Inleiding Strafrecht - Rechten - B1 - UL - Oefenbundel
- 3889 keer gelezen
Vladimir heeft het nieuws de afgelopen tijd nauwlettend in de gaten gehouden. Hij is kwaad over de situatie in zijn moederland Oekraïne. De pro-Russische benadering van president Janoekovitsj vindt hij onbegrijpelijk, diens vlucht laf en het geweld gedurende de opstanden zorgelijk. Hij is gefrustreerd dat de regering geen rust creëert. In de gemeenteraad van zijn woonplaats Leiden wordt gesproken over het toelaten van extra Oekraïners die zijn gevlucht. De burgemeester van Leiden heeft een werkgroep opgericht die het probleem nader onderzoekt. Tijdens een van de debatavonden die de werkgroep heeft georganiseerd, deelt Vladimir zijn zorgen. Hij vindt dat iedereen een plekje moet krijgen in Leiden, terwijl de gemeenteraad deze belofte niet waar kan maken. De burgemeester reageert hier op door te zeggen dat het heel goed is dat hij zo betrokken is en dat hij het hartverwarmend vindt om te zien dat zoveel mensen opkomen voor de belangen van anderen. Hij zegt: ‘De demonstraties voor Oekraïne zijn prima, daar gaan we niks aan doen want het is belangrijk voor de democratie. Als er mensen zijn die eens ergens opklimmen of zo om een spandoek op te hangen lijkt me dat allemaal wel oké’. Deze opmerking wordt door het publiek met enthousiast ontvangen.
Door de positieve reactie van de burgemeester voelt Vladimir zich gesteund. Hij belt zijn vriend Arjen en weet hem te enthousiasmeren om samen te gaan protesteren. Arjen houdt wel van een beetje actie en hij neemt zijn echtgenote Bonnie mee op pad. Bonnie kan zich wel wat leukers bedenken, maar ze waardeert de goede intenties van de mannen en gaat toch mee.
Op 28 februari 2014 is het zover. Vladimir breekt de deur open van de opslagruimte van de speelgoedwinkel De Speeltuin aan de Zonnebloemlaan 9 en hij gaat met Arjen en Bonnie naar binnen. Vladimir barricadeert de voordeur achter hen en ze bezetten het pand. Vladimir en Arjen rollen een spandoek uit waar ze met groene verf leuzen op schilderen, waaruit hun woede over het gebeuren in Oekraïne blijkt. Vervolgens bevestigen ze het spandoek aan de ramen aan de voorkant van het pand, zodat de omgeving kan zien waar ze eigenlijk zo boos over zijn.
De volgende ochtend komt de heer Vogeltjes, eigenaar van De Speeltuin, aan bij de opslagruimte. Vogeltjes ziet het spandoek en probeert naar binnen te gaan maar dat lukt niet doordat de deur is gebarricadeerd. Hij roept: ‘wat moet dat, flikker op!’ Vladimir, Arjen en Bonnie geven aan zijn oproep echter geen gehoor. De overbuurman, Van Bakker, schrikt op van het geschreeuw en ziet als hij naar buiten kijkt direct het spandoek hangen. Nadat hij vol verwondering een tijdje naar de protestactie heeft gekeken, realiseert hij zich dat Vogeltjes een keer heeft gezegd dat hij zo’n hekel heeft aan al die ‘buitenlandse profiteurs’. Het lijkt hem dus erg onwaarschijnlijk dat hij toestemming heeft gegeven voor het ophangen van het spandoek. Hij belt de politie in de hoop dat die kan achterhalen wat er gaande is.
De politie arriveert al snel maar besluit vanwege de politieke gevoeligheid niet meteen in te grijpen. De agenten Rein, Huizinga en de Vries kiezen er voor eerst eens te kijken wat er allemaal in De Speeltuin gebeurt. Ze vragen Van Bakker om wat meer informatie. Deze vindt het allemaal wel spannend en nodigt ze direct uit om vanuit zijn woning, die recht tegenover De Speeltuin ligt, het pand in de gaten te houden.
