Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG
- 3928 keer gelezen
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,
bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.
Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.
1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].
1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.
1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.
1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3.1. In hoger beroep heeft appellant betoogd, dat de rechtbank ten onrechte niet op alle punten die in beroep zijn aangevoerd is ingegaan. Voorts heeft hij gesteld dat ten onrechte geen onderzoek is ingesteld door de Commissie Integriteitsschending (Commissie), aan welke volgens het Onderzoeksprotocol Integriteitsschendingen [naam B.V. 1] (Onderzoeksprotocol) het onderzoek in handen kan worden gesteld, maar door [naam B.V. 1] zelf. Het is zeer de vraag of de Commissie het inzetten van mystery guests geoorloofd zou hebben geacht.
Appellant heeft voorts betoogd dat een lichtere onderzoeksmethode mogelijk zou zijn geweest; daarvoor had dan ook gekozen moeten worden. Voorts zou hij door de mystery guest verleid zijn tot het plegen van plichtsverzuim, zodat van verboden uitlokking sprake is geweest. Ook zou sprake zijn van ongelijke behandeling, nu collega’s van appellant die op basis van eenw arbeidsovereenkomst bij [naam B.V. 1] werkzaam waren niet vielen onder de integriteitsbewaking van het BIA, en voor hetzelfde feit geen onvoorwaardelijk ontslag zouden krijgen, omdat zij naar privaatrechtelijke maatstaven beoordeeld worden.
3.2. Het college heeft gemotiveerd verweer gevoerd en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Naar aanleiding van het betoog dat de rechtbank niet op alle in beroep aangevoerde gronden is ingegaan wordt gewezen op vaste rechtspraak van de Raad (8 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8746) dat de rechter niet op alle aangevoerde gronden hoeft in te gaan, maar dat hij zich kan beperken tot de kern van deze gronden. In het licht van deze rechtspraak is de rechtbank niet in haar motiveringsplicht tekortgeschoten. Ook de Raad beperkt zich tot de kern van de door appellant naar voren gebrachte gronden.
4.2. Het betoog van appellant dat ten onrechte de Commissie niet is ingeschakeld, wat volgens het Onderzoeksprotocol wel voor de hand had gelegen, gaat eraan voorbij dat Commissie en Protocol, zoals het college onweersproken heeft uiteengezet, uitsluitend bedoeld zijn voor personeel dat in dienst is bij [naam B.V. 1]. Appellant was echter vanaf zijn aanstelling in 1995 ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, en in die hoedanigheid gedetacheerd bij [naam B.V. 1]. Op gedetacheerden als appellant blijft ook tijdens hun detachering het gemeentelijk integriteitsbeleid, met de bijbehorende advisering door het BIA, van toepassing.4.3. Appellant heeft betoogd dat de uitkomsten van het onderzoek niet tegen hem mochten worden gebruikt, omdat het inzetten van een mystery guest ongeoorloofd was nu er geen concrete verdenking tegen appellant was en omdat met een minder ingrijpend onderzoeksmiddel had kunnen worden volstaan. De Raad volgt appellant niet in dit betoog en acht de gekozen onderzoeksmethode toelaatbaar. Daartoe heeft hij het volgende van belang geacht.
4.4. Er hadden zich meermalen onregelmatigheden voorgedaan die tot ontslag van de betrokken medewerkers hadden geleid. Er waren ook meermalen schriftelijke waarschuwingen uitgegaan naar alle bij [naam B.V. 1] werkzame medewerkers met publiekfuncties in parkeergarages en parkeerterreinen. Kort voordat appellant het hem verweten plichtsverzuim pleegde, waren de betrokken medewerkers gewaarschuwd dat mystery guests zouden worden ingezet. Gelet op het belang dat op het spel stond om de steeds terugkerende fraude door medewerkers tegen te gaan, wordt dit onderzoeksmiddel niet in strijd geacht met het proportionaliteitsbeginsel. Het betoog van appellant dat een lichtere onderzoeksmethode had kunnen worden gehanteerd, en dat dus in strijd met het subsidiariteitsbeginsel is gehandeld, wordt niet gevolgd. De door appellant genoemde methode van het achteraf vergelijken van de uitdraai van de slagboombewegingen met de dagrapporten zou, zoals het college ter zitting van de Raad heeft uiteengezet, niet toereikend zijn om bij handmatige openingen van de slagboom vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich heeft verrijkt, terwijl dit wel de kern van het aan betrokkene verweten plichtsverzuim is.
