Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG
- 3922 keer gelezen
Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.
Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)
Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)
Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.
Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)
Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte waren van het bestaan van de exploitatieberekening. De advocaat van de gemeente bepleit dat dit gebrek door de ABRvS kan worden gepasseerd. Zij voert daartoe aan dat Kaladin voordat hij beroep instelde reeds op de hoogte was van de exploitatieberekening, tegen de inhoud van deze berekening beroepsgronden heeft kunnen aanvoeren en derhalve door het gebrek niet is benadeeld. Hoe zal de ABRvS oordelen over het standpunt van de advocaat van de gemeente Leeuwarden? (2 pt.)
Kaladin hoopt niet alleen dat de procedure tegen het bestemmingsplan er toe zal leiden dat de rechter dit onrechtmatig zal achten en het zal vernietigen, maar hij vindt ook dat hij schade heeft geleden (€ 20.000) als gevolg van het bestemmingsplan. Welke procedurele weg(en) kan hij bewandelen als hij de schade die hij meent te hebben geleden, vergoed wil hebben? (3 pt.)
Bij besluit van 30 november 2015 heeft de burgemeester van Den Haag de demonstratie verboden die de stichting ‘Nooit meer Zwarte Piet’ op 5 december 2015 wil houden. De burgemeester vreest voor verstoring van de openbare orde. De stichting is al jaren actief en voert op allerlei manieren actie tegen de figuur van ‘Zwarte Piet’. De stichting maakt op 1 december 2015 bezwaar en verzoekt eveneens op 1 december 2015 de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de burgemeester wordt gelast haar te behandelen alsof zij toestemming heeft de demonstratie te houden. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd.
Schets het beoordelingskader dat de voorzieningenrechter hanteert bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoeker (u kunt er daarbij vanuit gaan dat die heeft voldaan aan de eisen van art. 6:5 Awb) en bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening. (3 pt.)
Stel, de advocaat van de stichting ‘Nooit meer Zwarte Piet ’ verzoekt de voorzieningenrechter om gebruik te maken van diens bevoegdheid ex art. 8:86 Awb om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak en daarbij tevens toepassing te geven aan art. 8:72 lid 3 sub b Awb. In hoeverre zullen de beide verzoeken van de advocaat kans van slagen hebben? (2 pt.)
Bij besluit van 22 oktober 2013 heeft het college van B&W Geerveld aan de heer Dalinar een vergunning verleend voor het kappen van 23 bomen op het perceel gelegen aan de Hoofdweg 135 te Geerveld, onder het opleggen van een herplantplicht. Zowel Dalinar als diens buurman, Van Gavilar, maakt bezwaar. Het bezwaar van Dalinar wordt gegrond verklaard; de aan de kapvergunning verbonden voorwaarde van een herplantplicht vervalt. Van Gavilar en twee andere buren, Elokhar en Moash, gaan in beroep. Elokhar voert aan dat hij niet zozeer bezwaren heeft tegen de kap van de bestaande bomen, maar wel tegen het doen vervallen van de herplantplicht, Moash voert aan dat hij zowel problemen heeft met de kap als met het vervallen van de herplantplicht.
De advocaat van Dalinar stelt dat Elokhar en Moash niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun beroep, omdat zij eerder geen bezwaar hebben gemaakt. Klopt die stelling? (3 pt.)
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat zij vindt dat de motivering voor het achterwege laten van de herplantplicht tekort schiet. Leg uit onder welke omstandigheden de rechtbank gebruik kan maken van de bevoegdheid ex art. 8:72 lid 3 sub a en wanneer van die van art. 8:72 lid 3 sub b Awb, om het geschil finaal te beslechten. (2 pt.)
Het college van B&W van Leeuwarden verleent een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van een gedeelte van een pand voor horecadoeleinden en het plaatsen van ventilatiekanaal aan het betreffende pand. Het daartegen door omwonenden gemaakte bezwaar en beroep wordt ongegrond verklaard. Dezelfde omwonenden stellen in april 2015 tijdig hoger beroep in. De zitting vindt plaats op 3 september 2015. Op 19 augustus 2015 dienen de omwonenden een nieuwe beroepsgrond in, waarin zij voor het eerst naar voren brengen dat de berekening van de parkeerbehoefte niet deugt. Het vergunningvoorschrift dat ziet op het realiseren van een aantal bruikbare parkeerplaatsen op het perceel van de vergunninghouder klopt volgens hen niet.
Tot welk moment in de procedure is het in het algemeen toelaatbaar om nieuwe beroepsgronden in te dienen? (2 pt.)
Zal de hogerberoepsrechter in dit geval de beroepsgrond over de berekening van de parkeerbehoefte meenemen bij de beoordeling van het geschil? (3 pt.)