Onderwijl loopt Bonnie, die het ’s nachts erg koud heeft gekregen, te zeuren dat het punt van Vladimir en Arjen nu wel duidelijk is. Ze vraagt Arjen of ze nu naar huis mag. Deze vraag valt niet goed bij Arjen en Vladimir. Terwijl zij opkomen voor het Oekraïense volk dat het erg zwaar te verduren heeft, klaagt Bonnie over de kou. Er ontstaat een ruzie dat rond een uur of elf ’s ochtends uit de hand loopt. Op dat moment is Arjen zo ontzettend boos op Bonnie dat hij het restje groene verf dat nog in het blik zit over het haar van Bonnie gooit. Bonnie is zo kwaad: ze had het al ontzettend koud en nu is haar haar nog volledig groen ook. Ze stormt boos weg, verwijdert de blokkade van de voordeur en gaat naar huis. In haar woede laat ze de deur open staan.
Rein, Huizinga en de Vries hebben het hele gebeuren vanuit het huis van Van Bakker bekeken. De agenten zien hun kans schoon. Ze lopen de woning van Van Bakker uit en gaan aan de overkant van de straat door de open deur bij De Speeltuin naar binnen, teneinde Arjen op heterdaad aan te houden voor mishandeling van Bonnie. De agenten Rein en Huizinga houden zich bezig met de aanhouding van Arjen, en houden Vladimir meteen aan voor huisvredebreuk. De Vries kijkt rond of er niets verdachts ligt. Hij snuffelt wat op de bureaus en in de kastjes die er staan. In een la ziet hij een vuurwapen, dat hij in beslag neemt.
Vladimir en Arjen worden door de politieagenten naar het bureau gebracht, waar ze door de hulpofficier van justitie, Koning, voor de maximale duur in verzekering worden gesteld. Na afloop van deze termijn wordt Vladimir in vrijheid gesteld. Ten aanzien van Arjen beveelt de rechter-commissaris op verzoek van de officier van justitie diens bewaring, en de raadkamer van de rechtbank vervolgens zijn gevangenhouding voor de duur van 90 dagen.
De zaak van Arjen blijkt behoorlijk complex. De verf gaat niet echt uit het haar van Bonnie en later blijkt dat ze een ernstige huidaandoening aan het incident heeft overgehouden. De officier van justitie besluit hem te vervolgen zowel voor huisvredebreuk als voor mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende. Arjen wordt gedagvaard voor de meervoudige kamer. Aan hem wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2014 tot en met 1 maart 2014 in de gemeente Leiden, wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal gelegen aan de Zonnebloemlaan 9 en in gebruik bij Willem Vogeltjes, eigenaar van De Speeltuin, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
(artikel 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht);
en/of:
hij op of omstreeks 1 maart 2014 te Leiden opzettelijk mishandelend een persoon te weten Bonnie, zijnde zijn echtgenote, groene verf over haar hoofd heeft gegooid waardoor zij letsel heeft bekomen en/of pijn ondervonden, namelijk een duurzame verkleuring van haar haar, waarbij zij als gevolg van dit gooien met groene verf zwaar lichamelijk letsel (te weten een ernstige huidaandoening niet van voorbijgaande aard) heeft bekomen; (artikel 300 lid 1 i.v.m. artikel 300 lid 2 i.v.m. artikel 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
De zaak van Vladimir wordt voor de politierechter aangebracht. De tenlastelegging komt overeen met hetgeen Arjen onder 1 ten laste is gelegd. Ter terechtzitting voert de advocaat van Vladimir als verdediging dat de OvJ niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat Vladimir ervan uit mocht gaan dat het Openbaar Ministerie geen vervolging zou instellen. Volgens hem blijkt uit de opmerkingen van de burgemeester dat er niet zou worden ingegrepen bij demonstraties. De politierechter heeft hier geen boodschap aan. Vladimir wordt veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf waarvan één voorwaardelijk, wegens het plegen van huisvredebreuk (artikel 138 lid 1 Sr).
Op grond van welke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering moet de politierechter zijn beslissing om het verweer van de advocaat van Vladimir te verwerpen, in het vonnis opnemen en motiveren?
Arjen stelt: ‘Hoe kon ik nu weten dat het groen verven van het haar van Bonnie onder artikel 300 lid 1 Sr zou vallen? Dat artikel is veel te onduidelijk opgesteld.’ Op welk deelbeginsel van het legaliteitsbeginsel doelt hij hier?
Arjen verweert zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde met de volgende woorden: ‘Ik ben niet strafbaar voor het gevolg, want dat heb ik nooit gewild.’ Heeft dit verweer kans van slagen?
