Oefententamens bij de 11e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis

Hoe kan men goederen verkrijgen of verliezen? - Tentamen 3

 

MC-vragen

Vraag 1

Welke wijze van (eigendoms)verkrijging is derivatief?

  1. Boedelmenging.
  2. Bevrijdende verjaring.
  3. Vruchttrekking.
  4. Vermenging.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Boedelmenging.

Wat is bezit? - Tentamen 5

 

MC-vragen

Vraag 1

Mirjam verkoopt en levert een geleende telefoon aan Kim. Kim wist ten tijde van de koop niet dat Mirjam de telefoon van een ander had geleend, maar komt daar een maand na de koop achter.

Hoe kan Kim worden gekwalificeerd ten aanzien van de telefoon?

  1. Middellijk houder.
  2. Onmiddellijk houder.
  3. Bezitter te goeder trouw.
  4. Bezitter te kwader trouw.

Open vragen

Vraag 1

Sander laat op zijn bouwkavel een vrijstaande woning bouwen door Edgar. De stenen worden op 10 maart door Edgar gekocht bij Steengoed B.V. In de koopovereenkomst is een beding opgenomen waaruit volgt dat Steengoed B.V. eigenaar blijft van de stenen totdat Edgar de verschuldigde koopprijs voldoet. Op 15 maart levert Steengoed B.V. de stenen af op het adres van Edgar. Op 20 maart metselt hij de stenen in de toekomstige woonkamer van het huis dat hij in opdracht van Sander bouwt. Op 24 maart betaalt Edgar de factuur.

Wat is de goederenrechtelijke positie van de hierboven genoemde personen (Sander, Edgar en Steengoed B.V.) ten aanzien van de stenen op 22 maart?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

C. Bezitter te goeder trouw.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Onder eigendomsvoorbehoud (artikel 3:92 BW) zijn de stenen op 15 maart in de macht van een ander (Edgar) gebracht. Edgar is geen eigenaar, want de eigendom van de stenen verplaatst zich pas na betaling volgens het in de koopovereenkomst met Steengoed B.V. geplaatste beding. Edgar heeft de stenen wel onder zijn beheer (in zijn macht) en is dus tot betaling onmiddellijk houder. Sander heeft nog geen goederenrechtelijke positie ten aanzien van de dakpannen. Steengoed BV is gewoon eigenaar (of middelijk bezitter) totdat de koopprijs door Edgar is betaald.

Wat is overdracht? - Tentamen 6

 

MC-vragen

Vraag 1

Joey, die onlangs onder curatele is gesteld, verkoopt en levert, zonder toestemming van zijn curator, zijn motor aan een kennis.

Is er een onaantastbare overeenkomst tot stand gekomen?

  1. Nee, vanwege een gebrek in de beschikkingsbevoegdheid.
  2. Nee, vanwege een gebrek in de titel.
  3. Ja, als de buurman een beroep kan doen op gerechtvaardigd vertrouwen.
  4. Ja, zij het dat de curator de overdracht alleen in geval van geestelijke stoornis van Joey kan vernietigen.

Vraag 2

Thom heeft 70 flessen zelfgemaakte wijn in zijn wijnkelder staan, die allemaal identiek aan elkaar zijn. Hij verkoopt en levert er 23 per constitutum possessorium aan Gerben. Na 4 weken heeft Gerben de flessen niet betaald en ook niet opgehaald.

Is Gerben eigenaar van de 23 wijnflessen geworden?

  1. Nee, omdat Gerben nog niet heeft betaald.
  2. Nee, omdat geen sprake is van een geslaagde levering.
  3. Nee, omdat de over te dragen wijnflessen in de koopovereenkomst niet voldoende zijn bepaald.
  4. Ja, omdat aan alle vereisten van art. 3:83 en 84 BW is voldaan.

Vraag 3

Job verkoopt zijn vliegtuigje aan Gerard, die hem snel weer doorverkoopt en levert aan Elly. Vervolgens wordt de koopovereenkomst tussen Job en Gerard ontbonden. Elly weet niets van de ontbinding af.

Wie is nu eigenaar van het vliegtuig?

  1. Elly, want nu zij te goeder trouw is, wordt de beschikkingsonbevoegdheid van Gerard gecompenseerd.
  2. Elly, want aan alle vereisten van art. 3:83 en 84 BW is voldaan.
  3. Job, want de beschikkingsonbevoegdheid van Gerard is het gevolg van de beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
  4. Job, want de beschikkingsonbevoegdheid van Gerard is het gevolg van de ongeldigheid van een vroegere overdracht die het gevolg was van een gebrek in de titel.

Open vragen

Vraag 1

Wat is het grote verschil tussen een causaal stelsel van overdracht en een abstract stelsel?

Vraag 2

Leg aan de hand van een voorbeeld uit waarom de eigenaar van een zaak soms minder bescherming geniet in een abstract overdrachtsstelsel dan in een causaal stelsel.

Vraag 3

Stephanie wil af van haar magnetron. Ze weet dat haar vriendin Peggy interesse heeft en stuurt haar op 14 november een briefje waarin ze de magnetron te koop aanbiedt voor € 25. Op 16 november komt het briefje aan bij Peggy. Ondertussen meldt de broer van Stephanie dat hij de magnetron graag wilt hebben. Stephanie sms’t op 21 november aan Peggy dat ze de magnetron ’s avonds aan haar broer cadeau wilt geven. Stephanie spreekt met haar broer af dat hij de magnetron krijgt en dat ze deze in het weekend komt afleveren bij hem. Op 20 november om 15:30 had Peggy al een e-mail gestuurd, welke Stephanie heeft bereikt om 15:32. Daarin geeft Peggy aan het aanbod te aanvaarden en dat ze de magnetron op 23 november zal komen ophalen. De e-mail wordt door Stephanie pas op 22 november gelezen

Stel dat tussen Stephanie en Peggy een overeenkomst tot stand is gekomen, is Peggy dan eigenaar geworden van de magnetron?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Nee, vanwege een gebrek in de titel.

Vraag 2

B. Nee, omdat geen sprake is van een geslaagde levering.

Vraag 3

B. Elly, want aan alle vereisten van art. 3:83 en 84 BW is voldaan.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Als een dief een zaak verkoopt en levert, komt ondanks de beschikkingsonbevoegdheid in een abstract stelsel de overdracht toch tot stand. De rechthebbende kan de zaak dan niet revindiceren. In een causaal stelsel is de koper geen eigenaar geworden en is revindicatie (art. 5:2) wel mogelijk.

Vraag 2

Als een dief een zaak verkoopt en levert, komt ondanks de beschikkingsonbevoegdheid in een abstract stelsel de overdracht toch tot stand. De rechthebbende kan de zaak dan niet revindiceren. In een causaal stelsel is de koper geen eigenaar geworden en is revindicatie (art. 5:2) wel mogelijk.

Vraag 3

Van eigendomsoverdracht is sprake zodra aan alle vereisten van artikel 3:84 lid 1 BW is voldaan: beschikkingsbevoegdheid, levering, geldige titel. Stephanie is beschikkingsbevoegd en de geldige titel is koop. Het is nog maar de vraag of op 23 november geleverd zal worden aan Peggy. Zolang levering niet heeft plaatsgevonden, is Peggy geen eigenaar geworden.

Hoe worden derden beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid? - Tentamen 7

 

MC-vragen

Vraag 1

Frank heeft een vordering op Ronald. Op 1 maart verkoopt Frank deze vordering aan Pierre. Levering geschiedt door een akte en een schriftelijke mededeling daarvan aan Ronald, die per post wordt verstuurd. Ronald ontvangt deze mededeling op 3 maart. Op 2 maart verkoopt en levert Frank dezelfde vordering aan Theo. Levering geschiedt door een akte en een telefonische mededeling daarvan aan Ronald. Pierre en Theo weten niet dat Frank de vordering op Ronald twee keer heeft verkocht en geleverd.

Wie is nu schuldeiser van Ronald?

  1. Theo, omdat hij tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Frank wordt beschermd.
  2. Theo, omdat aan alle vereisten van art. 3:83 en 84 BW is voldaan en Pierre niet beschermd wordt tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Frank.
  3. Pierre, omdat hij tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Frank wordt beschermd.
  4. Pierre, omdat aan alle vereisten van art. 3:83 en 84 BW is voldaan en Theo niet beschermd wordt tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Frank.

Vraag 2

Kimberley verkoopt een dure ketting aan Lana. Levering geschiedt doordat Kimberly het sieraad aan Lana overhandigt. Lana verkoopt de ketting vervolgens aan Marieke. De levering geschiedt door middel van een constitutum possessorium. Vervolgens vernietigt Lana de koopovereenkomst tussen haar en Kimberley op grond van bedrog. Marieke wist niet van het bedrog van Kimberley.

Welke kwalificaties zijn juist ten aanzien van de ketting?

  1. Marieke is eigenaar, Lana is bezitter en houder.
  2. Kimberley is eigenaar, Lana is houder en Marieke is bezitter, maar niet tegenover Kimberley.
  3. Marieke is eigenaar en bezitter, mits zij te goeder trouw is op het tijdstip waarop zij het horloge in handen krijgt.
  4. Kimberley is eigenaar en bezitter en Marieke is houder.

Open vragen

Vraag 1

Axel is de eigenaar van een aanhanger. Vrienden lenen de aanhanger geregeld voor allerlei klussen. Ook anderen weten Axel te vinden voor het gebruik van de aanhanger. Als Alex deze persoon niet kent, vraagt hij om een vergoeding. Zo heeft Leendert de aanhanger voor een dag gehuurd. Als Leendert onderweg een broodje eet bij een eetcafé worden zijn autosleutels van de tafel gepakt. Voordat hij het doorheeft, is de dief er allang met auto en aanhanger vandoor. Als Leendert dit aan Alex vertelt, stelt Alex zich op het standpunt dat Leendert zijn schade moet vergoeden omdat de aanhanger niet tegen diefstal is verzekerd. Leendert weigert omdat hij er niets aan kon doen. De aanhanger wordt na een half jaar gevonden. Hij is dan in het bezit van Yvonne. Yvonne heeft de aanhanger onlangs gekocht van particulier Casper via een advertentie in een dagblad. Yvonne verbaast zich als ze hoort dat het om een gestolen aanhanger gaat. Ze heeft de papieren gecontroleerd en daar leek niets mis mee. De aanhanger heeft ze inmiddels voorzien van nieuwe banden. Yvonne weigert de aanhanger terug te geven als Alex daarom vraagt.

Moet Yvonne de aanhanger afgeven aan Alex, en ja, is dat met of zonder banden?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Theo, omdat hij tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Frank wordt beschermd.

Vraag 2

C. Marieke is eigenaar en bezitter, mits zij te goeder trouw is op het tijdstip waarop zij het horloge in handen krijgt.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 3

Heeft tussen Casper-Yvonne een overdracht plaatsgevonden zoals beschreven in artikel 3:84 BW? Er is sprake van een geldige titel en levering: artikel 3:90 en artikel 3:114 BW, d.m.v. feitelijke overgave. Casper was echter beschikkingsonbevoegd, want de aanhanger is afkomstig van diefstal. Ervan uitgaande dat Yvonne te goede trouw is en ook aan de overige vereisten van artikel 3:86 lid 1 BW voldoet, kan beschikkingsonbevoegdheid worden gerepareerd. Maar omdat de aanhanger is gestolen, kan Alex gedurende 3 jaar de aanhanger opeisen. De situatie onder artikel 3:86 lid 3 sub a BW doet zich hier niet voor, omdat Casper een particulier is, zodat Alex de aanhanger kan revindiceren: artikel 5:2 BW. Is Alex eigenaar van de banden geworden? Ja, volgens artikel 3:4 lid 1 BW moet naar verkeersopvatting een aanhanger zonder banden als onvoltooid worden beschouwd en moeten de banden worden aangemerkt als bestanddelen van de aanhanger Volgens artikel 5:14 lid 1 BW is eigenaar van de aanhanger tevens eigenaar van de bestanddelen, in dit geval de banden.

Op welke wijzen kan een goed geleverd worden? - Tentamen 8

 

MC-vragen

Vraag 1

Ahmed leent zijn duikspullen uit aan Amira, die deze meeneemt op vakantie. De duikspullen bevallen haar uitstekend en dus belt zij Ahmed op om te vragen of ze de spullen van hem mag kopen. Ahmed gaat hiermee akkoord en verkoopt en levert de spullen direct aan Amira.

De levering aan Amira is een

  1. Traditio per constitutum possessorium
  2. Traditio longa manu
  3. Traditio symbolica
  4. Traditio brevi manu

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Traditio brevi manu

Welke eigendomsverkrijgingen zijn opgenomen in Boek 5? - Tentamen 10

 

MC-vragen

Vraag 1

Gert-Jan vindt een gouden ring op straat. Welke stelling is juist?

  1. Als hij van de vondst aangifte doet bij de politie, wordt hij direct houder en na drie jaar eigenaar.
  2. Als hij van de vondst aangifte doet bij de politie, wordt hij direct bezitter en na een jaar eigenaar.
  3. Als hij van de vondst geen aangifte doet bij de politie, wordt hij direct bezitter en na 20 jaar eigenaar.
  4. Als hij van de vondst geen aangifte doet bij de politie, wordt hij direct houder en na 20 jaar eigenaar.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

C. Als hij van de vondst geen aangifte doet bij de politie, wordt hij direct bezitter en na 20 jaar eigenaar.

Wat zijn beperkte rechten op goederen? - Tentamen 11

 

Open vragen

Vraag 1

Geef gemotiveerd aan of de volgende stellingen waar of niet waar zijn:

  • De verkrijger onder bijzondere titel van het eigendomsrecht van het heersende erf verkrijgt tevens een eerder ten behoeve van dat heersende erf gevestigd recht van erfdienstbaarheid.
  • De geldige vestiging van vruchtgebruik op een appelboomgaard vereist onder meer inschrijving van een notariële akte in de openbare registers.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Erfdienstbaarheid (artikel 5:70 BW) is een afhankelijk recht (artikel 3:7 BW). Dit houdt in dat het recht zodanig verbonden is aan een ander recht (het eigendomsrecht in dit geval), dat het niet zonder dat recht kan bestaan. Het heersende erf heeft alleen wat aan erfdienstbaarheid als het betrekking heeft op het eigendomsrecht van het heersende erf. Volgens artikel 3:82 BW volgt het afhankelijke recht het recht waaraan het verbonden is. Het afhankelijke recht “erfdienstbaarheid” gaat dus mee naar de verkrijger van het eigendomsrecht in geval van overdracht van eigendom.

Vruchtgebruik is een beperkt recht krachtens artikel 3:8 jo. artikel 3:201 BW. Vestiging gaat eerst volgens artikel 3:98 BW (dezelfde wijze als overdracht), vervolgens naar artikel 3:84 lid 1 BW. Volgens artikel 3:84 lid 1 BW zijn de vereisten een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid. Levering bij onroerende zaken gaat via artikel 3:98 BW. In dit artikel staat dat er inderdaad inschrijving van notariële akte in openbare registers moet plaatsvinden. Omdat het beperkte recht gevestigd wordt op een onroerende zaak, vindt de levering op overeenkomstige wijze plaats. De stelling is dus juist.

Wat zijn voorrangsrechten? - Tentamen 12

 

Open vragen

Vraag 1

Bank X heeft een vordering op Mollema van € 400.000 uit hoofde van een geldlening. Als zekerheid is ten behoeve van bank X een hypotheekrecht gevestigd op de woning van Mollema. De vordering/schuld is vermeld in de hypotheekakte. Mollema blijft in gebreke: hij betaalt het verschuldigde bedrag niet terug. Bank X verkoopt daarop zijn huis executoriaal op basis van het hypotheekrecht. De executieopbrengst bedraagt € 250.000. Bank X wilt nu de deurwaarder de opdracht geven om beslag te leggen op de collectie oldtimers van Mollema die minstens € 150.000 waard zijn. Zij zijn echter niet bezwaard met hypotheek.

Kan bank X hiervoor gebruik maken van de hypotheekakte?

Vraag 2

Geef gemotiveerd aan of de volgende stelling waar of niet waar is:

"Indien de pandhouder van een later gevestigd vuistpand niet op de hoogte was en ook niet op de hoogte hoefde te zijn van een eerder gevestigd stil pandrecht, dan gaat het eerdere pandrecht teniet."

Vraag 3

VoetjesvandeVloer B.V. start met de voorbereidingen van een aantal dance-feesten. Voor het eerste feest dat op 25, 26 en 27 augustus zal plaatsvinden wordt onder ander Armin van Buuren ingehuurd. Om alles te financieren heeft VoetjesvandeVloer een lening gekregen van € 90.000 van bank OBN Omro. Tot zekerheid voor de nakoming van de terugbetalingsverplichting vestigt VoetjesvandeVloer een pandrecht ten behoeve van de bank op een flink aantal roerende zaken waaronder een geluidsinstallatie en partytent. Wat is de vereiste vestigingshandeling voor het hier beoogde zekerheidsrecht?

Vraag 4

VoetjesvandeVloer B.V. start met de voorbereidingen van een aantal dance-feesten. Voor het eerste feest dat op 25, 26 en 27 augustus zal plaatsvinden wordt onder ander Armin van Buuren ingehuurd. Om alles te financieren heeft VoetjesvandeVloer een lening gekregen van € 90.000 van OBN Omro. Tot zekerheid voor de nakoming van de terugbetalingsverplichting vestigt VoetjesvandeVloer een pandrecht ten behoeve van de bank op een flink aantal roerende zaken waaronder een geluidsinstallatie en partytent. De kaartverkoop valt erg tegen en VoetjesvandeVloer krijgt het financieel moeilijk. Diverse schuldeisers zitten met onbetaalde factureren. Alex, die de lichtshow verzorgt als zzp’er, is een van die schuldeisers. Hij krijgt nog € 1.000,- Het ingehuurde bedrijf dat verantwoordelijk is voor het geluid heeft een factuur van € 2.000 openstaan. Omdat VoetjesvandeVloer niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen, wordt zij failliet verklaard. Er zijn een aantal schuldeisers: Bank X, Bank OBN, Alex en het geluidsbedrijf. Op welke goederen kunnen vermelde schuldeisers zich verhalen en in welke rangorde?

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Ja, een hypotheek wordt gevestigd bij notariële akte (art. 3:260 BW). Een notariële akte is een authentieke akte. De grosse van een authentieke akte is een executoriale titel (art. 430 Rv). Gegeven is dat de schuld in de akte vermeld staat, dus aan de eisen die de Hoge Raad in het arrest Rabobank/Visser stelt, is voldaan. Door de grosse van deze akte de deurwaarder ter hand te stellen geeft de bank hem daarmee de opdracht om, na betekening en betalingsbevel, executoriaal verhaalsbeslag te leggen (art. 430, 434 en 439 Rv). Verhaalsbeslag kan op alle goederen van Mollema (art. 3:276 BW, 435 lid 1 Rv), dus ook op diens collectie oldtimers.

