandeling kent geen subjectief bestanddeel.

Vraag 4

Welke vorm van daderschap en/of deelneming is hier ten laste gelegd aan Vladimir en Arjen ten aanzien van het delict huisvredebreuk?

  1. Vladimir is pleger, Arjen is pleger;
  2. Vladimir is pleger, Arjen is medepleger;
  3. Vladimir is medepleger, Arjen is pleger;
  4. Vladimir is medepleger, Arjen is medepleger.

Vraag 5

Op grond van welk wetsartikel hebben de agenten de opslagruimte van De Speeltuin rechtmatig geobserveerd vanuit het tegenoverliggende pand?

  1. artikel 126g Sv;
  2. artikel 126j Sv;
  3. artikel 126o Sv;
  4. geen van bovenstaande.

Vraag 6

Was zowel het openen van de lades in de opslagruimte van De Speeltuin als het in beslag nemen van het wapen door agent de Vries rechtmatig?

  1. ja, vanwege het bepaalde in artikel 55a lid 1 Sv en artikel 52 lid 1 Wet Wapens en Munitie;
  2. ja, vanwege het bepaalde in artikel 96c lid 1 en artikel 95 lid 1 Sv;
  3. ja, vanwege het bepaalde in artikel 49 Wet Wapens en Munitie en artikel 96 lid 1 Sv;
  4. nee, hij was daartoe niet bevoegd.

Vraag 7

Wat is de maximale duur van de gevangenisstraf die aan Arjen mag worden opgelegd?

  1. vijf jaar;
  2. vijf jaar en vier maanden;
  3. zes jaar en vier maanden;
  4. zeven jaar, één maand en tien dagen.

Vraag 8

Arjen wordt op 1 mei 2014 onherroepelijk veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf. Wanneer komt hij waarschijnlijk vrij?

  1. 1 mei 2015;
  2. 1 juni 2015;
  3. 1 juli 2015;
  4. 1 augustus 2015.

Vraag 9

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling van Arjen is juist?

  1. Aan Arjens invrijheidstelling mag niet de voorwaarde worden verbonden deel te nemen aan een wekelijkse urinecontrole ten behoeve van een wetenschappelijk onderzoek onder ex-gedetineerden, omdat deze niet voor dat doel mag worden ingezet;
  2. Aan Arjens invrijheidstelling mag niet de voorwaarde worden verbonden dat hij geen verdovende middelen mag gebruiken, omdat niet bekend is of Arjen en Vladimir onder invloed waren van verdovende middelen ten tijde van het plegen van het strafbare feit;
  3. Aan Arjens invrijheidstelling mag niet de voorwaarde worden verbonden om zich te identificeren voor reclasseringsmedewerkers, omdat deze bevoegdheid enkel toekomt aan opsporingsambtenaren en niet aan reclasseringsmedewerkers;
  4. Aan Arjens invrijheidstelling mag niet de voorwaarde worden verbonden dat hij geen contact mag hebben met Bonnie, omdat Arjen met Bonnie getrouwd is en hem het contact met zijn partner niet kan worden ontzegd.

Vraag 10

In het studieboek ‘Strafrecht met mate’ wordt gesteld: ‘Het Wetboek van Strafvordering reikt het slachtoffer twee belangrijke middelen aan om in het strafproces tegen de verdachte van zich te doen horen’. Welke van deze middelen mag Bonnie in de zaak tegen Arjen uitoefenen?

  1. Bonnie kan zich voegen als benadeelde partij en het spreekrecht ter terechtzitting uitoefenen;
  2. Bonnie kan zich wel voegen als benadeelde partij, maar niet het spreekrecht ter terechtzitting uitoefenen;
  3. Bonnie kan zich niet voegen als benadeelde partij, maar wel het spreekrecht ter terechtzitting uitoefenen;
  4. Bonnie kan zich niet voegen als benadeelde partij, en niet het spreekrecht ter terechtzitting uitoefenen.

