Samenvatting week 1 Beginselen van de Democratische Rechtsstaat

Week I 

Samengevat is een staat een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. Een gemeenschap die wonen aan een aaneengesloten gebied die verschillen van individu toch de leefregels door dwang handhaven. De gemeenschap die een staat vormt heeft een rechtsgemeenschap. Dit betekent dat zij haar belangrijkste waarden in door dwang te handhaven leefregels heeft neergelegd. Een gemeenschap met gemeenschappelijk waarden en rechten. 

De mogelijkheid van toepassing van dwang is kenmerkend voor een staat om gemeenschapsnormen te handhaven. Zonder dwang is rechtsorde niet denkbaar. Binnen een staat zijn er organen bevoegd om dwang uit te oefenen. Deze hebben gezag. De regels die betrekking hebben op de organisatie van de gezaghebbende organen en hun grenzen vormen rechtsregels die staatsrecht heet. Dit verschilt per staat en gemeenschap. 

In de middeleeuwen was het gezag overdraagbaar door grondgebied te verdelen. De gewone man/vrouw hadden geen politieke rechten maar wel werden wel beschermd voor oorlog, armoede, volkeren, etc. Door het opkomen van sociale klasse was de bescherming van gezaghebbers minder nodig. Machiavelli gaf in ‘De Vorst’ adviezen hoe hij moet optreden tot eenheid van de staat en geen persoonlijke ambities moest nastreven. John Locke omschreef de mens ‘by nature free, equal and independent’. Rousseau schreef in ‘Contract Social’ over de samenwerking van gezag en vrijheid. De staat mag geen rem vormen voor zelfontplooiing en is een afspiegeling van de samenleving. Tegenwoordig is elke burger gelijkwaardig en heeft recht op gelijke invloed op staatsbestuur. 

Hier is sprake van de door burgers gekozen vertegenwoordiging die de belangen representeren. De uitvoerders zijn soeverein, maar ook onderworpen door henzelf ingestelde gezag. Om de macht in te kunnen beperken is het gezag over schillende organen verdeeld. Hierdoor ontstaat er het stelsel van Checks and Balances. Elk orgaan moet een zekere macht en een zekere vertegenwoordigingsplicht krijgen. 

Dit werd geïntroduceerd in het boek ‘De l’esprit des lois’ door Montesquieu. Zijn leer over de Trias Politica betekende scheiding van de drie machten: wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Tegenwoordig is de taak van de regering groter dan alleen uitvoering van wetten. Bovendien opereren de belangrijkste organen in de staat niet onafhankelijk. Ook ontvangen regionale overheden bestuursbevoegdheden: Gedecentraliseerde eenheidsstaat

Het begrip rechtsstaat ziet op de bescherming van de burger tegen het staatsbestuur. Het bestuur mag alleen doen waartoe zij bevoegd is. De rechtsstaat heeft de volgende aspecten: 

  1. Staat erkent staatsvrije sfeer aan individuen en particuliere instellingen (vrijheid van godsdienst, meningsuiting, etc) 

  1. Optreden van bestuur dat voor burgers bezwarend is moet worden berust op een algemene regel die de bevoegdheid van het desbetreffende orgaan omschrijft 

  1. Regels van bevoegdheden van een staatsorgaan moet zijn vastgelegd door een ander orgaan 

  1. Geschillen tussen burger en staat moet door en onafhankelijke/onpartijdige rechter worden bepaald 

Eisen voor een rechtsstaat: 

  1. Scheiding van machten 

  1. Legaliteitsbeginsel 

  1. Grondrechten 

  1. Onafhankelijke rechterlijke macht 

Democratie heeft de volgende aspecten: 

  1. Democratische staat moet vrije en geheime verkiezingen hebben met zowel actief als passief kiesrecht 

  1. Openheid voor machtswisseling. Het moet duidelijk zijn van de duurte van functie verkozenen en niet altijd dezelfde mensen aan de macht 

  1. Parlement centrale rol in staatsbestel. Volksvertegenwoordiging beslissende stem 

Wanneer aan alle punten voldaan --> Democratische rechtsstaat 
Grondregels van democratische rechtsstaat: 

  1. Geen bevoegdheid zonder grondslag in de wet of Grondwet. Zonder voorafgaande autorisatie van de volksvertegenwoordiging kunnen bepaalde bevoegdheden niet worden gebruikt. Dit heeft het legaliteitsbeginsel. Dit wordt wel dikwijls in formele zin nageleefd 

  1. Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder vertegenwoordiging schuldig te zijn of zonder dat op die uitvoering controle bestaat. Vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen zijn: 