Vraag 2

Het gaat hierbij om de eventuele bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever, wat een vereiste is voor een geldige vestigingshandeling (krachtens artikel 3:89 jo. artikel 3:84 lid 1 jo. artikel 3:236 lid 1 BW). Als er een nieuw pandrecht (vuistpand) op een goed is gevestigd, terwijl er eigenlijk al een stil pandrecht op zat, is er geen sprake van de pandgever als eigenaar, dus is hij niet beschikkingsbevoegd krachtens het vereiste bevoegd om te beschikken (artikel 3:84 lid 1 BW). De 'nieuwe pandhouder' (die dus eigenlijk geen pandhouder is, maar wel in deze veronderstelling verkeerd) kan zich beroepen op artikel 3:328 BW (bescherming). Daarvoor moet hij wel te goeder trouw zijn krachtens lid 1. Volgens artikel 3:11 BW betekent dit niet op de hoogte zijn en niet op de hoogte hoeven te zijn. De stelling is dus juist.

Vraag 3

Het beoogde zekerheidsrecht is pand (artikel 3:227 jo. artikel 3:236 BW). Het rust op een roerende zaak, dus vestiging verloopt via artikel 3:98 BW (de vestiging is overeenkomstig de overdracht van de zaken), artikel 3:83 BW (overdraagbaar, want het betreft een beperkt recht) en 3:84 lid 1 BW. Hoe het pandrecht wordt gevestigd volgt uit artikel 3:236 lid 1 BW (vuistpand): door de zaken in de macht van VoetjesvandeVloer B.V. te stellen.

Vraag 4

Volgens artikel 3:276 BW kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar verhalen en heeft elke schuldeiser een evenredig recht op de netto-executieopbrengst, artikel 3:277 lid 1 BW. Er zijn bepaalde schuldeisers die voorrang genieten. Dit vloeit voort uit pand, hypotheek, voorrecht en wet (artikel 3:218 BW). Pand en hypotheek gaan boven voorrecht.

Welke bronnen heeft een verbintenis? - Tentamen 14

 

MC-vragen

Vraag 1

Schenking is een

  1. Eenzijdige ongerichte rechtshandeling.
  2. Eenzijdige gerichte rechtshandeling.
  3. Meerzijdige overeenkomst.
  4. Eenzijdige overeenkomst.

Vraag 2

Welke stelling is waar?

  1. Een overeenkomst schept altijd verbintenissen.
  2. Een verbintenis is altijd een rechtshandeling.
  3. Een rechtshandeling schept altijd verbintenissen.
  4. Een overeenkomst is altijd een rechtshandeling.

Open vragen

Vraag 1

Bespreek of de volgende stelling waar of niet waar is.

‘Afstand van recht (art. 6:160 lid 1 BW) betreft een eenzijdige rechtshandeling’.

Vraag 2

Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
“In het arrest Quint/ Te Poel heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk gekozen voor een gesloten stelsel van bronnen waaruit verbintenissen kunnen ontstaan.

Vraag 3

Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Een onrechtmatige daad is een rechtshandeling.’

Vraag 4

Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Een schenking is een overeenkomst.’

Vraag 5

Is de opzegging van de huur door de huurder aan te merken als een rechtshandeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kwalificeer de rechtshandeling nader.

Vraag 6

Paulien leent haar laptop voor een week uit aan Bryan. Bryan verkoopt hem na 2 dagen aan Michel voor € 300. Michel is te goeder trouw en neemt hem mee naar huis. Van welke drie bronnen van verbintenissen is sprake, en welke verbintenissen zijn hieruit ontstaan?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Een overeenkomst is altijd een rechtshandeling.

Vraag 2

D. Een overeenkomst is altijd een rechtshandeling.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Art. 6:160 lid 1 BW beschrijft dat er een overeenkomst nodig is om afstand te doen van een vorderingsrecht. Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling op grond van art. 6:213. Afstand van recht is dus een meerzijdige rechtshandeling.

Vraag 2

Onjuist, precies andersom. In Quint/ te Poel heeft de Hoge Raad juist geoordeeld dat verbintenissen niet alleen kunnen ontstaan uit overeenkomst of uit de wet, maar dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen.

Vraag 3

Onjuist. Krachtens art. 3:33 BW is een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Bij een onrechtmatige daad is hiervan geen sprake. Het intreden van het rechtsgevolg van een onrechtmatige daad (= de verplichting tot schadevergoeding) is onafhankelijk van de wil van de handelende persoon.

Vraag 4

Juist. Zie art. 7:175 BW. Het is een eenzijdige overeenkomst, want er moet sprake zijn van aanbod en aanvaarding, art. 6:217 BW. Een schenking kan niet aan een ander worden opgedrongen.

Vraag 5

Opzegging van de huur is een rechtshandeling (artikel 3:33 BW). Het beoogde rechtsgevolg is de beëindiging van de huurovereenkomst. Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling.

Vraag 6

Bron 1: de leenovereenkomst, daaruit ontstond een verbintenis tot teruggave. Bron 2: de koopovereenkomst, waaruit wederkerige verbintenissen zijn ontstaan (Bryan moet de laptop leveren, Michel moet de koopprijs betalen). Bron 3: toerekenbare tekortkoming, art. 6:74 (wanprestatie), hieruit ontstaat een verbintenis tot schadevergoeding van Bryan jegens Paulien omdat hij de laptop niet terug kan geven.

Hoe komen overeenkomsten tot stand? - Tentamen 15

 

MC-vragen

Vraag 1

Naar aanleiding van een online advertentie stuurt Maarten een e-mail aan Bob met de vraag of zijn camera nog te koop is. Bob stuurt een e-mail terug waarin staat: “Je mag de camera voor € 200,- overnemen, als je vandaag nog akkoord gaat.” Een paar minuten later krijgt Bob spijt en stuurt aan Maarten een e-mail waarin hij aangeeft af te zien van zijn aanbod. Maarten stuurt hierna een e-mail aan Bob dat hij akkoord gaat met het aanbod.

Welk antwoord is juist? De overeenkomst is

  1. Geldig.
  2. Niet tot stand gekomen vanwege het ontbreken van wilsovereenstemming.
  3. Niet tot stand gekomen, want Bob heeft zijn aanbod herroepen.
  4. Niet tot stand gekomen, want Bob heeft zijn aanbod ingetrokken.

Vraag 2

Bart biedt een speedboot te koop aan aan Jelle, een professionele handelaar op het gebied van watervoertuigen, voor € 25.000,-. Jelle vindt dat te duur, maar Bart geeft aan de vraagprijs vaststaat. Een tijdje later komt Jelle Bart tegen in het dorpscafé. Ze drinken een biertje en Bart zegt opeens dat hij de motorboot ook wel voor € 7.000,- wil verkopen, omdat hij Jelle zo’n leuke gozer vindt. Jelle gaat hiermee direct akkoord. Als Jelle een dag later het bedrag overmaakt, is Bart enorm verbaasd en geeft hij dat hij de boot helemaal niet voor dit bedrag wilde verkopen.

Welk alternatief is correct ten aanzien van het tweede aanbod?

  1. Het aanbod is nietig op grond van art. 3:34 BW.
  2. Het aanbod van Bart komt niet tot stand wegens het ontbreken van de wil.
  3. Bart kan het aanbod vernietigen op grond van art. 3:34 BW.
  4. Jelle kan een beroep doen op het door het aanbod gewekte vertrouwen.

Vraag 3

Een bekende interieurwinkel plaats een advertentie in een folder waarin een bank wordt aangeboden voor € 30,-. Sjoerd gaat direct langs bij de winkel om de bank te kopen, waar hij te horen krijgt dat het om een drukfout gaat en de bank voor € 300 kan worden gekocht.

Is er een overeenkomst tot stand gekomen?

  1. Nee, want de winkel heeft haar aanbod geldig kunnen herroepen.
  2. Nee, want de advertentie moet op grond van het arrest Hofland/Hennis als een uitnodiging tot onderhandeling worden beschouwd.
  3. Nee, want de verklaring van de winkel was niet in overeenstemming met haar wil.
  4. Ja, want Sjoerd mocht vertrouwen op de juistheid van de advertentie.

Open vragen

Vraag 1

Het echtpaar Hoekstra wilt een talentvol springpaard kopen voor hun dochter Elise. Op ehorses.nl komen ze een beeldopname tegen van een veelbelovend zevenjarig springpaard, dat wordt aangeboden voor € 27.500. De verkoper heeft erbij gezet dat een goede stal vereist is. Ook is de stamboom in te zien en staan de prestaties van het paard vermeld.

Is er sprake van een aanbod, en zo ja, om wat voor soort aanbod gaat het dan?

Vraag 2

Het echtpaar Hoekstra wilt een talentvol springpaard kopen voor hun dochter Elise. Op ehorses.nl komen ze een beeldopname tegen van een veelbelovend zevenjarig springbaard, dat wordt aangeboden voor € 27.500. De verkoper heeft erbij gezet dat een goede stal vereist is. Ook is de stamboom in te zien en staan de prestaties van het paard vermeld. Neem aan dat sprake is van een aanbod. Het echtpaar Hoekstra wilt het paard eerst bekijken voordat ze een besluit nemen. Ze maken een afspraak met de verkoper die in Friesland woont. Het paard wordt opgezadeld zodat Elise een stukje kan rijden. Elise is tevreden, maar de verkoper vraagt zich stiekem af of zij wel vaardig genoeg is om het talentvolle paard hogerop te brengen. Het echtpaar belooft de verkoper dat diezelfde dag nog contact zal worden opgenomen. ’s Avonds sturen ze hem een e-mail waarin zij aangeven akkoord te gaan met het bedrag van € 27.500, mits het paard voor het weekend bij hen thuis in Limburg zal worden afgeleverd. De dag erna stuurt de verkoper terug dat de koop niet doorgaat en het paard niet wordt gebracht.

Dhr. Hoekstra vindt dat de verkoper dit niet kan maken. Heeft hij gelijk?

Vraag 3

Op de website van NOS staat het volgende bericht:

‘Op de site van Ikea stonden gisteren kinderbedden voor bijzondere prijzen. Deze werden aangeboden met 90% korting. In plaats van honderden euro’s ging het nu om een paar tientjes. Jolanda bestelde er direct twee voor haar kinderen, ze kon haar ogen niet geloven omdat het “te mooi om waar leek te zijn”, vertelde ze aan NOS. Ikea laat na alle ophef weten dat het om een fout gaat. De bedoeling was 20% korting te geven, maar het systeem maakte er om onduidelijke redenen 90% van.

Is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen Jolanda en Ikea? Bespreek mogelijke argumenten van beide partijen.

Vraag 4

Diederik koopt bij Gamma een boekenkast. Hij pakt deze van het schap en rekent af bij de kassa. Op welk moment komt de overeenkomst tot stand? Laat de bepalingen uit Boek 7 BW buiten beschouwing.

Vraag 5

Is de volgende stelling waar of niet waar?
“De verklaring van de aanbieder dat hij zijn aanbod herroept heeft altijd effect als het om een herroepelijk of vrijblijvend aanbod gaat.”

Vraag 6

Stephanie wil af van haar magnetron. Ze weet dat haar vriendin Peggy interesse heeft en stuurt haar op 14 november een briefje waarin ze de magnetron te koop aanbiedt voor € 25. Op 16 november komt het briefje aan bij Peggy. Ondertussen meldt de broer van Stephanie dat hij de magnetron graag wilt hebben. Stephanie sms’t op 21 november aan Peggy dat ze de magnetron ’s avonds aan haar broer cadeau wilt geven. Stephanie spreekt met haar broer af dat hij de magnetron krijgt en dat ze deze in het weekend komt afleveren bij hem. Op 20 november om 15:30 had Peggy al een e-mail gestuurd, welke Stephanie heeft bereikt om 15:32. Daarin geeft Peggy aan het aanbod te aanvaarden en dat ze de magnetron op 23 november zal komen ophalen. De e-mail wordt door Stephanie pas op 22 november gelezen.

Is tussen Stephanie en Peggy een overeenkomst tot stand gekomen, en zo ja: op welk moment (dag/tijd)?

Vraag 7

Heleen is manisch-depressief en heeft tijdens een manisch moment een erg kostbare designertas besteld bij Bijenkorf. Als het weer wat beter met haar gaat, beseft ze zich dat ze de tas helemaal niet kan betalen. Ze belt naar Bijenkorf om de bestelling te annuleren. Bijenkorf geeft aan dat de tas al gekocht is en dat annuleren van de bestelling niet kan.

Kan Heleen haar bestelling ongedaan maken? Schenk aandacht aan het verweer van Bijenkorf.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Geldig.

Vraag 2

C. Bart kan het aanbod vernietigen op grond van art. 3:34 BW.

Vraag 3

A. Nee, want de winkel heeft haar aanbod geldig kunnen herroepen.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Er is sprake van een uitnodiging tot onderhandelen. In principe is voldoende informatie over het paard gegeven dat een ‘simpel’ ja voldoende is om tot een overeenkomst te komen. Echter gaat het in dit geval om een groot bedrag en is aangegeven dat van belang is wie het springpaard koopt. Dit komt ook naar voren in het arrest Hofland/Hennis, waar de verkoper van het huis de persoon van belang vindt die het huis van hem gaat kopen. Het is goed voor te stellen dat de verkoper een band heeft opgebouwd met het paard of hoopt dat hij het ver gaat schoppen en hem niet zomaar aan de eerste de beste wil verkopen.

Vraag 2

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan (6:217 BW). De aanvaarding door de koper wijkt af van het aanbod. Hoofdregel is dan dat er sprake is van een nieuw aanbod (6:225 lid 1 BW). Dat is slechts anders wanneer de aanvaarding slechts op ondergeschikte punten afwijkt (6:225 lid 2 BW): dan geldt het aanbod als zijnde aanvaard tenzij de aanbieder onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen (6:225 lid 2, laatste volzin). Vraag is dus of de voorwaarde dat het paard gebracht moet worden een ondergeschikt punt is. Daarover kun je van mening verschillen. Naast reiskosten en te investeren tijd speelt daar ook het vervoersrisico een rol. Als je opteert voor ondergeschikte wijziging lijkt de koper alsnog achter het net te vissen omdat de verkoper de volgende dag bezwaar maakt (beargumenteren dat binnen een dag onverwijld is, i.c. is daarvan sprake nu er binnen één dag gereageerd is door de verkoper).

Vraag 3

Jolanda is blij met haar aankoop en de hoge korting die zij heeft gegeven. Volgens haar is er sprake van een overeenkomst volgens art. 3:33 jo. 6:217. Zij zal aangeven dat zij erop heeft vertrouwd dat de bedden ook werkelijk zo goedkoop was. Hiervoor zal zij zich beroepen op art. 3:35. Ikea geeft aan dat het ging om een fout, waardoor er volgens hen geen sprake is van een op rechtsgevolg gerichte handeling, omdat zijn wil en verklaring niet overeenstemden. De wil was om korting te geven op de bedden, maar niet zo’n hoge korting als 90%. Hierdoor is er volgens Ikea geen overeenkomst volgens art. 6:217 gesloten.

Als Jolanda een geslaagd beroep wilt doen op art. 3:35 is er gerechtvaardigd vertrouwen nodig. Jolanda zal proberen te motiveren dat zij het aanbod met de hoge korting heeft opgevat als een tot haar gerichte verklaring van een bepaalde strekking. Om een geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen doen, moet er ook worden getoetst aan art. 3:11. Gerechtvaardigd vertrouwen houdt namelijk goede trouw in als omschreven in art. 3:11. In dit artikel wordt omschreven dat zij niet alleen de feiten moest kennen, maar ook de in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Het is logischerwijs erg onwaarschijnlijk dat een bed ineens voor 90% korting wordt verkocht. Jolanda twijfelde zelf ook al aan het aanbod, omdat het te mooi om waard te zijn was. Door middel van dit aanbod, is het voordeel voor Jolanda heel groot en het nadeel van Ikea heel groot. Hierdoor zal Jolanda geen geslaagd beroep op 3:35 kunnen doen, waardoor er volgens art. 3:33 geen overeenkomst tot stand is gekomen.

Vraag 4

Naar Nederlands recht wordt een overeenkomst gesloten op het moment dat iemand iets in zijn winkelmandje plaatst: het aanbod van de winkel wordt zo aanvaard. Dit komt overeen met het pakken van een item uit de schappen.

Vraag 5

Artikel 6:219 lid 2 BW: herroeping is alleen mogelijk zolang het aanbod niet is aanvaard en geen mededeling van aanvaarding is verzonden. In geval van een vrijblijvend aanbod kan herroeping nog onverwijld na aanvaarding plaatsvinden. Conclusie: de stelling is niet waar.

Vraag 6

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding: artikel 6:217 BW. Het aanbod van Stephanie op 14 november is een herroepelijk aanbod artikel 6:219 lid 1 BW. Herroeping is mogelijk tot moment van aanvaarding of de verzending daarvan: artikel 6:219 lid 2 BW. Herroeping vindt plaats op 21 november. Echter Peggy heeft al op 20 november aan Stephanie een mail gestuurd dat ze het aanbod accepteert. De ontvangsttheorie van artikel 3:37 lid 3 BW is van toepassing en de omstandigheid dat Stephanie pas 2 dagen later haar mail bekijkt, voor haar rekening moet blijven. Dat betekent dat herroeping niet tijdig heeft plaatsgevonden en dat er dus op 20 november om 15:32u een koopovereenkomst tot stand is gekomen.

Vraag 7

Heleen kan een beroep doen op het ontbreken van haar wil; een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil: artikel 3:33 BW. Voor het ontbreken van de wil als gevolg van een geestelijke stoornis kan Heleen zich beroepen op artikel 3:34 lid 1 BW. Als Heleen de stoornis ten tijde van het bestellen van de tas kan aantonen, alsmede het causale verband tussen stoornis en rechtshandeling, is de rechtshandeling vernietigbaar. Een verklaring wordt vermoed onder invloed te zijn gedaan indien de rechtshandeling voor Heleen nadelig was. Is hiervan geen sprake, dan moet Heleen aantonen dat de rechtshandeling onder invloed van haar stoornis heeft plaatsgevonden. Indien dit beroep slaagt, is de rechtshandeling vernietigbaar en wordt de overeenkomst geacht nooit tot stand te zijn gekomen. Vernietiging heeft terugwerkende kracht: artikel 3:53 BW. Bijenkorf zou zich kunnen verweren door te stellen dat het in gerechtvaardigd vertrouwen op de wens van Heleen om de tas te bestellen is ingegaan: artikel 3:35 jo. artikel 3:11 BW. Van gerechtvaardigd vertrouwen zal sprake zijn indien van Bijenkorf niet kan worden gevergd dat nader onderzoek naar de wil van Heleen had moeten plaatsvinden. Als dit beroep van Bijenkorf slaagt, blijft de rechtshandeling en daarmee de overeenkomst in stand.

Wat zijn nietige en vernietigbare overeenkomsten? - Tentamen 16

 

MC-vragen

Vraag 1

Welke stelling is niet waar?

