Oefententamens Burgerlijk Recht 3 - RUG
- 2558 keer gelezen
Stichting Natuurmonumenten beheert een groot perceel grond met woning in de provincie Drenthe. Zij heeft het perceel grond ingericht voor recreatieve doeleinden, onder meer door het aanleggen en onderhouden van wandelpaden. Aan de ingang van het perceel zijn borden geplaatst waarop vermeld staat dat het terrein is opengesteld voor publiek, maar dat de toegang 'buiten wegen en paden' verboden is. Begin maart 2013 bezoekt Linda (28 jr.) het perceel. Tijdens de wandeling verlaat zij het wandelpad om aardbeien te plukken en valt ze in een ongebruikte sloot van ongeveer 2 meter diep. De sloot werd niet meer geschoond en was overwoekerd met aardbeienstruiken. Vaststaat dat bij de sloot een bordje stond met daarop de tekst: Let op! Diepe sloot. De aardbeienstruiken hadden het bordje echter geheel en al overwoekerd. Vaststaat voorts dat de Stichting wist dat jaarlijks omstreeks september menig wandelaar het landgoed speciaal bezoekt om er aardbeien te gaan plukken. Linda loopt blijvend letselschade op. Linda spreekt de Stichting aan tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade. De Stichting stelt zich op het standpunt dat het ongeval een huis-, tuin- en keukenongeluk betreft, zodat Linda haar schade zelf dient te dragen. Kan Linda zich met succes op de Stichting verhalen? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet? Betrek bij uw antwoord het gevoerde verweer. (6)
Freek (22 jr.) heeft zich op het strand bij het Oldambtmeer geïnstalleerd met een ijsje en de krant. Hij is op dat moment de enige op het strand en geniet van de rust. De week ervoor had het nog zwart gezien van de badgasten, maar sinds het waterschap bij een controle van het oppervlaktewater blauwalg aangetroffen had, waren die uitgeweken naar een ander strand. Het waterschap had bij het strand een waarschuwingsbord geplaatst met een negatief zwemadvies en het nieuws had zich als een lopend vuurtje door de regio verspreid. Toch krijgt Freek na een kwartier gezelschap van een familie uit Frankrijk. De vader, moeder en twee kinderen zijn net aangekomen met hun camper en hebben zin in een frisse duik na de lange autorit. Vooral de vijfjarige zoon kan geen genoeg krijgen van het water. Freek aanschouwt het geheel en vraagt zich af of de ouders het waarschuwingsbord over het hoofd gezien hebben. Hoewel hij de mogelijk ernstige gevaren van het zwemmen beseft – hij is beroepsmatig bedrijfshulpverlener – waarschuwt hij de ouders niet. Hij zegt zelfs niets als de vader hem op een zeker moment komt vragen of er ergens in de buurt patat en drinken te krijgen is.
Na een tijdje zwemmen krijgt de vijfjarige jongen maagkrampen en opgezette oogleden en lippen. Freek deelt in haar beste Engels de ouders mee dat de aanwezige blauwalg hoogstwaarschijnlijk de klachten verklaart en dat een en ander na een warme douche wel weer verholpen zal zijn. De ouders reageren verontwaardigd met de vraag waarom Freek hen niet gewaarschuwd heeft. Naderhand blijkt de vijfjarige jongen hevig allergisch te zijn voor blauwalg. Er is bij hem zelfs (blijvende) schade aan het zenuwstelsel, iets dat een enkele keer voorkomt als gevolg van het binnen krijgen van blauwalg. De ouders stellen (als wettelijk vertegenwoordigers van hun zoon) Freek aansprakelijk voor de schade, omdat hij hen niet heeft gewaarschuwd voor de blauwalg.