Stel u bent ambtenaar bij de gemeente Groningen. U wordt ontslagen. U vindt dat besluit onrechtmatig en wendt zich tot de civiele rechter met een verzoek de gemeente te veroordelen aan u de schade te vergoeden die u als gevolg van dat besluit heeft geleden. Waar hangt vanaf of de civiele rechter u niet-ontvankelijk zal verklaren in uw vordering, dan wel uw vordering zal afwijzen? (3 pt.)
Aan de Patrijsvogellaan te Zuiderstede wonen Shallan (op nummer 1), Jashnah (op nummer 3) en Navini (op nummer 5), Jashnah heeft op 1 september 2010 een omgevingsvergunning bouwen gekregen. Navini, is daar met succes in rechte tegen opgekomen: de rechtbank heeft het besluit van B&W bij uitspraak van 20 januari 2015 vernietigd. Shallan heeft schade geleden (€ 20.000) als gevolg van de aan Jashnah verleende vergunning. Haar advocaat denkt dat het handig is om met een verzoek ex art. 8:88 Awb te proberen die schade te verhalen. Bent u het met de advocaat van Shallan eens? (2 pt.)
Het college van B&W van de gemeente Nijmegen verleent bij brief van maandag 6 juni 2016 een evenementenvergunning aan het evenementenorganisatiebureau MetalMusic GmbH voor een concert van de ook in Nederland populaire Duitse band Rammstein, te houden op zondag 30 april 2017 in het Kronenburgerpark. De brief wordt verzonden op woensdag 8 juni 2016. Op zaterdag 11 juni 2016 wordt de vergunning in het door de gemeente gebruikte huis-aan-huisblad gepubliceerd.
Motiveer wat de laatste dag is waarop belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen de vergunning voor het concert. (3 pt.)
Hoogleraar biologie Haijema woont direct naast het Kronenburgerpark en is in juni en het grootste deel van juli van 2016 in Indonesië om nieuwe, nog niet-ontdekte keversoorten te determineren. Op vrijdag 29 juli zal hij weer landen op Schiphol. Stel, Haijema hoort zaterdagmorgen 30 juli in de berenwinkel van zijn buurvrouw over het geplande concert van ‘die herrieband Rammstein’. Hij besluit meteen diezelfde dag een bezwaarschrift te sturen, waarin hij uitlegt dat hij weliswaar buiten de termijn bezwaar maakt, maar dat dat hem niet kwalijk te nemen is gezien het feit dat hij wegens werkzaamheden van gewichtige wetenschappelijke aard in Azië was en hij van daaruit onmogelijk het Nijmeegse huis-aan-huisblad heeft kunnen lezen. B&W verklaren het bezwaar niet-ontvankelijk. Haijema gaat tijdig in beroep en voert aan dat hij binnen twee weken nadat hij van het besluit op de hoogte is geraakt, bezwaar heeft gemaakt en dat zijn bezwaar dus ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hoe zal het dictum van de uitspraak van de rechtbank luiden en waarom? (2 pt.)
Het standpunt van Paddington klopt niet. Voor het beantwoorden van de vraag of iemand aangemerkt kan worden als belanghebbende is niet relevant of zijn belangen al dan niet een rol spelen in de besluitvorming. Het relativiteitsbeginsel (of specialiteitsbeginsel) beïnvloed niet de ontvankelijkheid van het bezwaar. Voor de beantwoording van de vraag of Winnie belanghebbende is, is niet van belang of het bestuursorgaan in verband met de Monumentenwet de vrijheid had om bij het nemen van het bestreden besluit rekening te houden met de belangen van berenwinkelketen. Dit kan wel een rol spelen bij de inhoudelijke beoordeling (2 pt). Van belang is of Winnie als feitelijk gevolg van het bestreden besluit in zijn belangen wordt geraakt. Dat is het geval, nu Winnie aan de andere kant van de gracht zit (1 pt).
Paddington beroept zich op de relativiteitseis van artikel 8:69a Awb, maar deze geldt niet in bezwaar (1 pt). In bezwaar dient het bestuur, ongeacht het beschermingsbereik van de ingeroepen rechtsregels, tot een volledige heroverweging over te gaan (7:11 lid 1 Awb, uitspraak Recracenter) (1 pt).
