Werkgroepaantekeningen bij Wetenschapstheorie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2018/2019

Werkgroep 1

In dit seminar wordt dieper in gegaan op het artikel van Meehl (1978) en worden voorbeeldtentamenvragen behandeld.

Onderwerpen die worden behandeld in de literatuur

Meehl maakt een vergelijking tussen psychologie en andere wetenschappen. In tegenstelling tot de psychologie, wordt er in de fysica experimenten moeilijker gemaakt om de theorie of hypothese te verifiëren. Dit wordt gedaan aan de hand van bold conjectures. Bijvoorbeeld Einsteins relativiteitstheorie leidt tot hele specifieke voorspellingen. Hij voorspelde een hele kleine verschuiving van de sterren achter de zon (vanwege de zwaartekracht van de zon). Als dat bevestigd wordt dan is dat een goede ondersteuning voor de bewering.

In de psychologie wordt er heel anders te werk gegaan. Het wordt makkelijker gemaakt om de theorie te verifiëren door bijvoorbeeld grote steekproeven. Ook is er geen sprake van bold conjectures omdat psychologen enkel voorspellen dat er geen verschil is. Theorieën kunnen niet eens bevestigd worden nadat de nulhypothese is verworpen. Daarnaast zijn theorieën in de psychologie een verzameling van ideeën en beweringen die niet kwantitatief zijn.

Het belangrijkste probleem volgens Meehl is dat significante verschillen te makkelijk zijn te vinden. Waarom is dat zo? Er zijn altijd onbekende en random factoren die leiden tot kleine verschillen (crud factors). Je kan dus altijd een verschil vinden als je lang genoeg zoekt. Er wordt niet naar de effect size gekeken. Dit betekent dat de standaardnulhypothese is dat er geen verschil is tussen de groep en dus altijd verworpen kan worden. Eenzijdige nulhypothese zijn 50% van de tijd onjuist met genoeg statistische power. Dit is dus anders in de fysica. Hypotheses zijn erg specifiek bijvoorbeeld uit theorie T volgt dat variabele X de waarde 4,362 heeft.  Het idee is dat als de voorspellingen zo specifiek zijn dan moet de theorie wel kloppen. Meehl geeft hiervoor niet een oplossing in zijn artikel, maar een alternatief kan zijn om de effect size erbij te noemen.

Meehl noemt 20 problemen van psychologisch onderzoek. In het seminar gingen we in op de secties met de meeste vragen. De eerste sectie is ‘individual differences’. Hierin maakt Meehl onderscheidt tussen idiografisch onderzoek, wat gericht is op individueel gedrag en nomothetisch onderzoek, wat gericht is op algemene wetmatigheden. Psychologisch onderzoek is in de meeste gevallen nomothetisch omdat er conclusies worden getrokken over een steekproef naar een populatie aan de hand van nulhypothesetoetsing. In individuele verschillen worden als psychologen gezien als ruis. Ze zoeken immers naar wetmatigheden en niet naar verschillen. Omdat er altijd dus sprake is van individuele verschillen is dit problematisch. Het onderzoek van Hamaker geeft aan waarom het in sommige gevallen beter kan zijn om naar individuele verschillen te kijken. Uit dit onderzoek bleek een negatieve correlatie tussen het aantal getypte woorden en het aantal fouten. Mensen die goed en snel kunnen typen kunnen maken dus minder snel fouten. Maar op individueel niveau is dit effect anders: als mensen sneller gaan typen maken ze sneller fouten. Het onderzoek van Hamaker hoef je niet te kennen voor het tentamen maar kan helpen om de sectie over individuele verschillen beter te begrijpen.

De tweede sectie die we hebben behandeld gaat over ‘polygenic heritance’. Non-polygenic inheritance houdt in dat een eigenschap is bepaald door variatie in één gen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij haarkleur. De variatie in dat gen leidt tot verschillende haarkleuren. Polygenic inheritance houdt juist in dat een eigenschap is bepaald door een interactie van meerdere genen. In de psychologie komt polygenic inheritance vaak voor. Psychologen zijn bijvoorbeeld op zoek naar een gen voor depressie, maar tot nu toen zijn geen betrouwbare associaties gevonden tussen genen en mentale stoornissen. Meehl vindt dit problematisch. Het is echter niet duidelijk waarom dit precies een probleem is voor de psychologie.

De derde sectie gaat in op ‘divergent causality’. Complexe systemen kunnen ingewikkeld zijn maar nog steeds te voorspellen omdat de kleine verschillen elkaar opheffen. Ook kan het zijn dat die verschillen systematisch zijn en dat de beginvoorwaarden van belang zijn. Dit is waar divergent causality over gaat. De psychologie heeft hier veel last van.

In de sectie ‘Random walk’ probeert Meehl te zeggen dat het leven van mensen een onvoorspelbare samenhang is van gebeurtenissen. ‘Context-dependent stochastologicals’ is de vijfde sectie die we hebben behandeld. Het punt van de sectie is dat theorieën in de psychologie niet nomologisch zijn (gebaseerd op wetmatigheden) maar ‘stochastological’ (statistsich, probablistisch contextafhankelijk). Nomologische netwerken zijn theorieën over hoe bepaalde concepten wetmatig samenhangen en hoe ze gemeenten worden.

De zesde behandelde sectie gaat in op ‘open concepts’. Meehl maakt onderscheid tussen ‘closed concepts’ en ‘open concepts’. Closed concepts zijn exactie definities met noodzakelijke en voldoende voorwaarden (bijvoorbeeld het concept van een driehoek). Open concepts zijn simpelweg concepten die niet gesloten zijn, maar meer abstract. In de psychologie zijn concepten veelal open, wat het moeilijker maakt om onderzoeken te doen naar deze concepten.

Tot slot hebben we de sectie ‘Verisimilitude’ behandeld. In deze sectie noemt Meehl een uitdrukking over God. Hiermee bedoelt hij dat als je vanuit de ogen van God zou kunnen kijken, dan zou je kunnen stellen dat alle theorieën imperfect zijn. Maar sommige theorieën komen dichterbij de waarheid dan anderen. Dit duidt Meehl aan met het begrip ‘verisimilitude’ (Truthlikeness)

Werkgroep 2

Dit seminar ging dieper in op het Rashomoneffect en de documenten over de zaak van de Unabomber (Johnson, 1998; Silva, 2003; Draaisma, 2019). Daarnaast werden er voorbeeldtentamenvragen behandeld.

Onderwerpen die niet worden behandeld in de literatuur

Welke factoren kunnen tijdens een rechtzaak van Ted Kaczynski een rashomoneffect in de hand werken?

  • Discrepanties tussen bekentenissen.
  • Selectieve herinneringen (wisdom of hindsight).
  • Leugenachtige getuigen.
  • Confirmation bias: het makkelijk herinneren van dingen die in overeenstemming zijn met je eigen standpunt.
  • Verdwenen herinneringen.
  • Vertekende herinneringen.
  • Interpretatieverschillen.

Werkgroep 3

Dit seminar ging dieper in op het artikel van Kendler (2016). Daarnaast werden er voorbeeldtentamenvragen behandeld.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
Search a summary, study help or student organization