Heeft Freek een zorgvuldigheidsnorm overtreden door de ouders van de jongen niet op de hoogte te stellen van de blauwalg? Motiveer uw antwoord; betrek bij uw antwoord de in dit geval geldende voorwaarden (noem in elk geval twee van de vier door Van Maanen in ‘Spier-Hartlief’ genoemde voorwaarden). (6)
De 80-jarige heer Veenhuizen maakt op een zondagmiddag zijn gebruikelijke wandeling naar de begraafplaats in zijn dorp. Op de stoep komt hij helaas ten val als gevolg van een hoogteverschil van 5 centimeter tussen twee tegels. Vaststaat dat in het CROW-Handboek, dat gemeenten als richtlijn hanteren bij het te plegen onderhoud van openbare wegen, een hoogteverschil van 3 cm of meer als een voor weggebruikers gevaarlijke situatie wordt aangeduid. Broekema breekt ten gevolge van de val zijn heup. Hij spreekt de gemeente aan op grond van art. 6:174 BW. De gemeente verweert zich door te stellen dat de haar ter beschikking staande financiële middelen te beperkt waren om in dit geval het onderhoud van het trottoir uit te voeren.
Formuleer een betoog dat qua strekking ertoe leidt dat de zorgverzekeraar zijn schade op de gemeente zal kunnen verhalen. (6)
Albert, als chauffeur werkzaam bij koeriersbedrijf Pakjes BV, krijgt van zijn werkgever op maandagochtend een spoedopdracht om een partij magazijnkasten van Amsterdam naar Brussel te brengen. De lading dient uiterlijk om 17.00 uur op het adres van de klant te worden afgeleverd. De spoedopdracht komt Albert zeer ongelegen, omdat hij het weekend met een van zijn beste vrienden tot diep in de nacht is wezen stappen. Hij beseft evenwel dat dat geen geldig verweer is om de opdracht van zijn werkgever te weigeren. Vlak voordat Albert Brussel binnenrijdt valt hij achter het stuur in slaap en rijdt daardoor tegen een auto aan die vaart vermindert om linksaf te kunnen slaan. De bezitter van de aangereden auto wenst zijn schade te verhalen en spreekt zowel het koeriersbedrijf Pakjes BV als Albert daarvoor aan (met dien verstande als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd).
Variant op het voorgaande.
Stel dat Albert geen ondergeschikte is van het koeriersbedrijf Pakjes BV, maar zelf een koeriersbedrijf exploiteert en vanuit die hoedanigheid de spoedopdracht van Pakjes BV had aangenomen.
Anders BV produceert een bepaalde kunststof en levert deze aan fabrikanten van verpakkingsmaterialen. Anders BV wijzigt de samenstelling van de kunststof en stelt haar afnemers daarvan op de hoogte. Haar afnemers vervaardigen vervolgens met de qua samenstelling gewijzigde kunststof de verpakkingsmaterialen en leveren de verpakkingsmaterialen aan speelgoedfabrikanten, cosmeticafabrikanten en fabrikanten in de voedingsmiddelen industrie. Vaststaat dat Anders BV weet dat haar product in verpakkingsmaterialen van speel goedfabrikanten, cosmeticafabrikanten en fabrikanten van voedingsmiddelen worden gebruikt. Een zuivelfabrikant klaagt erover dat zuivelproducten een vieze smaak en geur krijgen van de geleverde verpakkingen. Deze zuivelproducten zijn onverkoopbaar geworden. De zuivel fabrikant stelt Anders BV aansprakelijk voor die schade. Onderzoek wijst uit dat de kunststof in de nieuwe samenstelling inderdaad chemisch reageert op contact met zuivelproducten. Anders BV wist dat niet en wijst iedere aansprakelijkheid van de hand. Volgens haar ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van de toepassing van de kunststof bij degene die het verpakkingsmateriaal vervaardigde.
Is Anders BV aansprakelijk tegenover de zuivelfabrikant? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet? Noem ook een arrest. (6)
Berends BV heeft een octrooirecht op een bepaalde wijze van houtbewerken die zij gebruikt voor drijvende stijgers in de offshore sector. Arnold BV maakt inbreuk op dit octrooirecht en gebruikt het procedé om kleine drijvende terrasjes te maken. Wanneer Berends BV hiervan hoort overweegt zij een schadevordering in te stellen jegens Arnold BV en stelt zich op het standpunt dat het bedrag daarvan zal worden bepaald door de winst die Arnold BV heeft gemaakt met de verkoop van deze specifieke terrasjes.