  1. Voor een geslaagd beroep op bedreiging is niet vereist dat de bedreiging is gericht tot de persoon die een beroep op bedreiging doet.
  2. Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is niet vereist dat de handelende door de rechtshandeling op enigerlei wijze wordt benadeeld.
  3. Een geslaagd beroep op dwaling kan in de overeenkomst niet worden uitgesloten.
  4. Voor een geslaagd beroep op bedrog is zowel opzettelijk misleidend gedrag als opzet om de ander door dit misleidend gedrag tot het verrichten van een rechtshandeling te bewegen vereist.

Open vragen

Vraag 1

Scholier Marco, 12 jaar, heeft van zijn opa een smartphone van het merk Samsung gekregen, inclusief geheugenkaarten en dure oordopjes met een superieure geluidskwaliteit. Vlak daarvoor had hij al een Iphone van zijn ouders gekregen. Hij besluit de Samsung met toebehoren te verkopen. Hij hangt een briefje op in de kantine van zijn middelbare school. Silke, 18 jaar, leest het briefje en heeft direct interesse. Tijdens een tussenuur komen Marco en Silke mondeling overeen dat Silke alles kan overnemen voor € 500,-. Een dag later levert Marco alles in de originele doos aan Silke, waarop zij het afgesproken bedrag betaalt. De ouders van Marco horen later van de koop en zijn woedend, omdat hij het geschenk van opa niet had mogen verkopen.

Is tussen Marco en Silke een geldige koopovereenkomst tot stand gekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen de ouders van Marco in dat geval de koopovereenkomst ongedaan maken?

Vraag 2

Bespreek of onderstaande stelling waar of niet waar is.

“Volgens de Hoge Raad komt in het algemeen het verstrekken van een onjuiste mededeling voor rekening van de dwalende partij, omdat deze gehouden is onderzoek te verrichten naar de mededelingen van zijn wederpartij”.

Vraag 3

Thom is een fervent karpervisser. Bas verkoopt gemotoriseerde bootjes vlakbij de visroute waar Thom altijd vist. In april 2019 koopt Thom daar een klein bootje om mee te gaan vissen. Thom vraagt nog of hij met het bootje ook op het water in de regio mag en Bas geeft aan dat alle kleine bootjes hier zijn toegestaan. Thomas maakt in juni 2019 voor het eerst gebruik van het bootje, wanneer blijkt dat gemotoriseerde bootjes sinds maart 2019 niet meer toegestaan zijn ingevolge een gemeentelijke verordening. Thom wil af van de overeenkomst met Bas. Welke rechtsgrond is hiertoe het meest succesvol? Maakt het voor het antwoord verschil als de verordening vlak na aanschaf van het bootje werd ingevoerd en de inhoud hiervan op het moment van het aangaan van de overeenkomst nog onbekend was?

Vraag 4

Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:

‘Een onder curatele gestelde is beschikkingsonbevoegd met betrekking tot zijn zaken.’

Vraag 5

Anne is onder curatele gesteld en heeft een luxe vakantie geboekt. Een paar dagen later krijgt ze spijt, omdat ze zich de vakantie helemaal niet kan veroorloven. Ze neemt contact op met het reisbureau om de boeking te annuleren, maar deze geeft aan dat de vakantie al geboekt is en dat annuleren niet kan.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

C. Een geslaagd beroep op dwaling kan in de overeenkomst niet worden uitgesloten.

Antwoordindicaties Open vragen

Vraag 1

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW) – dat zijn beide rechtshandelingen. Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil (art. 3:33 BW). In dit geval willen Marco en Silke beiden dat de koopovereenkomst, bestaande uit levering van de smartphone met oordopjes en geheugenkaarten tegen betaling door Silke van een bedrag van EUR 500, tot stand komt. De vraag in dit geval is echter of Marco bekwaam is tot het verrichten van een rechtshandeling. Art. 3:32 lid 1 BW bepaalt dat een natuurlijk persoon bekwaam is tot het verrichten van een rechtshandeling, voor zover de wet niet anders bepaalt. Art. 1:233 lid 1 BW jo. Art. 1:234 lid 1 BW bepaalt dat minderjarigen, kinderen onder de achttien jaar, alleen bekwaam zijn om rechtshandelingen te verrichten mits zij met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s) handelen. Dat Marco hier toestemming heeft van zijn ouders is niet waarschijnlijk. Toestemming wordt ook niet verondersteld te zijn verleend, aangezien het voor een twaalfjarige niet gaat om een rechtshandeling die in het verkeer voor die leeftijd gebruikelijk is (art. 1:234 lid 3 BW). Conclusie: de ouders kunnen de koopovereenkomst vernietigen (art. 3:32 lid 2 BW). Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 BW) en dus is er nooit sprake geweest van een koopovereenkomst tussen Marco en Silke.

Vraag 2

Het eerste deel van de stelling is juist. Wanneer een onjuiste mededeling wordt gedaan, ontstaat er een onjuiste voorstelling van zaken. Dit kan vervolgens leiden tot dwaling van de andere partij. De dwalende partij is diegene die de onjuiste voorstelling van zaken geeft en dus de dwaling als het ware veroorzaakt. Z’n foutieve mededeling komt dus in het algemeen voor rekening van de dwalende partij. Het tweede deel van de stelling onjuist. De dwalende partij heeft namelijk een mededelingsplicht en niet een onderzoekplicht. Dit is ook duidelijk naar voren gekomen in het arrest Booy/Wisman. De dwalende partij doet immers de onjuiste mededeling die hem kan worden toegerekend. De onderzoekplicht berust op de wederpartij van de dwalende. Door vooraf onderzoek te doen kan zij ervoor zorgen dat dwaling wordt voorkomen.

Vraag 3

Thom wilt van de koopovereenkomst af. Hij heeft het meeste kans op slagen als hij zich beroept op dwaling. De vereisten voor dwaling zijn, zoals omschreven in art.6:228:

  • Onjuiste voorstelling van zaken
  • Causaal verband
  • Sub a: foute inlichting
    Sub b: ongeoorloofd zwijgen
    Sub c: wederzijdse dwaling
  • Kenbaarheid
  • Niet enkel een toekomstige omstandigheid

Thom koopt het bootje om daarmee tijdens het visseizoen te gaan vissen. In deze casus is Thom de dwalende. Met deze voorstelling koopt hij het bootje, maar achteraf blijkt dat hij met zijn net gekochte bootje hier niet mag varen. Er is dus sprake van een onjuiste voorstelling van zaken. Met de kennis van de gemeentelijke verordening had hij het bootje niet gekocht. Er is dus een sprake van een causaal verband. In dit geval geeft Bas een foute inlichting verstrekt, art. 6:228 lid 1 sub a. Uit de casus blijkt dat Thom heeft nagevraagd of hij met het bootje mocht varen op het water in de regio, waarna Bas verkeerde informatie verschaft. Aangezien Bas bootjes verhuurt en de gemeentelijke verordening al in februari maart 2019 is uitgevaardigd, kunnen we er hier ervanuit gaan dat Bas wel op de hoogte was van de situatie, dit sluit aan bij de kenbaarheid. (Als dit niet zo is, betreft het wederzijdse dwaling volgens sub c.) Vervolgens betreft het niet enkel een toekomstige omstandigheid, omdat Thom heeft aangegeven waarom hij het bootje kocht en al voor die tijd had kunnen blijken dat dit sinds maart al niet meer mogelijk was.

Nu gaat het hier om de vraag of dit voor rekening moet komen voor de dwalende of voor dat van verkoper Bas. De vraag draait erom op welke rechtsgrond Thom de meeste kans op succes biedt, daarom sluit deze casus aan bij het arrest Booy/Wisman. Ook in dit arrest werd verkeerde informatie gegeven, waar de Hoge Raad de rechtsregel formuleerde dat de mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht, wanneer iemand verkeerde informatie geeft. Hierdoor is er ook in dit geval geen sprake van dat de schuld voor rekening van de dwalende moet komen. Dit brengt dat Thom op dwaling een geslaagd beroep zou kunnen doen, waardoor hij de overeenkomst kan vernietigen.

Als de verordening ten tijde van de het sluiten van de overeenkomst nog niet bestond en ook niet ter sprake is gekomen, dan sluit dit een beroep op dwaling uit. Het gaat dan om een toekomstige omstandigheden, zie art. 6:288 lid 2.

Vraag 4

Onjuist. Een onder curatele gestelde is handelingsonbekwaam, art. 1:381 lid 2 BW. Hij is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator, art. 1:381 lid 3 BW. Hij is wel beschikkingsbevoegd ten aanzien van de aan hem toebehorende zaken.

Vraag 5

Als Anne onder curatele is gesteld, is zij handelingsonbekwaam: artikel 3:32 jo. artikel 1:381 BW. De rechtshandeling is dan vernietigbaar zonder dat de wederpartij daartegen verweer kan voeren.

Wat geldt ten aanzien van de uitleg en uitvoering van een overeenkomst? - Tentamen 17

 

MC-vragen

Vraag 1

De vraag of een overeenkomst een leemte bevat, moet worden beantwoord aan de hand van

  1. Aanvulling op grond van het Haviltex-arrest.
  2. Uitleg op grond van het Haviltex-arrest.
  3. Aanvulling op grond van de redelijkheid en billijkheid.
  4. Uitleg op grond van de redelijkheid en billijkheid.

Vraag 2

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.

  1. De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid op grond van art. 6:248 BW moet met terughoudendheid door de rechter worden toegepast en kan derhalve alleen door de rechter worden toegepast op verlangen van der partijen.
  1. De aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid op grond van art. 6:248 BW moet met terughoudendheid door de rechter worden toegepast en kan derhalve alleen door de rechter worden toegepast op verlangen van der partijen.

Welke optie is juist?

  1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
  2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 3

‘Onvoorziene omstandigheden’ als bedoeld in art. 6:258 BW zijn omstandigheden die:

  1. Door beide partijen niet konden worden voorzien bij het sluiten van de overeenkomst
  2. Niet in de overeenkomst zijn vastgelegd
  3. Zo onverwacht intreden, dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag worden verwacht
  4. Door de partij die een beroep doet op art. 6:258 BW, niet konden worden voorzien bij het sluiten van de overeenkomst

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Uitleg op grond van het Haviltex-arrest.

Vraag 2

D. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 3

B. Niet in de overeenkomst zijn vastgelegd

Wat houdt nakoming in en op welke andere wijzen gaan verbintenissen teniet? - Tentamen 18

 

MC-vragen

Vraag 1

Celine steelt een armband van Jolijn en leent deze vervolgens uit aan Carla, die niet dat Celine de armband heeft gestolen. Hoelang kan Jolijn haar ketting nog terugeisen van Carla?

  1. Altijd.
  2. Drie jaar.
  3. Tien jaar.
  4. Twintig jaar.

Vraag 2

Pieter (10 jaar) wint een prijs van € 950,- Welke stelling met betrekking tot uitbetaling van de prijs is waar?

  1. Betaling aan Pieter zelf is in elk geval niet bevrijdend.
  2. Betaling aan Pieter zelf is in elk geval bevrijdend.
  3. Betaling kan zowel aan Pieter als aan zijn wettelijk vertegenwoordiger geschieden.
  4. Betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van Pieter is in elk geval bevrijdend.

Open vragen

Vraag 1

Claire verkoopt en levert door feitelijke overgave een roerende zaak aan Donald. Er zijn 2 gevallen mogelijk: 1) Claire vernietigt de overeenkomst met Donald en 2) Claire ontbindt de overeenkomst met Donald. Wat is het verschil met betrekking tot de eigendom van de zaak tussen beide situaties?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Twintig jaar.

Vraag 2

D. Betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van Pieter is in elk geval bevrijdend.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Vernietiging heeft terugwerkende kracht, artikel 3:53 BW. Aan de overdracht ontbreekt de geldige titel waardoor Claire in situatie 1 eigenaar is gebleven van de roerende zaak. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, artikel 6:269 BW. In situatie 2 is Donald na ontbinding nog eigenaar. Op hem rust een ongedaanmakingsverbintenis tot levering van roerende zaak aan Claire, artikel 6:271 BW.

Welke rechten heeft de schuldeiser bij niet-nakoming? (Deel l) - Tentamen 19

 

MC-vragen

Vraag 1

Wat volgt niet uit het Endlich/Bouwmachines-arrest?

  1. Soms is verzuim op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid niet vereist.
  2. Een ingebrekestelling heeft de functie om het verzuim vast te stellen.
  3. De opsomming van art. 6:83 BW is niet limitatief.
  4. Het verzuimvereiste maakt onderdeel uit van het tekortkomingsbegrip.

Vraag 2

Om een vordering tot nakoming van een verbintenis in te kunnen stellen

  1. Is geen ingebrekestelling vereist
  2. Is een ingebrekestelling vereist, tenzij de nakoming blijvend onmogelijk is
  3. Is een ingebrekestelling vereist, tenzij sprake is van overmacht
  4. Is een ingebrekestelling vereist, tenzij verzuim zonder ingebrekestelling intreedt op grond van art. 6:83 BW

Vraag 3

Helene koopt van Nikki een nieuwe jurk, uiterlijk te leveren op 1 augustus. Op 2 augustus is de jurk nog niet geleverd. In de nacht van 2 op 3 augustus wordt de jurk gestolen.

Welke stelling is juist?

  1. Helene kan de overeenkomst direct ontbinden, omdat voor het intreden van verzuim geen ingebrekestelling is vereist.
  2. De tekortkoming van Nikki is niet aan haar toe te rekenen, omdat zij een beroep op overmacht kan doen.
  3. Omdat sprake is van een resultaatsverbintenis, speelt overmacht geen rol.
  4. Helene kan direct vervangende schadevergoeding vorderen.

Open vragen

Vraag 1

Hugo de Wit vertrekt voor 10 maanden naar het buitenland. Hij spreekt met zijn nichtje Sharon af dat zij tijdens zijn afwezigheid zijn bestelbusje mag gebruiken tegen een kleine vergoeding. Tijdens een feestje vertelt zij over de afspraak en laat het busje aan haar genodigden zien, waarbij ze vergeet de sleutels uit het contactslot te halen. Het minderjarige zoontje van een vriend is weg alles wat rijdt, hij is zelfs jeugdkampioen karten. Als niemand oplet, stapt hij in het busje en rijdt wat rondjes. Op een gegeven moment gaat hij iets te hard en komt tegen een boom tot stilstand. Hijzelf mankeert niets, maar de auto heeft enorme schade. Op welke grond kan Hugo zijn nichtje Sharon aansprakelijk stellen voor de schade aan zijn busje? Bespreek alle vereisten.

Vraag 2

De firma SpetterPret BV houdt zich bezig met georganiseerde wateractiviteiten. Zij wil graag op een perceel dat aan haar toebehoort een opslagloods laten bouwen, waarin onder meer duikspullen en surfplanken kunnen worden opgeslagen. Zij geeft in maart 2019 opdracht aan aannemer Hamertjeklop om deze loods te bouwen. In de uiteindelijke overeenkomst wordt geen melding gemaakt van een precieze datum waarop de loods klaar moet zijn. Hamertjeklop start in mei 2019 met de bouw. De loods is eind augustus 2019 gereed. Hamertjeklop stuurt een factuur naar Spetterpret. Bij een nacontrole blijkt dat wanden van de loods grote kieren vertonen en dat er te weinig lichtplaten in het dak zijn aangebracht. Spetterpret verhelpt deze gebreken zelf met behulp van een bevriende timmerman. Vervolgens laat Spetterpret aan Hamertjeklop weten niet tevreden te zijn met de vervulling van de opdracht door Hamertjeklop, omdat de schuur niet voldeed aan de eisen.

Spetterpret stelt dat zij de gehele rekening enkel zou moeten betalen indien de overeenkomst correct zou zijn uitgevoerd. Daarom stelt zij schade te hebben geleden op basis van de hierboven genoemde reden. Spetterpret betaalt 75% van het bedrag en houdt de rest in (het gaat om een resterend bedrag van EUR 2500). Hamertjeklop stelt dat zij helemaal niet wist dat Spetterpret niet tevreden was en dringt dus aan op betaling van het restant. NB: Laat de bepalingen uit Boek 7 BW buiten beschouwing.

Heeft de schadevergoedingsvordering van Spetterpret kans van slagen?

Vraag 3

Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Voor een vordering tot nakoming is een ingebrekestelling vereist.’

Vraag 4

Noem vier rechten die de schuldeiser mogelijk heeft in geval van niet-nakoming door zijn schuldenaar.

Vraag 5

Is onderstaande stelling waar of niet waar?
‘Als iemand toerekenbaar tekortkomt in de nakoming van een verbintenis, is voor een recht op schadevergoeding altijd verzuim vereist, maar niet altijd een ingebrekestelling.’

Vraag 6

Stephanie wil af van haar magnetron. Ze weet dat haar vriendin Peggy interesse heeft en stuurt haar op 14 november een briefje waarin ze de magnetron te koop aanbiedt voor € 25. Op 16 november komt het briefje aan bij Peggy. Ondertussen meldt de broer van Stephanie dat hij de magnetron graag wilt hebben. Stephanie sms’t op 21 november aan Peggy dat ze de magnetron ’s avonds aan haar broer cadeau wilt geven. Stephanie spreekt met haar broer af dat hij de magnetron krijgt en dat ze deze in het weekend komt afleveren bij hem. Op 20 november om 15:30 had Peggy al een e-mail gestuurd, welke Stephanie heeft bereikt om 15:32. Daarin geeft Peggy aan het aanbod te aanvaarden en dat ze de magnetron op 23 november zal komen ophalen. De e-mail wordt door Stephanie pas op 22 november gelezen.

Stel dat tussen Stephanie en Peggy een overeenkomst tot stand is gekomen, maar Stephanie weigert om de magnetron aan Peggy te geven. Welke juridische actie kan Peggy ondernemen?

Vraag 7

Axel is de eigenaar van een aanhangwagentje. Vrienden lenen de aanhanger geregeld voor allerlei klussen. Ook anderen weten Axel te vinden voor het gebruik van de aanhanger. Als Alex deze persoon niet kent, vraagt hij om een vergoeding. Zo heeft Leendert de aanhanger voor een dag gehuurd. Als Leendert onderweg een broodje eet bij een eetcafé worden zijn autosleutels van de tafel gepakt. Voordat hij het doorheeft, is de dief er allang met auto en aanhanger vandoor. Als Leendert dit aan Alex vertelt, stelt Alex zich op het standpunt dat Leendert zijn schade moet vergoeden omdat de aanhanger niet tegen diefstal is verzekerd. Leendert weigert omdat hij er niets aan kon doen. De aanhanger wordt na een half jaar gevonden. Hij is dan in het bezit van Yvonne. Yvonne heeft de aanhanger onlangs gekocht van particulier Casper via een advertentie in een dagblad. Yvonne verbaast zich als ze hoort dat het om een gestolen aanhanger gaat. Ze heeft de papieren gecontroleerd en daar leek niets mis mee. De aanhanger heeft ze inmiddels voorzien van nieuwe banden. Yvonne weigert de aanhanger terug te geven als Alex daarom vraagt.