Overige MC-vragen

Vraag 1

In absolute strafrechtvaardigingstheorieën staat de preventie centraal.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 2

Indien de getuige niet ter zitting wordt ondervraagd, mogen zijn de auditu-verklaringen toch als bewijs worden gebezigd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 3

Het Algemeen Deel van het Wetboek van Strafrecht is ook van toepassing op het strafrecht dat buiten dat wetboek is geregeld, tenzij een wet in formele zin anders bepaalt.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 4

Bewijs dat is vergaard tijdens een onrechtmatige doorzoeking wordt niet zonder meer van het bewijs uitgesloten.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 5

Aan een verdachte die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (artikel 39 Sr) volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard, kan geen tbs worden opgelegd omdat deze verdachte niet strafbaar is.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 6

Uit het arrest Braak bij binnentreden (HR 12 december 1978, NJ 1979, 142) volgt dat opsporingsambtenaren bij de uitoefening van hun bevoegdheden niet alleen aan de wet maar ook aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn gebonden.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 7

Het delict dat in artikel 287 Sr is omschreven betreft een commissiedelict dat door nalaten kan worden gepleegd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 8

De causaliteitsleer van de adequate veroorzaking houdt in dat slechts die gedraging als oorzaak van een bepaald gevolg mag gelden, die de strekking heeft tot het in het leven roepen van dit gevolg en de kans op het intreden daarvan relevant vergroot.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 9

Op grond van artikel 9 lid 2 Opiumwet is de officier van justitie niet bevoegd om een onderzoek aan de kleding te verrichten.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 10

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in een uitspraak van 16 december 2010, NJ 2011/290 (Josemans) bepaald dat een regeling die de toegang tot Nederlandse coffeeshops - en daarmee tot de daar verkochte drank- en etenswaren - verbiedt aan EU-burgers die geen Nederlands ingezetenen zijn, een gerechtvaardigde beperking vormt van het in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie verankerde vrij verrichten van diensten.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 11

Het Nederlandse strafprocesrecht kent een positief-wettelijk bewijsstelsel omdat de rechter alleen tot bewezenverklaring mag overgaan als hij door de bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 12

De doen pleger is slechts strafbaar als de uitvoerder om welke reden dan ook niet strafbaar is.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 13

Het ne bis in idem-beginsel staat in de weg aan het beginnen van een strafrechtelijke vervolging door de officier van justitie indien een tuchtcommissie reeds een oordeel over de zaak heeft geveld en een sanctie heeft opgelegd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 14

Lianne wordt verdacht van mishandeling (artikel 300 lid 1 Sr). Zij wordt rechtmatig in verzekering gesteld. Nadat de officier van justitie diverse getuigen heeft gehoord, besluit hij de zaak te laten rusten wegens het ontbreken van voldoende bewijs.

De OvJ dient Lianne een kennisgeving te sturen van het feit dat de zaak wordt geseponeerd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 15

Gekwalificeerde delicten kennen ten opzichte van het gronddelict een lagere strafdreiging dan geprivilegieerde delicten.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 16

Een verweer betreffende de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie moet als preliminair verweer worden gevoerd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 17

Sandra, een slimme rechtenstudente met een turbulent verleden, staat op 7 maart 2014 terecht voor de rechtbank Den Haag wegens eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr) van een medewerker van de Sissyboy op Leiden Centraal. Ter zitting voert haar raadsman aan dat de mishandeling reeds is verjaard omdat het feit meer dan zes jaar geleden is begaan (art. 70 Sr). Stel dat de raadsman gelijk heeft, tot welke uitspraak zal de rechtbank dan komen?

  1. nietigheid van de dagvaarding;
  2. onbevoegdheid van de rechtbank;
  3. niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie;
  4. veroordeling, maar met strafvermindering wegens de verjaring van het strafbare feit.

Vraag 18

De Hoge Raad hangt de objectieve pogingsleer aan. Wordt volgens deze leer de ondeugdelijke poging strafbaar geacht?

  1. nee, bij een ondeugdelijke poging is het delict immers niet voltooid, hetgeen betekent dat de dader nog steeds vrijwillig kan terugtreden;
  2. ja, maar enkel indien sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging;
  3. ja, maar enkel indien sprake is van een relatief ondeugdelijke poging;
  4. ja, de dader heeft immers de intentie gehad om een strafbaar feit te plegen.

Vraag 19

De rechtbank wil een verdachte veroordelen voor het overtreden van artikel 350 lid 2 Sr (beschadiging dieren). Welke combinatie van straffen kan de rechtbank niet opleggen?