Arnold BV stelt dat voor een dergelijke vordering rechtens geen ruimte is omdat Berends BV dergelijke terrasjes niet produceert en verkoopt en dus geen schade heeft geleden. Is dit een argument dat hout snijdt? (6)
De middelbare scholieren Gerben en Mark lopen op de trap van hun school om van lokaal te wisselen, en ondertussen gooien ze de mobiele telefoon van telefoon Mark heen en weer. Als Mark niet goed vangt, valt de telefoon tussen de spijlen van de trapleuning door en komt vier verdiepingen lager terecht het hoofd van klasgenootje Melanie. De desbetreffende trapleuning had volgens een Bouwbesluit Onderwijs- en Verpleeginstellingen panelen moeten hebben in plaats van spijlen - dit met het oog op het gevaar dat voorwerpen van grote hoogte naar beneden kunnen vallen en iemand kunnen verwonden. De Stichting Katholiek Onderwijs had de aannemer bij de bouw echter uitdrukkelijk opgedragen de trapleuning van spijlen te voorzien, zodat het trappenhuis een lichter en luchtiger aanzien zou krijgen. Melanie heeft letselschade. Ze wil haar klasgenoten niet aanspreken en verdiept zich daarom niet in de vraag of dit zou kunnen. In plaats daarvan stelt zij de Stichting Katholiek Onderwijs, die eigenaar en gebruiker is van het schoolgebouw en bij de bouw opgedragen heeft de trap van spijlen te voorzien, aansprakelijk op de grond dat de trapleuning niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. De Stichting ontkent dat de schade is ontstaan doordat panelen ontbraken. Zij zegt dat de schade zich net zo goed had kunnen voordoen als de trap panelen had gehad.
De telefoon zou immers in plaats van tussen de spijlen van de trapleuning ook over de trapleuning gevallen kunnen zijn. De Stichting wijst daarom iedere aansprakelijkheid van de hand en verwijst Melanie voor een schadevordering naar Mark en Gerben.
Beantwoord over de bewijsperikelen op het terrein van het causaal verband de volgende vraag:
Zal Melanie om haar schadevordering jegens de Stichting te kunnen effectueren moeten bewijzen dat er causaal verband is tussen het niet nakomen van de voorschriften van het betreffende bouwbesluit en het ongeluk met de vallende telefoon? Leg uit (6).
Schapenfokkers hebben in de jaren negentig heffingen betaald aan het Dierendokters (een publiekrechtelijk orgaan) voor de verplichte inenting van hun schapen tegen de Ziekte van Klarinov. Later bleek echter dat Dierendokters onrechtmatig gehandeld had, omdat de hoogte van de heffing was gebaseerd op een tariefafspraak met dierenartsen die in strijd was met Europees mededingingsrecht. De schapenfokkers hebben op grond van onrechtmatige daad recht op gedeeltelijke terugbetaling van de heffing.
Stel dat een schapenfokker de heffing gedeeltelijk terugbetaald heeft gekregen, maar dat hij daar geen genoegen mee neemt. Hij wenst ook wettelijke rente over het betreffende bedrag te ontvangen. Hij heeft echter de heffingen doorberekend in de prijzen die hij in rekening bracht aan zijn afnemers. Dierendokters stelt daarom inzake de vordering tot het betalen van de wettelijke rente dat rekening moet worden gehouden met het voordeel dat de schapenfokker heeft gekregen via die doorberekening.
De schapenfokker vraagt uw advies op dit punt. Hoe luidt uw antwoord? Noem ook een arrest. (6)
Een tractorchauffeur rijdt in het centrum van een dorp 30 km per uur, terwijl de toegestane snelheid op de weg 50 km per uur is. Desondanks kan hij niet tijdig remmen voor een tienjarig jongetje dat heel plotseling, achter een bal aan, de weg op rent. Hij was voor hem niet eerder te zien, omdat een geparkeerd bestelbusje het zicht op het trottoir belemmerde. Het jongetje belandt in het ziekenhuis en moet zes operaties aan zijn hoofd en zijn rug ondergaan. Zijn ouders hebben een letselschadeadvocaat in de arm genomen, die namens het jongetje de WAM-verzekeraar van de tractor schriftelijk laat weten dat er aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van de materiële en immateriële schade. De WAM-verzekeraar stelt voor het overleg daarover even op te schorten totdat er meer zicht is op zijn herstel en de blijvende gevolgen van het ongeval. Het jongetje mag na vijf maanden naar huis om daar verder verpleegd te worden, maar overlijdt helaas een maand daarna aan de gevolgen van het ongeval.