4.5. Evenals de rechtbank acht de Raad niet aannemelijk gemaakt dat de mystery guest een ontoelaatbare vorm van uitlokking heeft gehanteerd. Uit het gespreksverslag van het verantwoordingsgesprek op 25 mei 2011 blijkt dat de mystery guest niet heeft gezorgd voor een ongebruikelijke situatie voor een medewerker op een parkeerterrein. De mystery guest heeft zich als een klant gepresenteerd die haar parkeerkaartje had verloren. Appellant heeft zelf ongevraagd aangeboden de slagboom voor haar te openen tegen contante betaling van €8,-. Dat de mystery guest hem met haar ogen zou hebben verleid tot medelijden, zoals appellant heeft verklaard, is - wat er ook zij van de geloofwaardigheid van deze verklaring - geen reden het gedrag van appellant niet of in mindere mate aan hem toe te rekenen. Bovendien vormt die beweerde verleiding in elk geval geen verklaring voor het gegeven dat appellant de € 8,- in eigen zak heeft gestoken en over het voorval niets heeft gerapporteerd.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het tenlastegelegde plichtsverzuim voldoende deugdelijk is vastgesteld. Met de rechtbank acht de Raad de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig aan aard en ernst van dit plichtsverzuim. Terecht is daarbij in aanmerking genomen dat betrokkene niet alleen tegen de voorschriften in de slagboom voor een te laag bedrag heeft geopend, maar bovendien dat geld heeft achtergehouden en zichzelf daarmee heeft bevoordeeld. Dat het slechts om een bedrag van € 8,- ging, wat aanvankelijk reden was voor het voornemen om met voorwaardelijk ontslag te volstaan, acht de Raad voor de straftoemeting niet van belang. Van een ambtenaar die mede verantwoordelijk is voor kasbeheer mag immers, zoals het BIA in zijn advies heeft opgemerkt, betrouwbaarheid en een strikte naleving worden verwacht. Bovendien was appellant een gewaarschuwd man, omdat [naam B.V. 1] reeds meerdere malen had kenbaar gemaakt dat frauduleuze handelingen totstrafontslag zouden kunnen leiden. Dat bij de bestraffing sprake zou zijn van ongelijke behandeling tussen gedetacheerden, zoals appellant, en het eigen personeel van [naam B.V. 1], in die zin dat [naam B.V. 1]-personeel lichter zou zijn bestraft voor dit plichtsverzuim, is door appellant niet aannemelijk gemaakt. De vertegenwoordigers van het college hebben dit ter zitting met stelligheid tegengesproken. Het college wordt hierin gevolgd. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht over de lange duur van zijn dienstverband, zijn leeftijd en zijn goede staat van dienst doet onvoldoende af aan de ernst van het plichtsverzuim om tot een minder zware straf te concluderen.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en C.H.
Bangma als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is
uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2014.
