Werkgroepaantekeningen Rechtshandhaving en Politie - UL - Criminologie - B2 - 2015/2016

Werkgroep 1

De Nationale Politie in Nederland bestaat maar uit 1 korps (en niet uit 10 of 11). Verwar het woord ‘korps’ dus niet met eenheden. Het gaat ook maar om 1 rechtspersoon. De Nationale Politie valt niet onder het Ministerie van Justitie, omdat het een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Het valt wel onder de verantwoordelijkheid van de minister.

De politie telt ongeveer 63.000 werknemers.

De Rijksrecherche doet onderzoek naar (eventuele) fouten van de politie (bijv. als een verdachte omkomt bij/door een politiehandeling). Deze taak ligt bij de Rijksrecherche, zodat de recherche niet eigen collega’s hoeft te onderzoeken.

Zoals in het hoorcollege ook genoemd: er is kritiek op de doelstellingen van de Nationale Politie. Volgens politiewetenschappers is het net Haarlemmerolie (een middel tegen allerlei kwalen). Volgens vakbonden wordt er teveel van de politie verwacht en kunnen niet alle doelstellingen waargemaakt worden.

In 2013 is ongeveer 300 euro per persoon uitgegeven aan de (Nationale) politie. De totale uitgave bedroeg ongeveer 5,2 miljard. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie krijgt ‘maar’ 5,5% van het totaal, dat is vrij weinig in vergelijk met sommige andere ministeries.

Het logo van de politie bestaat uit een wetboek en een vlam (+ bom). De vlam staat voor waakzaamheid en werd oorspronkelijk gebruikt door de Rijkspolitie. Het wetboek staat voor het handhaven van de wetten. Dit symbool werd gebruikt door de Gemeentepolitie. Het betekent dus niet dat het wetboek in vlammen opgaat.

Werkgroep 2

In de werkgroep werd herhaald wat in het hoorcollege ook al was verteld, namelijk dat het gezag van de politie bij de burgemeester en de Officier van Justitie ligt en het beheer bij de minister.

Gezag en beheer

Het eerste deel van de werkgroep hebben we vragen moeten beantwoorden met betrekking tot gezag en beheer. Het waren steeds dezelfde vragen bij een andere casus. De vragen waren: gaat de minister de vraag die gesteld wordt in de casus beantwoorden of ketst hij deze af? Als hij de vraag beantwoordt, hoe dan? Als hij de vraag afketst, naar wie dan en waarom? Omdat de werkgroepdocent de casussen niet online wilde publiceren vanwege hergebruik, worden de casussen niet allemaal beschreven en alleen globaal geschetst.

Supporters van AS Roma

De vraag aan de minister was als volgt: “Fans van Roma hebben wraak aangekondigd. Er komen 2.400 man deze kant op. Er ligt een strijdplan van de gemeente Rotterdam. Onderdeel daarvan is dat de fans van Roma uit het centrum worden geweerd en naar de Oude Haven worden geleid. We hebben vanochtend al de bezorgde voorzitter van de ondernemersvereniging van de Oude Haven gehoord, die zegt dat zij dat natuurlijk nooit kunnen bolwerken en dat daar alles kort en klein zal worden geslagen. Als de minister dan wordt gevraagd welke maatregelen er worden genomen, noemt hij bestuurlijke ophouding, maar hij zegt daar al bij dat dat niet erg succesvol is. De vraag is dus wat de minister gaat doen, samen met de gemeente Rotterdam, om de aangekondigde wraak en alle schade die daaruit voortvloeit voor de ondernemers in de Oude Haven te voorkomen.”

De minister ketst deze vraag af, omdat het gaat om gezag (het inzetten van de politie). De gemeente Rotterdam heeft een strijdplan klaarliggen en de burgemeester denkt dus dat het wel goed komt. Als de minister hier iets van zou zeggen/zich erin zou mengen, zou hij op de stoel van de burgemeester gaan zitten en dat is (volgens de wet) niet de bedoeling. Zou de burgemeester meer politiemensen nodig hebben en daar een verzoek voor indienen bij de minister (door middel van de korpschef), dan is het een zaak van het beheer. De minister heeft hierover gezegd: “Ik leg de verantwoordelijkheid ten volle waar die krachtens de wet in ons systeem thuishoort, namelijk bij de burgemeester en de lokale driehoek […]”.

Antisemitische spreekkoren tijdens voetbalwedstrijd

De vraag wat betreft de antisemitische spreekkoren luidt als volgt: “Het is terecht dat hier vandaag gesproken wordt over deze afschuwelijke en weerzinwekkende antisemitische koren die gehoord werden tijdens die wedstrijd. Mijn vraag aan de minister betreft de strafrechtelijke aanpak. Het is immers ongelooflijk belangrijk dat er niet alleen wordt opgetreden, maar dat er tijdig en snel wordt opgetreden. Wil de minister bevorderen dat, als er vervolgingsmogelijkheden zijn, die zo snel mogelijk worden benut?”

De minister ketst deze vraag af, omdat het gaat om de handhaving van de openbare orde. Dit valt onder het gezag van de burgemeester. Daarnaast vallen de vervolgingsmogelijkheden onder het gezag van het Openbaar Ministerie (OM). Het is niet passend om zich (als minister zijnde) te bemoeien met een individuele zaak van het OM.

Businessclass vliegen politietop

In 2012 en 2013 was erg veel geld uitgegeven aan de vliegtrips van de politietop. De vraag die hierover ging is: “Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat extra geld is besteed aan onnodig businessclass reizen terwijl dat ook aan het vangen van boeven besteed had kunnen worden? Zo nee, waarom niet?”

De minister beantwoordt deze vraag, omdat de vraag betrekking heeft op het beheer van de politie. De minister heeft de fouten niet zelf gemaakt, maar hij is er wel verantwoordelijk voor.

Businessclass vliegen was niet nodig, maar de vluchten wel, want die waren voor belangrijke doeleinden, zoals het versterken van samenwerking met andere landen. Verder is een wijziging aangebracht in het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie. Businessclass reizen bij vliegreizen buiten Europa is niet langer een recht (terwijl voorheen alleen binnen Europa in economy class gereisd werd).

Politiecijfers

Het tweede deel van de werkgroep hebben we het gehad over politiecijfers. De politie wordt steeds meer aangesproken op deze cijfers. Om duidelijk te maken hoe het zit met de politie, wordt het voorbeeld van een bakker gebruikt. De vraag is: Hoe kunnen medewerkers (per direct) 100 taarten meer bakken dan normaal? Er zijn verschillende antwoorden mogelijk:

- harder werken huidige personeel

- meer personeel

- meer materiaal

- efficiënter werken (lopende bandwerk bijv.)

- specialisatie (de een maakt worstenbroodjes, de ander taarten)

- andere grondstoffen (kant en klaar: tijdsbesparing)

- kleinere taarten maken

- werk uitbesteden

- minder andere producten, meer taarten

- cupcakes taarten gaan noemen

De gevolgen die deze antwoorden/oplossingen kunnen hebben zijn onder andere: doelen worden bereikt (meer taarten), meer kosten, geen tijd meer voor andere producten, makkelijkere taarten, minder kwaliteit, manipulatie.

Toepassing politie

Alle mogelijke oplossingen en gevolgen gelden ook voor de politie. Als de politie zich bijvoorbeeld meer richt op geweldsdelicten (taarten bakken), kan de aandacht voor vermogensdelicten (andere producten) wat afnemen. Volgens het rapport uit 2013 van het Centrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving is het aantal woninginbraken afgenomen. Mogelijke verklaringen zijn: de politie heeft harder gewerkt, prioriteiten gesteld (woninginbraken gaan voor andere delicten) of met meerdere partners samengewerkt. De uiteindelijke verklaring is dat woninginbraken anders gelabeld werden (in 2013). Het aantal inbraken uit schuur/garage was namelijk toegenomen. De politie zal dit niet toegeven (als je het persoonlijk aan agenten vraagt soms wel), maar er was dus niet per se een daling van het aantal woninginbraken, ze werden ‘gewoon’ onder een andere categorie ingedeeld. De huidige minister (Opstelten) had gezegd dat het aantal woninginbraken drastisch moest verminderen. Om aan deze eis te voldoen, werden woninginbraken zoveel mogelijk geschaard onder inbraak uit schuur/garage. Dit levert een vertekend en onjuist beeld op.

Over de periode 2007 – 2013 waren er minder totaal geregistreerde delicten. Dit kan betekenen dat er minder delicten hebben plaatsgevonden, maar ook dat mensen minder aangifte hebben gedaan of dat de politie zelf minder geregistreerd heeft. De tabel hieronder laat zien dat er minder ondervonden en minder geregistreerde misdrijven zijn. De lijnen dalen echter niet gelijk.

Dit laat zien dat de politie relatief gezien meer is gaan registreren (ook al lijkt dit minder, aan de cijfers te zien). Dit kan doordat mensen eerder naar de politie gaan (door meer vertrouwen in de politie), maar het komt vooral doordat het aangifte doen veel makkelijker is geworden.

Vermogensmisdrijven worden in vergelijk met andere typen misdrijven relatief veel geregistreerd. Dit komt vooral omdat aangifte voor de verzekering een voorwaarde is en mensen willen vaak toch graag geld zien.

Wapen- en drugsdelicten worden relatief veel opgehelderd. Dit komt omdat deze delicten alleen op heterdaad worden geregistreerd, hierdoor lijkt het alsof veel delicten worden opgehelderd. Van het totaal aantal geregistreerde delicten wordt ongeveer 25% opgehelderd (dit is al een aantal jaren ongeveer gelijk). Vuurwapen en drugs worden relatief gezien het meest opgehelderd. De meeste andere delicten worden procentueel gezien maar weinig opgehelderd. Verklaringen voor het feit dat vuurwapen- en drugsdelicten relatief gezien veel worden opgehelderd zijn: meer aandacht voor deze delicten dan voor andere delicten (vanwege de impact) en dat het delicten zijn die vaak gebeuren in contact met andere mensen (er zijn dus vaker getuigen).

Van de vermogensdelicten worden winkeldiefstallen het meest opgehelderd. De verklaring hiervoor is de volgende: als iemand gepakt wordt, wordt de winkeldiefstal geregistreerd. Het gaat dus bijna alleen maar om heterdaad en de geregistreerde delicten zijn dan vaak ook meteen opgehelderde delicten. Daarnaast gebeurt het aanhouden van winkeldieven vaak door winkelpersoneel zelf en niet door de politie. De politie hoeft de dief alleen mee te nemen en heeft dus vaak niet zoveel ‘werk aan de winkel’. Het ophelderingspercentage zegt dus niet zoveel.