4a. Kan de WAM-verzekeraar van de tractor die aangesproken wordt voor de schade, zich op overmacht van de chauffeur beroepen? (6).
4b. De ouders vragen u na het overlijden van hun zoontje of zij schadevergoeding kunnen vorderen van de WAM-verzekeraar ter zake van de volgende kosten die zij gemaakt hebben: kosten voor huur van een ‘ziekenhuisbed’ en andere hulpmiddelen; kosten van ziekenhuis bezoek. Hoe luidt uw antwoord? (6).
Op degene die de zorg en verantwoordelijkheid heeft voor een terrein rust een specifieke zorgplicht ten opzichte van gebruikers. Zie Spier c.s., nr. 50. De drempel voor aansprakelijkheid van terreinbeheerders is laag. De terreinbeheerder moet voldoende maatregelen nemen met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar. Van doorslaggevende betekenis is of te verwachten valt dat wandelaars zich niet buiten de paden zullen begeven door het bord waarop staat dat de toegang 'buiten wegen en paden' verboden is Als te verwachten is dat wandelaars zich buiten paden begeven (wat hier waarschijnlijk het geval is), geldt een strenge zorgplicht/waarschuwingsplicht (vgl. HR 28 mei 2004, NJ 2005/105 (Jetblast). Er zal in dat kader rekening moeten worden gehouden met een bepaalde mate van onvoorzichtigheid en ondeskundigheid van de recreant. Op het hoorcollege is wat dit deelgebied betreft de recente uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant 12-11-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013: 6302 besproken. Deze uitspraak vormde hier de inspiratiebron voor de casus en wijst de richting waarin het antwoord moet gaan.
Bij ‘zuiver nalaten’, zoals hier, zijn de voorwaarden voor aansprakelijkheid stringenter dan de Kelderluik-factoren. Uitgangspunt is dat men in het algemeen niet verantwoordelijk is voor de schade die ontstaan is doordat is nagelaten te waarschuwen of anderszins iets te doen. Slechts indien er aan stringente voorwaarden is voldaan, kan er aansprakelijkheid voor zuiver nalaten ontstaan. De drempel is hoog, er is in elk geval subjectieve wetenschap vereist: de ‘dader’ moet zich bewust zijn geweest van de ernst van het gevaar, zie Spier c.s., nr. 53. Vaststaat dat Freek mede vanwege zijn beroepsmatige kennis de ernstige gevolgen van het zwemmen in het vervuilde water besefte. Aan dat vereiste is dan ook voldaan. Hij had voorts zonder noemenswaardige inspanning kunnen waarschuwen. In dit geval is goed verdedigbaar dat hij de zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden. Zoals in de vraag reeds werd aangegeven is voldoende dat de student twee van de vier voorwaarden, zoals in Spier c.s. (nr. 53) geformuleerd, noemt. Zie voor een opsomming van die voorwaarden: Spier c.s., nr. 53, p. 61.
Er bestaat in het BW een kwalitatieve aansprakelijkheid voor openbare wegen (art. 6:174 BW), een trottoir valt daar ook onder. In het onderhavige geval is gegeven dat een hoogteverschil van 3 cm in het door gemeente geraadpleegde Handboek reeds als gevaarlijk wordt aangeduid. In het onderhavige geval bedraagt dat hoogteverschil het dubbele. Een dergelijk hoogteverschil levert een zodanig gevaarlijke situatie op dat in beginsel sprake is van een gebrek in de zin van art. 6:174 BW dat door de gemeente zal moeten worden verholpen. Het Wilnis-arrest en Paalrot-arrest, die met verwijzing naar beleidsvrijheid en financiële middelen wat meer ruimte en vrijheid in dezen aan de overheid gunnen, zal niet tot een ander antwoord leiden. Gelet op de gevaarlijke situatie die is ontstaan zal de gemeente in ieder geval niet kunnen volstaan met een te algemeen gevoerd verweer. Op dit punt moet genoemd worden het arrest REAAL NV / Gemeente Deventer (of: Spleet tussen weg en verharde berm, reader p. 116 e.v.) en de strekking daarvan: indien door de overheid een beroep op beperkte financiële middelen wordt gedaan, kan niet met een te algemeen gesteld verweer worden volstaan. Toepassing op de casus: het verweer van de gemeente is onvoldoende gemotiveerd/onderbouwd. De vordering ex art. 6:174 BW slaagt.