Leg uit op grond van de huidige Awb-bepaling(en) (dus na de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht) waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is van deze zaak kennis te nemen. (2 punten)
Ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak dient de burgemeester een nieuw besluit te nemen. Welk rechtsmiddel staat tegen dit besluit open? (3 punten)
De rechtbank heeft op 13 augustus 2010 een tussenuitspraak gedaan, waarna de
burgemeester van Diemen van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om het door de rechtbank geconstateerde gebrek te herstellen. Is artikel 6:19 Awb van toepassing op deze poging tot herstel van het bestreden besluit door de burgemeester? (3 punten)
Stel dat appellant in september 2010 een aanvulling op zijn pleitnota aan de rechtbank stuurt. Hierin betoogt hij dat het besluit van 7 april 2010 onrechtmatig was, omdat hij in de bezwaarfase niet is gehoord. Zal de rechtbank dit betoog nog meenemen in de beoordeling van het geschil? (2 punten)
Stelling: “Niet-ontvankelijk verklaring vormt een uitzondering op de regel dat de bestuursrechter ex tunc toetst.” Is deze stelling juist? (3 punten)
Stel dat geen van de partijen in de rechtbankprocedure niet-ontvankelijk verklaring had bepleit. Kan de rechter dan toch tot een niet-ontvankelijk verklaring komen? (3 punten)
Nadat zij heeft geoordeeld dat de rechtbank appellant ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, doet de Afdeling bestuursrechtspraak wat de rechtbank had moeten doen. Dit betekent dat zij het door appellant ingestelde beroep tegen het besluit van 7 april 2010 behandelt. Leg uit waarom de Afdeling de zaak niet terugverwijst naar de rechtbank. (2 punten)
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich wat betreft de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester beperkt tot de vraag of de burgemeester het door de rechtbank geconstateerde gebrek in het besluit van 7 april 2010 heeft hersteld (r.o. 2.7). Acht u dit juist, in aanmerking genomen dat de rechtbank in haar einduitspraak niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan? (3 punten)
Stel dat de burgemeester naar aanleiding van de tussenuitspraak van de rechtbank beleidsregels over het opgraven en herbegraven van stoffelijke resten heeft opgesteld, maar in strijd met deze beleidsregels een nieuw besluit heeft genomen waarbij de vergunning wederom is geweigerd. Stel voorts dat appellant niet op de hoogte is van deze nieuwe beleidsregels. Zou de Afdeling het nieuwe besluit ambtshalve aan de beleidsregels moeten toetsen? (3 punten)
Stel dat een ambtenaar van de gemeente Diemen na afloop van de zitting bij de Raad van State in een gesprek met appellant ongevraagd zijn kijk op de gevoerde procedures geeft. “Deze rechtszaken zijn te bizar voor woorden, heeft u niets beters te doen met uw tijd?” aldus de ambtenaar. Appellant ervaart die opmerkingen als grievend en wenst zich daar niet bij neer te leggen. Hij benadert u met de vraag of het verstandig is een klacht bij de nationale ombudsman in te dienen. Wat adviseert u hem? (3 punten)
In casu wordt het verzoek tot het vergoeden van schade door de Afdeling afgewezen. Stel dat appellant, nadat de burgemeester een nieuw besluit heeft genomen, alsnog zijn materiële en immateriële schade (begroot op € 40.000) vergoed wil zien. Welke mogelijkheden heeft hij daartoe op grond van huidig recht (dus na inwerkingtreding van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten)? (2 punten)
Stel dat de appellant niet alleen tegen de rechthebbende op het graf een procedure bij de burgerlijke rechter had aangespannen, maar direct nadat de burgemeester de vergunning had geweigerd ook tegen deze weigering een vordering bij de burgerlijke rechter heeft ingediend. De civiele rechter komt eerder dan de Afdeling bestuursrechtspraak tot een eindoordeel. Hoe zou dit oordeel van de burgerlijke rechter met het oog op deze vordering tegen de gemeente Diemen moeten luiden? (3 punten)
Leg aan de hand van de uitspraak ABRvS 1 april 2009 (Recracenter) uit wat wordt bedoeld met het bepaalde in artikel 7:11 lid 1 Awb dat het bestreden besluit dient te worden heroverwogen op grondslag van het bezwaar. (3 punten)
Naast de begraafplaats Sint Petrus’ Banden te Diemen staat een oude boerderij die sinds kort eigendom is van motorclub De Zondagsrijders. Deze gezelligheidsvereniging is voornemens om het pand grondig te laten verbouwen.
De vereniging dient daarom op 19 maart 2014 een aanvraag in voor een omgevingsvergunning in de zin van art. 2.1 sub a Wabo. Het college van B&W, dat door een ambtenaar wordt gewezen op de aanvraag, handelt voortvarend: “Motorclubs komen er bij ons niet in, wij zijn een nette gemeente.” Bij besluit van 25 maart 2014 wijst het college van B&W de gevraagde vergunning af. Het besluit wordt op 26 maart 2014 verzonden en op 28 maart 2014 door de vereniging ontvangen. In het besluit geeft het college aan dat de gemeente Diemen geen vergunningen geeft voor de vestiging van motorclubs. Daarnaast is volgens het college niet voldaan aan de redelijke eisen van welstand. De aangevraagde uitbreiding van de boerderij is modern en past niet bij de boerderij en de uitstraling van het gebied. De motorclub vindt dit niet rechtvaardig, aangezien de scouting, die vlakbij is gevestigd, onlangs wel een vergunning heeft gekregen voor een nieuw modern pand.