Is Leendert aansprakelijk voor de schade jegens Alex?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Soms is verzuim op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid niet vereist.

Vraag 2

A. Is geen ingebrekestelling vereist

Vraag 3

D. Omdat sprake is van een resultaatsverbintenis, speelt overmacht geen rol.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Hugo kan zijn nichtje Sharon aansprakelijk stellen voor de schade aan zijn busje op grond van art. 6:74 BW. Om tot een succesvol beroep op schadevergoeding te komen zal aan een aantal vereisten moeten worden voldaan. Ten eerste moet er sprake zijn van een tekortkoming. In dit geval is het wel duidelijk aangezien Sharon de afspraak met Hugo over het teruggeven van het busje niet kan nakomen. Bovendien is er sprake van schade, want het busje van Hugo heeft flinke schade opgelopen door de botsing. Bovendien kan Sharon het busje niet op tijd teruggeven door de schade hieraan dus ook is er sprake van een causaal verband. Ten vierde is de schade toe te rekenen aan Sharon. Zij is immers onvoorzichtig geweest door de sleutels in het contact te laten zitten. Een vergelijking met het arrest Spuit/Tichelaar is mogelijk waar sprake was van diefstal van de auto door een derde toen de sleutels te goeder trouw waren overhandigd aan deze derde door diegene die de auto had gehuurd. In dat arrest was sprake van overmacht omdat het de huurder niet viel toe te rekenen dat de auto gestolen zou worden. In dit geval zorgt de onvoorzichtigheid van Sharon ervoor dat zij geen beroep kan doen op overmacht. Er is in dit geval geen verzuim nodig, want nakoming is blijvend onmogelijk.

Vraag 2

Spetterpret is van mening dat de loods niet voldeed aan de eisen die zij bij Hamertjeklop hadden vermeld. Spetterpret wilt de overige 25% van de rekening hierdoor niet betalen. Spetterpret wilt dus een schadevergoeding van 2500 euro.

Hier moet gekeken worden naar het art. 6:74 betreffende wanprestatie. De vereisten voor wanprestatie zijn:

  • Tekortkoming
  • Schade
  • Causaal verband
  • Toerekenbaarheid

In dit geval is er sprake van een tekortkoming, omdat de loods niet voldoet aan de eisen die Spetterpret eraan had gesteld. De tekortkoming houdt het niet correct nakomen van de overeenkomst in. Hierdoor hebben zij een andere timmerman in moeten schakelen om de loods toch aan de eisen te laten voldoen. Dit is de schade die Spetterpret heeft geleden met eventuele vertragingsschade. Door de tekortkoming is de schade ontstaan, als Hamertjeklop in 1x de nakoming geheel had voldaan en de eisen hierin meegenomen, dan had Spetterpret geen schade geleden. Om te kijken of de schade toerekenbaar is aan Hamertjeklop moet gekeken worden naar art. 6:75 om vast te stellen of hier sprake was van overmacht. Is de schade de wijten aan zijn schuld/wet/rechtshandeling/verkeer geldende opvattingen? In dit geval is er sprake van schuld (bewuste roekeloosheid of schuld), dus de schade is toerekenbaar aan Hamertjeklop.

Aangezien aan de vereisten van art. 6:74 lid 1 is voldaan, moet gekeken worden lid 2 die het vereiste van verzuim hieraan toevoegt in de gevallen dat nakoming niet blijvend onmogelijk is. Aangezien de ingehuurde timmerman de gebreken heeft doen verhelpen, is nakoming op dit punt onmogelijk voor Hamertjeklop. Hierdoor hoeft er niet aan het vereiste van verzuim voldaan te zijn. Dit brengt met zich mee dat Spetterpret Hamertjeklop verantwoordelijk kan stellen voor de schade die zij hebben geleden op grond van art. 6:74.

Dit komt overeen met het arrest Multi Vastgoed/Nethou. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat in beginsel de crediteur de keuze heeft tussen nakoming voor zover mogelijk, en schadevergoeding in enigerlei vorm. De crediteur is evenwel. Niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gehouden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen. In deze casus betreft het een aanzienlijke tekortkoming, namelijk kieren tussen de wanden en te weinig lichtplaten aangebracht. Hierdoor is de schade van 2500, het bedrag dat Spetterpret niet wilt betalen, evenredig volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid.

Vraag 3

Onjuist. De vordering tot nakoming berust rechtstreeks op de verbintenis zelf, art. 3:296 BW.

Vraag 4

Recht op nakoming (artikel 3:296 BW); opschorting (artikel 6:262 BW); ontbinding (artikel 6:265 BW); en schadevergoeding (artikel 6:74 BW).

Vraag 5

Op grond van artikel 6:74 lid 2 BW is verzuim alleen vereist als nakoming niet blijvend onmogelijk is. Als verzuim wel vereist is, is in beginsel een ingebrekestelling vereist, echter niet altijd, zie artikel 6:83 BW. De stelling is dus gedeeltelijk waar.

Vraag 6

Peggy kan nakoming van de koopovereenkomst vorderen, artikel 3:296 BW.

Vraag 7

Grondslag van de aansprakelijkheid is artikel 6:74 lid 1 BW. Is er sprake van een tekortkoming door Leendert? Het gaat hier om een huurovereenkomst tussen Alex en Leendert. Leendert huurt de aanhanger tegen vergoeding voor 1 dag. Hij heeft de verplichting de aanhanger onbeschadigd terug te brengen. Omdat deze wordt gestolen, kan Leendert niet meer aan die verplichting voldoen. Leendert stelt dat hij er niets aan kon doen en beroept zich daarmee op overmacht: artikel 6:75 BW. Leendert laat op een vreemde locatie de sleutels op tafel liggen, terwijl hij een broodje eet. Dat is nalatig/verwijtbaar handelen. Dus er is sprake van een tekortkoming die kan worden toegerekend krachtens schuld. Artikel 74 lid 2 BW vereist geen verzuim – dus ook een ingebrekestelling is niet vereist - want nakoming is niet meer mogelijk. Aan de overige eisen wordt ook voldaan (schade en causaal verband), dus Leendert is aansprakelijk.

Welke rechten heeft de schuldeiser bij niet-nakoming? (Deel II) - Tentamen 20

 

MC-vragen

Vraag 1

Johan heeft voor zijn kinderboerderij een aantal varkentjes besteld bij Knorretjes.com. Vanwege een varkenspest-uitbraak wordt door de overheid een tijdelijk vervoersverbod met directe werking ingesteld, waardoor de varkentjes tijdelijk niet geleverd kunnen worden.

Welke optie is juist? Johan kan de overeenkomst

  1. Direct ontbinden, omdat verzuim van rechtswege intreedt.
  2. Direct ontbinden, zonder dat verzuim nodig is.
  3. Niet ontbinden, omdat Knorretjes.com zich kan beroepen op overmacht.
  4. Pas ontbinden nadat Knorretjes.com in verzuim is geraakt.

Vraag 2

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.

l. Voor een geslaagd beroep op opschorting is verzuim vereist.

ll. Voor een geslaagd beroep op opschorting is een toerekenbare tekortkoming vereist.

Welke optie is juist?

  1. Stelling l is onjuist, stelling ll is juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Stelling l i juist, stelling ll is onjuist.

Vraag 3

Marjolein koopt een tablet van Eric, die een week later in brand vliegt tijdens het opladen. Hierdoor is schade ontstaan aan haar nieuwe kast.

Welke stelling is waar? Marjolein kan direct

  1. Zowel vervangende schadevergoeding als ontbinding vorderen
  2. Zowel aanvullende schadevergoeding als ontbinding vorderen
  3. Vervangende schadevergoeding vorderen. Ontbinding kan pas worden gevorderd als Eric in verzuim is
  4. Aanvullende schadevergoeding vorderen. Ontbinding kan pas gevorderd worden als Eric in verzuim is

Open vragen

Vraag 1

Scholier Marco, 12 jaar, heeft van zijn opa een smartphone van het merk Samsung gekregen, inclusief geheugenkaarten en dure oordopjes met een superieure geluidskwaliteit. Vlak daarvoor had hij al een Iphone van zijn ouders gekregen. Hij besluit de Samsung met toebehoren te verkopen. Hij hangt een briefje op in de kantine van zijn middelbare school. Silke, 18 jaar, leest het briefje en heeft direct interesse. Tijdens een tussenuur komen Marco en Silke mondeling overeen dat Silke alles kan overnemen voor € 500,-. Een dag later levert Marco alles in de originele doos aan Silke, waarop zij het afgesproken bedrag betaalt.

Stel, tussen Marco en Silke is een geldige overeenkomst tot stand gekomen. Als Silke thuiskomt en in de doos kijkt, ziet ze dat de geheugenkaarten en oordopjes hier niet in zitten. Silke wil de overeenkomst Marco ongedaan maken. Is ongedaanmaking mogelijk? Zo ja, kan dit meteen of is daarvoor nog een actie nodig? (Ga ervan uit dat Silke’s wil niet gebrekkig tot stand is gekomen).

    Vraag 2

    Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
    ‘Voor een geslaagd beroep op art. 6:265 BW is een ingebrekestelling vereist.’

    Vraag 3

    Axel is de eigenaar van een aanhangwagentje. Vrienden lenen de aanhanger geregeld voor allerlei klussen. Ook anderen weten Axel te vinden voor het gebruik van de aanhanger. Als Alex deze persoon niet kent, vraagt hij om een vergoeding. Zo heeft Leendert de aanhanger voor een dag gehuurd. Als Leendert onderweg een broodje eet bij een eetcafé worden zijn autosleutels van de tafel gepakt. Voordat hij het doorheeft, is de dief er allang met auto en aanhanger vandoor. Als Leendert dit aan Alex vertelt, stelt Alex zich op het standpunt dat Leendert zijn schade moet vergoeden omdat de aanhanger niet tegen diefstal is verzekerd. Leendert weigert omdat hij er niets aan kon doen. De aanhanger wordt na een half jaar gevonden. Hij is dan in het bezit van Yvonne. Yvonne heeft de aanhanger onlangs gekocht van particulier Casper via een advertentie in een dagblad. Yvonne verbaast zich als ze hoort dat het om een gestolen aanhanger gaat. Ze heeft de papieren gecontroleerd en daar leek niets mis mee. De aanhanger heeft ze inmiddels voorzien van nieuwe banden. Yvonne weigert de aanhanger terug te geven als Alex daarom vraagt.

    Stel, Yvonne moet de aanhanger afgeven. Kan Yvonne dan haar geld terugkrijgen van Casper?

    Antwoordindicatie MC-vragen

    Vraag 1

    A. Direct ontbinden, omdat verzuim van rechtswege intreedt.

    Vraag 2

    B. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 3

    D. Aanvullende schadevergoeding vorderen. Ontbinding kan pas gevorderd worden als Eric in verzuim is

    Antwoordindicatie Open vragen

    Vraag 1

    Ingevolge art. 6:265 BW geeft iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de wederpartij (hier Silke) het recht om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het niet-leveren van de oordopjes en geheugenkaarten is een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis, en is gezien de waarde van de oordopjes, niet van dusdanig geringe betekenis dat die de ontbinding niet rechtvaardigt. Nakoming is niet blijvend of tijdelijk onmogelijk (art. 6:265 lid 2 BW), Marco kan immers nog de oordopjes en geheugenkaarten leveren. Silke kan daarom pas ontbinden wanneer Marco in verzuim is. Silke dient Marco nog de gelegenheid te bieden om na te komen, door een ingebrekestelling te sturen (art. 6:82 BW). Geen van de uitzonderingen van art. 6:83 BW is namelijk van toepassing op deze casus. Als Silke Marco een redelijke termijn biedt voor nakoming en hij alsnog niet nakomt, dan kan zij de overeenkomst ontbinden. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht. Als gevolg van ontbinding ontstaan er ongedaanmakingsverbintenissen (art. 6:271 BW). Op Marco rust dan een verbintenis om het geld aan Silke terug te betalen en op Silke rust de verbintenis om de smartphone terug te leveren.

    Vraag 2

    Dat is alleen het geval als nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is (en verzuim dus vereist is) en als niet één van de uitzonderingen van art. 6:83 BW zich voordoet.

    Vraag 3

    Yvonne kan haar geld terug krijgen als zij een geslaagd beroep kan doen op artikel 6:265 lid 1 BW. Er is sprake van een tekortkoming die ernstig genoeg is om de ontbinding van de koopovereenkomst te rechtvaardigen, want er heeft geen overdracht van de aanhanger van Casper plaatsgevonden. Artikel 6:265 lid 2 BW vereist geen verzuim, want nakoming is blijvend onmogelijk. Volgens artikel 6:269 heeft ontbinding geen terugwerkende kracht. Op grond van artikel 6:271 BW wordt Yvonne bevrijd van haar verplichting tot betaling. Als zij al heeft betaald, kan zij dit bedrag van Casper terugvorderen op grond van de verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestatie.

    Verbintenissen uit de wet I: wat is een onrechtmatige daad en kwalitatieve aansprakelijkheid? - Tentamen 21

     

    MC-vragen

    Vraag 1

    Erik (13 jaar), Henco (14 jaar) en Richard (17 jaar) gedragen zich baldadig: ze brengen ’s avonds krassen aan op geparkeerde auto’s, vernielen brievenbussen en steken vuurpijlen af. Wanneer voorbijganger De Graaf hen hierop aanspreekt, gooit een van de drie een vuurpijl zijn kant op. De Graaf krijgt deze in zijn rechteroog en verliest het zicht hierin volledig. Hij weet niet wie de vuurpijl heeft gegooid en spreekt Erik, Henco en Richard aan tot vergoeding van de geleden schade.

    Wie is/zijn aansprakelijk jegens De Graaf?

    1. Erik, Henco en Richard.
    2. Alleen Henco en Richard.
    3. Alleen Richard.
    4. Geen van de kinderen.

    Vraag 2

    Stefan, werkzaam voor PakketjesNL, rijdt tijdens zijn dienstrit met opzet de kat van zijn overbuurman aan, omdat hij altijd in zijn tuin komt poepen.

    Welke stelling is correct?

    1. Zowel Stefan als PakketjesNL zijn aansprakelijk voor de gehele schade.
    2. Stefan en PakketjesNL zijn elk voor de helft van de schade aansprakelijk.
    3. Alleen Stefan is aansprakelijk.
    4. Alleen PakketjesNL is aansprakelijk.

    Vraag 3

    Jan laat de dakplaten van zijn schuur vervangen door een aannemer. Deze doet zijn werkzaamheden keurig, maar gebruikt hiervoor per ongeluk de verkeerde schroeven. Een tijdje later stormt het hevig: veel regen en krachtige windstoten. De dakplaten laten los en raken de toevallig langsfietsende Cynthia. Zij raakt hierdoor gewond.

    Welke stelling is correct? Jan is

    1. Niet aansprakelijk, omdat hij een beroep op overmacht kan doen.
    2. Aansprakelijk op grond van art. 6:76 BW.
    3. Aansprakelijk op grond van art. 6:174.
    4. Alleen aansprakelijk op grond van art. 6:174 wanneer hij bekend was met het gevaar dat het gebruik van de verkeerde schroeven met zich meebrengt.

    Vraag 4

    Welke bepaling bevat geen risicoaansprakelijkheid?

    1. Art. 6:172 BW
    2. Art. 6:171 BW
    3. Art. 6:170 lid 1 BW
    4. Art. 6:169 lid 2 BW

    Vraag 5

    Evert trapt de deur van zijn buren in om hun dochter te redden uit de brand die in de woning woedt. Waarom is Evert onder deze omstandigheden niet aansprakelijk?

    1. Omdat sprake is van noodweer.
    2. Omdat sprake is van overmacht.
    3. Omdat de vernieling niet aan hem te wijten is.
    4. Omdat sprake is van een schulduitsluitingsgrond.

    Open vragen

    Vraag 1

    In de nazomer van 2019 geeft Mirjam in haar tuin een feestje ter ere van haar veertigste verjaardag. Gerard is samen met zijn vrouw Agnes aanwezig. Hij loopt nog wat lastig door een voetbalblessure. Wanneer het buiten wat afkoelt, besluiten ze binnen door te feesten. De woonkamer van Mirjam is vanuit de tuin te bereiken via een zijdeur. Vlakbij deze deur is een dag daarvoor een boom weggehaald, waardoor een (onafgedekt) gat is ontstaan. Omdat het al donker is, merkt Gerard het gat te laat op, valt in het gat en breekt beide benen.

    Bespreek of Mirjam aansprakelijk is voor de door Gerard geleden schade.

    Vraag 2

    Bespreek of de volgende stelling waar of niet waar is.

    “Ondanks de verschillende bewoordingen van art. 6:170 lid 1 en art. 6:171 wordt de aansprakelijkheid in beide artikelen hetzelfde beoordeeld. Er bestaat maar één verschil, namelijk dat art. 6:170 ziet op aansprakelijkheid voor een ondergeschikte en art. 6:171 op aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte.”

    Vraag 3

    Noem uit de lijst van verplicht voorgeschreven arresten een arrest waarin de Hoge Raad anticipeert op toekomstig recht, en bespreek op welke wijze de Hoge Raad dit doet.

      Vraag 4

      In Amsterdam ontstaat ruzie tussen twee groepen voetbalfans. Er zijn ongeveer 20 agenten aanwezig. Een groep richt zich vervolgens tot de politie. De agenten worden bekogeld met stenen en vuurwerkbommen. Agent Lars raakt gewond. De politie pakt verschillende personen op, waaronder Klaas (17 jaar) en zijn neefje Steven (13 jaar). Agent Lars stelt de jongens aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden. Klaas en Steven geven aan dat zij niets hebben gegooid, maar alleen hebben staan schelden. Kunnen de jongens aansprakelijk worden gesteld voor de schade?

      Vraag 5

      Richard is timmerman in dienst van Jansma Timmerwerken. Jansma wordt door aannemer Van Ginkel ingeschakeld bij de bouw van het huis van Margriet. Tijdens het plaatsen van de voordeur schiet de hamer uit de handen van Richard en komt tegen het hoofd van Margriet die net was komen kijken, zij lijdt schade. Kan Margriet Richard, Jansma Timmerwerken en/of aannemer Van Ginkel aanspreken voor de schade? Zo ja, op welke grondslag? Zo nee, waarom niet?
      Stel dat Margriet Richard aansprakelijk stelt. Richard betaalt Margriet. Kan Richard zich dan nog wenden tot Jansma? Geef in uw antwoord aan hoe de begrippen ‘aansprakelijkheid’ en ‘interne draagplicht’ zich tot elkaar verhouden.