  1. Politieke vertegenwoordigingsplicht tegenover vertegenwoordigde organen 

  1. Ambtenaren vertegenwoordiging aan hun chefs 

  1. Bestuursorgaan gecontroleerd door ander orgaan (regering op regionaal). Preventief toezicht is bestuursorgaan goedkeuring vragen, regressief is dat hoger bestuursorgaan beslissingen van een lagere rechten kan corrigeren 

  1. Besluiten van bestuursorganen kunnen door de rechter worden vernietigd 

Vertegenwoordigers zijn niet altijd in staat de belangen van hun kiezers te behartigen en daarom zijn referenda ingesteld 

De Grondwet wordt ook een rigid constitution genoemd, een grondwet die moeilijker te wijzigen is dan een gewone wet. Een flexible constitution is wel makkelijk te wijzigen, omdat het grotendeels ongeschreven is en in gewone wetten is neergelegd. De Grondwet geeft beginselen die de grondslag voor wetgeving en bestuur moeten zijn. Wanneer de Grondwetgever het woord ‘wet’ gebruikt, bedoelt hij dat in formele wet. Bij een vereniging: “Bij wet zou dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.” Een vereniging van inbrekers mag worden verboden indien het verbod neergelegd is in een bepaling van een formele wet. Ander voorbeeld: “Iedereen mag land verlaten, behoudens in de gevallen bij de wet bepaald.” De formele wet somt deze gevallen op. 

In andere gevallen heeft de grondwetgever voor dat een uitwerking van een door delegatie voorziende lagere wetgever werking mag geven. De formele wetgever mag ook zelf bepalen en van delegatie afzien. In gevallen van mogelijke delegatie (art. 10:13 AWB) van wetgevende bevoegdheid: 

  1. “Bij of krachtens de wet” --> “Niemand mag vrijheid benemen, buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald” Maar wel “wet” en dus een formele wet waarop dit berust maar die nadere regeling aan een lagere wetgever kan delegeren 

  1. Werkwoord “regelen” of zelfstandig naamwoord “regels” --> “De wet regelt wie Nederlander is” Maar wel “wet” en dus een formele wet waarop dit berust maar die nadere regeling aan een lagere wetgever kan delegeren 

  1. “Uit de kracht van een wet” --> Rijksbelasting. Maar wel “wet” en dus een formele wet waarop dit berust maar die nadere regeling aan een lagere wetgever kan delegeren. Wel met grote terughoudendheid 

De Grondwet kent nog steeds lacunes. Er is sprake van een ongeschreven rechtsregel als er behalve een staatkundige praktijd ook een rechtsovertuiging bij de betrokkenen bestaat dat zij volgens die praktijk behoren te handelen. Sommige van deze worden als geldend aanvaard. Waar sprake is van een duurzame gewoonte, gedragen door algemene rechtsovertuigingen is er sprake van gewoonterecht. Zoals bij vertrouwensnorm ontslag aangeboden. 

Het staatsrecht omvat rechtsregels, geschreven/ongeschreven die de samenstelling en de functionering van de organen van de staat hun bevoegdheden en onderlinge verhoudingen regelen en omvat bepaalde fundamentele normen over de verhouding van burgers tot de overheid. Wetten die betrekking hebben op de organisatie van de staat en waarvan de basis in de Grondwet is benoemd zijn organieke wetten (Provinciewet, gemeentewet, etc). 

Het statuut voorziet een federaal verband tussen NL, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en is een document van intern staatsrecht van het Koninkrijk. 

De VN (Verenigde Naties) heeft als doelstelling internationale vrede en veiligheid. De Algemene Vergadering van deze organisatie bestaat uit de lidstaten en iedere staat heeft één stem. Deze besluiten zijn niet bindend. Vijf permanente leden (China, Frankrijk, Verenigde Staten, Rusland en Verenigd Koninkrijk) hebben een vetorecht. Ander orgaan is het Internationale Gerechtshof. NL is ook lid van de Raad van Europa. Hierin is er een comité van de regeringsleiders en een parlementaire vergadering. Daarnaast is NL lid van de Europese Unie. Veel wetgevingen komen uit de Europeesrechtelijke verplichtingen voort. Hoewel invloed, waardoor nationale beslissingsruimte is ingeperkt door de Europees recht, blijft NL een soeverein land in de internationale rechtsorde. De staat wordt territoriaal bepaald door zijn grenzen. Toch bestaan er uitzonderingen dat het nationale recht blijft gelden op inwoners die in het buitenland verblijven. Veelal zijn het betrekkingen van personen die een staat maken: taal, gezamenlijke instapping, verzet tegen onderdrukker, etc. 

Het grondgebied van de staat wordt bepaald door de landgrenzen en in de zee doormiddel van het Zeeverdrag (12 zeemijl) van de VN. Dit verdrag regelt ook onschuldige doorvaart, exclusieve economische zone en continentaal plat. Toch vervaagde deze grenzen door de Europese Unie (geen grenscontroles). 

