TentamenTests bij Management accounting (Bedrijfskunde) - RUG
- 2495 keer gelezen
U begint een handeltje in bijzondere theaterteksten. Bij aanvang beschikt u nergens over: geen bezittingen, geen vermogen. De volgende financiële feiten doen zich in de eerste maand van uw ondernemerschap voor (uiteraard voor rekening van uw onderneming):
U neemt € 200 op bij de RABO-bank door te pinnen.
U betaalt € 15 per RABO-bank voor uw maandelijkse contributie van de vereniging Theaterliefhebbers.
U koopt per kas en ontvangt een zeldzame druk van handgeschreven theatertekst van het theaterstuk Hamlet voor € 130.
U verkoopt en levert diezelfde theatertekst voor € 190. Het geld ontvangt u per RABO-bank.
U betaalt € 25 per kas voor uw maandelijkse telefoonrekening i.v.m. inkoop- en verkoopactiviteiten.
U koopt per RABO en ontvangt de theatertekst van de voorstelling Les Misèrables voor € 80.
Wat is uw resultaat na afhandeling van alle 6 punten?
U handelt in waterkokers. Een maand geleden heeft u voor € 150 ingekocht op rekening. De leverancier dringt aan dat hij zijn geld wilt hebben. U betaalt die per ING-bank, waar uw tekort vlak voor de betaling € 100 was.
Als gevolg van deze betaling:
De administratieve verwerking van het onttrekken van waterkokers aan uw onderneming voor privégebruik heeft:
Het Nederlandse boekhoudstelsel deelt grootboekrekeningen in met behulp van rubrieken. Het eerste nummer van een grootboekrekening verwijst naar de rubriek waarin die thuis hoort. Hoeveel van de volgende rubrieken bevatten resultatenrekeningen:
rubriek 1
rubriek 4
rubriek 7
Zowel de post Eigen Vermogen, als posten behorend tot het lang vreemd vermogen, worden vermeld in rubriek 0.
Deze stelling is:
Een positief verkoopresultaat wordt overgeboekt naar rubriek 9 met behulp van de volgende journaalpost (waarbij xxx een fictief bedrag voorstelt):
Planning kan zonder beheersing, maar beheersing kan niet zonder planning.
Deze stelling is:
De balanced scorecard is een instrument om planning en control mee uit te oefenen. Op hoeveel van de volgende grootheden kan de term ‘balanced’ betrekking hebben in de zin dat er een balans moet worden gevonden in het rapporteren over:
kortetermijn versus langetermijndoelen
financiële versus niet-financiële maatstaven
leidende versus volgende prestatie-indicatoren
interne versus externe prestatieperspectieven
Een vorm van operationele planning is:
De PDCA-cyclus van Deming is een bekend concept in de managementliteratuur voor het uitoefenen van management control, een concept dat u in uw onderneming in het verkopen van waterkokers toepast voor dat doel. Bij het toepassen van die PDCA-cyclus maakt u gebruik van best practice benchmarking, i.c. u maakt gebruik van gegevens over concurrenten die uitblinken in uw sector.
Bij welke van de vier letters PDCA en het daar achter schuil gaande concept zullen die gegevens in eerste instantie tot uitdrukking komen:
Zwarte bonen worden verwerkt in quesadilla's die veel gegeten worden door Mexicanen (voorbeeld 1). Een andere aanwending van zwarte bonen is het verwerken ervan tot biodiesel, een brandstof voor motoren (voorbeeld 2).
Zwarte bonen zijn:
Rente speelt in de economie een belangrijke rol. We gaan er vanuit dat bij alle onderstaande toepassingen rente een rol speelt.
Bij hoeveel van die toepassingen is de rente te beschouwen als dicontopercentage:
de waardering van aandelen
als kosten van vermogen bij de fiscale winstberekening
als kosten van vermogen bij de bedrijfseconomische winstberekening
als opbrengsten van uitgeleend vermogen
Een maker van cello's heeft in de afgelopen maand € 10.000 aan kosten gemaakt voor het vervaardigen van een aantal identieke cello's. De kosten van uitval zijn € 1.000. Het verbruik van grondstoffen leidt tot kosten van afval; deze zijn eveneens € 1.000. Beide kosten maken deel uit van de eerder genoemde € 10.000. De overige € 8.000 aan kosten zijn onvermijdbaar, hetgeen de vraag is voor de kosten van uitval en/of afval.