Welke vorm van daderschap en/of deelneming is hier ten laste gelegd aan Vladimir en Arjen ten aanzien van het delict huisvredebreuk?
Op grond van welk wetsartikel hebben de agenten de opslagruimte van De Speeltuin rechtmatig geobserveerd vanuit het tegenoverliggende pand?
Was zowel het openen van de lades in de opslagruimte van De Speeltuin als het in beslag nemen van het wapen door agent de Vries rechtmatig?
Wat is de maximale duur van de gevangenisstraf die aan Arjen mag worden opgelegd?
Arjen wordt op 1 mei 2014 onherroepelijk veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf. Wanneer komt hij waarschijnlijk vrij?
Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling van Arjen is juist?
In het studieboek ‘Strafrecht met mate’ wordt gesteld: ‘Het Wetboek van Strafvordering reikt het slachtoffer twee belangrijke middelen aan om in het strafproces tegen de verdachte van zich te doen horen’. Welke van deze middelen mag Bonnie in de zaak tegen Arjen uitoefenen?
In absolute strafrechtvaardigingstheorieën staat de preventie centraal.
Indien de getuige niet ter zitting wordt ondervraagd, mogen zijn de auditu-verklaringen toch als bewijs worden gebezigd.
Het Algemeen Deel van het Wetboek van Strafrecht is ook van toepassing op het strafrecht dat buiten dat wetboek is geregeld, tenzij een wet in formele zin anders bepaalt.
Bewijs dat is vergaard tijdens een onrechtmatige doorzoeking wordt niet zonder meer van het bewijs uitgesloten.
Aan een verdachte die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (artikel 39 Sr) volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard, kan geen tbs worden opgelegd omdat deze verdachte niet strafbaar is.
Uit het arrest Braak bij binnentreden (HR 12 december 1978, NJ 1979, 142) volgt dat opsporingsambtenaren bij de uitoefening van hun bevoegdheden niet alleen aan de wet maar ook aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn gebonden.
Het delict dat in artikel 287 Sr is omschreven betreft een commissiedelict dat door nalaten kan worden gepleegd.
De causaliteitsleer van de adequate veroorzaking houdt in dat slechts die gedraging als oorzaak van een bepaald gevolg mag gelden, die de strekking heeft tot het in het leven roepen van dit gevolg en de kans op het intreden daarvan relevant vergroot.
Op grond van artikel 9 lid 2 Opiumwet is de officier van justitie niet bevoegd om een onderzoek aan de kleding te verrichten.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in een uitspraak van 16 december 2010, NJ 2011/290 (Josemans) bepaald dat een regeling die de toegang tot Nederlandse coffeeshops - en daarmee tot de daar verkochte drank- en etenswaren - verbiedt aan EU-burgers die geen Nederlands ingezetenen zijn, een gerechtvaardigde beperking vormt van het in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie verankerde vrij verrichten van diensten.
Het Nederlandse strafprocesrecht kent een positief-wettelijk bewijsstelsel omdat de rechter alleen tot bewezenverklaring mag overgaan als hij door de bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan.
De doen pleger is slechts strafbaar als de uitvoerder om welke reden dan ook niet strafbaar is.
Het ne bis in idem-beginsel staat in de weg aan het beginnen van een strafrechtelijke vervolging door de officier van justitie indien een tuchtcommissie reeds een oordeel over de zaak heeft geveld en een sanctie heeft opgelegd.
Lianne wordt verdacht van mishandeling (artikel 300 lid 1 Sr). Zij wordt rechtmatig in verzekering gesteld. Nadat de officier van justitie diverse getuigen heeft gehoord, besluit hij de zaak te laten rusten wegens het ontbreken van voldoende bewijs.
De OvJ dient Lianne een kennisgeving te sturen van het feit dat de zaak wordt geseponeerd.
Gekwalificeerde delicten kennen ten opzichte van het gronddelict een lagere strafdreiging dan geprivilegieerde delicten.
Een verweer betreffende de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie moet als preliminair verweer worden gevoerd.
Sandra, een slimme rechtenstudente met een turbulent verleden, staat op 7 maart 2014 terecht voor de rechtbank Den Haag wegens eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr) van een medewerker van de Sissyboy op Leiden Centraal. Ter zitting voert haar raadsman aan dat de mishandeling reeds is verjaard omdat het feit meer dan zes jaar geleden is begaan (art. 70 Sr). Stel dat de raadsman gelijk heeft, tot welke uitspraak zal de rechtbank dan komen?