      Vraag 6

      Tijdens de gymles op school laat gymleraar Danny zijn leerlingen oefeningen doen op de trampoline. Een van de leerlingen is de dertienjarige Thomas, die door een visuele beperking slecht diepte kan zien. Thomas heeft nog nooit gesprongen op een trampoline en vindt het heel eng. Als laatste is hij aan de beurt om te springen. Gymleraar Danny moedigt hem aan, hij krijgt een Marsreep en een voldoende als hij de oefeningen doet. De andere leerlingen beginnen te klappen en Thomas wil zich nu niet laten kennen. Hij begint fanatiek te springen, maar heeft niet door hoe hoog hij gaat. Op een gegeven moment belandt hij naast de trampoline en breekt zijn been. Leraar Danny wist van Thomas’ beperking. De ouders stellen Danny en zijn werkgever – de middelbare school – aansprakelijk voor de door Thomas geleden schade (medische kosten en gederfde levensvreugde).

      • Op welke grondslag kunnen de ouders van Thomas Danny aansprakelijk stellen? Bespreek alle vereisten.
      • Op welke grondslag kunnen de ouders van Thomas de werkgever van Danny aansprakelijk stellen? Bespreek hierbij het verweer van de middelbare school dat haar geen verwijt kan worden gemaakt.
      • Stel dat Danny en de middelbare school aansprakelijk zijn voor de schade, wie is dan draagplichtig?

      Antwoordindicatie MC-vragen

      Vraag 1

      B. Alleen Henco en Richard.

      Vraag 2

      A. Zowel Stefan als PakketjesNL zijn aansprakelijk voor de gehele schade.

      Vraag 3

      C. Aansprakelijk op grond van art. 6:174.

      Vraag 4

      D. Art. 6:169 lid 2 BW

      Vraag 5

      B. Omdat sprake is van overmacht.

      Antwoordindicatie Open vragen

      Vraag 1

      De aansprakelijkheidsvraag moet worden beoordeeld aan de hand van art. 6:162 BW. Volgens dat artikel is vereist: (i) een onrechtmatige gedraging (ii) toerekenbaarheid (iii) schade, (iv) causaal verband en (v) relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW). Er is in dit geval sprake van een onrechtmatige gedraging, want in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid is er een groot gat in de tuin achtergelaten. Aangezien er sprake is van gevaarzetting, dient aan de Kelderluik-criteria te worden getoetst. De kans dat mensen (i) niet de vereiste oplettendheid in acht nemen bij het betreden van een woning in de avond tijdens een feestje is redelijk groot; (ii) de kans dat daaruit ongevallen ontstaan kan groot zijn, zeker als het ouderen betreft die struikelen; (iii) de kans dat bij een val ernstig letsel ontstaat is ook groot; (iv) de te nemen maatregelen waren niet bezwaarlijk: een lamp kunnen plaatsen, het gat kunnen afdekken, de mensen kunnen waarschuwen, etc. Conclusie: op grond van de kelderluikfactoren kan geconcludeerd worden dat sprake is van handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Aan de relativiteitsnorm wordt voldaan aangezien de zorgvuldigheidsnorm strekt tot bescherming van een ieder die zich in de tuin bevindt, tegen letselschade die zij lijden doordat ze in het niet afgedekte gat vallen. Er is sprake van schade, namelijk letselschade. Er is sprake van een causaal verband, aangezien de schade niet zou zijn ontstaan indien Mirjam het gat adequaat had afgedekt (conditio sine qua non). De onrechtmatige gedraging is toerekenbaar aan Mirjam op grond van schuld (6:162 lid 3 BW) aangezien zij verwijtbaar heeft gehandeld door het gat niet af te (laten) dekken voordat zij een feestje in haar tuin gaf.

      Vraag 2

      Onjuist. Voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:170 BW en 6:171 BW is een vorm van functioneel verband vereist. Bij art. 6:171 BW wordt het vereiste ‘ter uitoefening van de werkzaamheden’ restrictief uitgelegd (HR Delfland/De Stoeterij). Bij art. 6:170 BW wordt dit vereiste evenwel ruim uitgelegd (HR Groot Kievitsdal). Er wordt bij art. 6:171 BW nog een nader vereiste gesteld: er moet sprake zijn van een zekere eenheid van onderneming.

      Vraag 3

      Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Bijvoorbeeld: in het arrest Lindenbaum/Cohen roept de Hoge Raad een derde categorie voor onrechtmatigheid in het leven, nl. ook het ‘ indruischen van het handelen of nalaten, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzie van eens anders persoon of goed’. De Hoge Raad ging, anticiperend op een wetsvoorstel, uitleggen naar de nieuwe formulering van het wetsvoorstel toe zodat de uitspraak vast in overeenstemming zou zijn met de komende wet (wetsvoorstel 1911 (Regout) en 1913 (Heemskerk)).

      Vraag 4

      Steven is niet aansprakelijk, hij is 13 jaar. Aan de eis van toerekenbaarheid is niet voldaan (art. 6:162 lid 3 jo 6:164 BW). Of Klaas aansprakelijk is moet worden beoordeeld op grond van art. 6:162 BW jo 6:166 BW. Gooien met stenen en vuurwerkbommen is in strijd met de zorgvuldigheidsnorm dat je niet met vuurwerk naar anderen mag gooien (juist ook ter bescherming van deze mensen, ook aan relativiteit voldaan) dit is toerekenbaar aan Klaas, want te wijten aan zijn schuld, er is causaal verband tussen het gooien en de schade, en de agent heeft letselschade opgelopen waarmee kosten zijn gemoeid. Het beroep ‘ik gooide niet’ gaat niet op, want Klaas was lid van de groep van waaruit werd gegooid en hij heeft zich niet van de groep gedistantieerd (art. 6:166 BW). Alleen Klaas kan aansprakelijk worden gesteld. (NB. Ouders van Steven kunnen waarschijnlijk wel op grond van art. 6:169 lid 1 BW aansprakelijk gesteld worden, maar daar wordt niet naar gevraagd!).

      Vraag 5

      Richard ex art. 6:162 BW (is het handelen van Richard onrechtmatig c.q. in strijd met de zorgvuldigheidsnorm?). Jansma Timmerwerken ex art. 6:170 BW (voldoende functioneel verband tussen de fout en de dienstbetrekking?). Van Ginkel ex 6:171 BW (vallen de timmerwerkzaamheden ook onder de bedrijfsvoering van Van Ginkel?)

      Richard kan zich wenden tot Jansma, art. 6:170 lid 3 BW. De enige relevante maatstaf om te beoordelen of Richard jegens Margriet aansprakelijk is, is art. 6:162 BW. Hij moet dus betalen aan Margriet. Daarna is de vraag of Richard zijn werkgever hem schadeloos te stellen, zodat hij dat niet in zijn vermogen voelt. Dit is een vraag van interne draagplicht. Dat kan, zolang Richard niet opzettelijk of bewust roekeloos handelt.

      Vraag 6

      • De ouders kunnen Danny aansprakelijk stellen op grond van artikel 6:162 BW, want er is sprake van onzorgvuldig handelen door de gymleraar. Hij was op de hoogte van de visuele handicap van Thomas, hij had Thomas beter moeten begeleiden bij de oefening, hem niet zo hoog moeten laten springen en ook eventueel moeten opvangen. Dat heeft hij nagelaten en in plaats daarvan heeft hij Thomas aangemoedigd om te springen. Dit betekent dat de onrechtmatige daad toerekenbaar is krachtens schuld is; er is sprake van verwijtbaarheid. Weliswaar begonnen de andere leerlingen te klappen, het is de verantwoordelijkheid van Danny om Thomas daartegen te beschermen. Er is schade, namelijk medische kosten en gederfde levensvreugde en de schade staat in causaal verband met de gedraging van Danny. Ook aan de relativiteit is voldaan: artikel 6:163 BW.
      • Artikel 6:170 lid 1 BW. Er is sprake van een ondergeschikte die een fout begaat – Danny is zelf aansprakelijk krachtens artikel 6:162 BW. Er is sprake van een functioneel verband tussen de opgedragen taak en de schade (de werkgever heeft zeggenschap over de gedraging waarin de fout is gelegen). Immers, het geven van gymlessen verhoogt de kans op schade bij kinderen, zeker in geval van een visuele beperking. Omdat het hier een risicoaansprakelijkheid van de werkgever betreft, speelt het verweer van de werkgever dat haar geen enkele verwijt kan worden gemaakt geen enkele rol.
      • Danny is aansprakelijk krachtens artikel 6:162 BW en de middelbare school is aansprakelijkheid krachtens artikel 6:170 lid 1 BW, dus zijn zij beiden hoofdelijk aansprakelijk. Op basis van artikel 170 lid 3 BW jo. artikel 6:102 BW is alleen de werkgever draagplichtig voor de schade, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid door Danny, dan komt de schade voor zijn rekening. Dat is hier niet het geval.

      Verbintenissen uit de wet II: wat zijn zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking? - Tentamen 22

       

      MC-vragen

      Vraag 1

      Jasper ziet dat het keukenraam van zijn buurvrouw Martine ingeslagen is. Omdat Martine op cruise is en er slecht weer voorspeld is, besluit hij het keukenraam te laten vervangen. Omdat hij niet wilt dat het opnieuw wordt ingeslagen, laat hij anti-inbraakglas plaatsen.

      Welke optie is juist? Martine hoeft de extra kosten voor het anti-inbraakglas niet te vergoeden wegens het ontbreken van

      1. de bevoegdheid
      2. behartiging van eens anders belang
      3. het naar behoren behartigen van Martines belang
      4. een redelijke grond

      Vraag 2

      Robbie heeft een nieuw vogelhuisje gekocht voor in haar achtertuin. Als zij de auto uitlaadt, roept iemand haar naar binnen en zet ze het vogelhuisje zolang even bij de voordeur. Wanneer ze het huisje naar de tuin wil brengen, ziet ze dat hij niet meer bij de voordeur staat. Een week later ziet Robbie het vogelhuisje bij Alan, die verderop in de wijk woont, staan. Het huisje is aan een boom bevestigd en van voer voorzien.

      Robbie kan met succes een vordering instellen op grond van:

      1. Ongerechtvaardigde verrijking, revindicatie en onrechtmatige daad.
      2. Ongerechtvaardigde verrijking en revindicatie.
      3. Onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.
      4. Onrechtmatige daad en revindicatie.

      Open vragen

      Vraag 1

      De familie Janssen wint naar aanleiding van een prijsvraag een prachtige cruisereis. Omdat zij de volgende dag al moeten vertrekken, worden de koffers haastig gepakt en vergeten zij in hun blijdschap een tijdelijke verzorger te regelen voor kater Garfield. Buurman Hans ziet de kater geregeld langskomen en steeds dunner worden. Hij geeft het beestje vervolgens dagelijks eten en drinken. Wanneer het gaat sneeuwen, neemt hij Garfield in huis en koopt een kattenbak en mandje voor hem. Wanneer de familie Janssen thuiskomt, verzoekt Hans om een vergoeding voor alle kosten die hij heeft gemaakt (voer, kattenbak, mandje). Zal de vordering Hans succesvol zijn?

        Vraag 2

        Arnold vordert € 4.800 van Emiel op grond van onverschuldigde betaling. Hij stelt dat hij het bedrag bij vergissing aan hem heeft overgemaakt. Emiel verweert zich door te stellen dat het gaat om de terugbetaling van een geldlening. Moet Arnold bewijzen dat hij bij vergissing heeft betaald of moet Emiel bewijzen dat hij een vordering op Arnold had uit hoofde van een geldlening?

        Antwoordindicatie MC-vragen

        Vraag 1

        C. het naar behoren behartigen van Martines belang

        Vraag 2

        C. Onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.

        Antwoordindicaties Open vragen

        Vraag 1

        Het gaat in dit geval om zaakwaarneming (art. 6:198 BW). Zaakwaarneming is het (i) willens en wetens en (ii) op redelijke grond inlaten met (iii) de behartiging van de belangen van iemand anders, zonder dat (iv) de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of de wet ontleend wordt. Hans heeft bewust (i) en op een redelijke grond (ii), immers anders zou Garfield waarschijnlijk dood zijn gegaan, de belangen van de eigenaren van Garfield behartigd (iii). Het verzorgen van Garfield is ook in overeenstemming met de waarschijnlijke wil van de verzorgers van Garfield. Van een situatie dat de bevoegdheid aan een rechtshandeling of de wet ontleend wordt is geen sprake (iv). Op grond van art. 6:200 lid 1 BW is de familie Janssen gehouden om de schade te vergoeden die Hans heeft geleden voor zover het belang van de familie Janssen naar behoren is behartigd. Vallen de genoemde schadeposten onder het vereiste ‘voor zover het belang van de familie Janssen naar behoren is behartigd’? Dat is zo wat betreft het voeren van Garfield. Voor de kattenbak en het mandje is dit minder voor de hand liggend. Enerzijds zijn deze kosten niet strikt noodzakelijk voor het overleven van de kater – zo kan Hans ook een oude deken of doosje gebruiken, of de kater af en toe naar buiten laten – maar anderzijds kan betoogd worden dat op deze manier schade wordt voorkomen aan de eigendommen van Hans, in de vorm van beschadigingen aan haar meubilair. Deze kosten kunnen dus voor vergoeding in aanmerking komen.

        Vraag 2

        Arnold moet bewijzen. Arnold legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij aan Emiel geld heeft overgemaakt zonder dat hiervoor een rechtsgrond aanwezig was. Hieraan verbindt hij het rechtgevolg van onverschuldigde betaling en dus de verbintenis van Emiel om aan hem terug te betalen wat hij ontvangen heeft. De rechtscheppende feiten door Arnold gesteld worden door Emiel betwist (er is geen sprake van een bevrijdend verweer). Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dan dat Arnold bij betwisting door Emiel, de voor toewijzing van de vordering uit onverschuldigde betaling benodigde feiten moet bewijzen. Emiel hoeft niet te bewijzen dat Arnold een verplichting tot terugbetaling uit geldlening had.

        Wat is schade en wat houdt de wettelijke schadevergoedingsplicht in? - Tentamen 23

         

        MC-vragen

        Vraag 1

        Welk vereiste voor de aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad staat centraal in het Taxibus-arrest? Het vereiste van

        1. Causaal verband.
        2. Onrechtmatigheid.
        3. Relativiteit.
        4. Toerekenbaarheid.

        Vraag 2

        Barry is bezig met werkzaamheden aan een elektriciteitsmast en maakt een fout door een verkeerde kabeltekening. Hierdoor valt de stroom in de hele regio uit en zit ook Milou ineens zonder licht. Omdat het aardedonker is, kan zij de trap niet goed zien en valt naar beneden. Ze breekt haar been.

        Kan Milou haar schade verhalen op Barry?

        1. Nee, want Barry kan zich beroepen op overmacht.
        2. Nee, want de schade kan redelijkerwijs niet aan Barry worden toegerekend.
        3. Ja, op grond van art. 6:107 BW.
        4. Ja, op grond van art. 6:77 BW.

        Open vragen

        Vraag 1

        In de nazomer van 2019 geeft Mirjam in haar tuin een feestje ter ere van haar veertigste verjaardag. Gerard is samen met zijn vrouw Agnes aanwezig. Hij loopt nog wat lastig door een voetbalblessure. Wanneer het buiten wat afkoelt, besluiten ze binnen door te feesten. De woonkamer van Mirjam is vanuit de tuin te bereiken via een zijdeur. Vlakbij deze deur is een dag daarvoor een boom weggehaald, waardoor een (onafgedekt) gat is ontstaan. Omdat het al donker is, merkt Gerard het gat te laat op, valt in het gat en breekt beide benen. Gerard moet na het ongeval meerdere operaties ondergaan. Hij krijgt te maken met (blijvende) beperkingen. Nu hij niet meer in zijn moestuin kan werken en voetballen uitgesloten is, komt hij in een ongewoon langdurige depressie terecht. Gerard vordert van Mirjam vergoeding van alle schade die hij heeft geleden: de ziekenhuiskosten voor het herstel van zijn benen, de therapiekosten in verband met zijn depressie en de immateriële schade.

        Stel dat Mirjam aansprakelijk is. Komen bovenstaande schadeposten dan in aanmerking voor vergoeding?

          Vraag 2

          Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
          “De rechter kan in het geval van eigen schuld van de benadeelde partij uitsluitend op grond van de billijkheid de vergoedingsplicht van de aansprakelijke partij verminderen.”

          Vraag 3

          Tijdens de gymles op school laat gymleraar Danny zijn leerlingen oefeningen doen op de trampoline. Een van de leerlingen is de dertienjarige Thomas, die door een visuele beperking slecht diepte kan zien. Thomas heeft nog nooit gesprongen op een trampoline en vindt het heel eng. Als laatste is hij aan de beurt om te springen. Gymleraar Danny moedigt hem aan, hij krijgt een Marsreep als hij de oefeningen doet. De andere leerlingen beginnen te klappen en Thomas wil zich nu niet laten kennen. Hij begint fanatiek te springen, maar heeft niet door hoe hoog hij gaat. Op een gegeven moment belandt hij naast de trampoline en breekt zijn been. Leraar Danny wist van Thomas’ beperking. De ouders stellen Danny en zijn werkgever – de middelbare school – aansprakelijk voor de door Thomas geleden schade (medische kosten en gederfde levensvreugde). Welke schade komt in aanmerking voor vergoeding?

          Vraag 4

          Wat is de verhouding tussen het causaal verband als bedoeld in artikel 6:162 BW ("dientengevolge") en het causaal verband van artikel 6:98 BW?

          Antwoordindicatie MC-vragen

          Vraag 1

          C. Relativiteit.

          Vraag 2

          B. Nee, want de schade kan redelijkerwijs niet aan Barry worden toegerekend.

          Antwoordindicatie Open vragen

          Vraag 1

          Of alle schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden beantwoord aan de hand van art. 6:98 BW. Ingevolge dat artikel komt slechts die schade voor vergoeding in aanmerking die in zodanig verband staat met de gebeurtenis dat zij in redelijkheid aan de aansprakelijke partij kan worden toegerekend. Daarvoor dienen we te kijken naar de aard van de aansprakelijkheid (i), de aard van de schade (ii), de lengte van de causale keten (iii), voorzienbaarheid van de schade (iv) en mate van schuld (v) – cf. de deelregels van Brunner. De aard van de aansprakelijkheid is een schuldaansprakelijkheid, hetgeen voor een ruime toerekening van de schade pleit. Ook dat het hier gaat om letselschade pleit voor een ruime toerekening van de schade. De schade, zijnde de ongewoon langdurige depressie van Gerard en daardoor gemaakte therapiekosten, zijn niet echt voorzienbaar en zitten verder in de causale keten. Dit pleit tegen een ruime toerekening. De mate van schuld van Mirjam pleit voor een ruime toerekening – een gat achterlaten zonder waarschuwing en/of afzetting is zeer verwijtbaar. Verder is er sprake is van een verkeers- of veiligheidsnorm, en dat pleit ook vóór een ruime toerekening. De kans is groot dat zowel zijn behandelkosten van het ziekenhuis, als ook de behandelkosten voor de depressie (zie ook HR Renteneurose) en de immateriële schade (art. 6:106 BW) voor vergoeding in aanmerking komen.