Afval en uitval leveren geen opbrengsten op.
De maker van cello's past bedrijfseconomische principes toe in zijn bedrijfsvoering. Op grond daarvan berekent hij dat de kosten per cello € 850 zijn. Er zijn 10 cello's goedgekeurd.
De kosten van uitval zijn in ieder geval gedeeltelijk vermijdbaar, hetgeen ook geldt voor de kosten van afval. Deze stelling is:
Een fabrikant van kettingsloten voor fietsen wil een nieuwe machine aanschaffen. Technisch gaat de machine zo’n 10 jaar mee, is de verwachting. De fabrikant is bereid in de loop der tijd een goede inruilprijs te bieden als de onderneming in de toekomst opnieuw een machine wenst af te nemen. Overigens zal de machine ook een behoorlijke waarde hebben op de tweedehandsmarkt. Desalniettemin kiest de fabrikant voor zekerheid: hij wil de machine in 7 jaar volledig hebben afgeschreven (restwaarde 0). De volgende gegevens die met deze investering te maken hebben, zijn begroot:
De economische levensduur van de machine is:
In het leerboek worden onderstaande beloningssystemen besproken:
Hoeveel van deze systemen hebben normaalgesproken als uitkomst alleen het extra loon van de werknemer (in tegenstelling tot een beloningssysteem dat het totale loon berekent):
Docent Groenenbeek verzorgt colleges van het vak Keltische talen voor 1e jaars studenten van de bachelor Keltische talen en culturen. De productie van de heer Groenenbeek wordt door het faculteitsbestuur gemeten in het aantal voor het vak geslaagde studenten, welk aantal jaarlijks 300 bedraagt. Het aantal werkeenheden bedraagt 100 door de heer Groenenbeek bestede uren dat benodigd is voor het verzorgen van het vak. Het uurloon van de heer Groenenbeek bedraagt € 75.
Bij de Bachelor Geschiedenis verzorgt docent Springinhetveld colleges van het identieke vak Keltische talen voor 1e jaars geschiedenisstudenten. De productie van de heer Sprininhetveld wordt ook door dit faculteitsbestuur gemeten in het aantal voor het vak geslaagde studenten, welk aantal jaarlijks 200 bedraagt (we gaan er vanuit dat de tentaminering even zwaar is als bij Keltische talen en culturen). Het aantal werkeenheden bedraagt 100 door de heer Sprininghetveld bestede uren dat benodigd is voor het verzorgen van het vak. Het uurloon van de heer Sprininhetveld bedraagt € 60.
Uit het oogpunt van efficiencyverbetering en bezuiniging besluit het faculteitsbestuur dat de heer Groenenbeek eveneens de studenten van de bachelor Geschiedenis het vak Keltische talen kan doceren. Docent Springinhetveld wordt ontslagen. Het aantal geslaagde studenten (van de bachelor Keltische talen en culturen en de bachelor Geschiedenis tezamen) blijft jaarlijks gelijk. Het aantal bestede uren van de heer Groenenbeek neemt wel toe met 25%.
De heer Groenenbeek ervaart zijn beroep door de genomen maatregel als veel intensiever. Hij eist een loonstijging die gelijk is aan zijn productiviteitsstijging ten opzichte van de uitgangssituatie. Het faculteitsbestuur gaat akkoord.
Als gevolg van al deze maatregelen is de verandering in totale kosten voor de faculteit ten opzichte van de uitgangssituatie:
Bij activity based costing worden kosten toegerekend aan activiteiten, waarna vervolgens een relatie wordt gelegd tussen de activiteiten (en hun kosten) en de producten (kostendragers). Om welke toegerekende kosten gaat het hier?
De volgende vijf vragen gaan over uw onderneming op de Grote Markt in Den Haag.