Er is sprake van subrogatie in de zin van art. 7:962 BW. Essentieel is dat de student art. 6:197 BW noemt en de strekking van deze bepaling bespreekt: een beperking van de verhaalsrechten van regresnemers. Art. 6:197 BW staat in het geval een zorgverzekeraar verhaal wil nemen op een aansprakelijke partij geen verhaal toe in het geval de aansprakelijkheid uitsluitend op art. 6:174 kan worden gebaseerd. De zorgverzekeraar, die de kosten aan Veenhuizen heeft voldaan, zal alleen maar verhaal kunnen nemen op de gemeente, indien de gemeente - daargelaten eventuele aansprakelijkheid op grond van art. 6:174 - tevens onrechtmatig jegens Veenhuizen heeft gehandeld. Uitgaande van het forse hoogteverschil van 5 cm is hier, gelet op de te verwachten onoplettendheid, kans op ongevallen, ernst van de gevolgen en bezwaarlijkheid van de maatregelen (Kelderluikfactoren), tevens de grondslag van art. 6:162 BW aanwezig en verhaal dus mogelijk. Zie daarover expliciet: Spier c.s., nr. 267.
In het Belgische recht bestaat evenzeer als dat in Nederland het geval is een aansprakelijkheid voor ondergeschikten (art. 1384 lid 3 Belgisch BW). Het is een risicoaansprakelijkheid. De ‘ondergeschikten’ worden dan ook niet in lid 5 genoemd! Zie verder daarover TvP 2011 / 2, nr. 247. Het vereiste van het functioneel verband wordt ruim genomen. De werkgever Pakjes BV is derhalve aansprakelijk jegens de derde voor de onrechtmatige daad van zijn chauffeur Albert.
Anders dan in Nederland is de werknemer jegens zijn werkgever en jegens derden niet aansprakelijk, behalve in geval van ‘opzettelijke fout, zware fout en de gewoonlijk bij hem voorkomende lichte fout’ , TvP 2011 / 2. Van belang is het om hier te verwijzen naar art. 18 AOW. Uit de rechtspraak volgt dat het ‘gedrag’ van een bestuurder, dat daarin bestaat dat hij achter het stuur in slaap valt, niet als een zware fout wordt aangemerkt, TvP 2011 / 2.
In dit geval bestaat er geen aanspraak:
*PETL: In de PETL regels staat dat expliciet genoemd: art. 6:102, lid 2.
*DCFR: De strekking van de DCFR wijst in eenzelfde richting. Art. VI 3:201 is primair bedoeld voor ‘employees’ en niet voor ‘independent contractors’. De bepaling is in het DCFR evenwel meer open geformuleerd dan in PETL. Het is van belang dat dát aspect in het antwoord terugkomt, daargelaten tot welke conclusie dat leidt. Er zal volgens de Toelichting in het DCFR in elk geval enige vorm van zeggenschap moeten zijn: ‘ the minimum abstract possibility of directing and supervising their conduct through binding instructions’. In het onderhavige geval is dat niet gegeven.
Zie het arrest Koolhaas / Rockwool, reader p. 22 e.v. Het is onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 lid 1 BW om een product (wat ook een halffabricaat kan zijn) in het verkeer te brengen dat bij normaal gebruik waarvoor het bestemd is, schade veroorzaakt. Deze onrechtmatige daad kan de producent worden toegerekend in de zin van artikel 6:162 lid 3, tenzij deze bijzondere disculperende omstandigheden aanvoert. Het verweer dat Anders BV voert is onvoldoende. Er blijkt niet dat zij de nodige maatregelen heeft genomen die van een zorgvuldig producent kunnen worden gevergd om te voorkomen dat de door haar in het verkeer gebrachte kunststof schade veroorzaakt. Een fabrikant zal zichzelf ervan moeten vergewissen welk effect een vernieuwd product zal hebben in de voor de hand liggende toepassingen ervan. Zie Spier c.s., nr.150-151. Anders BV heeft de kunststof in de nieuwe samenstelling kennelijk niet grondig getest en heeft evenmin erop toegezien dat de afnemers van de eindproducten (de verpakkingsmaterialen) werden ingelicht over de gewijzigde samenstelling van de kunststof.