De Hoge Raad hangt de objectieve pogingsleer aan. Wordt volgens deze leer de ondeugdelijke poging strafbaar geacht?
De rechtbank wil een verdachte veroordelen voor het overtreden van artikel 350 lid 2 Sr (beschadiging dieren). Welke combinatie van straffen kan de rechtbank niet opleggen?
Op een late zaterdagavond twee opsporingsambtenaren in het centrum van Delft bij een opstootje arriveren, horen zij een man tegen een ander roepen: ‘Ik breek al de botten in je lijf, ik sla je helemaal dood!’ Het blijkt Daan te zijn, een geweldpleger die bij de politie bekend is. Elk weekend is het raak. De opsporingsambtenaren houden Daan op heterdaad aan wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (artikel 285 lid 1 Sr) en brengen hem over naar het politiebureau. De daar aanwezige hulpofficier van justitie hoort Rick, die bekent het slachtoffer met de dood te hebben bedreigd. De hulpofficier is daarmee zeer tevreden, de zaak is rond: het slachtoffer heeft aangifte gedaan, de opsporingsambtenaren hebben hun bevindingen in een proces-verbaal neergelegd en zeker zeven getuigen hebben inhoudelijk overeenstemmende verklaringen afgelegd. De hulpofficier voelt er echter niets voor om Daan in vrijheid te stellen en hem terug het nachtleven in te sturen en beveelt daarom zijn inverzekeringstelling.
Is de inverzekeringstelling rechtmatig bevolen?
Welk van de onderstaande interpretatiemethoden wordt in het strafrecht niet erkend?
De door de wetgever gekozen formulering van het opportuniteitsbeginsel is voor tweeërlei uitleg vatbaar. Welk van de onderstaande beweringen met betrekking tot het opportuniteitsbeginsel is juist?
Simon klust bij als Sinterklaas op een door een bedrijf georganiseerde pakjesavond. Het valt de bezoekers al snel op dat Sinterklaas in plaats van vrolijkheid en pakjes vooral een scherpe alcohollucht door de zaal verspreidt. Hij maakt vreemde grappen en doet onaardig tegen de kinderen. Als één van de aanwezige vaders in het publiek Simon aanspreekt op zijn ongepaste gedrag, steekt Simon zijn middelvinger naar de vader op. De vader pikt dit niet en loopt in versnelde pas met opgeheven gebalde vuist op Simon af. Simon staat op, blijft kalm, maar ziet dat hij geen kant op kan. Met een vuistslag slaat hij de boze vader in het gezicht, die daar een licht gekneusde neus aan overhoudt.
Simon wordt vervolgd voor (eenvoudige) mishandeling (artikel 300 lid 1 Sr). Op welke strafuitsluitingsgrond zou hij zich het beste kunnen beroepen?
Welke van de onderstaande alternatieven omschrijft een juiste mogelijkheid om op te komen tegen de strafbeschikking?
Paula en Joke struinen door een winkelcentrum. Plotseling voelt Paula dat iemand iets uit haar tas pakt, ze kijkt op en ziet een onbekende man met haar portemonnee wegrennen. Joke rent er direct achteraan. Als ze bijna bij de man is rent hij een woning in. Joke twijfelt geen moment en rent achter hem aan de woning in, alwaar ze de man aanhoudt.
Was Joke in bovenstaande casus gerechtigd de man op deze wijze aan te houden?
Welke van onderstaande beweringen met betrekking tot artikel 207 lid 1 Sr is juist?
Aanhangwagens die langer zijn dan twee meter mogen in de gemeente Delfzijl tussen 9.00 en 18.00 uur niet op de openbare weg rijden. Hans wordt aangehouden als hij met zijn boedelbak naar een lunchafspraak rijdt. Hij krijgt de opdracht naar het politiebureau te komen met zijn boedelbak, zodat deze daar kan worden opgemeten. Hans weigert dit, hij zegt dat nergens in de wet staat dat hij verplicht is dit te doen. Volgens de opsporingsambtenaar is in een lokale politieverordening echter een bepaling opgenomen die opsporingsambtenaren de bevoegdheid geeft verdachten te verplichten naar het bureau te rijden om hun aanhanger te laten opmeten. Beiden hebben gelijk.
Is het legaliteitsbeginsel hier in het geding?