          Vraag 2

          Onjuist, de wettelijke maatstaf is hier art. 6:101 BW. Die werkt volgens een ‘tweetrapsraket’. Eerst kijken wat de causale bijdrage van aansprakelijke partij en benadeelde partij is. Daarna bezien of de billijkheid deze verdeling nog moet corrigeren.

          Vraag 3

          Vermogensschade: artikel 6:95, artikel 6:96 en artikel 6:106 BW. De medische kosten vallen onder vermogensschade en de gederfde levensvreugde valt onder artikel 6:106 lid 1 sub b BW

          Vraag 4

          Voor de vaststelling van aansprakelijkheid is in ieder geval conditio-sine-qua-non verband vereist; dit is het causaal verband als bedoeld in artikel 6:162 BW. Voor de omvang van de schadeplicht geldt het causaliteitscriterium van artikel 6:98 BW. Dit artikel geeft gezichtspunten om te bepalen of het redelijk is om de schade op de aansprakelijke persoon af te wentelen.

          Zwaartepunten van het vermogensrecht - Brahn & Reehuis - 11e druk - Tentamentickets

           

          Uit welke onderdelen bestaat het vermogensrecht? - Chapter 1

          • Het belangrijkste verschil tussen het goederen- en verbintenissenrecht is dat een goederenrechtelijk recht absolute werking heeft. Het eigendomsrecht bijvoorbeeld kan tegenover iedereen worden ingeroepen. Een verbintenisrechtelijk recht is relatief: kan alleen tegenover een bepaald persoon worden ingeroepen.
          • Houd er goed rekening mee dat het goederenrecht overwegend dwingendrechtelijk is en het verbintenissenrecht veel aanvullend recht omvat. Partijen kunnen bij overeenkomst dus van veel van deze regels afwijken! Eerst kijken wat het contract bepaalt, daarna naar de wet.
          • Het BW heeft een gelaagde structuur. Deze is opgebouwd van algemeen naar bijzonder. Je moet dus een trapsgewijze aanpak hanteren. Begin bij Boek 3 voor algemene begrippen als rechtshandeling en wilsverklaring, daarna volgt Boek 6 voor de verbintenissen die voortvloeien uit een rechtshandeling. Zonder wilsovereenstemming komt een rechtshandeling als een overeenkomst in beginsel niet tot stand en ontstaan er ook geen verbintenissen. Vooraan – bij de wilsverklaring - beginnen dus.

          Wat zijn absolute rechten op goederen? - Chapter 2

          • Een eigenaar heeft twee belangrijke rechten: om over zijn zaak te beschikken (te verkopen of er een beperkt recht op te vestigen) en er het vrije genot van te genieten (met uitsluiting van anderen). Houd in de gaten dat deze rechten niet onbeperkt zijn. Zie art. 5:1 lid 2. Denk aan de begrenzing door de leerstukken ‘misbruik van recht’ (art. 3:13) en hinder (5:37).
          • Een belangrijk recht van de eigenaar die niet meer bezitter van de zaak is, betreft de revindicatie (art. 5:2). De eigenaar kan zijn zaak van iedereen die deze zonder recht onder zich heeft opeisen. Dit is bijvoorbeeld relevant ingeval van diefstal of een mislukte overdracht (art. 3:84). Wanneer een koopovereenkomst vernietigd wordt, zorgt de terugwerkende kracht ervoor dat de eigendom achteraf gezien nooit is overgegaan. De zaak kan dan dus gerevindiceerd worden. Dit onderwerp komt vaak terug in tentamens.
          • De absolute werking van bijvoorbeeld het pand- en hypotheekrecht uit zich op verschillende manieren: 1) recht is tegenoever iedereen te handhaven, 2) ze hebben zaaksgevolg: volgen het goed als deze wordt overdragen, 3) verschaffen een separatistpositie (kan faillissement schuldenaar negeren) en 4) bij botsing van meerdere beperkte rechten gaat het oudste voor (prioriteitsbeginsel). Dit is belangrijke basiskennis.
          • Ken de basisbegrippen goed. Een goed is een zaak of een vermogensrecht (een vordering bijvoorbeeld). Je kunt alleen eigenaar zijn van een zaak. Heb je een vorderingsrecht, dan ben je ‘rechthebbende’.
          • Er zijn beperkte rechten die op alleen op zaken rusten (staan Boek 5) en die op goederen kunnen rusten (staan in Boek 3). Het object van het beperkte recht is dus relevant om te weten waar je moet zoeken in het wetboek.

          Hoe kan men goederen verkrijgen of verliezen? - Chapter 3

          • Bezit en eigendom zijn niet hetzelfde, houd deze twee goed uit elkaar! Leer het onderscheid tussen eigendom, bezit en houderschap.
          • Ken het onderscheid tussen verkrijging onder algemene titel en bijzondere titel en weet welke verkrijgingen onder welke titel vallen. Zie art. 3:80. Verkrijging onder algemene titel: gehele (of een evenredig) vermogen van een ander wordt van rechtswege verkregen. Er is geen handeling voor nodig, denk aan erfopvolging. Verkrijging onder algemene titel: bepaalde goederen worden verkregen. Overdracht (art. 3:84) is de meest bekende.
          • In tentamens wordt soms ook gevraagd naar het verschil tussen ‘originaire’ en ‘derivatieve’ verkrijging en voorbeelden hiervan. Derivatieve verkrijging: recht wordt verkregen van een voorganger (eerdere eigenaar bijvoorbeeld). Verkrijgingen onder algemene titel zijn altijd derivatieve verkrijgingen! Overdracht is het bekendste voorbeeld. Originaire verkrijging: er wordt een geheel nieuw recht verkregen, het ontstaat pas bij de verkrijger. Denk aan een ‘res nullius’, hiervan had niemand de eigendom, deze ontstaat nieuw bij degene die het zich toe-eigent.

          Wat is bezit? - Chapter 5

          • Het onderscheid tussen bezit en houderschap moet goed bekend zijn. Bezit: houden van een zaak voor jezelf, waardoor je je gedraagt als de eigenaar ervan. Meestal is de bezitter ook de eigenaar, maar dit hoeft niet (dief). Het hebben van bezit schept een bewijsvermoeden van eigendom (art. 3:119). Houden: het uitoefenen van de macht over een goed, maar voor een ander. Denk aan een boek dat je leent van een ander.
          • Er zijn twee belangrijke bewijsvermoedens. 1) de houder wordt vermoed bezitter te zijn (art. 3:109) en de bezitter wordt vermoed eigenaar te zijn (3:119 BW). Dit is belangrijk als er een conflict ontstaat. Leen je een boek uit aan een vriend, dan ben jij eigenaar/bezitter en wordt de vriend houder. Wilt hij het boek niet meer teruggeven, dan wordt je vriend geholpen door deze bewijsvermoedens. Jij zal moeten bewijzen dat het boek alleen maar uitgeleend was, en niet geschonken of verkocht.
          • Belangrijk om in je achterhoofd te houden is dat een houder zichzelf nooit tot bezitter kan maken: het interversieverbod van art. 3:111. Denk aan het uitgeleende boek aan een vriend dat hij weigert terug te geven. Zonder jouw toestemming, kan die vriend nooit bezitter worden. Dat hij zelf ineens bezitter/eigenaar wilt worden is niet relevant, als houder is deze optie uitgesloten. Het enige wat je vriend kan doen is aantonen dat hij het boek heeft gekocht of gekregen als geschenk.
          • Het is om verschillende redenen belangrijk om te weten of iemand het bezit heeft verkregen/verloren. Denk aan het bewijsvermoeden van art. 3:119 en de verkrijgende verjaring welke het hebben van bezit vereist. Bezit kan op drie manieren worden verkregen: inbezitneming (dief), bezitsoverdracht (door de vorige bezitter) en opvolging onder algemene titel. Zie art. 3:112-117.
          • Een bezitter kan te goeder en te kwader trouw zijn. Zie hiervoor art. 3:118 jo. 3:11. Als je beter wist of behoorde te weten, ben je niet te goeder trouw. Dit betekent dat je een bepaalde onderzoeksplicht hebt.

          Wat is overdracht? - Chapter 6

          • Een onderwerp dat in alle tentamens terugkomt is de overdracht ex art. 3:84. Zorg dat je de drie vereisten goed kent! Dit zijn 1) levering, 2) krachtens geldige titel, 3) verricht door een beschikkingsbevoegde. Het overhandigen van een zaak is dus niet hetzelfde als ‘overdragen’ in de zin van art. 3:84! Er is dan alleen nog maar het leveringsvereiste voldaan. Daarnaast moet sprake zijn van een ‘overdraagbaar’ goed (art. 3:83).
          • Voor een geldige overdracht moet aan de drie vereisten van art. 3:84 lid 1 zijn voldaan. Hierop zijn twee belangrijke uitzonderingen: art. 3:86 en 88. Een derde te goede trouw kan onder voorwaarden beschermd worden tegen beschikkingsonbevoegdheid van de verkoper. Markeer ook deze bepalingen goed!
          • Beschikkingsbevoegdheid: het recht hebben om de een goed te vervreemden (verkopen) of te bezwaren (met een beperkt recht). Uitgangspunt: alleen de eigenaar/rechthebbende is beschikkingsbevoegd! Een bezitter is dit dus niet perse (een dief kan de eigendom niet overdragen). Iemand die failliet is gegaan, onder bewind staat of waaronder beslag is gelegd, is niet beschikkingsonbevoegd. Een niet-eigenaar kan door de eigenaar beschikkingsbevoegd worden gemaakt, denk aan winkelpersoneel.
          • In Nederland geldt een causaal stelsel: is niet aan alle overdrachtsvereisten voldaan, dan komt geen overdracht tot stand. Is geleverd op basis zonder geldige titel, dan is goed wel bij de ander terechtgekomen, maar de eigendom ervan niet!
          • Titel: de rechtsverhouding die ten grondslag ligt aan de overdracht. Belangrijkste voorbeeld is de verbintenis tot overdracht van het goed die voortvloeit uit een koopovereenkomst. Wordt de koopovereenkomst vernietigd, dan vervalt de titel door de terugwerkende kracht van vernietiging en is de overdracht – achteraf gezien – nooit tot stand gekomen. Deze thema’s komen altijd terug in de tentamens. Zorg dus dat je weet wanneer vernietiging een optie/gevolg is, dat deze terugwerkende kracht heeft en wat de gevolgen hiervan zijn.
            Dus: vernietiging koopovereenkomst à terugwerkende kracht à titel vervalt à toch niet voldaan aan art. 3:84 lid 1 à eigendom niet overgegaan à revindicatie door verkoper mogelijk.
          • Er is bijvoorbeeld sprake van een ongeldige titel wanneer een overeenkomst wordt gesloten door een onder curatele gestelde (vernietigbaar ex art. 3:32). Als de curator de overeenkomst vernietigt, vervalt de titel.
          • Hoe een goed geleverd moet worden is afhankelijk van het soort goed. Controleer in een casus dus waarmee je te maken hebt en welke bepaling hierop van toepassing. Zie art. 3:89-94. Een roerende zaak wordt bijvoorbeeld geleverd door bezitsverschaffing en een onroerende zaak middels een notariële akte.

          Hoe worden derden beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid? - Chapter 7

          • In tentamens komt vaak een casus terug waarin de verkoper beschikkingsonbevoegd is. Oordeel niet te snel dat de overdracht ex art. 3:84 lid 1 daardoor niet tot stand is gekomen. Kijk naar art. 3:86 en 3:88 voor eventuele bescherming van de koper.
          • Het is heel belangrijk dat je het onderscheid tussen art. 3:86 en 3:88 kent en welke voorwaarden zij stellen aan derdenbescherming. Dit zit vooral in het soort goed, voor bijvoorbeeld een roerende zaak moet je kijken naar art. 3:86. Let op: dit artikel beschermt alleen tegen beschikkingsonbevoegdheid! Ingeval van een ongeldige titel of verkeerde levering hoef je hier dus niet naar te kijken. Houd er rekening mee dat art. 3:86 lid 3 een uitzondering maakt op lid 1 die ziet op diefstal en dat ook daarop weer uitzonderingen van toepassing zijn. Lees de bepaling dus stapsgewijs door voor alle voorwaarden/uitzonderingen.

          Op welke wijzen kan een goed geleverd worden? - Chapter 8

          • Er zijn twee wijzen van bezitsverschaffing: de corporele en de niet-corporele. Door corporele bezitsverschaffing krijgt de verkrijger de feitelijke macht over het goed, bijvoorbeeld door overhandiging. Bezit kan ook worden verschaft door niet het goed over te dragen, maar door middel van een tweezijdige verklaring. Er zijn drie vormen van niet-corporele bezitsoverdracht, te vinden in art. 3:115. Zorg dat je de benamingen hiervan kent, want de wet geeft ze zelf niet. Sub a: constitutio possessorium (levering cp), sub b: traditio brevi manu (levering met de korte hand), sub c: traditio longa manu (levering met de hand).
          • Een vorderingsrecht kan ook overgedragen en geleverd worden. Er zijn twee soorten leveringen: de openbare en stille cessie. Zie art. 3:94 lid 1 voor de openbare. In dat geval krijgt de schuldenaar die de vordering moet voldoen te horen dat hij een andere schuldeiser heeft gekregen. Bij een stille cessie wordt geen mededeling gedaan aan de schuldenaar. Deze kan – zolang hem niets wordt medegedeeld – bevrijdend betalen aan de vorige schuldeiser (lid 3).

          Wat houdt verkrijging door verjaring in? - Chapter 9

          • Goederen kunnen worden verkregen door verjaring. Een bezitter wordt zo alsnog eigenaar. Er zijn twee soorten: de verkrijgende verjaring (art. 3:99) en de bevrijdende (art. 3:105). Hiertussen bestaan een aantal verschillen. Verkrijgende verjaring ontstaat van rechtswege, mits aan de vereisten is voldaan. Op bevrijdende verjaring moet een beroep worden gedaan. Daarnaast hoeft ingeval van bevrijdende verjaring geen onafgebroken bezit te zijn geweest en speelt goede trouw geen rol.
          • Onderstreep de 4 vereisten voor verkrijgende verjaring (art. 3:99): 1) bezitter zijn, 2) te goeder trouw zijn 3) onafgebroken bezit 4) dat drie of tien jaar is geweest (afhankelijk van het soort goed). De 2 vereisten voor bevrijdende verjaring (art. 3:105) zijn: 1) bezit van het goed, 2) verjaring van de rechtsvordering tot opeising van het bezit. De verjaringstermijn bedraagt 20 jaar. Na deze termijn kan een dief dus eigenaar worden.

          Welke eigendomsverkrijgingen zijn opgenomen in Boek 5? - Chapter 10

          • Op welke manieren kunnen eigendom worden verkregen: overdracht, verjaring, toe-eigening (alleen bij res nullius), natrekking, schatvinding, vermenging, zaaksvorming, vruchttrekking en het vinden van een zaak.
          • De vinder van een zaak die niet te goeder trouw (de gevonden ring zelf houdt), wordt bezitter en ja 20 jaar eigenaar. De eerlijke vinder wordt detentor (houder) voor de rechtmatige eigenaar. Omdat hij dan geen bezitter is en dit ook nooit kan worden, is verkrijgende verjaring niet aan de orde. Heeft hij echter aangifte gedaan van de vondst, dan krijgt hij na 1 jaar de eigendom van de zaak (tenzij de eigenaar zich binnen die termijn meldt).

          Wat zijn beperkte rechten op goederen? - Chapter 11

          • Beperkte rechten kunnen worden onderverdeeld in genotsrechten en zekerheidsrechten. Genotsrechten verschaffen de bevoegdheid een goed te gebruiken en het genot ervan te hebben: vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal, appartementsrecht. Zekerheidsrechten (verschaffen sterkere positie aan de schuldeiser): pand en hypotheek. Tussen de beperkte rechten onderling bestaat dus veel verschil: kijk goed naar hun inhoud.
          • Een beperkt recht wordt meestal verkregen door ‘vestiging’. De schakelbepaling van art. 3:98 is belangrijk. Deze verklaart o.a. art. 3:84 lid 1 van overeenkomstige toepassing, ook hier moet je dus de drie vereisten nalopen! De leveringswijze van het beperkte recht is in beginsel dezelfde als die voorgeschreven is voor het goed waarop het wordt gevestigd.
          • Onthoud dat het mogelijk is om meerdere beperkte rechten op een goed te vestigen. In dat geval gaat het oudste (eerst gevestigde) recht voor (prioriteitsbeginsel).
          • Niet alle beperkte rechten zijn overdraagbaar. Erfdienstbaarheden, pand en hypotheek zijn als afhankelijke rechten (art. 3:7 jo. 3:82) niet overdraagbaar. De rechten van gebruik en bewoning hoogst persoonlijk en krachtens de wet niet overdraagbaar (art. 3:226 lid 4). Blijven over: vruchtgebruik, erfpacht en een recht van opstal. Deze zijn in beginsel wel overdraagbaar.
          • Zorg dat je de regelingen van vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, opstal en erfpacht weet te vinden en wat deze globaal inhouden. Waarop kunnen deze worden gevestigd en wat houden ze in?
          • Bij erfdienstbaarheid zijn twee erven betrokken. Op een van deze erven (dienende erf) komt een last te rusten. Dit kan alleen een ‘dulden’ of een ‘niet doen’ betreffen. Krijg je een vraag over een verplichting tot een ‘doen’, dan is erfdienstbaarheid dus geen optie.
          • Het recht van opstal houdt verband met het leerstuk natrekking. Normaliter trekt de grond de gebouwen die erop staan na (art. 5:20 sub e). De eigenaar van de grond wordt van rechtswege eigenaar van de gebouwen. Natrekking wordt doorbroken door vestiging van een recht van opstal.