NB Het door de Hoge Raad omschreven onrechtmatigheidscriterium voor de producent tegenover bedrijfsmatige gebruikers lijkt op het gebrekkigheidscriterium zoals neergelegd in art. 6:185. Dat neemt echter niet weg dat de zuivelfabrikant haar vordering niet op artikel 6:185, maar op artikel 6:162 moet baseren. Dat volgt uit het systeem van art. 185 e.v. i.h.b. art. 6:190. Zie uitvoerig Spier c.s., nr. 149-150.
Zie Spier c.s., nr. 210. Voor een schadevordering op grond van art. 6:104 BW moet sprake zijn van ‘enige vorm van schade’. Wanneer geconcludeerd wordt dat Berends BV i.c. geen schade heeft geleden, dan dient aangegeven te worden dat een beroep op artikel 6:104 BW niet mogelijk is. Wanneer (gemotiveerd) geconcludeerd wordt dat Berends BV i.c. schade heeft geleden, dan is artikel 6:104 BW toepasbaar.
Gevraagd wordt of Melanie het causaal verband zal moeten bewijzen. In beginsel rust op haar de last te stellen en zonodig te bewijzen dat er sprake is van causaal verband (de hoofdregel van artikel 150 Rv.) De Hoge Raad heeft evenwel bepaald dat die bewijslast in sommige situaties kan worden omgedraaid (i.e. de omkeringsregel). Indien (i) er sprake is van schending van een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade en (ii) het aannemelijk is dat in het concrete geval het specifieke gevaar waartegen de norm beoogt te beschermen, zich heeft verwezenlijkt, dan wordt causaal verband (condicio-sine-qua-nonverband, artikel 6:98 BW) genomen (o.a. het arrest Erven A / B & C). Het is dan aan de laedens om te bewijzen dat de schade ook zonder de normschending zou zijn ingetreden. In casu is er sprake van een specifieke norm als hiervoor onder (i) beschreven (namelijk het voorschrift in het Bouwbesluit) en is de schade ingetreden (Melanie heeft letsel). De rechter zal het causaal verband dan ook aanwezig veronderstellen en de Stichting Katholiek Onderwijs toelaten tot het tegenbewijs, namelijk dat zonder het niet opvolgen van het voorschrift uit het Bouwbesluit Melanie ook schade zou hebben geleden. Melanie hoeft het causaal verband derhalve niet te bewijzen. Zie Spier c.s, nr. 215. N.B. De uit oudere jurisprudentie wel gedestilleerde voorwaarde voor toepassing van de omkeringsregel, dat het specifieke gevaar door de normschending in het algemeen aanmerkelijk wordt vergroot, is geen geldend recht, zo overweegt de Hoge Raad met nadruk in het arrest Erven A / B & C.
Artikel 6:119 strekt ertoe de schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van de geldsom te fixeren op de wettelijke rente, zulks ter wille van de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht op dit punt. De schuldeiser hoeft enerzijds niet te bewijzen enige schade te hebben geleden ten gevolge van de vertraging in de voldoening van de hem toekomende geldsom, maar hij kan anderzijds ook geen hogere vergoeding vorderen indien zijn schade meer dan het fixum zou belopen. Met die strekking is toepassing van artikel 6:100 BW niet te verenigen. Matiging op grond van 6:109 is eventueel wel toegestaan, doch daar dient terughoudend mee te worden omgegaan en in ieder geval kan de omstandigheid dat de schuldeiser geen schade heeft geleden, niet als grondslag voor matiging dienen. De schapen fokker heeft dus recht op de wettelijke rente. Zie het arrest Ahold / Staat en Spier c.s., nr. 225.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefententamens te gebruiken bij het vak Burgerlijk Recht 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2432 |
Add new contribution