Moet de rechtbank de beroepsgrond over de geurhinder in haar oordeel betrekken? Van belang is of het een besluit betreft dat uit verschillende onderdelen bestaat (1 pt). Als dat zo is, dan geldt o.g.v. art. 6:13 Awb dat in beroep alleen gronden mogen worden aangevoerd die betrekking hebben op een onderdeel van het besluit dat in bezwaar ook al was aangevochten (1 pt). Zie ABRvS 9 maart 2011, AB 2011/130 (standaarduitspraak ‘Onderdelenfuik’) (0,5 pt). Een omgevingsvergunning is een besluit dat uit verschillende besluitonderdelen kan bestaan (bijv. bouw, milieu, kap). De beroepsgrond over de heurhinder betreft een ander besluitonderdeel dan die over de hoogte van het gebouw. In de voorprocedure zijn ter zake van het onderdeel milieu geen gronden aangevoerd. Dan kan dat in beroep niet alsnog. (1,5 pt) De beroepsgrond over de geur betrekt de rechter derhalve niet bij diens oordeel over het besluit; het beroep moet in zoverre dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. (1 pt)
Het standpunt van de advocaat van de gemeente is onjuist (0,5 pt). Hij verzoekt de ABRvS art. 6:22 Awb toe te passen om dit gebrek te passeren. Deze bepaling maakt het mogelijk een gebrek in het besluit te passeren, als aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.(0,5 pt) Art. 6:22 spreekt van ‘belanghebbenden’ en niet van ‘de appellant’. Niet van belang is dat de appellant door het passeren van het gebrek niet wordt benadeeld, aannemelijk moet zijn dat ook andere belanghebbenden daardoor niet zullen worden benadeeld.(0,5 pt). Dat laatste kan niet worden uitgesloten, nu denkbaar is dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op dat moment konden begrijpen dat er een exploitatieberekening bestond. Zij hebben daardoor niet de mogelijkheid gehad daartegen een zienswijze in te dienen.(0,5 pt)
Blijkens de vraag is de bevoegde rechter (in enige aanleg) de ABRvS en het schadebedrag is onder de 25.000 euro. Op grond van artikel 8:89, tweede lid, Awb kan een belanghebbende in dergelijke gevallen zowel een civiele vordering als een vordering bij de bestuursrechter doen (2 ptt). Kiest Kaladin voor de bestuursrechter dan heeft hij de keuze om hangende het beroep een verzoek doen ex art. 8:91 Awb) (0,5 pt) of een verzoek ex art. 8:88 Awb na afloop van de procedure te doen (0,5 pt).
Bij het beoordelen van de ontvankelijkheid zijn twee zaken van belang: 1) is sprake van connexiteit, dwz is bezwaar/beroep ingesteld tegen het besluit waar het verzoek zich op richt? Zie artikel 8:81 lid 1 Awb. 2) van wie is het verzoek afkomstig? dat moet de bezwaarmaker zijn, of degene die partij is in de beroepsprocedure (zie art. 8:81 lid 2 en 3 Awb). (1 pt.) Voor de inhoudelijke beoordeling geldt dat vier aspecten van belang zijn voor de vraag of de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening zal willen treffen: de spoedeisendheid, zijn voorlopige rechtmatigheidsoordeel, de zwaarte van de bij het treffen van de gevraagde voorziening betrokken belangen en de aard van het verzoek. (2 pt.)
Geen van beide verzoeken hebben kans van slagen. Onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak kan op grond van artikel 8:86 Awb alleen als het verzoek is gedaan hangende een beroepsprocedure. (1 pt.) Voor het toepassing geven aan art. 8:72 lid 3 sub b Awb geldt hetzelfde: dat is een bevoegdheid van de rechter die hij kan gebruiken als hij een besluit vernietigt. De voorzieningenrechter kan alleen een besluit vernietigen als hij kortsluit, en hij kan alleen kortsluiten als het verzoek hangende beroep is gedaan. Hij kan dus geen toepassing geven aan art. 8:72 lid 3 sub Awb. (1 pt.).
