TentamenTests bij Geschiedenis van de Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 3

Vragen

Vraag 1

Extra tijd als gelet wordt op de verwachte stimulus in plaats van de benodigde stimuli volgens Wundt:

1. Sensatie

2. Anticeptie

3. Apperceptie

4. Perceptie

Vraag 2

Met welke tactiek wist Flourens de frenologie te weerleggen?

1. Herstellen van mens na hersenoperaties

2. Elektrische stimulatie van delen van de dierlijke hersenen

3. Chirurgisch verwijderen van delen van hersenen van dieren

4. Observeren van mensen met hersenbeschadiging

Vraag 3

Intelligentie is volgens Binet een ….. eigenschap

1. Erfelijke

2. Veranderlijke

3. Neurologisch meetbare

4. Zelfstandige

Vraag 4

Lasley’s principe dat uitvoering van complexe functies verslechterd is afhankelijk van de hoeveelheid hersenletsel, staat bekend als:

1. Law of mass action

2. Lashley’s law

3. Principle of equiptentiality

4. Principle of conslancy

Vraag 5

Volgens Helmholtz zijn flarden gekleurd licht in het landschap ….., en bomen, gras en lucht …..

1. Perceptie/sensatie

2. Primaire kleuren/perceptie

3. Onbewuste gevolgtrekking/bewuste

4. Sensatie/perceptie

Vraag 6

De wet van Fechner gaat over de verhouding tussen

1. Fysische en fysiologische stimuli

2. Verschillende zintuigintensiteiten

3. Perceptie en apperceptie

4. Intensiteit van de fysische stimulus en intensiteit van de gewaarwording

Vraag 7

Dat alle levende wezens doordrenkt met ultieme NIET analyseerbare levensenergie zijn, is de stelling van:

1. Vitalisme

2. Mechanisme

3. Transcendentale idealisme

4. Behoud van energie

Vraag 8

Galton deed in 1884 een test voor het meten van intelligentie in zijn antropometrisch laboratorium. Hij deed dit aan de hand van:

1. Reactietijd

2. Woordenschat

3. Rekenen

4. A, B en C

Vraag 9

Watson vond het gecontroleerde reflexconcept van Pavlov bruikbaar voor zijn eigen concept omdat:

1. Het veel verklaarde over de aard van de hersenen

2. Het de waarde liet zien van nauwkeurige metingen in psychologische experimenten

3. Het was toe te passen op veel andere leersituaties naast de speekselreflex

4. Zowel A, B als C

Vraag 10

De geschiedenis van de psychologie die frenologie beschrijft als vorm van neurowetenschappen is:

1. Historisch

2. Epistemologisch

3. Constructivistisch

4. Niet bestaand

Vraag 11

Professionalisering en verwetenschappelijking van het sociaal beheer is kenmerkend voor de:

1. 17e eeuw

2. 19e eeuw

3. 16e eeuw

4. 18e eeuw

Vraag 12

Individualisering tijdens de Renaissance in Italië uit zich in:

1. Fascinatie met authenticiteit en emoties

2. De populariteit van portretten en autobiografieën

3. De opkomst van de Rooms-Katholieke kerk

4. A en B

Vraag 13

De psychologie van Wundt:

1. Komt voort uit de praktijkpsychologie van Fechner

2. Heeft invloed op de toegepaste psychologie

3. Is praktijkgericht

4. Geen van deze antwoorden is juist

Vraag 14

Sociaal beheer in de 20e eeuw:

1. Protoprofession – professioneel

2. Privé initiatief – overheidsbemoeienis

3. Zorg – controle

4. Zowel A, B als C

Vraag 15

Welke stroming is het voorbeeld van de invloed van de tegencultuur van de jaren ’60 op psychologie?