In de maand maart beschikt u over de volgende gegevens:
U bakt en verkoopt pannenkoeken op de Grote Markt. Daarvoor gebruikt u € 0,40 beslag per pannenkoek (kostenpost 1).
Verder beschikt u over een bakplaat waarop u elke maand € 250 afschrijft (kostenpost 2).
Naarmate u meer bakt, verbruikt u meer bakboter (kostenpost 3). In de maand maart bedroegen de kosten van boter € 75.
Tenslotte heeft u nog een student met reclameborden in het centrum rondlopen waarop uw koopwaar wordt aangeprezen. U betaalt hem € 8,00 per uur voor 70 uur rondlopen in het centrum in de maand mei (kostenpost 4).
U bakte en verkocht in mei 5.000 pannenkoeken voor € 1,00 per stuk.
Wat u bakt, verkoopt u direct. U heeft dus geen begin- of eindvoorraden.
Elk van de genoemde kostensoorten kunt u onderbrengen in onderstaande kwadrant waar het gaat om het karakter van de kosten:
direct | indirect | |
variabel | X | |
constant | X |
In de maand juni voert u de volgende veranderingen door:
U produceert en verkoopt nog slechts de helft van het oorspronkelijke aantal pannenkoeken. De productie / omzet die wegvalt, vervangt u door de productie en verkoop van 2.500 gehaktballen.
U houdt van overzichtelijkheid: u verkoopt gehaktballen net als pannenkoeken voor € 1,00 per stuk.
U neemt het niet zo nauw met de hygiëne (en uw klanten trouwens ook niet) en u bakt gehaktballen en pannenkoeken vrolijk door elkaar, naast elkaar, waar maar een plekje is op de bakplaat.
U gebruikt € 0,25 gehakt per bal (kostenpost 5).
U betaalt de student, die nu reclame maakt voor beide productgroepen, niet langer € 8,00 per uur voor 70 uur rondlopen in het centrum, maar u betaalt hem 10% van de omzet van beide productgroepen.
In beide maanden zijn er indirecte kosten.
Deze stelling is:
De omvang van de constante kosten is in beide maanden gelijk.
Deze stelling is:
In mei zijn er in totaal 4 kostenposten, in juni zijn dat er 5 geworden. In ogenschouw nemend hoeveel van die kostenposten direct zijn, dan is het aantal directe kostenposten in juni ten opzichte van het aantal in mei:
De omvang van variabele kosten is in juni hoger dan in mei.
Deze stelling is:
De winst is in juni ten opzichte van mei gestegen met:
Een ondernemer heeft bij de aanschaf van een machine ook geïnvesteerd in capaciteit die hij niet benut voor zijn normale productie en ook niet voor het opvangen van seizoenpieken. De betreffende capaciteit heeft namelijk betrekking op (I) reservecapaciteit, benodigd voor het verrichten van het noodzakelijke onderhoud van de machine en (II) capaciteit als gevolg van technische ondeelbaarheid.
Welke kosten dienen rechtstreeks ten laste van de resultatenrekening te worden gebracht (in plaats van te worden opgenomen in de standaardkostprijs)?
Een onderneming heeft de volgende kosten begroot:
De kostprijs van product X volgende primitieve opslagmethode is:
Antwoord d. is juist. Op de resultatenrekening worden kosten en opbrengsten vermeld, dus af- en toenames van het eigen vermogen als gevolg van bedrijfsactiviteiten. Het saldo van kosten en opbrengsten is winst (of verlies). Stortingen en onttrekkingen van eigen vermogen (uit respectievelijk naar privé) zijn weliswaar veranderingen in het eigen vermogen, maar geen opbrengsten of kosten; overigens doen die zich niet voor. Bij de punten 2 (€ 15) en 5 (€ 25) ontstaan kosten, bij punt 4 kosten (€ 130) en opbrengsten (€ 190).
Antwoord c. is juist. Er vindt een substitutie plaats aan de creditzijde van de balans: uw tekort bij de ING-bank wordt hoger (toename schuld) en een lagere omvang van uw crediteurenpost (afname schuld). Hieruit blijkt tevens dat het eigen vermogen niet verandert.