Conclusie

Verschillende omstandigheden hebben invloed op de cijfers van de politie. Cijfers vertellen dus bijzonder weinig. Veel dingen die je ziet in de cijfers zijn logisch te verklaren.

Werkgroep 3

Tijdens de eerste helft van het hoorcollege hebben we de krantenartikelen behandeld die we mee moesten nemen naar de werkgroep. Eerst keken we een filmpje over wat de taken van de politie kunnen inhouden en hoe deze overlappen.

In het filmpje (Prio 1 Zuiderpark van aanrijding tot aanhouding voor belediging) kregen agenten een melding van een aanrijding met letsel. Het zou een eenzijdige aanrijding betreffen waarbij een scooter tegen een geparkeerde auto aangereden zou zijn. Ter plaatse aangekomen verlenen de agenten eerste hulp aan het slachtoffer. De man begint het ambulancepersoneel uit te schelden en daarna ook de politie. Aangezien hij de medewerkers blijft beledigen wordt hij aangehouden. De man is eerst naar het ziekenhuis gebracht en daarna meegenomen naar het politiebureau.

De taken die de politie hier uitvoert zijn: hulpverlening en opsporing (aanhouding). Handhaving van de openbare orde zou in principe ook genoemd kunnen worden, omdat de man aan het schelden en schreeuwen is.

In dit filmpje is te zien dat de taken van de politie helemaal niet zo gescheiden zijn. Het is echter wel belangrijk voor het gezag (o.a. om te weten wie verantwoordelijk is voor een bepaalde taak) om onderscheid te maken. Dit is voor de politie soms best lastig.

Twee krantenartikelen die werden besproken worden hieronder toegelicht.

  • In Schiedam werd 2700 kilo aan vuurwerk gevonden in een busje en opslag. De chauffeur en bijrijder werden aangehouden (de politie wist van de trip die ze gingen maken) en de bus, opslag en hun huis werd onderzocht. De politie gebruikte hier de bevoegdheid van het doorzoeken van een woning. Dit is een dwangmiddel. De andere soort bevoegdheden die de politie gebruikt zijn de bijzondere opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden allebei gebruikt tegen de wil van de verdachte, dwangmiddelen gebeuren echter onder dwang en dat merkte de verdachte vrijwel altijd. Hoe zwaarder een bevoegdheid is, hoe hoger de rang moet zijn van degene die toestemming moet geven. Er is geen duidelijke scheidslijn tussen wanneer de Officier van Justitie toestemming moet geven en wanneer de Rechter-Commissaris (RC), dit wordt per geval bepaalt. Bij ernstige inbreuken op de rechten van de mens doet in ieder geval de RC dit.

  • In Eindhoven zat een verwarde man in een hoogspanningsmast. Na 14 uur heeft de politie de man eruit gehaald. De taak van de politie is hier hulpverlening, maar deze overlapt met handhaving van de openbare orde. Onder de ruime definitie van openbare orde wordt ook alles verstaan wat een preventief karakter heeft (bijv. als de politie rond rijdt in een wijk en dit rust en veiligheid uitstraalt naar de burgers). De nauwe definitie duidt op een ordeverstoring waarbij de politie meteen ingrijpt. Het begrip riot control staat hiermee in verband: er is al wanorde en daar wordt (meteen) op gereageerd. Crowd management daarentegen duidt op preventie: een grote groep wordt geleid, zodat het niet escaleert. Dit is bijv. te zien op koningsdag. De politie probeert dan grote groepen in kleinere te verdelen, zodat niet al die mensen (dronken) bij elkaar komen en gaan rellen. Handhaving van de openbare orde loopt vaak uit op opsporing. Rellen zitten bijv. tussen handhaving van de openbare orde en opsporing in. De ruime definitie van openbare orde hangt meer naar de kant van hulpverlening. Hulpverlening wordt vaak weer onderverdeeld in noodhulp en algemene hulpverlening.

In de meeste krantenartikelen kwam de opsporingstaak van de politie naar voren. Dit laat zien dat de media selectief is: opsporingsberichten zijn spannend. De krantenartikelen laten dus niet duidelijk zien wat de politietaken allemaal zijn.

De drie kerntaken van de politie zijn:

  • Handhaving van de openbare orde

  • Opsporing

  • Hulpverlening

In de tweede helft van het werkcollege hebben we ons bezig gehouden met een debat over de taken van de politie (de kerntakendiscussie). Dit debat werd ingeleid met een filmpje over het vele werk dat de politie heeft aan verwarde en overspannen mensen. De politietop slaat alarm, want al de tijd die gebruikt wordt voor verwarde en overspannen mensen kan niet besteed worden aan écht politiewerk. Ongeveer iedere 9 minuten is er een agent bezig met een verward persoon. In Amsterdam probeert een GGZ-instelling agenten tegemoet te komen met een psycholance: een ambulance speciaal voor psychiatrische patiënten.

De stelling was: ‘De politie dient zich enkel op haar kerntaken te richten en daartoe op gepaste wijze politiefuncties uit te besteden aan andere vormen van sociale controle’.

Argumenten voor de stelling:

  • Geldbesparing

  • Meer tijd voor kerntaken

  • Specialisatie mogelijk binnen kerntaken

Argumenten tegen de stelling:

  • Minder contact met burgers

  • Verwarring voor burgers

  • Onervaren mensen krijgen belangrijke taken

  • Problemen met bevoegdheden

Uit het debat bleek dat het een erg lastige kwestie is. Niemand was echt voor of tegen de stelling. Het uitbesteden van politietaken heeft voor- en nadelen. Door het uitbesteden van taken hebben ze inderdaad minder contact met burgers, maar vrijwilligers kunnen ook goed contact hebben met burgers. En de politie krijgt meer tijd voor kerntaken bij uitbesteding, maar is het voor de burger niet verwarrend dat er allemaal verschillende mensen verschillende taken uitvoeren? Zo zijn er tal van vragen waar nog geen goede oplossing voor is.

Werkgroep 4

Voor deze werkgroep moest iedereen een artikel, filmpje o.i.d. zoeken en daarbij aangeven welke algemene beginselen van behoorlijke politiezorg misschien in het geding waren en waarom. Deze beginselen staan nergens in de wet, maar ze zijn wel erg belangrijk. Ze zijn bijv. gebaseerd op de rechtspraak. De beginselen staan uitgebreid beschreven op de pagina’s 350, 351 en 352 in het boek ‘Politie’. In het kort zijn het: noodzakelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit, zorgplicht, redelijke en billijke belangenafweging, voortvarendheid/tijdigheid, actieve en adequate informatieverstrekking, rechtmatigheid/juiste rechtsgrond, onpartijdigheid, behoorlijk en nader onderzoek, zorgvuldigheid, gelijkheid, herkenbaarheid en duidelijkheid, hoor en wederhoor en vertrouwen. Uiteindelijk hebben er maar een paar mensen hun gevonden casus gepresenteerd en besproken. Hieronder worden er een paar omschreven.

Casus 1

Tijdens rellen bij een voetbalwedstrijd ging het bij optreden van de politie mis. Er ontstond onduidelijkheid onder de mensen over wat ze precies moesten doen. Ook gezinnen raakten bij het politieoptreden betrokken en twee meisjes raakten gewond door het slaan met stokken door de politie.

De beginselen die hier in het geding kunnen zijn, zijn zorgvuldigheid en proportionaliteit. De politie is niet zorgvuldig geweest in het aansturen van de rellen/mensenmassa, zodat ook gezinnen er bij betrokken raken. Daarnaast is het slaan met stokken misschien niet zo proportioneel als er sprake is van verwarde mensen en kinderen. We moeten echter oppassen met oordelen, want vaak worden in de media maar halve verhalen verteld. Bij sommige casussen kan de schending van meerdere beginselen beargumenteerd worden. Het ligt dan aan de argumentatie of het op het tentamen goed gerekend wordt.

Casus 2

Een allochtone jongen in de Schilderwijk wordt op een gewelddadige manier aangehouden, omdat hij zich volgens de betreffende politieagent niet had willen legitimeren. Als de politie hem met een knie op de grond houdt, gaan de omstanders protesteren. De mensen komen er steeds dichter omheen staan. Daarop slaat een politieagent er op los met zijn stok. Een filmpje over dit incident is te vinden op Youtube onder ‘Politieagent slaat er op los – rondkomen in de Schilderswijk’.

De beginselen die hier genoemd kunnen worden, zijn proportionaliteit, subsidiariteit en zorgvuldigheid. Is het proportioneel om een jongen met een knie (op nek/rug) op de grond te houden voor het niet willen legitimeren? En is dit het lichtste middel dat de politie kan inzetten? Dit geldt ook voor het slaan met de stok. Is dit in verhouding met het probleem dat opgelost moet worden? En had de politie de omstanders misschien niet op een andere manier op afstand kunnen houden? Ook zorgvuldigheid kan hier in het geding zijn, omdat men zich af kan vragen of de politie het probleem hier niet zelf groter maakt dan het is. Als ze de jongen niet op de grond hadden gegooid en gehouden, dan waren er misschien ook niet zoveel (boze) omstanders geweest.

Bij proportionaliteit gaat het om de verhouding tussen het probleem en het handelen van de politie. Bij subsidiariteit gaat het om het lichtste middel dat de politie kan inzetten, dat moeten ze ook gebruiken.

Casus 3

De politie wilde een familielid van de man die verdacht werd van overvallen thuis een bezoekje brengen. Aangekomen bij het huis blijkt dat er inmiddels iemand anders woont. Met toestemming van de nieuwe bewoner wordt het huis onderzocht, er wordt niets gevonden. Na nieuwe overvallen gaat de politie weer naar het betreffende huis. Als blijkt dat de eigenaar niet thuis is, wordt de deur met flink wat geweld kapot gemaakt. Het huis wordt onderzocht en weer wordt niets gevonden. Uiteindelijk blijkt dat geen (goede) melding was gemaakt van het eerste onderzoek. De naam van de bewoner was nog niet van de lijst geschrapt door alle hectiek omtrent de overvallen.

In deze casus is wel zeker sprake van onzorgvuldigheid en dus hebben we te maken met het beginsel zorgvuldigheid. Doordat de politie deze man niet verwijderd had van de lijst, is onnodig inbreuk gemaakt op zijn rechten. Daarbij kan men zich afvragen (als de eerdere bewoner er nog wel had gewoond) of het met flink wat geweld kapot maken van de deur proportioneel is om een huis binnen te treden. Misschien had de politie een minder zware methode kunnen gebruiken (subsidiariteit).

Tijdens het tweede deel van het werkcollege hebben we allerlei filmpjes gekeken en daar met elkaar over door gepraat.