          Wat zijn voorrangsrechten? - Chapter 12

          • Het hebben van basiskennis over het verhaal halen is belangrijk. Algemeen uitgangspunt: een schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar verhalen (art. 3:276). Er bestaat gelijkheid van schuldeisers: de paritas creditorum. Ze hebben een gelijk recht op voldoening uit de executieopbrengst, naar evenredigheid van hun vordering (art. 3:277 lid 1). Hier geldt dus geen prioriteitsbeginsel. Dat is de basis, er zijn echter belangrijke uitzonderingen: sommige schuldeisers hebben voorrang. Voorrang ontstaat uit voorrecht, pand en hypotheek, art. 3:278 lid 1. Onthoud dat de belastingdienst een speciaal voorrecht heeft. Pand- en hypotheek (voorrangsrechten) gaan voor een voorrecht. Krijg je een vraag over de verdeling van de executieopbrengst, dan komen de pand- of hypotheekhouder (vaak een bank) als eerste aan de beurt, daarna de fiscus en anderen met een voorrecht, en tot slecht de ‘gewone’ schuldeisers.
          • Er is een verschil tussen een stil pand (verpande goed blijft in de macht van de pandgever) en een vuistpand (zaak komt in de macht van de pandhouder). Zie art. 3:236-237. Een stil pandrecht is niet kenbaar voor derden, maar komt in de praktijk het vaakst voor. Zo kan de pandgever zijn zaken blijven gebruiken. Een stil pandrecht kan op winkelvoorraad rusten en wil de pandgever deze kunnen verkopen vrij van het pandrecht. Daarom komt in pandcontracten vaak het beding voor dat de pandgever deze vrij van pandrecht mag vervreemden in het kader van een normale bedrijfsuitoefening. Bestaat dit beding niet, dan kan de verkrijger te goeder trouw een beroep doen op art. 3:86 lid 2.
          • Een hypotheekrecht wordt gevestigd op registergoederen door het opmaken van een notariële akte en inschrijving daarvan in het betreffende openbare register. Als de hypotheekgever niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, kan de hypotheekhouder overgaan tot executie. Zo komt het vaak voor dat een woning verkocht wordt door de bank. Wat nu als er meerdere hypotheekrechten op de woning rusten (er is immers sprake van zaaksgevolg bij overdracht)? Dit zou de woning lastig te verkopen maken. Dan is sprake van ‘zuivering’: door de verkoop/levering aan de koper vervallen alle hypotheekrechten die op het goed rusten, art. 3:273 lid 1.

          Wat houden een verbintenis en het verbintenissenrecht in? - Chapter 13

          • In het verbintenissenrecht spelen verschillende begrippen een belangrijke rol. Zorg dat je hier een goed begrip voor hebt. Verbintenis: recht van de ene persoon op een prestatie waartoe een andere persoon verplicht is. Uit een koopovereenkomst ontstaat bijvoorbeeld de verbintenis tot levering van de zaak of betaling van de koopprijs. De schuldeiser heeft een vorderingsrecht, rechtsvordering en een executierecht. Daar tegenover staat schuld, aansprakelijkheid en uitwinbaarheid van de schuldenaar.
          • De bron van verbintenissen is (indirect) altijd de wet, art. 6:1. Ze vloeien voort uit de wet, maar hoeven niet expliciet vermeld te zijn in de wet. Zie HR Quint/Te Poel.

          Welke bronnen heeft een verbintenis? - Chapter 14

          • De belangrijkste bron van verbintenissen is de overeenkomst. De overeenkomst is een rechtsfeit en een rechtshandeling. Rechtsfeit: feit waaraan het recht een rechtsgevolg koppelt. Het ontstaan van een vorderingsrecht is zo’n rechtsgevolg. Rechtshandeling: gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg. Een rechtshandeling is eenzijdig of meerzijdig. Dit zegt hoeveel personen erbij betrokken zijn. Een eenzijdige rechtshandeling kan door één persoon worden gerealiseerd (opstellen van een testament bijvoorbeeld). Een meerzijdige rechtshandeling vereist de samenwerking van minstens twee personen (overeenkomst bijvoorbeeld). Een eenzijdige rechtshandeling kan ongericht of gericht zijn. Een gerichte rechtshandeling is tot iemand gericht, zoals de opzegging van de huur gericht moet zijn aan de wederpartij. Een overeenkomst (meerzijdige rechtshandeling) kan wederkerig of eenzijdig zijn. Ingeval van een wederkerige rechtshandelingen nemen beide partijen een verbintenis op zich. Ingeval van een eenzijdige rechtshandeling is voor slechts één iemand een verbintenis ontstaan. Dit is een uitzonderlijk geval, maar wel een bekende: de schenking, art. 7:175. Dit is een overeenkomst, omdat de begiftigde hiermee moet instemmen. Voor hem bestaat echter geen verbintenis. Schenking is dus een eenzijdige overeenkomst (wordt nog wel eens naar gevraagd bij een tentamen).
          • De onrechtmatige daad en rechtmatige daad zijn geen rechtshandelingen, omdat de betreffende gedraging niet gericht was op het ontstane rechtsgevolg. Dit zijn dus beide rechtsfeiten. Verbintenissen uit rechtmatige en onrechtmatige daad ontstaan van rechtswege.

          Hoe komen overeenkomsten tot stand? - Chapter 15

          • Een onderwerp dat altijd terugkomt in tentamen is de totstandkoming van overeenkomst. Het is erg belangrijk om te weten wanneer dit het geval is. Een veelvoorkomende vraag is: ‘Is een overeenkomst tot stand gekomen en zo ja, op welk moment?’. Zorg dus dat je de vereisten voor totstandkoming kent: wanneer is sprake van een aanbod, wanneer van aanvaarding, wanneer is een aanbod nog te herroepen, wanneer bereikt de aanvaarding de aanbieder?
          • Begin vooraan: een overeenkomst komt tot stand door aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217). Er is sprake van een aanbod wanneer een simpele ‘ja’ de overeenkomst tot stand kan brengen.
          • Niet altijd is sprake van een aanbod, het kan ook gaan om een ‘uitnodiging om in onderhandeling te treden’. Denk aan HR Hofland/Hennis. Een uitgebreid omschreven woning worden tegen een bepaalde prijs te koop aangeboden. Toch is dan geen sprake van een aanbod. Ingeval van een individueel bepaalde zaak kunnen andere voorwaarden (zoals de persoon van de koper) van belang zijn. Een soortzaak als een pak melk is uiteraard een ander verhaal.
          • Een thema dat altijd terugkomt in tentamens is de (on)herroepelijkheid van een aanbod. Art. 6:219 lid 1: een aanbod is herroepelijk, tenzij deze een termijn voor aanvaarding bevat. Herroeping is mogelijk zolang het aanbod niet is aanvaard en zolang de aanvaardingsverklaring niet is verzonden (lid 2). Een aanbod blijft niet onbeperkt geldig. Een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet direct wordt aanvaard. Een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard (art. 6:221).
          • Een aanvaarding die afwijkt van het aanbod, wordt aangemerkt als een nieuw aanbod, tenzij sprake is van een ondergeschikt punt.
          • Aanvaarding: verklaring van de wederpartij dat het gedane bod wordt aanvaard. Dit kan in elke vorm geschieden. De aanvaarding krijgt werking op het moment waarop deze de aanbieder heeft bereikt (art. 3:37 lid 3). Dit aanvaarding moet tijdig bereikt zijn, tenzij het niet of niet tijdig bereiken van de aanvaarding toe te rekenen is aan de aanbieder (bijvoorbeeld het dagen niet checken van de mail). Dit tijdstip is enorm belangrijk: geeft antwoord op de vraag wanneer de overeenkomst tot stand is gekomen.
          • Zorg dat je het verschil begrijpt tussen ‘wilsontbreken’ en ‘wilsgebreken’. Rechtshandelingen ontstaan door wilsverklaringen, art. 3:33. Ingeval van een overeenkomst moet sprake zijn van twee overeenstemmende wilsverklaringen. Meestal komen de verklaringen van partijen overeen met hun wil. Is dit niet het geval, dan komt de overeenkomst niet tot stand, tenzij de wederpartij beschermd wordt door art. 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen). De wederpartij heeft in dit kader een bepaalde onderzoeksplicht, hij moet namelijk te goeder trouw zijn (art. 3:11).
          • Kwam iemands verklaring tot stand onder invloed van een blijvende of tijdelijke geestesstoornis, dan wordt geacht dat een met de verklaring overeenstemmende wil ontbreekt, art. 3:34. Het gaat hierbij niet alleen om iemand met een geestesziekte, ook het onder invloed zijn van alcohol levert een tijdelijke verstoring van de geestesvermogens op. Let op, art. 3:35 beschermt de wederpartij die in gerechtvaardigd vertrouwen afging op de verklaring, hij moet bewijzen dat hij niet wist of behoorde te weten dat de verklaring onder invloed van een geestesstoornis plaatsvond. Dit is een belangrijk verschil met iemand die onder curatele is gesteld en een overeenkomst sluit! Dan komt de weerpartij geen beroep op art. 3:35 toe.
          • Bij sommige overeenkomsten behoren ook algemene voorwaarden (de kleine lettertjes) tot de inhoud. Als deze deel uitmaken van het aanbod en aanvaard worden, worden ze onderdeel van de overeenkomst. Let op: dat iemand de kleine lettertjes niet heeft gelezen, betekent niet dat hij daaraan niet gebonden is (art. 6:232). Er is sprake van een hele snelle binding aan AV.

          Wat zijn nietige en vernietigbare overeenkomsten? - Chapter 16

          • Ook als sprake is van wilsovereenstemming of gerechtvaardigd vertrouwen, kan sprake zijn van een nietige of vernietigbare overeenkomst. Het is belangrijk het onderscheid tussen nietigheid en vernietigbaar te kennen. Een nietige overeenkomst mist vanaf het begin rechtsgevolg: er zijn geen verbintenissen ontstaan. Een vernietigbare overeenkomst is geldig, maar kan vernietigd worden. Hier is dus een handeling van een contractspartij voor nodig. Vernietiging (art. 3:49-51) heeft terugwerkende kracht (art. 3:53), waardoor de overeenkomst – achteraf gezien – geacht wordt van begin af aan rechtsgevolg te missen.
          • Grondslagen voor nietigheid/vernietigbaarheid: 1) wijze van totstandkoming (het simpele sluiten van de overeenkomst levert nietigheid op, art. 3:40 lid 2), 2) de persoon (contractspartij is bijvoorbeeld handelingsonbekwaam), 3) vorm van de overeenkomst (soms moet een vormvoorschrift worden gevolgd), 4) inhoud van het contract.
          • Zorg dat je het verschil tussen ‘wilsontbreken’ en ‘wilsgebreken’ kent. Bij wilsontbreken komen de wil en verklaring niet met elkaar overeen. Gevolg: geen overeenkomst ontstaan, tenzij wederpartij zich succesvol op art. 3:35 kan beroepen. Bij wilsgebreken is er wel sprake van een wil die overeenstemt met de verklaring, maar deze wil is op gebrekkige wijze tot stand gekomen. Iemand die bedreigt wordt met een wapen wilt zijn geld afgeven, maar deze wil is tot stand gekomen onder bedreiging. Er zijn vier wilsgebreken: bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden (allen 3:44) en dwaling (art. 6:228). Zorg dat je deze regelingen kunt vinden in je wetboek (dwaling staat op een geheel andere plek) en markeer de verschillende vereisten. Dwaling is een veelvoorkomend onderwerp van tentamenvragen.
          • Het is belangrijk dat je de vier vereisten voor dwaling kent en kunt uitwerken. Dwaling is het hebben van een onjuiste voorstelling van zaken. Het levert vernietigbaarheid van de onder deze voorstelling tot stand gekomen overeenkomst op. 4 vereisten: 1) onjuiste voorstelling, 2) causaal verband tussen onjuiste voorstelling en sluiten van de overeenkomst, 3) gaat om één van de gevallen genoemd in art. 6:228 lid 1) 4) kenbaarheid.
          • Er is sprake van causaal verband tussen de onjuiste voorstelling en het sluiten van de overeenkomst, wanneer deze niet, of niet onder deze voorwaarden, zou zijn gesloten ingeval van een juiste voorstelling. Let op: er moet gedwaald zijn omtrent een essentiële eigenschap.
          • De drie gevallen genoemd in art. 6:228 lid 1 zijn: 1) dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij (ook al is deze te goeder trouw), 2) de wederpartij kwam zijn mededelingsplicht omtrent de dwaling niet na, 3) beide partijen gingen uit van dezelfde onjuiste voorstelling. Kenbaarheid: het moet voor de wederpartij duidelijk geweest zijn dat hetgeen waaromtrent werd gedwaald essentieel was voor het sluiten van de overeenkomst.
          • Het verschil tussen dwaling en bedrog zit in het opzetvereiste dat bij bedrog geldt. Kijk dus goed of er sprake is van opzet, dat bepaalt welke vernietigingsgrond eventueel ingeroepen kan worden.
          • De algemene verjaringstermijn is 20 jaar. Let op: een rechtsvordering tot vernietiging verjaart al na drie jaar (art. 3:52 lid 1 sub b-c).
          • Besef dat de wilsgebreken geen eigen schadevergoedingsvergoeding hebben. Je kunt alleen vernietigen door een beroep op dwaling, geen schadevergoeding vorderen. Ingeval van de overige drie wilsgebreken is eventueel tevens sprake van een onrechtmatige daad, dan kan wel een recht op schadevergoeding bestaan.
          • Een onderwerp dat geregeld terugkomt in tentamens is handelingsonbekwaamheid. Een minderjarige die handelt zonder toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger, is handelingsonbekwaam (art. 1:233-234 lid 1). Gaat het echter om een rechtshandeling waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat een minderjarige van deze leeftijd deze zelfstandig verricht, dan wordt de toestemming verondersteld te zijn verleend (lid 3). Let op: de wettelijk vertegenwoordiger kan hier niet tegenin brengen dat geen toestemming verleend was. Gaat het in een casus om een minderjarige die iets koopt, beoordeel dan of het normaal is dat iemand van die leeftijd een dergelijke zaak koopt. Zo ja: dan kan de verkoper hem aan de koopovereenkomst houden. Zo niet: dan kunnen de ouders de overeenkomst vernietigen.
          • Een onder curatele gestelde die handelt zonder toestemming van zijn curator is handelingsonbekwaam (art. 1:381 lid 2). De wederpartij kan hier niet tegenin brengen dat hij niet wist van de onder curatelestelling. Art. 3:35 kan hier dus niet worden ingeroepen!
          • Let op: er is een verschil tussen handelingsonbekwaamheid, feitelijke onbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid. Zie bijv. art. 3:88 voor dit laatste.
          • Een rechtshandeling kan nietig of vernietigbaar zijn wegens strijd met de goede zeden of openbare orde (art. 3:40 lid 1) of strijd met de wet (art. 3:40 lid 2). Let op: een rechtshandeling kan niet alleen naar inhoud in strijd zijn met de openbare orde, ook naar strekking! Het kopen van een broodmes is prima, als de koper de verkoper vertelt dat hij hiermee iemand wilt neersteken, is de koop nietig door de strekking ervan.
          • Ook als je de algemene voorwaarden (kleine lettertjes) niet hebt gelezen, ben je hieraan gebonden. Tegenover deze snelle gebondenheid staat de bescherming van de wederpartij tegen onredelijk bezwarende bedingen. Markeer de bepalingen waarin de zwarte lijst (art. 6:237) en de grijze lijst (art. 6:236) staan en weet waarin deze verschillen. Een beding op de zwarte lijst wordt aangemerkt als onredelijk bezwarend, een beding op de grijze lijst wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn (tegenbewijs mogelijk). In beide gevallen is het beding vernietigbaar, art. 6;233. Een veelvoorkomend beding betreft de exoneratieclausule (sluit aansprakelijkheid uit), deze staat op de grijze lijst!

          Wat geldt ten aanzien van de uitleg en uitvoering van een overeenkomst? - Chapter 17

          • Om te bepalen welke verbintenissen zijn ontstaan uit een overeenkomst, wordt als eerst gekeken naar de partijafspraak. Deze is bepalend. Is over een bepaald onderwerp niets afgesproken, dan kan deze leemte worden aangevuld door de wet, gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 1).
          • In veel tentamens komt de uitleg van een overeenkomst aan de orde. Hierbij is van belang te weten dat de inhoud van een contract niet alleen puur taalkundig moet worden uitgelegd. De Haviltex-formule ziet op de uitleg van een contract: het komt aan op ‘de bedoeling die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.’
          • De redelijkheid en billijkheid hebben zowel een beperkende als een aanvullende werking. Besef goed dat het niet de rechter is die de overeenkomst aanvult en dat hij deze ook niet wijzigt. Hij constateert slechts dat de r&b de leemte van rechtswege aanvullen. Wanneer de toepassing van een bepaling uit de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, kunnen deze een beroep hierop ontnemen (art. 6:248 lid 2). Het gaat dus niet om een onredelijke bepaling, maar om de onaanvaardbaarheid van toepassing van de bepaling! Wordt niet snel aangenomen, rechter moet zich terughoudend opstellen.
          • De rechter kan verzocht worden om de overeenkomst te wijzigen of te ontbinden wegens het bestaan van onvoorziene omstandigheden, art. 6:258. Let op, dit komt alleen in zeer bijzondere gevallen voor. Er gelden strikte voorwaarden en de rechter moet zich zeer terughoudend opstellen. Er is ook niet snel sprake van ‘onvoorziene’ omstandigheden: deze zijn ontstaan na het sluiten van de overeenkomst en hierin is niet voorzien in de overeenkomst door partijen. De gewijzigde omstandigheid mag niet in de persoonlijke sfeer liggen (galajurk niet meer nodig, want feest is afgelast).

          Wat houdt nakoming in en op welke andere wijzen gaan verbintenissen teniet? - Chapter 18

          • Voor het bestaan van verschillende rechten (denk aan opschorting en schadevergoeding wegens wanprestatie) is het van belang om te weten of een vordering opeisbaar is. Wanneer geen termijn voor nakoming is afgesproken, is de vordering direct opeisbaar (art. 6:38).
          • Een verbintenis gaat teniet door nakoming, afstand, verrekening en vermenging. Let op: nietigheid en vernietigbaarheid zijn geen wijze van tenietgaan van een verbintenis. De verbintenissen zijn dan nooit ontstaan (nietigheid) of worden geacht nooit te zijn ontstaan (vernietigbaarheid). Door ontbinding eindigt een verbintenis. Ingeval van bevrijdende verjaring gaat alleen de rechtsvordering teniet.
          • Er bestaan verschillende verjaringstermijn wat betreft rechtsvorderingen, zie art. 3:306-310 en 3:52.Let dus goed op dat je het juiste artikel gebruikt.
          • Het verschil tussen bevrijdende verjaring en een vervaltermijn is dat in het eerste geval de rechtsvordering tenietgaat, en in het tweede geval het vorderingsrecht. Door verval gaat een verbintenis dus teniet, en geldt een prestatie die daarna is verricht als onverschuldigd betaald. Zie art. 3:55 lid 2.

          Welke rechten heeft de schuldeiser bij niet-nakoming? (Deel l) - Chapter 19

          • Er is een aantal mogelijkheden die de schuldeiser heeft wanneer de schuldenaar zijn verbintenis niet nakomt. Hier komen tentamenvragen over, dus zorg dat je ze kent en wanneer ze wel/niet te gebruiken zijn. De eerste is nakoming verzoeken ex art. 3:296. Dit is alleen een optie wanneer nakoming nog mogelijk is en voor de schuldeiser nog zin heeft. Andere mogelijkheden zijn: het vorderen van schadevergoeding krachtens art. 6:74 (wanprestatie), ontbinding van de overeenkomst of opschorting van de eigen nakoming.
          • Een schadevergoedingsplicht ontstaat wanneer de schuldenaar toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis, waardoor schade is ontstaan (art. 6:74). Tekortkoming: niet, niet tijdig of ondeugdelijk nakomen van een opeisbare verbintenis.
          • De schuldenaar die toerekenbaar tekortschiet is schadeplichtig vanaf het moment waarop hij in verzuim is, tenzij nakoming blijvend onmogelijk is, art. 6:74 lid 2 jo. 6:81 e.v. Verzuim treedt dan direct in, waardoor van rechtswege een verbintenis tot schadevergoeding ontstaat. Verzuim treedt ook direct in wanneer duidelijk is dat de schuldenaar niet zal nakomen. In plaats van een ingebrekestelling volstaat dan een schriftelijke mededeling tot aansprakelijkheidstelling (art. 6:82 lid 2).
          • Verzuim vereist een ingebrekestelling: een schriftelijke verklaring waarin de schuldenaar wordt aangemaand om binnen een daarin gestelde (redelijke) termijn alsnog na te komen. Door het verstrijken van deze termijn raakt de schuldenaar in verzuim. De schuldenaar is vanaf dit moment pas verplicht tot vergoeding van vertragingsschade (schade die wordt geleden door het te laat presteren, art. 6:85). De wederpartij van een schuldenaar die in verzuim is, kan in plaats van nakoming ook kiezen voor vervangende schadevergoeding (vergoeding waarde uitgebleven prestatie, art. 6:87).
          • Ingeval van overmacht (niet-toerekenbare tekortkoming) ontstaat dus geen recht op schadevergoeding. Elke tekortkoming is toerekenbaar, tenzij de schuldenaar aantoont dat deze hem niet kan worden toegerekend, omdat zij niet aan zijn schuld te wijten is, of omdat zij niet voor zijn risico komt (art. 6:75). Schuld = verwijtbaarheid. Ingeval van een gedane garantie, kan niet worden gesteld dat de tekortkoming niet toerekenbaar is. Een vrijtekening/exoneratie is het tegenovergestelde: toerekening van eventuele tekortkoming wordt vooraf bij overeenkomst uitgesloten. Let op, ingeval van een consumentenkoop staat het exoneratiebeding op de grijze lijst van art. 6:237.
          • Bij het kiezen van een mogelijkheid, moet je rekening houden met het verschil tussen het vorderen van schadevergoeding wegens prestatie en ontbinding. Ontbinding van de overeenkomst is pas mogelijk zodra de schuldenaar in verzuim is, tenzij de nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk ook. Dan kan direct worden ontbonden. Ingeval van wanprestatie is verzuim niet nodig wanneer sprake is van (enkel) een blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Daarnaast is ontbinding mogelijk ingeval van overmacht, maar van wanprestatie is geen sprake.

          Welke rechten heeft de schuldeiser bij niet-nakoming? (deel II) - Chapter 20

          • Het is belangrijk te beseffen dat het feit dat de ene partij haar verbintenis niet nakomt, niet betekent dat de andere partij dan zelf ook niet hoeft na te komen. Er zijn dan wel twee mogelijkheden om eigen nakoming te voorkomen: opschorting en ontbinding.
          • Opschorting: de wederpartij van een niet-nakomende schuldenaar kan zijn eigen verplichting opschorten tot wel wordt nagekomen (art. 6:252). Hij kan dan zelf niet worden aangesproken tot nakoming.
          • Elke tekortkoming in de nakoming geeft de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden (art. 6:265), dus ook ingeval van overmacht. Toerekenbaarheid is geen vereiste, belangrijk verschil met art. 6:74!
          • Door ontbinding worden beide partijen bevrijd van hun verbintenissen. Als een partij al gepresteerd heeft, ontstaat automatisch een verbintenis tot ongedaanmaking (art. 6:271). Omdat geen sprake is van terugwerkende kracht, blijft de rechtsgrond van de verbintenis bestaan, de reeds verrichte prestatie is dus niet onverschuldigd betaald. Dit is een belangrijk verschil met vernietiging.
          • Het verschil tussen opschorting en ontbinding is het bij opschorting gaat om uitstel van de eigen prestatie (tot de ander gepresteerd heeft) en bij ontbinding gaat het om afstel van beide prestaties. Iemand die ontbindt, wilt geen nakoming meer en van de hele overeenkomst af zijn.

          Verbintenissen uit de wet I: wat is een onrechtmatige daad en kwalitatieve aansprakelijkheid? - Chapter 21

          • Aansprakelijkheid kan gebaseerd zijn op verschillende gronden. Wanprestatie (art. 6:74) betreft een contractuele aansprakelijkheid, terwijl art. 6:162 een buiten-contractuele aansprakelijkheid oplevert. Je moet voor het kiezen van de juiste grondslag dus beoordelen wat de band tussen benadeelde en wederpartij is.
          • Een veelvoorkomend tentamenonderwerp is de onrechtmatige daad. Zorg dus dat je art. 6:162 en de daarin gestelde criteria goed kent. Dit zijn: 1) onrechtmatige gedraging, 2) tegenover de benadeelde (relativiteit, art. 6:163), 3) toerekenbaarheid daarvan aan de dader, 4) schade, 5) causaal verband tussen schade en de onrechtmatige gedraging.
          • Drie gedragingen kwalificeren als onrechtmatig, art. 6:162 lid 2: 1) een inbreuk op een recht, 2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, 3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (zorgvuldigheidsnormen).
          • Denk bij een inbreuk op een recht bijvoorbeeld aan het eigendomsrecht (je zaak is vernield) of het recht van lichamelijk integriteit (je bent mishandeld).
          • Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht kan ook het niet houden aan een vergunning inhouden. Het gaat dus niet alleen om wetten in formele zin!
          • Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht betaamt een ruime begrip. Hieronder vallen onder meer regels die verbieden zaken of personen bloot te stellen aan gevaren waarop zij niet bedacht hoeven te zijn. Een bijvoorbeeld hiervan is ‘gevaarzetting’. In het Kelderluik-arrest zijn 4 criteria genoemd. Dit leerstuk komt bijna altijd terug in tentamens, het is dus belangrijk dat je deze kunt toepassen op een casus!
          • Kelderluik-criteria: 1) Is er een grote kans op niet-onderkenning van het gevaar door het slachtoffer, 2) hoe groot is de kans dat hieruit een ongeval ontstaat?, 3) wat is de ernst van de mogelijke gevolgen daarvan?, 4) In welke mate is het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk? De antwoorden op deze vragen kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van een onrechtmatige gedraging. Anderzijds kan geoordeeld worden dat slechts sprake is van ‘een ongelukkige samenloop van omstandigheden’.
          • Ook aan het relativiteitsbeginsel uit art. 6:163 moet zijn voldaan. Dit ziet op de vraag of de gedraging ‘tegenover de benadeelde’ onrechtmatig is. Je kunt niet zeggen dat hieraan voldaan is als deze persoon schade heeft geleden door gedraging! Het gaat om de geschonden norm: strekt deze tot bescherming van de schade zoals deze is geleden door de benadeelde? Op welke personen en schade ziet deze norm? Dit leerstuk kwam aan de orde in HR Taxibusje, een belangrijk arrest om te kennen.
          • Het derde criteria van de onrechtmatige daad is de toerekenbaarheid aan de dader. Dit is het geval, wanneer sprake is van schuld (=verwijtbaarheid) van de dader, wanneer de wet dit bepaalt of krachtens de in het verkeer geldende opvattingen. Onervarenheid is bijvoorbeeld geen reden om te stellen dat geen sprake is van toerekenbaarheid.
          • Als er meerdere personen betrokken zijn bij de onrechtmatige daad, moet je kijken naar art. 6:166. Groepsaansprakelijkheid leidt ertoe dat elk lid van de groep voor de gehele schade kan worden aangesproken. Dit hoeft niet de persoon te zijn die de onrechtmatige daad heeft gepleegd! Lees goed de drie gestelde criteria in dit artikel door. Zo moet de kans op het toebrengen van schade het lid behoren te weerhouden van zijn gedragingen in groepsverband.
          • Personen kunnen op basis van hun kwaliteit aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daad begaan door een ander. Denk aan de kwaliteit ‘bezitter’ of ‘wettelijk vertegenwoordiger’. Hier worden vaak tentamenvragen over gesteld.
          • Een kind jonger dan 14 jaar kan niet aansprakelijk zijn (art. 6:164), de ouders zijn dan aansprakelijk (art. 6:169). Dit is een vorm van risicoaansprakelijkheid. De ouders hoeven geen schuld te hebben en toch zijn ze aansprakelijk.
          • Voor een kind van 14 of 15 jaar zijn de ouders alleen aansprakelijk als hen kan worden verweten dat zij de gedraging van het kind niet hebben belet (art. 6:169 lid 2). Anders is het kind zelf aansprakelijk. Dit is dus een vorm van schuldaansprakelijkheid. Kinderen vanaf 16 jaar zijn zelf aansprakelijk.
          • Een werkgever kan aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daad die gepleegd is door een werknemer. Zie voor de kwalitatieve aansprakelijkheid voor ‘ondergeschikten’ art. 6:170. Criteria: 1) ondergeschiktheidsverhouding, fout (toerekenbare onrechtmatige daad) begaan door de ondergeschikte, 3) kans op de fout is vergroot door de opdracht, 4) zeggenschap over de gedragingen van de ondergeschikte. Dit is een vorm van risicoaansprakelijkheid. Lees de casus goed door: is sprake van een ondergeschikte/werknemer of van een opdrachtnemer (zelfstandige/zzp’er)? Voor dit laatste moet je in een ander artikel kijken.
          • Een veelvoorkomende tentamenvraag is: ‘wie draagt de schade: werkgever of werknemer?’ Hiervoor moet je beoordelen in welke mate de werknemer schuld heeft. Naast de werkgever kan de ondergeschikte zelf ook aansprakelijk zijn gesteld door de benadeelde (ex art. 6:162). Zij zijn dan beiden hoofdelijk verbonden voor het geheel (art. 6:102). Als de ondergeschikte de schade vergoed, kan hij dit verhalen op zijn werkgever, art. 6:170(3). Tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid! Andersom kan de werkgever zich niet verhalen op de ondergeschikte.
          • De kwalitatieve aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte is geregeld in art. 6:171. Denk hierbij aan de verhouding opdrachtgever - ingehuurde zelfstandige. Een belangrijk aspect hierbij is de ‘eenheid van onderneming’. De niet-ondergeschikte moet deelnemen aan de bedrijfsuitoefening van de opdrachtgever. Hij rijdt bijvoorbeeld in het busje met logo van de opdrachtgever en draagt diens uniform.
          • De bezitter van een gebrekkige roerende zaak en een gebrekkige opstal is aansprakelijkheid op grond van respectievelijk art. 6:173 en 6:174. Dit zijn beide vormen van risicoaansprakelijkheid, er hoeft geen sprake van verwijtbaarheid te zijn.
          • De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een dier is geregeld in art. 6:179. De aansprakelijkheid voor de bezitter ervan is gebaseerd op de ‘eigen energie’ en het onberekenbare element dat daarin besloten ligt. Het is niet relevant of de bezitter een verwijt kan worden gemaakt. Als je hond losbreekt omdat een ander je deur niet goed heeft dicht gedaan en de hond bijt een voorbijganger, dan ben je als bezitter aansprakelijk.
          • Producten zijn verantwoordelijk voor de schade die door hun gebrekkige product is veroorzaakt. Er moet sprake zijn van een veiligheidsgebrek, art. 6:186 lid 1. Deze aansprakelijkheid komt snel tot stand. Het is voldoende dat de producent het product op de markt heeft gebracht. De benadeelde hoeft alleen de schade, het gebrek en het causaal verband hiertussen aan te tonen. Zie art. 6:185 lid 1 voor de mogelijke verweren van de producten.

          De verbintenissen uit de wet II: wat zijn zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking? - Chapter 22

          • Ook uit rechtmatige daden kunnen verbintenissen ontstaan. Dit zijn geen rechtshandelingen, omdat zij ontstaan zonder dat de wil daarop is gericht. Bovendien is geen sprake van onrechtmatigheid. Zorg je de drie belangrijkste kent: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.
          • Zaakwaarneming, art. 6:198 e.v. Als iemand op eigen initiatief en met goede reden de belangen van een ander behartigt en daarbij kosten maakt, dan kan hij vergoeding hiervan vorderen, art. 6:200. Als door een storm de ramen van de buren sneuvelen, kun je deze laten vervangen om erger te voorkomen en de kosten hiervan verhalen.
          • Onverschuldigde betaling is het verrichten van een prestatie zonder rechtsgrond, art. 6:203. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer je per ongeluk geld naar de verkeerde persoon overmaakt. Ook kan hier sprake van zijn wanneer de rechtsgrond is komen te vervallen door bijvoorbeeld vernietiging van de overeenkomst. Dit is dus van belang om te weten als je een casus krijgt waarin sprake is van vernietiging. De onverschuldigde prestatie doet van rechtswege een verbintenis tot ongedaan making ontstaan, art. 6:203.
          • Als iemand ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is deze verplicht om diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. De ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in art. 6:212 lid 1. Let op het verschil met onverschuldigde betaling: hierdoor ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking, ongerechtvaardigde verrijking levert een verbintenis tot schadevergoeding op.

          Wat is schade en wat houdt de wettelijke schadevergoedingsplicht in? - Chapter 23

          • In veel tentamens komt een casus voor waarin iemand verschillende soorten schade heeft geleden (letselschade, geestelijke schade, schade door verdriet om een naaste etc.). Belangrijk is dus dat je verschillen kent, en waar deze in de wet geregeld zijn. Ook is het belangrijk om te weten hoe de omvang van de schadevergoeding wordt vastgesteld.
          • Schade bestaat uit: vermogensschade (art. 6:96) en schade uit andere nadeel (immateriële schade, art. 6:106). Vermogensschade: geleden schade en verlies gederfde winst.
          • Wat is de omvang van de schadevergoeding? Uitgangspunt: vermogensschade wordt volledig vergoed. Hiervoor moet sprake zijn van voldoende causaal verband tussen de schade en de schadeveroorzakende gebeurtenis (art. 6:98). Als de benadeelde ook wat voordeel heeft genoten, moet deze in rekening worden gebracht op de schade (voordeelstoerekening, art. 6:100). Tot slot kan de schadevergoeding worden verminderd als tevens sprake is van schuld van de benadeelde (medeschuld, art. 6:101).
          • Voor de vaststelling van aansprakelijkheid is het in geval van art. 6:162 en 6:74 voldoende als een ‘condicio-sine-qua-non-verband’ bestaat: de schade zou niet zijn ontstaan zonder de gedraging. Dit is echter te vaag om de omvang van de schade mee te bepalen.
          • Voor het vaststellen van de omvang van de schade wordt de ‘leer van de toerekening naar redelijkheid’ gehanteerd. Dit betreft een multifactoriële benadering waarbij verschillende elementen een rol spelen (aantal genoemd in art. 6:98). Relevante factoren: aard van de aansprakelijkheid (risico of schuld, contractueel of buitencontractueel), aard van de schade (zaak-, letsel-, of andere vermogensschade). Ook de mate van voorzienbaarheid, de mate van verwijtbaarheid en de aard van de overtreden norm spelen een rol. Voldoende causaal verband tussen schade en gebeurtenis zal eerder worden aangenomen indien de schade naar ervaringsregels waarschijnlijker was, het overlijdens- of letselschade betreft, de aansprakelijke een (groter) verwijt treft, er een verkeers- of veiligheidsnorm is overtreden, het gevolg minder ver is verwijderd van de gebeurtenis.
          • Zie art. 6:106 voor de vergoeding van immateriële schade. Art. 6:108 ziet op de schadevergoeding ingeval van overlijden.
          • Art. 6:107 heeft betrekking op de schadevergoeding aan derden ingeval van letselschade bij een naaste. Lid 1 sub a: recht op vergoeding van ‘verplaatste schade’. Dit zijn de kosten die ten behoeve van het slachtoffer zijn gemaakt, althans voor zover het slachtoffer deze had kunnen terugvorderen als hij ze zelf had gemaakt. Er zijn een paar naasten die hier aanspraak op kunnen maken.
          • Art. 6:107 lid 1 sub b ziet op de vergoeding van ‘affectieschade’. Deze mogelijkheid is pas in 2019 in de wet opgenomen. Houd dit dus goed in gedachte! HR Taxibusje is op dit punt dus gedateerd (hierin werd een vordering tot vergoeding van affectieschade afgewezen, omdat hiertoe geen wettelijke mogelijkheid bestond). De genoemde groep naasten van het slachtoffer met ernstig en blijvend letsel hebben recht op vergoeding van hun affectieschade bestaat bijvoorbeeld uit gederfde levensvreugde en verdriet.
          • Een ander leerstuk betreft de ‘shokschade’, hiervoor moet je wel naar het bekende Taxi-bus arrest kijken. Wanneer iemand een onrechtmatige daad pleegt jegens een ander, en een derde loopt hierdoor shockschade op (geestelijke schade), dan kan deze soms ook voor vergoeding in aanmerking komen. In het arrest was het probleem dat de geschonden verkeersnorm alleen strekte tot bescherming van verkeersdeelnemers (art. 6:163, relativiteitsvereiste). De shockschade bij de moeder van het overleden verkeersslachtoffer valt hier niet onder, maar de Hoge Raad oordeelde dat onder bijzondere omstandigheden ook belangen van anderen beschermd kunnen worden.

          Wat is een natuurlijke verbintenis? - Chapter 24

          • Een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet afdwingbare verbintenis (art. 6:3 lid 1). De schuldeiser heeft een vorderingsrecht zonder rechtsvordering. De schuldenaar heeft een schuld zonder aansprakelijkheid. Nakoming kan dus niet worden afgedwongen. Besef dus goed dat nakoming van een natuurlijke verbintenis géén onverschuldigde betaling inhoudt. Ook is het geen gift of schenking. Nakoming wordt wel aangemerkt als een ‘onverplichte rechtshandeling’ in de zin van de Pauliana.

           

          Image

          Access: 
          Public

          Image

          This content refers to .....
          Law and public administration - Theme

          Law and public administration - Theme

          Image
          Summaries, internships, tips and tools for study and work in law and public administration Definitions, Jurisprudence, Stories, Subjects, Study assistance,

          Image

           

           

          Contributions: posts

          Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

          Add new contribution

          CAPTCHA
          This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
          Image CAPTCHA
          Enter the characters shown in the image.

          Image

          Spotlight: topics

          Check the related and most recent topics and summaries:
          Activity abroad, study field of working area:

          Image

          Check how to use summaries on WorldSupporter.org

          Online access to all summaries, study notes en practice exams

          How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

          • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
          • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
          • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
          • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
          • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

          Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

          There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

          1. Use the summaries home pages for your study or field of study
          2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
          3. Use and follow your (study) organization
            • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
            • this option is only available through partner organizations
          4. Check or follow authors or other WorldSupporters
          5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
            • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

          Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

          Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

          Main summaries home pages:

          Main study fields:

          Main study fields NL:

          Follow the author: Law Supporter
          Work for WorldSupporter

          Image

          JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

          Working for JoHo as a student in Leyden

          Parttime werken voor JoHo

          Statistics
          1022