NB: bij deze vraag was in de antwoordalternatieven de reeks b. t/m e. vermeld in versie 2 van het tentamen; zowel antwoord c. als d. zijn daarom goedgerekend (beide mogelijke interpretaties van het 3e antwoordalternatief) en wel voor alle versies om rechtsongelijkheid te voorkomen
Antwoord b. is juist. Het onttrekken van goederen voor privégebruik is een uitkering van eigen vermogen aan de eigenaar. Die wordt niet vermeld op de resultatenrekening: de belastingdienst wil niet dat u op dergelijke wijze uw winst (en winstbelasting) zou verminderen.
Antwoord a. is juist. Zie het rekeningschema in het boek.
Antwoord a. is juist. Zie het rekeningschema in het boek.
Antwoord c. is juist. Zie het rekeningschema in het boek. Verkoopresultaten staan in rubriek 8. Een positief verkoopresultaat impliceert dat rubriek 8 een creditsaldo vertoont. Om dat weg te boeken, moet rubriek 8 worden gedebiteerd met de overboekingsrekening.
Antwoord a. is juist. Het is heel goed mogelijk een plan op te stellen zonder daar bij de realisatie op terug te komen (of dat verstandig is, is een tweede). Een wezenlijk onderdeel van beheersing is het vergelijken van de realisatie met de planning, dus dat vereist een plan.
Antwoord d. is juist. Zie de toelichting in het boek.
Antwoord c. is juist. Zie de typologie in het betreffende hoofdstuk.
Antwoord a. is juist. Gegevens van concurrenten zult u gebruiken als norm: wat uw concurrent kan, daar wilt u ook naar streven. Eerst en vooral hebben we het dan over het stellen van normen = het plannen van streefwaarden = P = ‘Plan’. Vervolgens zult u in uw rapportage aan willen geven in hoeverre de realisatie (‘Do’) uw eigen bedrijf afwijkt van die norm en dan komen die normen bij C = ‘Check’ aan de orde.
Antwoord d. is juist. In beide gevallen worden zwarte bonen opgenomen in het product zelf en zijn ze dus een grondstof. Het ene product (biodiesel) is zelf weliswaar een hulpstof, maar dat is niet de vraag.
Antwoord a. is juist. Bij de waardering van aandelen worden toekomstige winsten contant gemaakt (gedisconteerd naar ‘nu’) m.b.v. een rentepercentage dat we in dergelijke situaties van terugrekenen een discontopercentage noemen. Als toekomstige rente wordt berekend over vermogen dat nu uitstaat, noemen we het interest. Dat zien we bij de berekening van kosten over vermogen, of het nu fiscaal of bedrijfseconomisch is: uitgaande van het uitgangsvermogen wordt bepaald welke toekomstige vermogenskosten worden gemaakt. Die zelfde benadering geldt bij een tegoed (uitgeleend vermogen): welke renteopbrengsten krijg ik over het vermogen dat ik nu uit heb staan.
Antwoord a. is juist. In de kostprijs worden geen verspillingen opgenomen (die gaan rechtstreeks naar de resultatenrekening). Verspillingen zijn vermijdbare kosten. Als de kostprijs € 850 is voor 10 cello's, is bij een totaal van € 10.000 aan kosten € 1.500 verspilling. Het kan niet anders dan dat die op beide posten uitval en afval betrekking hebben.
Antwoord a. is juist. Zie de berekening in de bijlage.
Antwoord b. is juist. Stukloon, tijdloon en premieloonstelsel hebben als uitkomst het totale loon, dit op basis van beloning per stuk, per tijdseenheid of een combinatie van beide. Een winstdelingsregeling is een aanvulling op een van drie voornoemde stelsels, evenals de bonusregeling.