  1. een taakstraf van 200 uren en een geldboete van 50 euro;
  2. een gevangenisstraf van 1 maand, een werkstraf van 50 uren en een boete van 200 euro;
  3. een gevangenisstraf van 1 jaar en een taakstraf van 100 uur;
  4. een gevangenisstraf van 3 jaren en een geldboete van 10.000 euro.

Vraag 20

Op een late zaterdagavond twee opsporingsambtenaren in het centrum van Delft bij een opstootje arriveren, horen zij een man tegen een ander roepen: ‘Ik breek al de botten in je lijf, ik sla je helemaal dood!’ Het blijkt Daan te zijn, een geweldpleger die bij de politie bekend is. Elk weekend is het raak. De opsporingsambtenaren houden Daan op heterdaad aan wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (artikel 285 lid 1 Sr) en brengen hem over naar het politiebureau. De daar aanwezige hulpofficier van justitie hoort Rick, die bekent het slachtoffer met de dood te hebben bedreigd. De hulpofficier is daarmee zeer tevreden, de zaak is rond: het slachtoffer heeft aangifte gedaan, de opsporingsambtenaren hebben hun bevindingen in een proces-verbaal neergelegd en zeker zeven getuigen hebben inhoudelijk overeenstemmende verklaringen afgelegd. De hulpofficier voelt er echter niets voor om Daan in vrijheid te stellen en hem terug het nachtleven in te sturen en beveelt daarom zijn inverzekeringstelling.
Is de inverzekeringstelling rechtmatig bevolen?

  1. ja, aan alle wettelijke criteria voor inverzekeringstelling is voldaan;
  2. nee, de inverzekeringstelling is voor dit strafbare feit niet mogelijk;
  3. nee, de inverzekeringstelling is niet door de juiste autoriteit bevolen;
  4. nee, de inverzekeringstelling is niet op de juiste grond bevolen.

Vraag 21

Welk van de onderstaande interpretatiemethoden wordt in het strafrecht niet erkend?

  1. de analogische interpretatiemethode;
  2. de teleologische interpretatiemethode;
  3. de wetssystematische interpretatiemethode;
  4. de grammaticale interpretatiemethode.

Vraag 22

De door de wetgever gekozen formulering van het opportuniteitsbeginsel is voor tweeërlei uitleg vatbaar. Welk van de onderstaande beweringen met betrekking tot het opportuniteitsbeginsel is juist?

  1. de positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel houdt in dat het Openbaar Ministerie alle haalbare strafzaken vervolgt;
  2. de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel houdt in dat het Openbaar Ministerie strafzaken niet vervolgt tenzij het algemeen belang daarmee wordt gediend;
  3. de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel biedt – in vergelijking met de positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel – meer ruimte voor een flexibele criminele politiek;
  4. de positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel biedt – in vergelijking met de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel – meer ruimte voor een beleidsmatige toepassing van het strafrecht.

Vraag 23

Simon klust bij als Sinterklaas op een door een bedrijf georganiseerde pakjesavond. Het valt de bezoekers al snel op dat Sinterklaas in plaats van vrolijkheid en pakjes vooral een scherpe alcohollucht door de zaal verspreidt. Hij maakt vreemde grappen en doet onaardig tegen de kinderen. Als één van de aanwezige vaders in het publiek Simon aanspreekt op zijn ongepaste gedrag, steekt Simon zijn middelvinger naar de vader op. De vader pikt dit niet en loopt in versnelde pas met opgeheven gebalde vuist op Simon af. Simon staat op, blijft kalm, maar ziet dat hij geen kant op kan. Met een vuistslag slaat hij de boze vader in het gezicht, die daar een licht gekneusde neus aan overhoudt.

Simon wordt vervolgd voor (eenvoudige) mishandeling (artikel 300 lid 1 Sr). Op welke strafuitsluitingsgrond zou hij zich het beste kunnen beroepen?

  1. overmacht in de zin van noodtoestand;
  2. noodweer;
  3. psychische overmacht;
  4. noodweerexces.

Vraag 24

Welke van de onderstaande alternatieven omschrijft een juiste mogelijkheid om op te komen tegen de strafbeschikking?

  1. het instellen van hoger beroep door de verdachte tegen het uitvaardigen van een strafbeschikking;
  2. het indienen van een bezwaarschrift door de verdachte tegen een ontvangen strafbeschikking;
  3. het doen van verzet door het slachtoffer tegen een aan de verdachte uitgevaardigde strafbeschikking;
  4. het doen van beklag door een belanghebbende wegens vervolging door middel van een strafbeschikking.