Deels juist. Ingevolge art. 6:13 Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Elokhar heeft weliswaar geen bezwaar gemaakt, maar dat kan hem in dit geval niet worden verweten. Hij had geen reden bezwaar te maken tegen het primaire besluit omdat dat voorzag in de herplantplicht waar het hem om te doen is. De beslissing op bezwaar geeft Elokhar aanleiding zich in de procedure te mengen. (1,5 pt). Voor Moash ligt dat anders, die had al in bezwaar kunnen opkomen tegen de kap. 6:13 Awb kan t.a.v. dit aspect worden tegengeworpen. Vermoedelijk geen tegenwerping 6:13 Awb voor het vervallen van herplantplicht. (1,5 p)
Art. 8:72 lid 3 sub a Awb houdt in: de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten. Dat kan alleen als duidelijk is dat het bestuursorgaan na de vernietiging het precies hetzelfde besluit kan en wil nemen. Nodig is daarvoor dat het aan de Rb duidelijk is hoe het bestuursorgaan het motiveringsgebrek wil herstellen en dat de Rb dat afdoende vindt. (1 pt) Art. 8:72 lid 3 sub b Awb houdt in dat de rechter zelf in de zaak voorziet. Dat kan als duidelijk is dat de vernietiging als consequentie heeft dat het bestuursorgaan een ander besluit moet nemen, dat tijdens de procedure duidelijk is wel ander besluit het bestuursorgaan wil nemen en dat de rechter dat voorgenomen alternatieve besluit wel een rechtmatige bevoegdheidsuitoefening door het bestuursorgaan acht.(1 pt)
Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, verbiedt geen rechtsregel dat na afloop van de voor het indienen van beroepsgronden gestelde termijn alsnog nieuwe gronden worden ingediend (0,5 pt), zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde (1,5 pt). Kortom, indienen van gronden is niet begrenst tot de beroepstermijn (artikel 6:7 Awb of een eventuele hersteltermijn ex artikel 6:6 Awb), maar bepalend is of late indiening van een beroepsgrond nog in overeenstemming is met de goede procesorde.
De zaak heeft betrekking op een omgevingsvergunning (Wabo). In dit geval is de Afdeling bestuursrechtspraak de bevoegde hogerberoepsrechter. Dit blijkt uit 8:105 Awb jo H4 van de bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (uit de regeling volgt niet dat een andere hogerberoepsrechter bevoegd is) (1 pt). De beroepsgrond ten aanzien van het wijzigen van het parkeerbeleid wordt door de omwonenden voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak hanteert een retrospectieve benadering bij de beoordeling van het hoger beroep: hierbij wordt beoordeeld of de rechter in eerste aanleg juist heeft gehandeld bij zijn uitspraak (controlefunctie) (1 pt). Het object van het geding is de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling neemt voor het eerst in hoger beroep aangevoerde gronden niet mee, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Er zijn geen aanwijzingen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid: de beroepsgrond over de berekening van de parkeerbehoefte zal buiten beschouwing blijven. (1 pt).
In het antwoord moet onderscheid worden gemaakt tussen het niet-ontvankelijk verklaren door de civiele rechter en het afwijzen van de vordering
de ontvankelijkheidsvraag is afhankelijk van de vraag of er een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang is of is geweest (HR Changoe/Staat). Het gaat er dus om of de schadeclaim ook via een bestuursrechtelijke procedure behandeld zou kunnen worden, bijvoorbeeld de procedure van artikel 8:88 Awb (maar dat geldt alleen als sprake is van een onrechtmatig besluit). (1,5 pt)
Indien de civiele rechter de vordering wel ontvankelijk verklaart, is de vraag of deze vordering wordt afgewezen afhankelijk van de vraag of het ontslagbesluit formele rechtskracht heeft gekregen. Dat is het geval indien hetzij niet tegen het ontslagbesluit is geprocedeerd, hetzij de bestuursrechter het beroep tegen het ontslagbesluit ongegrond heeft verklaard. (1,5 pt)
Shallan heeft niet geprocedeerd tegen de omgevingsvergunning. Daarom is heeft dat besluit jegens hem formele rechtskracht en is het niet onrechtmatig. De procedure van artikel 8:88 Awb e.v. is dus niet van toepassing. (1 pt) Los daarvan zou Shallan eerst een verzoekschrift bij het bestuursorgaan moeten indienen (artikel 8:90 lid 2 Awb). (0,5 pt) Nee, ik ben het met de advocaat niet eens. (0,5 pt)
Op grond van 3:41, eerste lid, Awb geschiedt bekendmaking door verzending van de brief op woensdag 8 juni (1 pt). Gezien art. 6:7 is de termijn zes weken (1 pt) en op grond van art. 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na bekendmaking. De eerste dag van de termijn is daarom donderdag 9 juni 2016, en de laatste dag van de termijn is derhalve woensdag 20 juli (1 pt).
Op grond van art. 6:11 Awb is het mogelijk dat het bezwaar alsnog ontvankelijk moet worden geacht als de indiener redelijkerwijs niet in verzuim is geweest (1 pt). Termijnoverschrijding is dan verschoonbaar. De jurisprudentie is echter streng en afwezigheid wegens werkzaamheden in het buitenland zullen daar niet onder vallen omdat van Haijema verwacht mag worden dat hij gedurende die periode regelt dat iemand zijn zaken voor hem regelt (1 pt). De twee weken-termijn geldt alleen als je verschoonbaar te laat bent. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bevat oefententamens bij het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming, Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2324 |
Add new contribution