TentamenTests bij Ontwikkelingspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2017/2018
Vragen
Vraag 1
Er zijn in de ontwikkelingspsychologie verschillende stadiumtheorieën, die in belangrijke opzichten parallel lopen. Welke van onderstaande combinatie van ontwikkelingsstadia is juist:
- sensomotorisch (Piaget), Initiatief vs schuld (Erikson), Fallische stadium (Freud)
- preoperationeel (Piaget), Autonomie vs schaamte en twijfel (Erikson), Anale stadium (Freud)
- concreet operationeel (Piaget), initiatief vs schuld (Erikson), Latentie stadium (Freud)
Vraag 2
Tavi begint te huilen voordat zijn moeder weggaat in de Vreemde Situatie test. Wanneer ze terugkomt leunt hij in haar richting maar schopt en draait als ze hem oppakt. Tavi lijkt
- veilig gehecht
- verward--gedesoriënteerd
- ambivalent (resistant)
Vraag 3
Hoe wordt een groep mensen genoemd die in hun levensgeschiedenis allen een gemeenschappelijke ervaring delen?
- cohort
- cultuur
- leeftijdsgroep
Vraag 4
De ontwikkeling kent het fenomeen van de kritische periode (critical period). De kritische periode voor de ontwikkeling van taal is vanaf de baby-tijd tot de
- kleutertijd
- vroege schooljaren
- puberteit
Vraag 5
Er is op verschillende manieren geprobeerd rekenschap te geven van de relatie tussen individu, ontwikkeling en omgeving, zoals in de bioecological theory van Uri Bronfenbrenner. Volgens die theorie heeft het microsysteem betrekking op
- de alledaagse omgeving van het kind, zoals gezin, school en buurt
- de interacties tussen bijvoorbeeld gezin, school en buurt
- zaken waar het kind niet direct aan deelneemt, indirect de invloed van ondergaat
Vraag 6
In een (Nederlandse) longitudinale studie naar rouwverwerking bij ouders van een overleden kind werden verschillende effecten gevonden. Welke van onderstaande conclusies is niet juist?
- Hoe ouder het kind des te heviger de rouw die werd gevonden bij de ouders
- ouders van kinderen met een traumatische dood rouwden meer dan ouders van een door ziekte overleden kind
- Vaders rouwen meer dan moeders
Vraag 7
Bernard heeft een gen voor Huntington’s ziekte en zal de ziekte zeker hebben. Dit is een voorbeeld van ................ erving.
- recessieve
- dominante
- sekse-specifieke
Vraag 8
Hoe wordt een ontwikkelingsverandering in de hoeveelheid of frequentie van een gedragskenmerk genoemd?
- een normatieve verandering
- een kwalitatieve verandering
- een kwantitatieve verandering
Vraag 9
Een belangrijk voorstander van het behaviorisme die volhield dat taalontwikkeling gebaseerd is op ervaring, is
- Ivan Pavlov
- B.F. Skinner
- Noam Chomsky
Vraag 10
Welke van de volgende stellingen over emoties is NIET WAAR?
- Baby’s kunnen geen emoties uiten gedurende de eerste maanden van hun leven.
- Baby’s vertonen gezichtsuitdrukkingen die gelijkaardig zijn aan volwassen uitingen van emotie.
- Eén van de eerste emotionele uitdrukkingen die baby’s vertonen is verdriet.
Vraag 11
De eerste glimlach van een baby, die bij pasgeborenen van minder dan een week oud kan voorkomen, wordt waarschijnlijk veroorzaakt door
- het zien van een menselijk gezicht
- het centrale zenuwstelsel activiteit
- succesvol contact leggen met de moeder
Vraag 12
Welke van de volgende stellingen over erfelijke en omgevingsinvloeden op de ontwikkeling is WAAR?
- Interne invloeden zijn belangrijker omdat ze eerst komen
- Externe invloeden zijn belangrijker omdat ze voor een langere periode invloed uitoefenen
- Interne en externe invloeden interacteren en kunnen vaak niet gescheiden worden
Vraag 13
Volgens een van de rate-of-living theorieën van veroudering geldt dat moleculen met ongepaarde electronen een electroon ‘stelen’ van een naburig atoom. Hierdoor kunnen cellen beschadigd raken. Het gaat daarbij om een theorie die het accent legt op
- de snelheid van celdeling
- het metabolisme
- de vorming van vrije radicalen
Vraag 14
Gedurende de midden-volwassenheid geldt: crystallized intelligentie __________, en fluid intelligentie __________.
- neemt toe; neemt af
- neemt af; blijft gelijk
- neemt toe; neemt toe
Vraag 15
Wat is, volgens Freud, het deel van de persoonlijkheid dat handelt volgens het ‘realiteitsprincipe’, en realistische manieren zoekt om voldoening te krijgen?
- id
- ego
- superego
Vraag 16
Een persoon hoort vier letters, P – S – T – O, vervolgens wordt gevraagd deze mentaal te herschikken tot een betekenisvol woord (zoals STOP). De mentale manipulatie van deze informatie vindt plaats in het ................. geheugen.
- procedurele
- impliciete
- werk
Vraag 17
Welke crisis zou een meisje in haar tienerjaren volgens Eriksons psychosociale theorie ondervinden?
- intimiteit tegenover isolatie
- integriteit tegenover wanhoop
- identiteit tegenover identiteitsverwarring
Antwoordindicatie
B
C
A
C
A
C
B
C
B
A
B
C
C
A
B
C
C
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution