Deze vragen hebben betrekking op het arrest Aortaperforatie. Onderaan deze pagina vind je een samenvatting bij dit arrest.
Vraag 1
Geef de basiskenmerken van deze uitspraak.
Vraag 2
Bij welk rechtsgebied hoort deze uitspraak?
Vraag 3
Noem de instanties en data van de juridische procedures die aan de uitspraak van de Hoge Raad voorafgingen.
Vraag 4
Op welke wettelijke bepalingen, jurisprudentie en/of verdragsbepalingen heeft de rechter zich gebaseert?
Vraag 5
Welke feiten zijn juridisch relevant?
Vraag 6
Welke rechtsvraag staat in deze zaak centraal?
Vraag 7
Hoe heeft de rechtbank deze rechtsvraag beantwoord?
Vraag 8
Hoe beantwoordde het gerechtshof deze vraag? Welke argumenten gaf het hof hiervoor?
Vraag 9
Hoe beantwoordde de eisende partij de rechtsvraag? Welke argumenten gaf de eiser?
Vraag 10
Welk antwoord gaf de A-G op de rechtsvraag? Welke argumenten gaf deze?
Vraag 11
Wat is het standpunt van de rechter m.b.t. de rechtsvraag en welke argumenten gaf deze?
Vraag 12
Welke beslissing geeft de rechter?
Vraag 13
Wat zijn de gevolgen van deze beslissing voor de procespartijen?
Vraag 14
Is dit een standaarduitspraak of houdt het een vernieuwing in?
Vraag 1
Hoge Raad, 23-12-1980, ECLI:NL:HR:1980:AC7087
Vraag 2
(Materieel) Strafrecht
Vraag 3
- Rechtbank Breda, 04-10-1979
- Hof 's Hertogenbosch 07-05-1980
Vraag 4
- Art. 302 Sr lid 2.
- Hoge Raad 27-06-1932, NJ 1932, 1560
- Hoge Raad 07-02-1938, NJ 1938, 918
Vraag 5
De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in zijn buik gestoken. Hierdoor werden de maag en de aorta doorboord. De perforaties in de maag zijn door een arts gehecht. De perforaties in de aorta zijn door de arts(en) niet opgemerkt en dus ook niet gehecht. Het slachtoffer is na korte tijd overleden.
Vraag 6
Is er in deze omstandigheden sprake van een casuaal verband zoals door art. 302 lid 2 Sr wordt vereist, via het bestanddeel 'ten gevolge heeft'?
Belangrijk is dat de volgende drie elementen benoemd worden:
- Het juridische begrip waar het om draait: ten gevolge heeft
- De rechtsnorm waaruit dat begrip afkomstig is: art. 302 lid 2 Sr
- De verwijzing naar het type situatie dat aanleiding geeft tot de discutabelheid van de rechtsvraag.
Vraag 7
De rechtbank heeft het niet over het causale verband in de context van art 302 lid 2 Sr. De rechtbank beantwoordt de rechtsvraag dan ook niet.
Vraag 8
Het gerechtshof stelt dat er in deze omstandigheden sprake is van een causaal verband in de zin van art. 302 lid 2 Sr. Het maakt niet uit of er een medisiche omissie was, de dood van het slachtoffer is het gevolg van het handelen van de verdachte.
Vraag 9
De eisende partij (de verdachte) stelt dat er geen sprake is van een causaal verband, vanwege de medisiche omissie.
Vraag 10
Volgens de A-G is er sprake van een causaal verband in de zin van art. 302 lid 2 Sr. De dood was zoner meer een redelijkerwijs te verwachten en aan de verdachte toe te rekenen gevolg van zijn handelen. Dit valt niet weg door de eventuele medische omissie.
Vraag 11
De Hoge Raad geeft aan dat er in deze omstandigheden sprake is van een causaal verband in de zin van art. 302 lid 2 Sr. De dood is redelijkerwijs het gevolg van de gedragingen van de dader, en daarom is er sprake van een causaal verband in de zin van art. 302 lid 2 Sr. Een medische omissie hoeft daaraan niet in de weg te staan.
Vraag 12
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Vraag 13
De veroordeling tot 4 jaren gevangenisstraf ter zake van overtreding van art. 302 lid 2 Sr blijft in stand en wordt definitief.
Vraag 14
Blijkens de conclusie van de A-G is er eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad waarin de overweging hetzelfde was. Er wordt in dit arrest weer met het causaliteitscriterium van de redelijke toerekening gewerkt. Het arrest houdt dan ook geen vernieuwing in.
Add new contribution