Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG
- 3922 keer gelezen
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2014 in zaak nr. 13/7481 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen (hierna: [wederpartij] en anderen)
en
het college.
Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van [wederpartij] en anderen om handhavend optreden tegen het gebruik voor verkoopactiviteiten van de gronden op het buitenterrein aan de [locatie] te Alblasserdam afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 april 2013 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 8 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, is verschenen.
1. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ten tijde van het besluit van 16 oktober 2013 reeds concreet zicht op legalisering bestond. Het betoogt voorts dat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of ten tijde van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond een onjuist criterium heeft aangelegd en dat het relativiteitsvereiste, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de weg staat aan vernietiging van het besluit van 16 oktober 2013.
2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200803416/1) heeft een bestuursorgaan in de regel geen belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand zijn gelaten. Hetgeen het college heeft aangevoerd, is onvoldoende om wel belang aan te nemen. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Voorts zijn de overwegingen van de rechtbank niet bindend in toekomstige zaken. Dat het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] en anderen is eveneens onvoldoende om procesbelang aan te nemen.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam een griffierecht van € 493,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Kramer w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak in het licht van artikel 8:41a Awb? (5 punten)
Stel, anders dan in de hier gepubliceerde uitspraak stelt wederpartij (Bouwmarkten B.V.) wel hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om handhavend optreden ten aanzien van de verkoopactiviteiten op de gronden van het buitenterrein van concurrent Bouwmarkt X is volgens wederpartij ten onrechte afgewezen.
In het hoger beroepschrift voert wederpartij voor het eerst aan dat van legalisering van deze verkoopactiviteiten geen sprake kan zijn gelet op de aanwezigheid van de korenwolf. Deze in het wild levende hamster is een beschermde diersoort op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. De Afdeling bestuursrechtspraak behandelt deze beroepsgrond in hoger beroep niet inhoudelijk. Leg uit waarom en noem daarbij twee redenen (5 punten)
Stel, Bouwmarkten B.V. ziet in de plaatselijke huis-aan-huiskrant een bericht dat op het bedrijventerrein waar zij gevestigd is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend aan nog een andere bouwmarkt. Die concurrentie ziet de Bouwmarkten B.V. niet zitten en zij maakt bezwaar. Na de ontvangstbevestiging hoort Bouwmarkten B.V. echter lange tijd niets van het gemeentebestuur.
De gemeente Alblasserdam werkt aan een betere bereikbaarheid van het bedrijventerrein waarop Bouwmarkten B.V. is gevestigd. Het college van burgemeester en wethouders neemt daartoe een aantal samenhangende verkeersbesluiten, waaronder begrepen de afsluiting van de Overgauwseweg ten zuiden van de Oude Leedeweg nummer 1 voor motorvoertuigen. Bouwmarkten B.V. is daardoor een aantal maanden zeer slecht bereikbaar voor klanten die nu enkel via een omweg van een aantal kilometers het pand kunnen bereiken. Om de misgelopen inkomsten vergoed te krijgen, vordert Bouwmarkten B.V. van de gemeente een bedrag van € 40.000 bij de burgerlijke rechter. Heeft deze vordering bij de burgerlijke rechter kans van slagen? (5 punten)