Lees het onderstaande citaat (afkomstig uit C. Kelk, Studieboek materieel strafrecht) en geef aan welke woorden uit de tekst zijn weggelaten:
‘…..(1)….., in feite een publiekrechtelijke overeenkomst tussen OM en verdachte, geldt als een veroordeling, waarna ingevolge art. 68 Sr geen tweede vervolging meer kan volgen. Een bezwaar van …..(1)….. is dat de schuld niet door de onafhankelijke rechter in een openbaar proces met rechtswaarborgen omkleed wordt vastgesteld en dat dit uitsluitend op de instemming van de verdachte berust, die zich daarmee de prijs van het terechtstaan bespaart. Van alle strafzaken zijn intussen verreweg de meeste door middel van …..(1)….. of …..(2)….. buiten de rechter om afgedaan gaan worden. In februari 2008 is de Wet OM-afdoening in werking getreden. Deze wet brengt een aanzienlijke verandering in de huidige praktijk van …..(1)….. en …..(2)…… De OvJ heeft namelijk nu de bevoegdheid strafzaken zelf af te doen door een zogeheten …..(3)…… Anders dan bij …..(1)….. en …..(2)….. strekt …..(3)….. niet tot voorkoming van vervolging, maar is het een afdoeningsvorm waarin het OM de zaak kan vervolgen en bestraffen.’
Welke woorden zijn weggelaten uit de tekst?
Kim wordt vervolgd voor het feit strafbaar gesteld in artikel 307 Sr. Zij beroept zich ter terechtzitting met succes op de strafuitsluitingsgrond ‘ontoerekenbaarheid’, artikel 39 Sr. Hoe luidt de einduitspraak naar alle waarschijnlijkheid?
Wat heeft de Hoge Raad in het arrest Porsche (HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199) en in het arrest Hoornse Taart (HR 19 juni 1911, W 9203) beslist ten aanzien van het voorwaardelijk opzet ?
D. hij moet de beslissing opnemen in het vonnis op grond van artikel 358 lid 3, en motiveren op grond van artikel 359 lid 2, 2e volzin.
Het lex certa-beginsel.
Nee, want het zwaar lichamelijk letsel is een geobjectiveerd bestanddeel;
A. Vladimir is pleger, Arjen is pleger.
D. Geen van bovenstaande.
D. Nee, hij was daartoe niet bevoegd.
B. Vijf jaar en vier maanden.
C. 1 juli 2015.
A. Aan Arjens invrijheidstelling mag niet de voorwaarde worden verbonden deel te nemen aan een wekelijkse urinecontrole ten behoeve van een wetenschappelijk onderzoek onder ex-gedetineerden, omdat deze niet voor dat doel mag worden ingezet.
A. Bonnie kan zich voegen als benadeelde partij en het spreekrecht ter terechtzitting uitoefenen;
B. Dit is onjuist
A. Dit is juist
A. Dit is juist
A. Dit is juist
B. Dit is onjuist
A. Dit is juist
A. Dit is juist
A. Dit is juist
B. Dit is onjuist
A. Dit is juist
B. Dit is onjuist
A. Dit is juist
B. Dit is onjuist
B. Dit is onjuist
B. Dit is onjuist
B. Dit is onjuist
C. Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
C. Ja, maar enkel indien sprake is van een relatief ondeugdelijke poging
C. Een gevangenisstraf van 1 jaar en een taakstraf van 100 uur
D. Nee, de inverzekeringstelling is niet op de juiste grond bevolen
A. De analogische interpretatiemethode
D. De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel biedt – in vergelijking met de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel – meer ruimte voor een beleidsmatige toepassing van het strafrecht.
B. Noodweer
D. Het doen van beklag door een belanghebbende wegens vervolging door middel van een strafbeschikking
B. Joan was bevoegd tot aanhouding over te gaan bij ontdekking op heterdaad, maar zij mocht dit niet doen op deze manier
C. Dit is een formeel omschreven doleus delict
C. Ja, het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel is in het geding
A. (1): transactie, (2): voorwaardelijk sepot, (3): strafbeschikking
A. Vrijspraak, omdat sprake is van een schulduitsluitingsgrond
C. In het arrest Porsche is geen sprake van voorwaardelijk opzet, in het arrest Hoornse Taart is wel sprake van voorwaardelijk opzet
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat diverse oefententamens bij het vak Inleiding strafrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2854 | 1 |
Add new contribution