Vraag 25

Paula en Joke struinen door een winkelcentrum. Plotseling voelt Paula dat iemand iets uit haar tas pakt, ze kijkt op en ziet een onbekende man met haar portemonnee wegrennen. Joke rent er direct achteraan. Als ze bijna bij de man is rent hij een woning in. Joke twijfelt geen moment en rent achter hem aan de woning in, alwaar ze de man aanhoudt.

Was Joke in bovenstaande casus gerechtigd de man op deze wijze aan te houden?

  1. Joan was bevoegd tot aanhouding over te gaan bij ontdekking op heterdaad en zij mocht dit ook doen op deze manier;
  2. Joan was bevoegd tot aanhouding over te gaan bij ontdekking op heterdaad, maar zij mocht dit niet doen op deze manier;
  3. Joan was niet bevoegd tot aanhouding over te gaan bij ontdekking op heterdaad, maar de daartoe gerechtigde persoon mocht dit wel doen op deze manier;
  4. Joan was niet bevoegd tot aanhouding over te gaan bij ontdekking op heterdaad en de daartoe gerechtigde persoon mocht dit ook niet doen op deze manier.

Vraag 26

Welke van onderstaande beweringen met betrekking tot artikel 207 lid 1 Sr is juist?

  1. dit is een formeel omschreven culpoos delict;
  2. dit is een materieel omschreven doleus delict;
  3. dit is een formeel omschreven doleus delict;
  4. dit is een materieel omschreven culpoos delict.

Vraag 27

Aanhangwagens die langer zijn dan twee meter mogen in de gemeente Delfzijl tussen 9.00 en 18.00 uur niet op de openbare weg rijden. Hans wordt aangehouden als hij met zijn boedelbak naar een lunchafspraak rijdt. Hij krijgt de opdracht naar het politiebureau te komen met zijn boedelbak, zodat deze daar kan worden opgemeten. Hans weigert dit, hij zegt dat nergens in de wet staat dat hij verplicht is dit te doen. Volgens de opsporingsambtenaar is in een lokale politieverordening echter een bepaling opgenomen die opsporingsambtenaren de bevoegdheid geeft verdachten te verplichten naar het bureau te rijden om hun aanhanger te laten opmeten. Beiden hebben gelijk.

Is het legaliteitsbeginsel hier in het geding?

  1. nee, het legaliteitsbeginsel is niet in het geding;
  2. ja, het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is in het geding;
  3. ja, het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel is in het geding;
  4. zowel het strafvorderlijk als het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is in het geding.

Vraag 28

Lees het onderstaande citaat (afkomstig uit C. Kelk, Studieboek materieel strafrecht) en geef aan welke woorden uit de tekst zijn weggelaten:

‘…..(1)….., in feite een publiekrechtelijke overeenkomst tussen OM en verdachte, geldt als een veroordeling, waarna ingevolge art. 68 Sr geen tweede vervolging meer kan volgen. Een bezwaar van …..(1)….. is dat de schuld niet door de onafhankelijke rechter in een openbaar proces met rechtswaarborgen omkleed wordt vastgesteld en dat dit uitsluitend op de instemming van de verdachte berust, die zich daarmee de prijs van het terechtstaan bespaart. Van alle strafzaken zijn intussen verreweg de meeste door middel van …..(1)….. of …..(2)….. buiten de rechter om afgedaan gaan worden. In februari 2008 is de Wet OM-afdoening in werking getreden. Deze wet brengt een aanzienlijke verandering in de huidige praktijk van …..(1)….. en …..(2)…… De OvJ heeft namelijk nu de bevoegdheid strafzaken zelf af te doen door een zogeheten …..(3)…… Anders dan bij …..(1)….. en …..(2)….. strekt …..(3)….. niet tot voorkoming van vervolging, maar is het een afdoeningsvorm waarin het OM de zaak kan vervolgen en bestraffen.’

Welke woorden zijn weggelaten uit de tekst?