Op het bedrijventerrein in de gemeente Alblasserdam bevinden zich tien monumentale bomen. In verband met de verbetering van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein neemt het college van burgemeester en wethouders het besluit om deze bomen te kappen. De stichting Bomenridders springt in de bres als bomen onnodig het veld moeten ruimen. De stichting stelt dat de bomen niet gekapt mogen worden vanwege het monumentale karakter ervan. Dat aspect heeft het college onvoldoende meegewogen in de belangenafweging. Ook is niet onderzocht of er wellicht minder bomen gekapt kunnen worden in plaats van deze kaalslag. Nadat het bezwaar tegen het kapbesluit ongegrond is verklaard, stelt de stichting beroep in bij de rechtbank en dient daarbij ook een verzoek om voorlopige voorziening in. De voorzieningenrechter verklaart bij uitspraak van 21 mei 2015 (op diezelfde dag verzonden aan partijen) het beroep ongegrond (artikel 8:86 Awb) en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De stichting Bomenridders is het niet eens met de uitspraak van de voorzieningenrechter en schakelt uw hulp in. Stel namens de stichting Bomenridders een aan de juiste instantie gericht stuk op dat aan alle eisen voldoet en dateer dit stuk op de laatste dag van de termijn. (5 punten)
Artikel 8:41 a Awb geeft de bestuursrechter de opdracht om een geschil finaal te beslechten. Dat is het geval als met de uitspraak duidelijk is welk besluit voor de toekomst heeft te gelden.(1 pt). Rechtbank beslecht geschil finaal. Vernietiging met in stand lating van de rechtsgevolgen. Rechtsgevolgen besluit op bezwaar 16 oktober 2013 blijven in stand. 8:72 lid 3 onder a Awb. (2 pt). De Afdeling beslecht het geschil ook finaal. Niet-ontvankelijk (8:70 onder b). Oordeel rechter heeft tot gevolg dat bo geen nieuw besluit meer hoeft te nemen. (2 pt)(Damen2, Hoofdstuk 6)
De Afdeling hanteert de retrospectieve benadering (1 pt). Dit houdt in dat de ABRvS kijkt of de rechter in eerste aanleg juist heeft gehandeld bij zijn uitspraak en in het (voor)onderzoek (1 pt). Nieuwe gronden die niet al zijn aangevoerd kunnen in beginsel dus niet leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank moet worden gecorrigeerd (0,5 pt). Voor zover de grond wel wordt toegelaten: relativiteitsvereiste, artikel 8:69a Awb (1 pt). De bescherming van de hamstersoort strekt niet tot bescherming van de concurrentiebelangen van Bouwmarkt (1,5 pt). (Damen2, Hoofdstuk 6)
Dat ligt eraan. Als het verkeersbesluit is vernietigd en sprake is van een onrechtmatig besluit, dan wel. Zie art. 8:89 lid 2 Awb. (1 pt) Hier is bij een verzoek tot 25.000 tevens de ABRvS bevoegd, echter het bedrag van 40.000 gaat daar boven uit. Dus igv een onrechtmatig besluit naar de burgerlijke rechter. (1,5 pt). In geval van nadeelcompensatie wegens een rechtmatig verkeersbesluit is een procedure bij de burgerlijke rechter volstrekt kansloos: daar staat uitsluitend de bestuursrechtelijke weg open, van art. 4:126 Awb e.v. met daarna bezwaar en beroep (1,5 pt). Zie het arrest Asha / Amersfoort. (1 pt) (Damen2, Hoofdstuk 9)
De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechter waarbij toepassing is gegeven en het beroep gegrond is verklaard is een uitspraak in de bodemprocedure (de beroepsprocedure) (zie art. 8:86 lid 1 Awb). Tegen die uitspraak kan hoger beroep (art. 8:104 lid 1 sub b) (1/2 pt) worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (1 pt) (art. 8:105 lid 1 Awb, juncto Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak; geen andere hogerberoepsrechter bevoegd). NB Er staat geen hoger beroep open tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter voor zover daarbij het verzoek vv ex art. 8:81 Awb is afgewezen (zie art. 8:104 lid 2 sub e). (Aftrek: ½ pt). Termijn voor hoger beroep: 6 wk (zie art. 6:7 juncto art. 6:24 (afdeling 6.2 is van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep)). Laatste dag van de termijn: 2 augustus 2015 (zie art. 6:8 > de termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt: bekendmaking op donderdag 21 mei, termijn begint op vrijdag 22 mei en eindigt (dus) op een donderdag, t.w. 2 augustus. (1 pt). Eisen aan het hoger beroepschrift: zie art. 6:5 lid en lid 2. Gronden: ½ pt, namen en adressen e.d.: ½ pt, overleggen bestreden besluit van B&W en eventueel machtiging: ½ pt (8:24). Petitum: vernietiging uitspraak voorzieningenrechter ex art. 8:86, vernietiging bob, proceskostenveroordeling (1 pt).
(Damen2, Hoofdstuk 8)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bevat oefententamens bij het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming, Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2636 |
Add new contribution