Antwoord b. is juist. Zie onderstaande berekeningen.
|
| (oud) Groenenbeek | (oud) Sprininhetveld | (oud) Totaal (gemiddeld) | (nieuw) Groenenbeek |
Gegevens: |
|
|
|
|
|
Geslaagde studenten | X | 300 | 200 | 500 | 500 |
Uren | N | 100 | 100 | 200 | 125 |
Uurloon | UL | € 75,00 | € 60,00 | € 67,50 (gewogen) | € 100,00 |
|
|
|
|
|
|
Arbeidsproductiviteit = X / N |
| 3 | 2 | 2,5 | 4 (stijging 33% tov (oud) |
Kosten per student = UL / (X/N) | P | € 25,00 | € 30,00 | € 27,00 (gewogen) | € 25,00 |
Totale kosten = N * UL |
| € 7.500,00 | € 6.000,00 | € 13.500,00 | € 12.500,00 |
Alternatieve berekening: P * X |
| € 7.500,00 | € 6.000,00 | € 13.500,00 | € 12.500,00 |
Kostenvoordeel (nieuw) tov (oud) |
|
|
|
| € 1.000,00 |
|
|
|
| Kosten student bachelor Keltisch oud: | € 30,00 Springinhetveld (oud) |
|
|
|
| Kosten student bachelor Keltisch nieuw: | € 25,00 Groenenbeek (nieuw) |
|
|
|
| Besparing per student: | € 5,00 |
|
|
|
| Aantal studenten bachelor Keltisch: | € 200,00 |
|
|
|
| Totale besparing: | € 1.000,00 |
Antwoord c. is juist. Alleen de indirecte kosten worden toegerekend aan activiteiten.
Antwoord b. is juist. In mei is er maar één productgroep en zijn alle kosten per definitie direct.
Antwoord b. is juist. Het pannenkoekenbeslag blijft variabel, evenzo de bakboter. De kosten van gehakt zijn ook variabel. De afschrijvingskosten van de bakplaat waren en blijven constant. Het studentloon was direct (één productgroep) en blijft dat ook (vanwege de procentuele relatie met de omzet waren die kosten exact toewijsbaar naar elke productgroep). Die kosten waren constant, omdat ze niet variëren met de geproduceerde / verkochte aantallen product (weliswaar wel met het aantal gewerkte uren, maar die variëren niet met de productie / verkoop). Deze verkoopkosten zijn in juni niet langer constant, maar worden variabel (meer respectievelijk minder productie / verkoop leidt tot meer respectievelijk minder kosten).
Antwoord b. is juist. Het pannenkoekenbeslag blijft direct toewijsbaar aan de productgroep pannenkoeken. De bakboter verschuift van direct naar indirect: in plaats van één, zijn er nu twee productgroepen en die kosten zijn niet specifiek toe te wijzen aan beide productgroepen. De afschrijvingskosten verschuiven om dezelfde reden van direct naar indirect. Het studentloon was direct (één productgroep) en blijft dat ook (vanwege de procentuele relatie met de omzet waren die kosten exact toewijsbaar naar elke productgroep). De kosten van gehakt bestonden niet in mei; ze verschijnen in juni en zijn direct toewijsbaar aan de gehaktballen. Kortom, per saldo is het aantal directe kostenposten in juni 1 lager dan 1 mei.
Antwoord a. is juist. Weliswaar zijn de variabele kosten per gehaktbal € 0,25 lager dan per pannenkoek, zijnde 2.500 * € 0,15 = € 375 lagere kosten, maar de verkoopkoopkosten veranderen van constante in variabele kosten. Die waren € 560 constant en worden 10% van € 5.000 = € 500 variabel, dus een stijging van de variabele kosten met € 500. Per saldo stijgen de variabele kosten dus met € 125.
Antwoord c. is juist. De grondstofkosten dalen met € 0,15 * 2.500 = € 375. De salariskosten dalen met € 60 (waren 70 * € 8 = € 560, worden 5.000 * € 1,00 * 10% = € 500). Een per saldo verbetering van de winst met € 435.
Antwoord d. is juist. Beide capaciteiten zijn onvermijdbaar, dus rationeel en dienen derhalve onderdeel uit te maken van de standaardkostprijs.
Antwoord b. is juist. Zie de berekening in de bijlage.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens bij het vak Management accounting BDK aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2279 |
Add new contribution