  1. (1): transactie, (2): voorwaardelijk sepot, (3): strafbeschikking;
  2. (1): voorwaardelijk sepot, (2): transactie, (3): strafbeschikking;
  3. (1): strafbeschikking, (2): voorwaardelijk sepot, (3): transactie;
  4. (1): strafbeschikking, (2): transactie, (3): voorwaardelijk sepot.

Vraag 29

Kim wordt vervolgd voor het feit strafbaar gesteld in artikel 307 Sr. Zij beroept zich ter terechtzitting met succes op de strafuitsluitingsgrond ‘ontoerekenbaarheid’, artikel 39 Sr. Hoe luidt de einduitspraak naar alle waarschijnlijkheid?

  1. vrijspraak, omdat sprake is van een schulduitsluitingsgrond;
  2. ontslag van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van een schulduitsluitingsgrond;
  3. vrijspraak, omdat sprake is van een rechtvaardigingsgrond;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van een rechtvaardigingsgrond.

Vraag 30

Wat heeft de Hoge Raad in het arrest Porsche (HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199) en in het arrest Hoornse Taart (HR 19 juni 1911, W 9203) beslist ten aanzien van het voorwaardelijk opzet ?

  1. in beide arresten is geen sprake van voorwaardelijk opzet;
  2. in het arrest Porsche is sprake van voorwaardelijk opzet, in het arrest Hoornse Taart is geen sprake van voorwaardelijk opzet;
  3. in het arrest Porsche is geen sprake van voorwaardelijk opzet, in het arrest Hoornse Taart is wel sprake van voorwaardelijk opzet;
  4. in beide arresten is sprake van voorwaardelijk opzet.

Antwoordindicatie MC-vragen casus

  1. D. hij moet de beslissing opnemen in het vonnis op grond van artikel 358 lid 3, en motiveren op grond van artikel 359 lid 2, 2e volzin.

  2. Het lex certa-beginsel.

  3. Nee, want het zwaar lichamelijk letsel is een geobjectiveerd bestanddeel;

  4. A. Vladimir is pleger, Arjen is pleger.

  5. D. Geen van bovenstaande.

  6. D. Nee, hij was daartoe niet bevoegd.

  7. B. Vijf jaar en vier maanden.

  8. C. 1 juli 2015.

  9. A. Aan Arjens invrijheidstelling mag niet de voorwaarde worden verbonden deel te nemen aan een wekelijkse urinecontrole ten behoeve van een wetenschappelijk onderzoek onder ex-gedetineerden, omdat deze niet voor dat doel mag worden ingezet.

  10. A. Bonnie kan zich voegen als benadeelde partij en het spreekrecht ter terechtzitting uitoefenen;

Antwoordindicatie overige MC-vragen

  1. B. Dit is onjuist

  2. A. Dit is juist

  3. A. Dit is juist

  4. A. Dit is juist

  5. B. Dit is onjuist

  6. A. Dit is juist

  7. A. Dit is juist

  8. A. Dit is juist

  9. B. Dit is onjuist

  10. A. Dit is juist

  11. B. Dit is onjuist

  12. A. Dit is juist

  13. B. Dit is onjuist

  14. B. Dit is onjuist

  15. B. Dit is onjuist

  16. B. Dit is onjuist

  17. C. Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

  18. C. Ja, maar enkel indien sprake is van een relatief ondeugdelijke poging

  19. C. Een gevangenisstraf van 1 jaar en een taakstraf van 100 uur

  20. D. Nee, de inverzekeringstelling is niet op de juiste grond bevolen

  21. A. De analogische interpretatiemethode

  22. D. De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel biedt – in vergelijking met de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel – meer ruimte voor een beleidsmatige toepassing van het strafrecht.

  23. B. Noodweer

  24. D. Het doen van beklag door een belanghebbende wegens vervolging door middel van een strafbeschikking

  25. B. Joan was bevoegd tot aanhouding over te gaan bij ontdekking op heterdaad, maar zij mocht dit niet doen op deze manier

  26. C. Dit is een formeel omschreven doleus delict

  27. C. Ja, het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel is in het geding

  28. A. (1): transactie, (2): voorwaardelijk sepot, (3): strafbeschikking

  29. A. Vrijspraak, omdat sprake is van een schulduitsluitingsgrond

  30. C. In het arrest Porsche is geen sprake van voorwaardelijk opzet, in het arrest Hoornse Taart is wel sprake van voorwaardelijk opzet

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2854 1