1. Anti psychiatrie

2. Humanisering van de arbeid

3. Geen van beide zijn juist

4. Beide zijn juist

Vraag 16

Moederschap

1. Is een beroep uit de 19e eeuw

2. Is een beroep uit de achttiende eeuw

3. Is een concept van Lightner Witmer

4. Is een concept van Granville Stanley Hall

Vraag 17

In Witmer’s psychologische kliniek:

1. Lag de nadruk op het meten van intelligentie met behulp van het IQ

2. Lag de nadruk op de studie van mentale processen

3. Waren psychologen onafhankelijk van artsen

4. Werkten psychologen in een team met medici en sociale werkers

Vraag 18

Individualisering in de 19e eeuw kenmerkt zich door:

1. De arbeidsdeling tussen de seksen

2. De scheiding tussen thuis en werk

3. De toenemende nadruk op privacy

4. A, B en C

Vraag 19

Welk van de onderstaande stellingen is of zijn juist?

1. De Tweede Wereldoorlog versterkte de monopolie van medici op het gebied van psychotherapie

2. Opinie en attitude onderzoek verspreidt zich na de Tweede Wereldoorlog van de VS naar Europa

3. Geen van beide zijn juist

4. A en B zijn juist

Vraag 20

Wat hebben psychologische praktijken op het gebied van opvoeding gemeen met het gebied van geestelijke gezondheid?

1. Ze zijn beide ontstaan na de Tweede Wereldoorlog

2. Watson heeft bij beide een grote betekenis

3. Ze zijn beide ontstaan na het gekkenhuis van de 19e eeuw

4. De rol van de popularisering heeft een grote invloed

Vraag 21

Psychoanalyse speelt een grote rol in de geschiedenis van:

1. Mental Hygiene Movement

2. Attitudeonderzoek Gordon en Allport

3. Beide zijn juist

4. Beide zijn onjuist

Vraag 22

De personalisatie van de geesteswetenschappen is een stroming in de psychotechniek die

1. Gebaseerd is op Hugo Münsterberg

2. Een reactie is op het geweld uit WO I

3. De positie van artsen in de psychotechniek versterkt

4. de positie van psychologen in de psychotechniek versterkt

Vraag 23

Het Hawthorne effect betekent…

1. Dat psychoanalyse effectiever is dan gedragstherapie

2. Dat gedragstherapie effectiever is dan psychoanalyse

3. Dat sociale factoren van groot belang zijn voor de arbeidsproductiviteit

4. Een democratisering van het productieproces

Vraag 24

Tijdens de Tweede Wereldoorlog….

1. Werd het begrip ‘shell shock’ populair

2. Omgeving – biologie werd belangrijk

3. Was counseling de meest gebruikte methode om militairen te behandelen

4. Verschoof de aandacht van biologie naar omgeving om de kans op een neurose verkleinen

Vraag 26

Welke van de onderstaande stellingen is/zijn waar?

1. Watson’s pedagogische ideeën benadrukken het belang van een rationele omgang met kinderen

2. Rousseau’s pedagogische ideeën benadrukken het belang van een rationele omgang met kinderen

3. Geen van beide zijn juist

4. Beide zijn juist

Vraag 26

Welk van onderstaande stellingen is of zijn juist?

1. Antipsychiatrie was een doorbraak voor de monopolie van medici op het gebied van psychotherapie

2. Antipsychiatrie heeft invloed op het proces van psycholisering

3. Geen van beide zijn juist

4. A en B zijn juist

Antwoordindicatie

Vraag 1

C

Vraag 2

C

Vraag 3

B

Vraag 4

A

Vraag 5

D

Vraag 6

D

Vraag 7

A

Vraag 8

A

Vraag 9

C

Vraag 10

D

Vraag 11

B

Vraag 12

B

Vraag 13

D

Vraag 14

B

Vraag 15

D

Vraag 16

A

Vraag 17

B

Vraag 18

D

Vraag 19

B

Vraag 20

D

Vraag 21

A

Vraag 22

A

Vraag 23

C

Vraag 24

D

Vraag 25

A

Vraag 26

D

Bron

Deze TentamenTests zijn gebaseerd op jaargang 2013.