Bepaalde rechten hebben alleen Nederlanders en geen vreemdelingen in de staat: 

  • Passief/actief kiesrecht 

  • Benoembaar in openbare dienst 

  • Bepaalde sociale grondrechten (bijstand) 

Overlevering van een Nederlander kan worden toegestaan ten behoeve van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek binnen de EU, mits de straf ook in Nederland mag worden uitgevoerd bepaald door de rechtelijke autoriteit. Wanneer niet uitleverbaar dan geldt het Nederlandse Strafrecht voor het buitenlandse gepleegde misdrijf. 

Toegang van vreemdelingen is geregeld in de Vreemdelingenwet. Identiteitspapieren, middelen voor verblijf, terugreis en een visum is vereist. Voor een verblijf langer dan 90 dagen moet de vreemdeling aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verblijfsvergunning vragen. Dit wordt verleend indien: 

  • Internationale verplichtingen daartoe dwingen 

  • Nederlands belang dienende door aanwezigheid vreemdeling 

  • Redenen van humanitaire aard 

De wet onderscheidt verblijfsvergunning regulier en verblijfsvergunning asiel. Eerst geldt een termijn van vijf jaar en dan onbepaalde tijd. Asiel is voor verdragsvluchtelingen uit gegronde vrees voor ras, godsdienst, nationaliteit, sociale groep of politieke overtuiging. De vergunning wordt niet verleend, maar verbieden terugplaatsing naar zo’n land. Indien niet het geval is er uitzetting mogelijk. Uitlevering (buiten EU) is om terbeschikkingstelling aan justitiële instanties ten behoeve van strafvervolging of tenuitvoerlegging van straf of maatregel in dat land. Uitzetting is verwijdering uit Nederland wanneer zijn verblijf niet meer rechtmatig is. Indien onrechtmatig in NL dan zorgt koppelingsbeginsel dat de persoon geen aanspraak op vertrekkingen, voorzieningen en uitkeringen kan krijgen 

Rechtsbescherming is bij beslissingen verblijfsvergunning regulier anders dan verblijfsvergunning asiel 

  • Regulier --> rechtsmiddelen AWB en mogelijkheid bezwaar (arbeid, studie, gezinshereniging of gezinsvorming) 

  • Asiel --> ipv bezwaar een voornemen procedure 

De wet kent drie wijzen van verkrijging van Nederlandschap: 

  • Verkrijging van rechtswegen: Als bij geboorte de vader of moeder Nederlands is 

  • Optie: na aflegging verklaring (optie) door bevestiging autoriteit 

  • Naturalisatie: verlening Nederlandschap indien meerderjarig en ingeburgerd kan worden beschouwd 

Het verlies van Nederlandschap kan door minister van Justitie en Veiligheid indien onherroepelijk veroordeeld wegens categorieën misdrijven. 

De theocratische staatsleer is de vorst de hoogste instantie, soeverein, omdat hij in naam van God regeert (droit divin). Hij staat boven de wet. Alle rechten die bij lagere overheden en individuen berusten waren tijdelijke gunsten. Tegenover deze leer stond de visie dat de vorst beperkte bevoegdheden had die werden begrensd door natuurrecht. Door het feodalisme kon de vorst militaire en financiële middelen kon de vorst deze claims afdwingen. Door het gewoonterecht, uitwerking van het natuurrecht, te gaan codificeren werd de functie van de vorst meer recht bewaren dan recht scheppen. De macht werd ingeperkt, zo ook later de macht van de paus. Ze claimen op eigen grondgebied aan geen macht gebonden te zijn en eisen externe soevereiniteit.  

Door ook hervormingen in de 16e eeuw vernietigde de res publica christiana waarvan de paus en de keizer de leider waren. Dit maakte plaats voor een pluriversum van soevereine territoriale staten. Hierdoor ontstond aristocratie en representatie. En vorsten konden door geloofsverdeeldheid interne soevereiniteit ontwikkelen. Door deze oorlog dachten veel politieke denken dat de enige remedie de vorst meer machte te geven. Ordering stond boven religie. Hier werden een aantal condities aan verbonden: 

  1. Niet afhankelijk van andere machten 

  1. Bevoegdheid nieuw recht te creëren --> positief recht (doelbewuste rechtsschepping) Magna Carta (afspraken tussen koningen en edelen) 

  1. Niet met partijen identificeren, maar elk van hen een minimum aan levensruimte gunnen 

Nu is de vorst met voldoende machtsmiddelen toegerust om zijn soevereiniteitsaanspraak in de praktijk te realiseren. Dit streven naar concentratie en vergroting van de centrale macht komt in strijd met privileges van feodale adel. Dit werd absolutisme genoemd. Er ontstaat een verzetsleer dat een tegenhanger is van de theocratische visie. Volgens deze leer is de macht aan de vorst gegeven door zijn onderdanen. Hoe hij deze macht heeft uit te oefenen is in een contract met zijn volk vastgelegd. Wanneer deze verplichtingen niet wordt nagekomen, omdat hij tiran is, mag er verzet gepleegd worden dat tot afzetting leidt. Voorbeeld “Plakkaat van Verlatinghe” en gaat uit van collectieve, historische verworven privileges. 