De vereniging wil de geweigerde omgevingsvergunning aanvechten en vraagt u iets te ondernemen. Stel namens de vereniging een aan de juiste instantie gericht stuk op dat aan alle eisen voldoet en dateer dit stuk op de laatste dag van de termijn. (5 punten)
In casu is de Afdeling bestuursrechtspraak als hogerberoepsrechter bevoegd om kennis te nemen van de zaak op grond van art. 8:104 lid 1 onder a jo. art. 8:105 lid 1 Awb (1 punt). Hoger beroep wordt ingesteld bij de Afdeling, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is op grond van hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling Bestuursrechtspraak in bijlage II bij de Awb. In casu gaat het om een vergunning op grond van art. 29 Wet op de Lijkbezorging (Wlb). Deze bepaling komt niet voor in hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling Bestuursrechtspraak (1 punt). De Afdeling bestuursrechtspraak fungeert dus als restrechter.
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 2.3.4
De burgemeester dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen ( 1 punt). Tegen dit nieuwe besluit kan op grond van art. 8:1 jo 7:1 lid 1 onder a Awb (1 punt) beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld (1 punt).
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 2.3.1 en 2.3.2
Art. 6:19 Awb is van toepassing als hangende de procedure door het bestuursorgaan een nieuw besluit wordt genomen. Art. 6:19 Awb bepaalt dat bezwaar of beroep van rechtswege betrekking heeft op een besluit tot intrekking wijziging of vervanging van het bestreden besluit. (1 punten) In dit geval was artikel 6:19 Awb niet van toepassing. De burgemeester heeft zijn eerdere besluit in een brief onderbouwd met een nadere motivering ( zie r.o. 2.9). Er is dus geen sprake van een nieuw of gewijzigd besluit (herstelbesluit) in de zin van art. 6:19 Awb. (2 punten)
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 3.5
Het gaat dan om nieuwe gronden na de tussenuitspraak van 13 augustus 2010. In principe worden nieuwe gronden die na een tussenuitspraak zijn aangevoerd, niet meer meegenomen door de bestuursrechter (1 punt). Slechts indien appellant dit betoog niet eerder had kunnen aanvoeren, zal de rechter inhoudelijk naar deze grond kijken. Relevant is GPO. (1 punt).
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.2.4
Het beoordelingsmoment kan ex nunc of ex tunc zijn. Ex tunc houdt in dat getoetst wordt op basis van de feiten zoals die waren toen dat besluit werd genomen. Ex nunc houdt in dat getoetst wordt ‘naar nu’. (1, 5 punt. De ontvankelijkheid, zoals procesbelang, wordt door de rechter ‘ex nunc’ (naar nu) beoordeeld (1 punt). De stelling is juist ( 0, 5 punt).
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.4
De rechter kijkt ambtshalve naar kwesties van openbare orde. Daaronder vallen o.a. de regels betreffende de ontvankelijkheid (1,5 punt; zie Damen e.a. nr. 649). Het antwoord op de vraag is dus dat, ook als geen van de partijen de niet-ontvankelijkheid had bepleit, de rechter deze toch ambtshalve had uitgesproken (1,5 punt).
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.3.3
De situatie in deze casus valt onder art. 8:115 lid 1 sub a Awb, dat voorschrijft dat de appelinstantie de zaak in principe terug verwijst (0,5 punt). Echter, de hogerberoepsrechter kan er voor kiezen om de zaak zelf af te doen ex art. 8:116 Awb, zoals in casu is gebeurd (0,5 punt). De Afdeling kiest er voor om de zaak zelf af te doen met het oog op efficiënte geschilbeslechting: indien de zaak wordt teruggestuurd zal de gerechtelijke procedure extra tijd en middelen in beslag nemen en blijven partijen langer in onzekerheid over de uitkomst van de zaak (1 punt). NB: artikel 8:115 lid 1 sub a gaat uit van de situatie dat in eerste aanleg geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden. Nu dit wel het geval is ligt het, met het oog op efficiency, zeker niet voor de hand om de zaak terug te sturen.
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.6.14
Dit is juist. De Afdeling past in r.o. 2.7 de zgn. Brummenleer toe: indien gronden door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud worden verworpen en hiertegen geen hoger beroep wordt ingesteld, moet in een latere procedure van de juistheid van dit oordeel worden uitgegaan (1 punt). In deze casus is de burgemeester niet in hoger beroep gekomen, appellante heeft wel hoger beroep ingesteld maar heeft geen gronden aangevoerd tegen de tussenuitspraak. De juistheid van de betreffende rechtsoordelen staat daarmee vast en de Afdeling dient zich daarom te beperken tot de vraag of de burgemeester het gebrek heeft hersteld (1 punt). Van belang is verder om te signaleren, dat deze casus enigszins afwijkt van de standaardcasus Brummen omdat de betreffende rechtsoordelen in de tussenuitspraak staan en niet in de einduitspraak (1 punt).
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 7.7
Nee, beleidsregels zijn geen rechtsgronden in de zin van art. 8:69 lid 2. (1,5 pt) De rechter zal dus niet ambtshalve deze beleidsregels toepassen. (1,5 pt)
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.3.4
Klacht indienen ex art. 9:1, lid 1, Awb. (1,0 pt) Het betreft een gedraging van een bestuursorgaan (ambtenaar onder verantwoordelijkheid van). (0,5 pt) De Nationale ombudsman kan pas worden benaderd met een klacht wanneer voorafgaand daaraan een interne klachtprocedure, bij het betreffende bestuursorgaan, is doorlopen. (1 pt) Dit noemen we het kenbaarheidsvereiste, art. 9:20, lid 1, Awb. De klacht moet dus worden ingediend bij het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging is verricht. (0,5 pt)
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 10.4
Art. 8:90 Awb: appellant dient eerst het bestuursorgaan te verzoeken om de schade te vergoeden, (0,5 pt) daarna kan een verzoekschrift worden ingediend bij de rechtbank, afdeling civiel (art. 8:89 lid 2 Awb). (0,5 pt). Immers, het gaat om een zaak ten aanzien waarvan de ABRvS bevoegd is maar waarbij het bedrag hoger is dan 40.000. (1 pt)
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.8
De burgerlijke rechter oordeelt dat zij bevoegd is maar dat nu er een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke procedure openstaat (1 punt), appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering (1 punt): zie uitspraak Changoe/ Staat (1 punt).
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 9.3.2 en 9.3.3
In artikel 7:11 Awb staat dat het bestreden besluit moet worden heroverwogen op grondslag van het bezwaar. Het begrip grondslag moet niet beperkt worden opgevat. Het bestuursorgaan moet ook buiten de aangevoerde gronden beoordelen of het besluit voor herroeping vatbaar is (1 punt). Uit Recracenter volgt dat de bezwaarprocedure bedoeld is voor een volledige heroverweging, die niet is gebonden aan argumenten of omstandigheden die in het bezwaarschrift aan de orde zijn gesteld. Het bestuursorgaan moet niet alleen naar de rechtmatigheid, maar ook naar de doelmatigheid van het bestreden besluit kijken (1 punt). Dit, omdat er geen grondenfuik tussen bezwaar en rechtspraak in eerste aanleg bestaat. Ondergrens: rip (1 punt)
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 5.3.4.1
De bedoeling was dat op 7 mei 2014 een bezwaarschrift werd ingediend bij B&W van de gemeente Diemen. Dat bezwaarschrift diende de volgende elementen te bevatten, die als volgt zijn gewaardeerd:
Aanduiding “bezwaar” of “bezwaarschrift” (art. 6:4 Awb) 0,5 punt
Ingediend bij B&W van de gemeente (art. 6:4) 0,5 punt
Naam en adres indiener (art. 6:5 Awb lid 1) 0,5 punt
Laatste dag van de termijn is 7 mei (art. 6:7/6:8 Awb) 1 punt
Gronden (art. 6:5 lid 1 sub d Awb) 1 punt
Ondertekening (art. 6:5 lid 1 aanhef Awb) 0,5 punt
Kopie bestreden besluit (art. 6:5 lid 2 Awb) 0,5 punt
Kopie machtiging (art. 2:1 lid 2 Awb) 0,5 punt
Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 4.3
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bevat oefententamens bij het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming, Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2183 |
Add new contribution