Filmpje 1

Het eerste filmpje (te vinden op Youtube onder ‘Politie houdt zonder reden een jongen aan en bieden vervolgens geen excuses aan!!’) gaat over een jongen die wordt aangehouden. Een omstander is alles aan het filmen en geeft groots commentaar. Hij wil graag weten waarom de jongen is aangehouden en zegt bijv. dat iemand volgens de wet niet zomaar aangehouden mag worden. De jongen die later praat met de omstander zegt voor niks aangehouden te zijn. Daarop roept de omstander zo’n honderd keer om excuses te krijgen van de agenten, helaas zonder succes.

Dit filmpje geeft een indruk van wat de rol van media kan spelen in het beeld dat mensen hebben van de politie. Mensen filmen willekeurig politieoptreden, terwijl ze niet eens weten wat er echt aan de hand is. De omstander weet helemaal niet wat de politie heeft besproken met de jongen en waarom de jongen staande werd gehouden. Door al zijn commentaar op de politie kunnen ook anderen een verkeerd beeld krijgen van het handelen van de politie.

Filmpje 2

Dit filmpje is te vinden via de link: http://binnenland.eenvandaag.nl/tv-items/61869/roep_om_brede_invoering_bodycam_politie. Het gaat in dit filmpje over voor- en nadelen van een bodycam (een camera op het lichaam van een agent die alles filmt). Deze worden hieronder op een rijtje gezet.

Voordelen:

  • ‘Tegengif’ voor alle filmpjes etc. die gebruikt worden om een negatief beeld te scheppen van de politie. Halve waarheden kunnen door de politie dan aangevuld worden, doordat ze zelf betrouwbare beelden hebben van een bepaalde situatie.

  • De politie kan een eind maken aan de beeldenoorlog die gaande is. De macht van de smartphone wordt steeds groter en drijft de politie steeds vaker in het nauw. Het wemelt op internet van de filmpjes waarin agenten worden beschuldigd van geweldsmisbruik en discriminatie. De politie kan met eigen materiaal die beelden overstemmen.

  • Disciplinaire werking op agent en arrestant.

  • Mensen houden emoties vaak beter onder controle als ze weten dat ze gefilmd worden. Dat kan voor de agent en de persoon die gefilmd wordt prettig zijn.

Nadelen:

  • Ook het handelen van de agent zelf staat op beeld. Agenten kunnen dingen filmen waar ze bij een eventuele rechtszaak problemen mee krijgen. Als weerlegging kan echter genoemd worden dat als een politieagent professioneel zijn werk doet dit geen problemen hoeft op te leveren.

  • De politievakbond ACP is bang dat het strafproces door beelden van de politie in gevaar komt. Als filmpjes over incidenten naar buiten worden gebracht en de politie ziet dat halve waarheden worden verteld, wordt de druk groot om (voordat het strafproces begint) het hele verhaal te laten zien met de beelden die ze zelf hebben. Hier kan bijv. privacy van verdachten een rol spelen.

  • Dat alles wordt gefilmd kan wantrouwen scheppen bij burgers.

Filmpje 3

Dit filmpje is op Youtube te vinden onder ‘Marokkaan gaat tekeer tegen politie na aanhouding’. Dit filmpje is een mooi voorbeeld van hoe je een vertekend beeld kunt krijgen van een situatie. Als omstanders dit hadden gefilmd vanaf 0:35 min. dan had men een heel ander beeld gekregen van de politie, terwijl de politie hier niet voor niets geweld gebruikt. De man wordt heel agressief als hij met de auto wordt stilgezet. Hij komt eerst half door het raam naar buiten en als hij merkt dat er ook een deur in de auto zit, komt hij daardoor naar buiten. De politie probeert hem op afstand te houden en als hij blijft schreeuwen en niet rustig wordt, pakken de collega’s hem stevig beet en doen handboeien om. Dan begint hij de schreeuwen “laat me los, ik doe jullie niks, au”. Als daar was begonnen met filmen, was het filmpje heel anders geworden dan nu. Beelden die door de politie gemaakt zijn, zouden in zulke gevallen dus goed van pas kunnen komen.

Werkgroep 5

In het eerste deel van de werkgroep kregen we per duo kaartjes met kenmerken die we bij de juiste strategie moesten plaatsen. Hieronder zien jullie de uitkomst.

Traditioneel/professioneel model = zware criminaliteit aanpakken

  • Politie moet zware misdaad aanpakken

  • Wilson

  • Hiërarchie

  • Crime fighters

  • Efficiëntie

  • Willekeurige preventieve patrouille

  • Snelle reactie op meldingen (reactief)

  • Bekritiseerd door (raciale) emancipatiebeweging (de feministen vonden dit model bijv. te macho/mannelijk)

Community Policing = band krijgen met gemeenschap

  • Biker eenheden (surveillance te fiets)

  • Politie moet belanghebbenden betrekken bij politiewerk (o.a. voor een goede band met de gemeenschap)

  • Meest effectief voor verkleinen onveiligheidsgevoelens

  • Decentralisatie

  • Burgerparticipatie (inspraak)

  • Meest wijdverspreide politiestrategie

  • Meest effectief voor vergroten legitimiteit politie (door vertrouwen)

  • Politie moet worden uitgerust met een bodycam (alleen als het doel is om de politie te controleren pas dit bij deze strategie; je kunt hier legitieme vragen bij stellen, het kan namelijk het vertrouwen van burgers verkleinen)

Problem Oriented Policing = problemen oplossen op een wetenschappelijke manier

  • Proactief (niet afwachten tot burgers problemen melden, maar daarvóór al naar oplossingen zoeken; dit komt ook wel voor bij Community Policing)

  • Politie moet wetenschappelijke methoden gebruiken

  • Goldstein (het brein achter de strategie)

  • Gerichte specifieke strategieën (maatwerk met bijv. betrekking tot hot spots)

  • Oplossen sociale problemen

  • Effectief op lange termijn (op korte termijn soms geen effect, daarom politiek onaantrekkelijk)

  • SARA-model (wordt gebruikt om problemen goed aan te pakken, de letters staan voor Scanning (identificeren problemen), Analyse (analyseren oorzaken), Respons (implementeren maatregelen op maat) en Assessment (effectiviteit maatregelen evalueren))

  • Politie moet criminaliteitsanalisten aannemen

Zero Tolerance Policing = alle criminaliteit aanpakken

  • Broken windows theorie (kleine criminaliteit moet aangepakt worden, omdat ze anders voedingsbodem is voor zware criminaliteit)

  • Past bij politiek populisme (populisme in de betekenis van zich afzetten tegen de gevestigde orde door op emoties in te spelen, bijv. Wilders)

  • Camera-toezicht

  • Politie moet alle overtredingen van de wet aanpakken

  • Weinig discretionaire ruimte (weinig eigen inbreng voor agenten; je moet alles bestraffen, terwijl je dat misschien niet wilt)

  • Quality of life program (in de jaren ’90 voerde een burgemeester van New York (aanhanger van de broken windows theorie) ZTP als strategie; hij pakte alle criminaliteit hard aan)

  • Klassieke school (Beccaria; de zekerheid van de straf wordt gevonden in het straffen van alles)

  • Politie moet worden uitgerust met een taser

In het tweede deel van de werkgroep hebben we eerst twee filmpjes gekeken, daarna de voorbereidingsopdracht die we moesten maken deels besproken en het artikel van Terpstra behandeld.

Simulatie politieacademie

Het ene filmpje was een vogelvlucht, het andere ging over de frontlijn.

Vogelvlucht: iemand die een basisteam aanstuurt vertelt over de problemen en aanpak van een bepaalde plek. Het is een vast onderdeel van een surveillancegebied zegt hij, zodat de mensen daar weten dat ze in de gaten gehouden worden. Het is belangrijk om zichtbaar aanwezig te zijn en elke overlast wordt meteen in de kiem gesmoord. Ook volgens andere organisaties is op die plek harde aanpak nodig.

In dit filmpje komt duidelijk Zero Tolerance Policing naar voren. Het gaat om het meteen in de kiem smoren van overlast en het zorgen voor een harde aanpak. Volgens de leiding is deze plek een hot spot (vast onderdeel surveillancegebied) en daarom zou Hot Spots Policing ook kunnen. Deze is in de werkgroep verder niet behandeld.

Frontlijn: een wijkagent vertelt over dezelfde plaats. De mensen zijn geen lieverdjes, maar ze vindt dat er verkeerd op hen gereageerd wordt. Er is bijv. een ontmoedigingbeleid gemaakt om de jonge generatie uit de wijk te krijgen. Hierdoor wonen mensen met meerdere generaties op een verdieping. Bewoners zijn dus slachtoffer van het beleid. Door de overheid wordt niets gedaan om het voor de mensen leefbaarder te maken. Daarnaast worden incidenten volgens de wijkagent erger gemaakt dan ze zijn. In de media ontstond bijv. veel ophef over een hakenkruis op de muur, maar deze afbeelding was er al 8 jaar. De politie had deze eerder echter niet gezien, omdat ze nooit op die plek was geweest. Volgens de wijkagent gaat het nu alleen om verbieden en niet om aanbieden. Zij vindt dat Zero Tolerance Policing plaats moet maken voor een reëler beeld. Is er wel een probleem? Of lijkt het een probleem doordat de politiek en media er bovenop gesprongen zijn? Ze wil verder gaan dan strafrecht.

In dit filmpje komen aspecten van Community Policing en Problem Oriented Policing terug. De wijkagent wil bijv. contact met de burgers en andere maatregelen dan het strafrecht. Vanuit de top is hier geen draagvlak voor. Vooral in verkiezingstijd zeggen ze hard aan te zullen pakken en dat willen ze ook waarmaken.

Voorbereidingsopdracht

Met focus wordt de focus van de inzet bedoeld. Veel focus betekent een gerichte inzet (de politietop denkt na over wat de politie wanneer moet doen – informatieanalyse). Weinig focus betekent dat de agenten (bijna) niet gericht op pad worden gestuurd. De uitkomst van opdracht 1 is te vinden in de bijlage.

Community Policing staat links bovenin, omdat de band met de gemeenschap het belangrijkst is en die wordt niet alleen bereikt door middel van het strafrecht. Veel verschillende maatregelen worden toegepast en dus is er sprake van hoge diversiteit aan interventies. De focus is laag, want agenten worden niet gericht ingezet. Een band opbouwen met de gemeenschap kan op allerlei manier en is dus een beetje vaag. Agenten weten soms niet precies wat ze moeten doen.

Het Traditionele model staat links onderin, omdat de focus van de inzet laag is. Agenten worden ingezet in willekeurige preventieve patrouilles. Het doel is duidelijk: zware criminaliteit aanpakken, maar de inzet niet (agenten rijden rondjes om de criminaliteit op te sporen). Ook is de diversiteit aan maatregelen laag, de politie handhaaft ‘alleen’ de wet.

Zero Tolerance Policing staat ook links onderin, omdat agenten niet gericht op pad gaan (lage focus). Hen wordt opgedragen om alles aan te pakken, dit is breed en vaag. Daarnaast is de diversiteit aan interventies laag. Alleen door middel van het strafrecht/wetshandhaving voor criminaliteit aangepakt.

Problem-Oriented Policing staat rechts bovenin, omdat de focus van de inzet hoog is. Eerst worden problemen geanalyseerd en daarop worden agenten gezet. De problemen worden opgelost met maatwerk en dus is de diversiteit van interventies hoog.

Hot Spots Policing (HSP) staat rechts onderin, maar kan ook rechts bovenin geplaatst worden. De politie is gericht op hot spots, maar wat doe je daar? Plekken waar de politie Problem-Oriented Hot Spots Policing toepast (verschillende maatregelen op maat per hot spot), dan past HSP rechts bovenin. Dan is er namelijk een hoge diversiteit aan interventies. De politie is gericht op hot spots en wordt dus ook gericht ingezet (hoge focus). Als er alleen gerichte patrouille plaatsvindt, dan past HSP rechts onderin, de diversiteit is dan laag.

De uit onderzoek gebleken effectiviteit van de strategieën kan gekoppeld worden aan dit assenstelsel. Problem-Oriented Policing wordt tot nu toe gezien als de meest effectieve strategie voor het bestrijden van criminaliteit op de langere termijn. Het traditionele model en Zero Tolerance Policing hebben veel kritiek gekregen en onderzoekers zijn het niet eens over de effectiviteit hiervan. Hot Spots Policing is effectiever als er problem solving plaatsvindt (naast of i.p.v. gerichte patrouille). Community Policing is het meest effectief voor een hoge tevredenheid bij burgers, maar niet om criminaliteit te bestrijden. Kritiek op deze strategie is vaak dat het vaag is wat agenten precies moeten doen.

Artikel Terpstra

In dit artikel worden Amerika en Nederland met elkaar vergeleken met betrekking tot kenmerken en gevolgen van de politiecultuur. De onderzoekers vonden bevestiging voor het stresscopingsmodel. Dit model staat in verband met bepaalde kenmerken van politiecultuur. Deze stress kan van binnenuit of van buitenaf komen (intern/extern). Intern gaat het om hoe de leiding wordt gezien door ‘straatagenten’. Extern gaat het om het gevaar dat agenten ervaren op straat. De politiecultuur beïnvloed de werkstijl van agenten. Wilson onderscheid de volgende werkstijlen:

1: legalistic (crime fighters)

2: watchman (handhavers orde)

3: serivce (hulpverleners)

Nummer 2 en 3 werden samengevoegd, omdat geen bevestiging werd gevonden voor een onderscheid in deze werkstijlen. Daarnaast werd de professionele werkstijl toegevoegd.

Als de cultuur ongewenste stijlen tot gevolg heeft, hoe pas je dan de cultuur aan? Is dat een top-down relatie, of moet je dan iets veranderen aan de stress? In de praktijk gaat het om top-down, maar dit artikel geeft bevestiging voor het ‘stress-model’.

Bijlage

Opdracht 1

 





 

Diversiteit

interventies

 

 

 

 

 

 

 

Hoog

 

Community Policing

 

 

 

 

Problem-Oriented Policing

 

 

Laag

Traditionele model

 

Zero Tolerance Policing

 

 

Hot Spots Policing

 

 

 

 

 

 

Laag

 

Hoog

 

Focus

 

Werkgroep 6

Etnisch profileren

In de wetenschap is geen eenduidige definitie te vinden over etnisch profileren. De meningen verschillen sterk over wanneer de politie etnisch profileert. In Amerika wordt bijv. een strengere definitie gehanteerd dan in Nederland.

Als allochtonen in dure auto’s eerder worden aangehouden dan autochtonen (in pak) in dure auto’s omdat het merkwaardiger is dat allochtonen in zo’n auto rijden, is de mening van de meesten wel dat hier sprake is van etnisch profileren. Als iemand dan schuldig wordt bevonden en de politie moet verantwoorden waarom de betreffende allochtoon aangehouden is, kunnen ze bijv. makkelijk zeggen dat hij of zij geen knipperlicht aandeed of door rood reed. Op basis van de Wegenverkeerswet is eigenlijk altijd wel een ingang tot het strafrecht te vinden. Dit is van veel agenten waarschijnlijk de lievelingswet.

Cijfers diversiteit politie

Het is heel erg moeilijk om cijfers te vinden over de diversiteit van medewerkers binnen de politie. Dit is merkwaardig, omdat de politie al een aantal jaren bezig is met de diversiteit. Cijfers die gevonden waren gingen alleen over de politietop (over het jaar 2009). Het aandeel vrouwen bij de politie was 16%. Medewerkers boven de 50 jaar omvatten 52%. Verder was 6,5% van de medewerkers allochtoon. Cijfers die bekend zijn over 2014, zijn alleen door middel van veel doorklikken te vinden bij de Kennisbank Openbaar Bestuur van het Ministerie van Binnenlandse zaken. Uit deze cijfers blijkt dat in dat jaar 35% van alle medewerkers bij de politie vrouw was. Dit is iets gestegen in vergelijking met 2006 (32%). Het merendeel van de vrouwen had echter wel ondersteunende functies, zoals secretaresse. Er wordt actief aan gewerkt om meer vrouwen bij de politie te krijgen. Zo mochten bij een vacature alleen vrouwen en allochtonen reageren. Uit onderzoek (in Amerika) is namelijk gebleken dat vrouwen bijv. minder geweld gebruiken dan mannen en minder snel schieten. De vraag hierbij is of dit wel wenselijk is, het lijkt hier op discriminatie van de mannen en autochtonen. In 1955 gingen de eerste vrouwelijke agenten de straat op. Voor een leuk filmpje, zie ‘Eerste vrouwelijke agenten politie in Amsterdam, 1955’ op Youtube.com.

Voor elke organisatie is diversiteit van belang. Het kan soms dus beter zijn om een vrouw die wat minder goed is in het werk aan te nemen dan een man die beter is in het werk. Diversiteit is bijvoorbeeld belangrijk voor een bredere blik op en een betere afspiegeling van de maatschappij.

De cijfers van de Kennisbank over 2014 laten ook zien dat maar 5% van de politiemedewerkers niet-westers allochtonen waren. Dit is sinds 2006 zo gebleven. In de hele samenleving bestaat ongeveer 13% uit niet-westerse allochtonen. Zij zijn bij de politie dus ondervertegenwoordigd. Dit valt wel te relativeren, veel (niet-westerse) allochtonen willen ook helemaal niet bij de politie. Toch is er ook een deel dat na een paar jaar uitstroomt, omdat ze zich niet thuis voelen bij de politie (door bijv. collega’s). Daarnaast is er ook een groep die wel bij de politie wil werken, maar dat niet kan. Allochtonen moesten bijvoorbeeld een schrijftest maken. De kwaliteit van het taalgebruik en de diversiteit staan dan tegenover elkaar. Waar hecht je dan meer belang aan? Hier wordt wisselend over gedacht.

Daarnaast laten de cijfers zien dat 15% van de politiemedewerkers hoger opgeleid is. Onder hoger opgeleid wordt dan Hbo of Wo verstaan. De politie wil graag dat het aantal hoger opgeleiden toeneemt, maar dit lukt nog niet erg. Sinds 2006 is het wel wat toegenomen, van 13% naar 15%. Veel hoger opgeleiden willen niet bij de politie werken, omdat ze dan niet zo goed verdienen. De recherchetaak is bijv. een taak voor hoger opgeleiden. Omdat een groter aantal bij de politie in Amsterdam is geconcentreerd, haalt de politie daar de 20%.

De bovengenoemde resultaten zijn best wel teleurstellend als je weet dat de politie al 10 tot 15 jaar bezig is met actief diversiteitsbeleid.

Controle politie

Agenten kunnen bijv. gecontroleerd worden door een bodycam. Dan kan gekeken worden of agenten hun discretionaire ruimte goed hebben gebruikt of niet. Er komen steeds meer veiligheidsrisicogebieden waar de politie preventief mag fouilleren. Ze hoeven dan geen uitleg te geven over waarom ze bijvoorbeeld willen dat jij je legitimeert. Burgemeesters kunnen gebieden ook tijdelijk als veiligheidsrisicogebieden aanwijzen. De politie hoeft (gelukkig) niet meer een bepaald bedrag aan boetes binnen te halen. Dit droeg niet echt bij aan een goed beeld bij burgers van de politie. De politie heeft nog wel een quota voor bepaalde situaties, zoals met hoeveel het aantal woningbraken naar beneden moet.

De afgelopen 10 jaar heeft de politie veel meer vrijheid gekregen om controlebevoegdheden uit te oefenen (zie aantekeningen HC 6). Burgers kunnen tegen handelingen van de politie een klacht indienen, maar misschien is het handig om van tevoren al controle uit te oefenen op de politie. Een idee is om een andere agent mee te laten lopen. Die kijkt mee met wat de agent doet en kan ingrijpen als hij denkt dat het verkeerd gaat. Dit kost echter veel extra geld/mankracht en kan vervelend zijn voor de agent die zijn werk moet doen. Een andere oplossing is het trainen van agenten. Ze leren dan bijv. hoe ze in specifieke situaties moeten handelen.

De politie in Tilburg wilde discriminatie bestrijden met ‘stopformulieren’. Dat ze dit wilden gaan doen werd ’s morgens vroeg bekend gemaakt, ’s middags waren ze hier al op terug gekomen. Agenten moesten op deze formulieren invullen waarom ze iemand stopten. Het doel was dat agenten zich wat terughoudender zouden opstellen. Het voordeel is dan ook dat agenten beter nadenken voordat ze iemand stoppen. Daarnaast hebben onderzoekers veel meer data tot hun beschikking als door registratie van de formulieren. Een nadeel is dat het veel werk oplevert en zorgt voor meer bureaucratie. Een oplossing zou zijn om alleen als burgers erom vragen een stopformulier in te vullen.

Fietstest Amsterdam

In Amsterdam werd gefilmd wie er ongestoord een damesfiets kon stelen. Dit filmpje is te vinden onder ‘Fietstest Amsterdam – wie kan ongestoord een fiets jatten?’ op Youtube.com. In het filmpje proberen drie mannen met een verschillende etnische achtergrond een fiets te stelen. Ze hebben dezelfde kleren, leeftijd en lengte. De blanke man werd gezien als een ‘vadertype’ en hij wordt zelfs geholpen. De andere twee (donkere) mannen worden verdacht en soms zelfs gevaarlijk gevonden. Daarom wordt als de laatste twee met de fiets bezig zijn door veel mensen de politie gebeld. De uitkomst is dus dat blanken zich niet hoeven te bewijzen: alles is goed, totdat het tegendeel bewezen wordt. Dit wordt ook wel wit privilege genoemd. De meeste mensen identificeren zich met de blanke man.

Blanken zeggen er vaak niets van als ze merken dat mensen van etnische minderheden benadeeld lijken te worden. Dit komt waarschijnlijk, omdat dit vaak voor ons in het voordeel is.

Tentamentip: goed letten op de verbanden tussen de verschillende weken/thema’s.

Werkgroep 7

Tijdens deze werkgroep hebben we een oefententamen gemaakt en besproken. Daarnaast kregen we wat tips mee voor het tentamen.

Oefententamen (45 min.)

Vraag 1 (2 punten)

Definieer, in de context van de sturing van de politie, gezag en beheer.

Gezag: “de bevoegdheid om te beslissen over (beleid ten aanzien van) de taakuitvoering van de politie, haar inzet en optreden” (Koopman).

Beheer: “de zorg voor de organisatie en instandhouding van het politiekorps en de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen, opdat het politiekorps zo doeltreffend mogelijk functioneert” (Koopman).

Het gezag gaat dus over de taakuitvoering van de politie en het beheer over de organisatie en bedrijfsuitvoering.

Vraag 2 (3 punten)

Wat is het artikel 19 overleg? Noem in ieder geval de aanwezigen en waar het over gaat.

Het artikel 19 overleg (vernoemd naar het betreffende artikel in de Politiewet 2012) is een periodiek overleg op landelijk niveau tussen de regioburgemeesters (10), 2 burgemeesters van kleinere gemeenten (omdat deze anders ondervertegenwoordigd waren), de voorzitter van het College van Procureurs Generaal (namens het OM), de korpschef en de minister van Veiligheid en Justitie. Het overleg gaat over zaken die betrekking hebben op het gezag en beheer van de politie.

(onderwerpen noemen die vallen onder beheer en gezag is ook goed, maar het moet duidelijk zijn dat het gaat om zaken van beheer en gezag; landelijke doelstellingen vallen onder de taakuitvoering).

Vraag 3 (2 punten)

Onderzoekers van de Erasmus Universiteit concludeerden dat de politie zelf slechts beperkte invloed heeft op het vertrouwen van burgers in de politie als institutie. Welke verklaring gaven zij hiervoor?

Dit onderzoek is genoemd in hoorcollege 4. Het onderzoek gaf een intersubjectieve verklaring voor het vertrouwen. De mate van vertrouwen in de politie hangt sterk samen met het vertrouwen van burgers in publieke instellingen in het algemeen. Op dit vertrouwen kan de politie als instelling weinig invloed uitoefenen.

Vraag 4 (6 punten)

Stel dat je verantwoordelijk bent voor het personeelsbeleid van de politie. Wat voor werkstijl heb je nodig in je medewerkers als je een community policing strategie wil toepassen? En wat voor medewerkers volgens het traditionele model? Betrek de drie werkstijlen van politiemensen volgens Wilson (besproken in het artikel van Terpstra en Schaap) in je antwoord.

Bij deze vraag gaat het om het beargumenteren. De drie werkstijlen moeten kort genoemd worden en één moet er gekoppeld worden aan community policing en één aan het traditionele model. De twee die je gebruikt moeten wat verder uitgelegd worden en de twee strategieën ook.

De drie werkstijlen zijn volgens Wilson (let op: de onderzoekers vinden deels andere werkstijlen): crime fighter, hulpverlener en beschermer van burgers (ordehandhaver). Het meest logisch is om de hulpverlener te koppelen aan community policing, omdat het bij deze strategie gaat om het opbouwen van een band met de gemeenschap. Een hulpverlener is (actief) gericht op het contact met mensen. In contact met de burger wordt gekeken wat problemen zijn en daar wordt naar gehandeld. Bij het traditionele model past het beste de werkstijl crime fighter. Het model legt de nadruk op opsporing, reactiviteit en het aanpakken van zware criminaliteit. De crime fighter doet dit het liefst.

Essay vraag (8 punten)

Welke mogelijke gevolgen heeft het sturen op getallen (het zien van de strafrechtsketen als een productieketen) op de politie(capaciteit)? Beantwoord in maximaal 1 geschreven A4.

Deze vraag sluit aan bij wat verteld is in werkgroep 2 met het voorbeeld van de bakker. Een oppervlakkig antwoord zou zijn dat het sturen op getallen leidt tot continue politieke druk op de politie. Hiervoor zou je maar weinig punten krijgen. Voor een beter antwoord moeten meerdere (mogelijke) gevolgen uit het volgende rijtje genoemd en toegelicht worden:

  • Minder tijd voor andere delicten

  • Kwaliteit gaat naar beneden (van opsporingsonderzoeken)

  • Alleen makkelijke zaken worden aangepakt (voor een ‘extra turfje’)

  • Beleidsdoelen worden niet bereikt (hangt samen met het vorige punt)

  • Geen ruimte voor exotische of grote onderzoeken (omdat de politie andere doelen moet halen, het onderzoek omtrent MH17 is een voorbeeld van zo’n onderzoek)

  • Manipulatie van cijfers (woninginbraken worden bijv. gelabeld als inbraak uit schuur/garage, zo lijkt het alsof het aantal woninginbraken gedaald is)

  • Versmalling discretie (de politie wordt gedwongen om doelen te halen, dit kan positief zijn)

  • Legitimiteit wordt minder (de politie wordt als onnodig streng gezien)

Bij het sturen op getallen kan het product daders zijn of delicten. In een jaar moeten bijv. 250 daders van geweld opgepakt worden, of er moet een bepaald aantal onderzoeken gedraaid worden. Dit zijn quota’s. Bij het zien van de strafrechtsketen als productieketen is het de bedoeling dat zo weinig mogelijk mensen uitvallen. De politie moet als eerste de ‘productie draaien’ en bepaalt dus (voor het grootste deel) wie er in de strafrechtsketen terecht komt.

Tentamentips:

  • Begrijpend lezen en vraag ontleden (goed kijken welke onderdelen in je antwoord terug moeten komen)

  • Structureer je antwoord

  • Tijdmanagement (verzin een structuur, bijv. tijd verdelen over de vragen of het tentamen doorbladeren voordat je begint)

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Studiebundel Criminologie Leiden universiteit

Hoorcollegeaantekeningen Ontstaan en Ontwikkeling van crimineel gedrag - UL - Criminologie - B3 - 2015/2016

Hoorcollegeaantekeningen Ontstaan en Ontwikkeling van crimineel gedrag - UL - Criminologie - B3 - 2015/2016

Hoorcollege 1

Aanleren en afleren van crimineel gedrag

Dit vak valt binnen de ontwikkelings- en levensloopcriminologie net als de developmental and life course criminolgy. Farrington richt zich op drie thema’s. Ten eerste op de ontwikkeling van crimineel/ antisociaal gedrag en daarop inhakende preventiemethoden. Daarnaast de risicofactoren voor de ontwikkeling van criminele carrières op verschillende leeftijden en al laatste de effecten van gebeurtenissen tijdens de levensloop op het verloop van criminele carrières. Het is een jonge stroming met veel psychologie. Wat bijzonder is omdat het niet alleen kijkt tussen verschillen maar ook veranderingen bij een individu. Wat kunnen we bij een delinquent zien bij zijn ontwikkeling van crimineel gedrag? Er wordt veel longitudinaal onderzoek gedaan in deze stroming. Dit kan prospectief, dus vooruitkijken en retrospectief en dan kijk je terug naar bijvoorbeeld de jeugd van een dader.

Nature nurture

Wat een aspect is van deze stroming is het nature/nurture-debat. Als je wil kijken waar crimineel gedrag vandaan komt, kom je terug bij het nature/nurture-debat. Is crimineel gedrag aangeleerd of aangeboren? Bij nature zijn biologische theorieën belangrijk. Hierbij gaat het om termen als aangeboren, erfelijkheid, genen, hormonen, neuro-chemische processen. Bij nurture spelen leertheorieën een grote rol. Hierbij gaat het om termen als aangeleerd, omgeving, tabula rasa, opvoeding, school en vrienden.

Hoe ontwikkeld crimineel gedrag zich? Wat zijn de risicofactoren voor het ontwikkeling van crimineel gedrag. Zijn die dan voornamelijk biologisch of sociaal? Is het aangeboren of aangeleerd? Dit debat speelt op de achtergrond in de criminologie.

Aan- en afleren van crimineel gedrag

Robbins stelt dat je iets weet als je een relatie leert tussen twee dingen.

Leren

Er zijn drie vormen van leren. Zo is er het stimulus-respons-leren. Leren is gebaseerd op de vorming van een verband tussen twee stimuli (klassiek) of tussen een stimulus en een respons (operant). Bij cognitief leren wordt er geleerd aan de hand van mentale processen (inzicht). Observationeel leren is het leren door middel van imiteren van responsen.

Klassieke conditionering

Klassieke conditionering is een concept dat door Pavlov is geïntroduceerd. Het is een niet complexe, elementaire vorm van leren, waarbij een stimulus die een aangeboren reflex oproept, wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus, die daardoor het vermogen krijgt om dezelfde respons op te roepen. Er wordt een neutrale stimulus toegevoegd, zoals een bel, als dat proces van verwerving wordt herhaald, wordt de neutrale stimulus vanzelf een geconditioneerde stimulus.

Albert was een peuter die ze fobisch wilden maken voor ratten. Het slaan op een metalen plaat leidt tot schrik. Dat is een reflex. Als de rat er was werd er op de plaat geslagen. Het slaan was

.....read more
Access: 
Public
Artikelen Ontstaan en ontwikkeling van crimineel gedrag

Artikelen Ontstaan en ontwikkeling van crimineel gedrag

Deze samenvatting van artikelen bij Ontstaan en ontwikkeling van crimineel gedrag is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Voor meer recentere artikelen gebruik je het best de zoekfunctie van de website

Week 1: Ouderschap en crimineel gedrag - Het effect van het krijgen van een eerste kind op de ontwikkeling van crimineel gedrag

Susanne de Goede, Arjan Blokland & Paul Nieuwbeerta

Als alles anders wordt, verandert dan ook je criminele gedrag? Eerder onderzoek laat zien dat trouwen doorgaans een dempend effect heeft op crimineel gedrag (Blokland & Nieuwbeerta, 2010). Veel publicaties over trouwen als invloedsfactor op deviant gedrag noemen hierbij in één adem het krijgen van kinderen (Farrington & West, 1995). Kwalitatieve studies suggereren echter dat het krijgen van kinderen wel eens een eigen, zelfstandig effect op crimineel gedrag zou kunnen hebben (Farrall & Calverly, 2006; Moloney e.a., 2009). Zo blijkt uit de levensverhalen van de respondenten uit de Glueck-studie dat ouderschap voor hen belangrijk was bij het stoppen met criminaliteit. Toen echter bij kwantitatieve toetsing gecontroleerd werd voor de invloed van trouwen, bleek het effect van het krijgen van kinderen niet langer significant (Laub & Sampson, 2003). Omdat trouwen en kinderen krijgen vaak kort op elkaar voorkomen, blijft daarom de vraag of er een zelfstandig effect is van kinderen krijgen op crimineel gedrag van de ouders (Farrington & West, 1995).

Het krijgen van kinderen kan zorgen voor een toename van sociale integratie en een verandering van de eigen identiteit en daarmee voor een afname van crimineel gedrag. Sociale integratie vergroot zo de sociale controle en bewerkstelligt differentiële associatie

.....read more
Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen Preventie en straffen - Criminologie - UL - B3 - 2015/2016

Werkgroepaantekeningen Preventie en straffen - Criminologie - UL - B3 - 2015/2016

Werkgroep 1

Retributivisme

Het retrivutivisme is retrospectief, het kijkt naar het verleden. Het wil de verstoorde balans herstellen. Er zijn twee varianten:

  • Positief retributivisme: straf moet, anders is de morele balans niet in balans.

  • Negatief retributivisme: straffen mag. De voorwaarden zijn dat alleen schuldigen gestraft worden en dat er niet zwaarder gestraft mag worden dan de ernst van het delict en de ernst van de verwijtbaarheid. Verwijtbaarheid is een rekbaar begrip, vinden we het minder erg als een arme steelt? Als er minder zwaar gestraft wordt is de balans niet helemaal hersteld.

Proportionaliteit is een belangrijk begrip binnen het retributivisme. Daarnaast is gelijkheid een toverwoord. Je wordt gestraft voor wat je gedaan hebt. Vergelden is dus niet streng straffen maar straffen naar de ernst van het delict. Vergelden kan juist een limiterende werking hebben. Dat is belangrijk. Von Hirsch en andere nieuwe retributivisten waren voorstander van vergelden vanwege de limiterende werking. Er werd namelijk te streng gestraft en er was willekeur. Hierin komt gelijkheid in terug.

Utilitarisme

Het utilitarisme is prospectief, het kijkt naar de toekomst. Het maakt niet uit wat je gedaan hebt. De hardcore utilitaristen stellen dat onschuldigen gestraft mogen worden als dat veel nut oplevert. Hier gaat een generaal preventieve werking van uit. Als er delicten mee voorkomen kunnen worden, levert het nut op.

Generale preventie draait om normbevestiging en generale afschrikking. Speciale preventie draait om resocialisatie, incapacitatie en speciale afschrikking. Beide soorten preventie zijn strafdoelen.

Nut wordt gedefinieerd als opbrengsten die hoger zijn dan de kosten. Als het schade voorkomt is dat een opbrengst. Kosten kunnen bijvoorbeeld financiele kosten zijn van de straf en het leed van de straf.  Maar, hoe meet je nut? Hoe weet je op voorhand wat het nut gaat zijn? Het bepalen van nut is heel moeilijk. Mensen opsluiten die misschien niks meer zouden doen als ze vrij zouden zijn,  is bijvoorbeeld  nutteloos. Als de straf geen nut oplevert is er niet goed gestraft. De rechtvaardigheid van de straf valt dan weg. De straf moet hoog genoeg zijn om het nut te behalen. Te veel straf zou geen nut opleveren en is dus onrechtvaardig.

Overeenkomsten tussen het retributivisme en het utilitarisme zijn moeilijk, want het staat haaks op elkaar. Het retributivisme kikt terug en het is belangrijk dat de straf proportioneel is en dat er gelijkheid is. De utilitaristen vinden  het barbaars om alleen terug te kijken. Wordt de maatschappij daar beter van? Bij de utilitaristen gaat het om de toekomst. Onschuldigen mogen gestraft worden als dat generaal preventief nut oplevert.

Verenigingsleer

Het negatief retributivisme is het uitgangspunt in Nederland. Vergelding daarbij

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Preventie en Straffen - Criminologie - UL - B3 - 2015/2016

Hoorcollegeaantekeningen Preventie en Straffen - Criminologie - UL - B3 - 2015/2016

Hoorcollege 1

Rechtvaardiging en doelen van straf

In dit hoorcollege wordt de rode draad weergegeven voor de hele cursus. Als tip wordt er meegegeven om naar de leerdoelen te kijken ter voorbereiding van het tentamen. Tevens wordt er een plaatje van de eerste slide gebruikt in een tentamenvraag. Dit college gaat over rechtvaardiging, de zin en het doel van straf. Hoe moet er gestraft worden?

Wat is straf?

In dit college worden morele straftheorieën besproken. Allereerst beginnen we met het antwoord op de simpele vraag ‘wat is straf?’. Straf vinden we in deze samenleving heel vanzelfsprekend. Als er een rechtsregel wordt overtreden, volgt er straf. Als er geen straf volgt, worden we zelfs boos. Als er bij een juridische fout geen straf volgt, kan er zelfs eigenrichting volgen. We verwachten het en we eisen het, we vinden het formeel dat er straf volgt. In deze cursus bedoelen we straf binnen het domein van het strafrecht. Je hebt ook straf binnen de huiselijke kring of school. Hier bedoelen we dus het strafrecht.

Gemeenschappelijke elementen in meest gangbare definities

Er wordt al eeuwenlang nagedacht wat straf is en waarom we straffen. In de definities zien we dat straf pijn doen. Het is leed en  wordt onaangenaam gevonden door de ontvanger. Straf is er voor een overtreding van een rechtsregel. Het wordt opzettelijk opgelegd en als straf bedoeld door de mensen die het opleggen. De mensen die straf opleggen, hebben het formele recht om de straf op te leggen. Als een inbreker zijn been breekt en dat als straf wordt gezien is het niet opzettelijk, het is niet als straf bedoelt, want het overkomt hem.

Volgens Kelk (1994) is straf als zodanig bedoeld door de overheid toegebracht leed op grond van een in het strafwetboek als delict omschreven normschending. De kern is opzettelijke leedtoevoeging. Daarom is straf problematisch. Waarom voegen we leed toe en niet een andere reactie? Waarom niet iets dat geen pijn doet? Kortom, als wij leed toevoegen hebben we een coherente en fundamentele rechtvaardiging nodig.

Hart (1969) heeft een instrumentarium gegeven. Er zijn twee vragen die beantwoord moeten worden. Waarom straffen we? Dat is de algemene rechtvaardiging in de praktijk. De tweede vraag is the rules for allocation. Hoeveel, wat voor, voor wie moeten we straffen en met welk doel? Dat zijn de vragen die de straftoemeter zich moet stellen. John Stuart Mill is grondlegger van het utilitarisme en hij had deze vragen ook al in zijn hoofd.

De belangrijkste benaderingen

De nadruk ligt op het retributivisme (vergeldingstheorie) en het utilitarisme.

Retributivisme

Absolute theorieën en vergeldingstheorieën wordt het retributivisme ook wel genoemd. In de Amerikaanse theorie wordt het Just Desert genoemd. Bij de deontologische theorie wordt iets gerechtvaardigd, omdat we het intrinsiek goed vinden. We hoeven iets niet te rechtvaardigen door te refereren aan

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Methoden en Technieken van Criminologisch Onderzoek II - Criminologie - UL - B2 - 2015/2016

Hoorcollegeaantekeningen Methoden en Technieken van Criminologisch Onderzoek II - Criminologie - UL - B2 - 2015/2016

Hoorcollege 1

Kwantitatief onderzoek houdt zich bezig met de mate van het optreden van sociale verschijnselen. Het probeert verschijnselen te verklaren. Kwalitatief onderzoek daarentegen houdt zich bezig met de aard van sociale verschijnselen. Het probeert verschijnselen te begrijpen.

Meetniveaus

Nominaal niveau: zegt niks over rangorde (bv. Man/vrouw). Ordinaal niveau: er zit een rangorde in, maar tussen de stappen zit geen gelijk niveau, dus vwo is niet 2x zo goed als havo (bv. Opleiding). Interval niveau: heeft geen nulpunt, maar de verschillen tussen de stappen zijn gelijk/even groot (bv. Temperatuur). Ratio/absoluut niveau: heeft wel een nulpunt en de stappen zijn ook gelijk (bv. Gewicht/prijs)

De onafhankelijke variabelen zijn de invloedvariabelen. De afhankelijke variabelen zijn de variabelen die je wilt begrijpen/verklaren, de variabelen waar je in geïnteresseerd bent, waar iets invloed op heeft.

Maten van centrale tendentie: waar bevindt zich het gemiddelde? De maten van centrale tendentie zijn het gemiddelde, de mediaan en de modus. De maten van spreiding geven aan hoeveel verschil er is in scores. Dit zijn de variantie: de gemiddelde gekwadrateerde afwijking van individu van het gemiddelde en de standaarddeviatie: de gemiddelde afwijking van individu van gemiddelde.

95% van de scores in een normaalverdeling ligt 1,96 standaarddeviaties onder of boven het gemiddelde. Individuele scores zijn om te rekenen tot z-scores. Dit is de afstand tot het gemiddelde, uitgedrukt in aantallen.

Typen analyse

  • Univariaat: analyse met één variabele.

  • Bivariaat: analyse met twee variabelen.

  • Multivariaat: analyse met meer dan twee variabelen. Hierbij zijn meerdere factoren van belang. Tegelijkertijd worden meerdere variabelen bekeken en gecontroleerd.

Correlatie is een vorm van bivariate analyse. Het geeft informatie over de sterkte en de richting van een verband tussen twee variabelen. Significantie speelt hierbij een rol. Het geeft een indicatie hoe groot de kans is dat het gevonden verband tussen groepen per toeval in de steekproef worden gevonden, terwijl die in de populatie niet aanwezig zijn (p<0,05).

Met interval/ratio-variabelen kun je meestal volstaan met Pearson’s R, tenzij er duidelijke sprake is van een niet-normale verdeling van één van de variabelen of van één of enkele outliers. Is dit het geval, dan gebruik je de Spearman’s Rho. De Spearman's Rho wordt ook ingezet om ordinale variabelen aan elkaar te relateren.

Een kruistabel gebruik je om ordinale en nominale variabelen weer te geven, mits ze niet te veel categorieën hebben. Dit is zo, omdat je bij een toetsing op significantie (x2) minstens 5

.....read more
Access: 
Public
Onderzoeksmethoden - Scheepers e.a. - Boeksamenvatting 7e druk

Onderzoeksmethoden - Scheepers e.a. - Boeksamenvatting 7e druk

Hoofdstuk 1 Introductie: wetenschap als communicatieproces

Wetenschap is te zien als een systematisch geheel van kennis. Om een systematische samenhang tijdens onderzoek te krijgen maken wetenschappers gebruik van een aantal methoden en technieken.

Er zijn twee typen wetenschappelijk onderzoek. Het eerste type is fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en wil wetenschappelijke kennis uitbreiden. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek is gericht op de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van oplossingen die bestaan voor problemen in de praktijk.

Het boek gaat over de onderzoeksmethoden van de sociale wetenschappen, en heeft een multidisciplinaire insteek. Dit wil zeggen dat er over de grenzen van sociaal-wetenschappelijke disciplines heen wordt gekeken. Sociaal-wetenschappelijke disciplines zijn bijvoorbeeld sociologie, psychologie en communicatiewetenschap, en deze disciplines bestuderen allemaal een ander onderdeel van de mens en maatschappij.

Methodeleer is het geheel van onderzoeksmethoden die er bestaan binnen de sociale wetenschappen. Methodologie betreft de wetenschappelijke bestudering van methoden van onderzoek. Om verschijnselen in de sociale werkelijkheid op een systematische manier te ordenen, maakt men gebruik van methoden. Technieken zijn over het algemeen een klein onderdeel van een methode, bijvoorbeeld een steekproeftechniek die wordt gebruikt om een enquête te maken.

Wetenschap is een communicatieproces. Dit communicatieproces is als volgt te beschrijven: Wie zegt Wat tegen Wie, op welke Manier (Hoe), met welk Effect, met welke Feedback (terugkoppeling), in welke Context?

Een boodschap kan voor een ontvanger vier functies hebben, namelijk als bron van informatie, als vermaak, voor versterking van de identiteit en als middel voor integratie en interactie. Alledaagse kennis is vaak fragmentarisch en tegenstrijdig. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek kan deze ideeën bevestigen maar vooroordelen ook onderuithalen. In het boek komen vervolgens een aantal krantenartikelen aan de orde die hier niet worden behandeld. Lees ze zelf even door, omdat het een voorbeeld is van de manier waarop wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse media verschijnt en hoe dit gepresenteerd wordt.

De dagelijkse stroom van informatie leidt via discussies tot een publieke opinie, en informatie is daarom (onder andere) belangrijk voor politiek en bestuur. Toch kunnen gegevens ook uit hun verband worden gehaald of een emotionele lading meekrijgen, waardoor feitelijke gegevens een andere functie krijgen. Er worden in dat geval bijvoorbeeld geen vragen gesteld naar de kwaliteit van het onderzoek (validiteit, representativiteit en herhaalbaarheid). Onderzoek is dus een communicatieproces over uitkomsten en methoden, en is onlosmakelijk verbonden met de maatschappij. 

Hoofdstuk 2 Het onderzoeksplan

Het hoofdstuk begint met een onderzoeksvoorbeeld naar psychoses bij schizofreniepatiënten. Als psychoses vroegtijdig worden gesignaleerd, kan er actie

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting Politie: studies over haar werking en organisatie - Muller e.a.

Samenvatting Politie: studies over haar werking en organisatie - Muller e.a.

Hoofdstuk 4. Het systeem van de politie

4.1

In 2006 werd een nota van wijziging van de Politiewet 1993 door kabinet Balkende III gestuurd. Hierdoor zou het regionale stelsel worden verbeterd. Uiteindelijk in 2010, naar aanleiding van de nota uit 2006, kwam er een systeem die vandaag de dag nog aanwezig is. Ondanks dat het een grote wijziging was werd het door de Raad van State gezien als een nieuwe wet.

De kritiek van de Eerste Kamer op dit systeem werd niet teruggestuurd naar de Tweede Kamer. Omdat het systeem al zo ver was doorgevoerd en klaar stond in de startblokken, moest de Eerste Kamer instemmen met het systeem ondanks de twijfels en kritiek.

4.2

Wat waren de doelstellingen van deze wetswijziging? Gunther Moor en Terpstra beweerden dat de kritiekpunten werden 'overgenomen' als nieuwe doelstellingen. Toch waren er twee grote doelstellingen volgens de Raad van State:

  • Versterking van de democratische inbedding in gemeenten en op landelijk niveau.

  • Vergroting van de slagvaardigheid van de politie.

Ook moest er meer focus komen op opsporing en verbetering van de samenwerking met het OM.

4.3

De politieorganisatie bestond uit:

  • 25 regionale korpsen

  • het landelijke KLPD

En hieruit is een nieuwe nationale politieorganisatie gevormd. Het is nu één korps met als hoofd de korpschef en is onderverdeeld in 11 eenheden. Deze zijn aangesloten op de 10 arrondissementen van de gerechtelijke kaart en niet de veiligheidsregio's.

Door de nieuwe wet is de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de politie, waar voorheen twee ministers voor waren. Op het moment dat de regionale beleidsregels niet overeen komen met de nationale beleidsregels kan er ingegrepen worden (art. 40).

De korpschef beheert nu in plaats van de korpsbeheerder, hierdoor is het beheer op nationaal niveau komen te liggen. Het beheer op regionaal niveau ligt bij de burgemeester. En dan staat er in artikel 3 dat de politie nog altijd onder het bevoegde gezag van het OM en dus de burgemeester ligt. Naast de schaal waar het gezag plaats vindt heeft het OM ook verantwoording af te leggen aan de minister.

Door de nieuwe wet is de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de politie, waar voorheen twee ministers voor waren. Op het moment dat de regionale beleidsregels niet overeen komen met de nationale beleidsregels kan er ingegrepen worden (art. 40).

De korpschef beheert nu in plaats van de korpsbeheerder, hierdoor is het beheer op nationaal niveau komen te liggen. Het beheer op regionaal niveau ligt bij de burgemeester. En dan staat er in artikel

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Rechtshandhaving en Politie - UL - Criminologie - B2 - 2015/2016

Hoorcollegeaantekeningen Rechtshandhaving en Politie - UL - Criminologie - B2 - 2015/2016

Hoorcollege 1

De politie staat midden in de samenleving. Als je alleen al kijkt naar alle berichten in de krant die te maken hebben met de politie, krijg je hier een idee van. Voor de duidelijkheid worden eerst twee begrippen uitgelegd waarvan iedereen weet wat ze inhouden, maar die lastig te omschrijven zijn. Het gaat om ‘rechtshandhaving’ en ‘politie’. Rechtshandhaving houdt in dat wetten en regels gehandhaafd worden, dat gezorgd wordt dat mensen zich eraan houden. Voor het woord politie is eigenlijk geen goede, alomvattende definitie, maar toch weten we allemaal wat het is. Een definitie die wel gebruikt wordt is: een rechtshandhavende overheidsinstantie met geweldsmonopolie (Koning, 31-08-2015). Hier moeten echter nuances op aangebracht worden. De politie is namelijk niet de enige rechtshandhaver (een conducteur van de NS of een onderwijsinspectie zijn dat bijvoorbeeld ook). Daarnaast doet de politie meer dan alleen rechtshandhaving (bijvoorbeeld hulpverlening en opsporing).

Wat doet de politie?

De politie voert heel veel verschillende taken uit. De volgende opsomming laat zien wat voor taken de politie zoal uitvoert/welke functies er zoal zijn: wijkagenten, alcoholcontroles, patrouilles (snelweg), aangifte doen, piloten, ruiters, bikers, hondentrainers, beveiligen belangrijke personen, varen jetski (tijdens Sail bijvoorbeeld), waterpolitie, arrestatieteam, politie NL traint politie in andere landen (Soedan etc.), onderzoek MH17 (nabestaanden identificeren). De politie omvat wijk en wereld en is heel divers.

Even een vraag om over na te denken: Is er wel zoiets als ‘de’ politieagent? Moeten politieagenten niet gespecialiseerde trainingen krijgen afhankelijk van hun functie?

Geschiedenis politie

Na de Franse bezetting in 1795 is de ‘echte’ politie ontstaan, daarvoor waren er bijvoorbeeld burgerwachten. Koning Willem I houdt zich na de bezetting aan de Franse politiestructuur: dienaren van politie in de steden, veldwachters op het platteland en de koninklijke marechaussee in de zuidelijke Nederlanden. Met de Gemeentewet en het Politiebesluit van 1851 wordt de lokale politie onder het gezag van de burgemeester geplaatst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaan de bestaande korpsen onder de Duitse bezetting op in een Staatspolitie. Na de bevrijding wordt de politie hersteld in twee korpsen: de Gemeentepolitie en de Rijkspolitie. De Politiewet van 1957 maakt de politie ondergeschikt aan het bevoegd gezag: aan de burgemeester voor het bewaren van de openbare orde en aan de Officier van Justitie voor overtredingen en misdrijven. In de jaren ’60 neemt de welvaart snel toe en de criminaliteit ook. In 1993 gaan de West-Europese grenzen open. De politie verandert mee. In 1994 gaan de 148 korpsen Gemeentepolitie en de Rijkspolitie op in 25 grotere regionale politiekorpsen en 1 landelijk politiekorps (met ondersteunende specialistische diensten). De korpsen krijgen allemaal een korpsbeheerder en blijven op allerlei gebieden

.....read more
Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen Rechtshandhaving en Politie - UL - Criminologie - B2 - 2015/2016

Werkgroepaantekeningen Rechtshandhaving en Politie - UL - Criminologie - B2 - 2015/2016

Werkgroep 1

De Nationale Politie in Nederland bestaat maar uit 1 korps (en niet uit 10 of 11). Verwar het woord ‘korps’ dus niet met eenheden. Het gaat ook maar om 1 rechtspersoon. De Nationale Politie valt niet onder het Ministerie van Justitie, omdat het een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Het valt wel onder de verantwoordelijkheid van de minister.

De politie telt ongeveer 63.000 werknemers.

De Rijksrecherche doet onderzoek naar (eventuele) fouten van de politie (bijv. als een verdachte omkomt bij/door een politiehandeling). Deze taak ligt bij de Rijksrecherche, zodat de recherche niet eigen collega’s hoeft te onderzoeken.

Zoals in het hoorcollege ook genoemd: er is kritiek op de doelstellingen van de Nationale Politie. Volgens politiewetenschappers is het net Haarlemmerolie (een middel tegen allerlei kwalen). Volgens vakbonden wordt er teveel van de politie verwacht en kunnen niet alle doelstellingen waargemaakt worden.

In 2013 is ongeveer 300 euro per persoon uitgegeven aan de (Nationale) politie. De totale uitgave bedroeg ongeveer 5,2 miljard. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie krijgt ‘maar’ 5,5% van het totaal, dat is vrij weinig in vergelijk met sommige andere ministeries.

Het logo van de politie bestaat uit een wetboek en een vlam (+ bom). De vlam staat voor waakzaamheid en werd oorspronkelijk gebruikt door de Rijkspolitie. Het wetboek staat voor het handhaven van de wetten. Dit symbool werd gebruikt door de Gemeentepolitie. Het betekent dus niet dat het wetboek in vlammen opgaat.

Werkgroep 2

In de werkgroep werd herhaald wat in het hoorcollege ook al was verteld, namelijk dat het gezag van de politie bij de burgemeester en de Officier van Justitie ligt en het beheer bij de minister.

Gezag en beheer

Het eerste deel van de werkgroep hebben we vragen moeten beantwoorden met betrekking tot gezag en beheer. Het waren steeds dezelfde vragen bij een andere casus. De vragen waren: gaat de minister de vraag die gesteld wordt in de casus beantwoorden of ketst hij deze af? Als hij de vraag beantwoordt, hoe dan? Als hij de vraag afketst, naar wie dan en waarom? Omdat de werkgroepdocent de casussen niet online wilde publiceren vanwege hergebruik, worden de casussen niet allemaal beschreven en alleen globaal geschetst.

Supporters van AS Roma

De vraag aan de minister was als volgt: “Fans van Roma hebben wraak aangekondigd. Er komen 2.400 man deze kant op. Er ligt een strijdplan van de gemeente Rotterdam. Onderdeel daarvan is dat de fans van Roma uit het centrum worden geweerd en naar de Oude Haven worden geleid. We

.....read more
Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen Theoretische Criminaliteit - UL - B2 - Criminologie - 2015/2016

Werkgroepaantekeningen Theoretische Criminaliteit - UL - B2 - Criminologie - 2015/2016

Werkgroep 1

In het eerste deel van de werkgroep hebben we een filmpje gekeken over toezicht en veiligheid in uitgaansgebieden. De werkgroepdocent (Brands) heeft hiernaar onderzoek gedaan. Uit het filmpje blijkt o.a.:

  • De generaliseerbaarheid bij specifiek onderzoek is klein.

  • Er is een verband tussen wetenschap en praktijk en soms komt hier een kennisprobleem bij kijken.

  • Resultaten van onderzoek kunnen gevolgen hebben (consequenties).

Boek Cullen & Ball

Er zijn heel veel theorieën en ze gaan nooit helemaal weg. De maatschappelijke omstandigheden beïnvloeden een theorie en bepalen de populariteit daarvan (de historische context in combinatie met de sociale en geografische context spelen hierbij een rol). Tussen verschillende continenten/landen bestaan verschillen in contexten, bijv. tussen Amerika en Europa. Pas dus op met het toepassen van theorieën (zoals ze beschreven worden in het boek) in Europa, want het is een Amerikaans boek.

Het doel van hoofdstuk 1 van het boek is het uitleggen van het begrip theorie en het duiden van context en consequenties. Een theorie kan consequenties hebben op het gebied van politiek en beleid, maar ook in de ethiek. Hierbij speelt vooral de sociale context een rol, soms ook de geografische context.

Hoe gaan we met een theorie om?

De atoombom is ontstaan door de uitvinding van kernsplijting. Dit hoeft niet uitgevonden te zijn om verkeerd te gebruiken. Kernsplijting kan namelijk ook goed gebruikt worden om energie op te wekken. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd kernsplijting verkeerd gebruikt: op Japan werden atoombommen geworpen. In dit voorbeeld is te zien dat het heel belangrijk is hoe je met een uitvinding (/theorie) omgaat. Een theorie kan bijv. als gevolg hebben dat daders opgesloten worden, maar ook dat ze behandeld worden. Dit is maar één van de vele voorbeelden dat laat zien dat er voor misdadigers grote consequenties kunnen zitten aan een theorie en de gevolgen daarvan.

Tip: bekijk tabel 1.1 in het boek (LC&B) en probeer theorieën te plaatsen in de tijd en maatschappelijke context. Dit is handig om het overzicht te houden als je het boek met de vele theorieën gaat lezen.

Belangrijk per theorie

Het is belangrijk om bij elke theorie te kijken naar het verklaringsniveau (micro of macro) en naar de elementen (object, explanans, explanandum). Micro heeft betrekking op het individu en macro op meerdere personen (samenleving en groepspatronen). Het object geeft aan over wie de theorie gaat (adolescenten bijvoorbeeld). De explanans geeft de verklaring, waarom is er sprake van het explanandum (bijv. waarom is er sprake van delinquent gedrag)? Het antwoord is dan de explanans, bijv. delinquente vrienden. Het explanandum is dat wat de theorie verklaart (delinquent gedrag). Een ander voorbeeld is: adolescenten (object) met een lage zelfcontrole (explanans) plegen vaker diefstal (explanandum).

Tussen

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Theoretische Criminaliteit - UL - B2 - Criminologie - 2015/2016

Hoorcollegeaantekeningen Theoretische Criminaliteit - UL - B2 - Criminologie - 2015/2016

Hoorcollege 1

Inleiding

In Engeland eind jaren ’60 en begin jaren ’70 waren de thema’s stuursloten en autodiefstal populair. Nadat de maatregel is ingegaan dat elke nieuwe auto die gemaakt wordt verplicht een stuurslot moet hebben, gaat de diefstal omhoog. Dit is niet de bedoeling en tegen de verwachting. De oorzaak is dat dieven overstappen naar oudere auto’s. Oudere auto’s leverden echter minder op en daarom moesten ze meer auto’s stelen om aan eenzelfde bedrag (winst) te komen.

Rond dezelfde tijd is een onderzoek gedaan naar strafzwaarte bij kinderen. Ze krijgen speelgoed te zien en moeten het een cijfer geven. De robot kreeg gemiddeld een 9. Daarna moeten ze een testje maken en de onderzoeker gaat weg om dit te controleren. De kinderen mogen ondertussen met het speelgoed spelen, behalve met de robot. Er zijn twee dingen die gezegd worden (verschillend per kind; een milde en zware waarschuwing). Een maand later wordt dit onderzoek op een andere manier nog een keer uitgevoerd. Bij het speelgoed ligt de robot van de vorige keer. De vraag hierbij is: heeft de straf waarin ze geconditioneerd zijn een maand later effect op of ze wel of niet met de robot spelen? Het antwoord is ja en het heeft te maken met cognitieve dissonantie. De kinderen die een milde strafdreiging kregen riskeerden niet veel bij de dreiging. Ze vinden het niet zo erg dat ze er niet mee gespeeld hebben (er lag geen grote druk op dat ze het niet mochten doen) en doen dat dus een maand later ook niet. De kinderen die een zware strafdreiging kregen riskeerden heel wat, en nu de regel niet meer lijkt te gelden zien ze hun kans schoon. Het doel was om te kijken naar het lange termijn effect van een straf(dreiging).

Wat is jouw theorie?

Onze ideeën en theorieën worden gevormd door persoonlijke ervaringen, media (ervaringen van anderen), autoriteiten (ouders, leraren) en consensus (traditie, religie, politieke stroming). Mogelijke fouten die ontstaan bij deze vorming zijn:

  • een gebrekkige/selectieve waarneming (als jou fiets niet meer wordt gestolen na een extra slot erop gedaan te hebben, wil dat niet zeggen dat dit bij anderen dan ook niet meer gebeurd; je neemt alleen jezelf waar)

  • over-generalisatie (wat voor jou geldt, geldt voor iedereen)

  • persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp

  • onlogisch of onvolledig redeneren (elliptische verklaring: conclusies zijn niet logisch op de aannemingen die gedaan worden)

  • partiële verklaring (als vrouwen meer winkeldiefstal plegen dan mannen, wil dat niet zeggen dat ze ook meteen meer geweldsdelicten plegen)

Wetenschappers zijn ook mensen. Er zijn checks en balances, maar je vorming speelt altijd mee.

 

The map is

.....read more
Access: 
Public
Criminological Theory. Context and Consequences van Lilly - 5e druk - Boeksamenvatting

Criminological Theory. Context and Consequences van Lilly - 5e druk - Boeksamenvatting

1: De context en de betekenis van theorie

Criminaliteit is een ingewikkeld fenomeen en het is een veeleisende uitdaging om de vele kanten ervan uit te leggen. Vaak wordt gezegd – door bijvoorbeeld politici – dat gezond verstand voldoet om te verklaren waarom burgers delicten plegen en dat gezond verstand ons daarmee dus ook kan vertellen wat we aan criminaliteit moeten doen. Het uitgangspunt van het boek is dat dit een oversimplificatie is. De schrijvers willen criminaliteit anders benaderen en verklaren.

Het onderzoeken en verklaren van criminaliteit is belangrijk. De auteurs geven aan dat er – vooral in de media – vaak een neiging is tot het overdrijven van de prevalentie en ernst van criminaliteit. Er zou hier toch een kern van waarheid in zitten; criminaliteit heeft veel invloed op grote delen van de maatschappij.

De statistieken tonen aan dat hoewel de criminaliteitscijfers lijken te dalen, ernstige geweldsdelicten nog steeds meer dan een miljoen Amerikanen treffen. Het feit dat de genoemde statistieken drugsdelicten en lichtere delicten niet meenemen en het feit dat één op de twee of drie slachtoffers van criminaliteit geen aangifte doet, leidt tot de conclusie dat criminaliteit zeer veel voorkomt in de maatschappij. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat de VS, zeker wat betreft (dodelijke) geweldsdelicten, hogere criminaliteitscijfers lijkt te hebben dan andere Westerse landen.

De auteurs stellen zichzelf en de lezer een aantal vragen, welke de kern van het boek vormen:

  • Waarom komt criminaliteit zo veel voor in de VS?

  • Waarom komt criminaliteit in sommige gemeenschappen meer voor dan in andere?

  • Waarom handelen sommigen in strijd met de wet terwijl anderen de wet naleven?

  • Waarom plegen ook welvarende burgers en niet alleen mensen uit achtergestelde groepen delicten?

  • Hoe kunnen deze fenomenen verklaard worden?

 

Theorie in de sociale context

De auteurs stellen dat de meeste Amerikanen een goed beeld denken te hebben van omstandigheden die tot criminaliteit leiden. Uit onderzoek bleek dat veel Amerikanen factoren als werkeloosheid, een

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1454