Een meer principiële rechtvaardiging van verzet tegen de tiramide vorst werd gevonden in een natuurrechtelijk contractsleer, die zich niet baseert op privileges maar toekomende vrijheidsrechten (mensenrechten). Vooral door John Loche geïnspireerd was het individu nu een van nature vrije en ongebonden persoon en gelijkwaardig aan anderen. Zonder overkoepelende centrale instantie die de individuele vrijheidssfeer beperkt. Om conflict te voorkomen richtte individuen een maatschappelijk verdrag een centrale macht op: de staat. Daaraan staan zij een deel van hun natuurlijke vrijheden af, opdat de staat de resterende vrijheid verzekert. Indien niet, recht op opstand. Trias Politica, scheiding van functies. 

Legaliteitsbeginsel
De vrijheid van een individu is onbegrensd, de beperking van die vrijheid is begrensd. Het instrument is de wet. Vereist is positivering, vastlegging van de beperkingen die aan de burgers opgelegd worden in wetgeving. Deze beperking is berust op het legaliteitsbeginsel: Machtsuitoefening is slechts geoorloofd wanneer deze berust op een door de wet gegeven bevoegdheid. Toch is dit niet genoeg tegen willekeur en absolutisme (grondwet geeft misschien allen macht aan soeverein). Dit weerhoudt tirannie. 

Machtsverdeling
De drie basisbevoegdheden dienen niet in één hand te liggen maar moeten verspreid worden over verschillende organen die elkaar in evenwicht houden. Hierdoor speelt geen leiden door subjectief eigenbelang 

Grondrechten
Fundamenteel uitgangspunt van de klassiek-liberalen rechtsstaat is het primaat van het individu en zijn rechten. Schendt de staat de vrijheidsrechten dan is er recht van verzet. De mens mag geluk nastreven en de staat moet zich hiervan afwezig houden, non-identificatiebeginstel. Omdat alle van nature gelijk zijn, dient ieder recht op vrijheid te hebben 

Rechterlijke controle
Dit is enerzijds een uitwerking van machtenspreiding, anderzijds het belangrijkste mechanisme om toe te zien op legaliteitsbeginsel en de grondrechten. Een neutrale derde die aan de hand van wetten conflicten beslist. 

De ontwikkeling niet Nederland ervaarde voordat gelijkheid en vrijheid op politiek vlak en representatieve democratie op basis van algemene directe verkiezingen volledig gerealiseerd werd, waren twee hoofdlijnen te bespeuren: 

  1. Politieke strijd om rol koning terug te brengen en regeringsmacht onder controle vaan parlement 

  1. Alleen door economische en maatschappelijk positie gekwalificeerde burgers konden deel uitmaken van volksvertegenwoordiging 

De democratische rechtsstaat was een feit toen in 1917 mannenkiesrecht en in 1919 vrouwenkiesrecht was. De klassiek-liberalen rechtsstaat waarborgt alleen de individuelen vrijheid en dan nog slechts op eenzijdige wijze. De staat beschermt competitie van gelijkwaardige individuen, maar niet de grote verschillen in uitgangspositie. Een eerste zet om dit op te lossen is via politieke gelijkheid middels algemeen kiesrecht. 

Toch is democratie en rechtsstaat, algemeen kiesrecht en vrijheidsrechten onvoldoende om een volwaardig bestaan te hebben. Hiervoor is een sociale rechtsstaat. Deze staat heeft niet alleen de vrijheden en rechten van burgers in acht te nemen en te beschermen maar moet ook “vrijheid tot” moeten garanderen waaronder de burger daadwerkelijk in vrijheid kan leven. Dit is verder omschreven in sociale grondrechten. Actief inzet is van de overheid vereist, zoals: recht op huisvesting, sociale zekerheid, onderwijs, gezondheidszorg. 

De beginselen van de democratie en de rechtsstaat conflicteren soms. De ontwikkeling naar verzorgingsstaat is gepaard met groei van overheidstaken. Het betstuur heeft toenemende ruimte gekregen voor regelgeving. De democratische legitimatie van overheidshandelen is verminderd. 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Abel-Jan Scheffer
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1114