Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)


Vragen

Wetgeving

Vraag 1

Hoe kan staatsrechtelijk gezien worden bewerkstelligd dat in Nederland een correctief wetgevingsreferendum wordt ingevoerd?

  1. Het volk kan dat zelf bij referendum bewerkstelligen;

  2. De Kamers kunnen dat bewerkstelligen door het correctief wetgevingsreferendum in hun Reglementen van Orde vast te leggen;

  3. Regering en Staten Generaal kunnen dat bewerkstelligen bij wet in formele zin;

  4. Alleen de Grondwetgever kan dat bewerkstelligen.

Vraag 2

Welke functie vervullen vaste commissies van de Tweede Kamer?

  1. Zij zijn belast met de afhandeling en uitvoering van de besluiten die de Tweede Kamer plenair heeft genomen;

  2. Zij zijn belast met de voorbereiding van besluiten die door de Tweede Kamer plenair worden genomen;

  3. Zij besluiten namens de Tweede Kamer over alle aangelegenheden die betrekking hebben op het beleidsterrein van een individuele minister;

  4. Zij ondersteunen de minister in de verdediging van zijn beleid in de Tweede Kamer.

Vraag 3

Kan een voorstel van wet dat door een lid van de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt en dat tijdens de behandeling in de Eerste Kamer op grote politieke bezwaren stuit, worden ingetrokken om verwerping te voorkomen?

  1. Nee, dat is alleen mogelijk zolang het niet door de Tweede Kamer is aangenomen;

  2. Ja, maar alleen door de Tweede Kamer;

  3. Ja, maar alleen door degene die het voorstel aanhangig heeft gemaakt;

  4. Ja, zowel door de regering als door degene die het voorstel aanhangig heeft gemaakt.

Vraag 4

Is de regering bevoegd bij AMvB regels te stellen waarmee het strafrechtelijk verboden wordt om elektriciteit aan het net te onttrekken voor het opladen van auto’s?

  1. Nee, want de regering is een bestuursorgaan en dus nooit tot regelstelling bevoegd;

  2. Nee, het maken van dergelijke voorschriften is op grond van art. 89 lid 2 Grondwet voorbehouden aan de wetgever, die de bevoegdheid daartoe ook niet kan delegeren aan de regering;

  3. Ja, onder de voorwaarde dat de wetgever die bevoegdheid aan de regering heeft gedelegeerd;

  4. Ja, want de regering kan, net als de formele wetgever, zelf bepalen in welke gevallen zij overgaat tot het stellen van dergelijke regels.

Vraag 5

Uit jurisprudentie blijkt dat algemeen verbindende voorschriften:

  1. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, door de rechter kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

  2. tenzij vastgelegd bij wet in formele zin, door de rechter kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

  3. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, niet door de wetgever kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

  4. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, niet door de rechter kunnen worden getoetst aan een ieder verbindende verdragsbepalingen.

Vraag 6

Een van de voorwaarden die art. 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt aan beperking van de vrijheid van meningsuiting is dat de beperking ‘bij de wet voorzien’ moet zijn. Voldoet een algemene maatregel van bestuur (amvb) aan dat criterium?

  1. Ja, het begrip ‘wet’ heeft hier een ruimere betekenis dan alleen ‘wet in formele zin’;

  2. Ja, voor zover de amvb gebaseerd is op een wet in formele zin;

  3. Nee, tenzij de amvb voldoende duidelijk voor burgers is;

  4. Nee, alleen regelingen die door, of in samenspraak met een volksvertegenwoordiging zijn vastgesteld voldoen aan dit criterium.

Vraag 7

Een burger meent dat het Nederlandse belastingstelsel drastisch veranderd moet worden. Na daartoe voldoende handtekeningen verzameld te hebben en aan de overige vormvoorschriften te hebben voldaan, dient hij een burgerinitiatief in bij de Tweede Kamer. Wat is rechtens?

  1. De Tweede Kamer moet het door het burgerinitiatief aanhangig gemaakte wetsvoorstel behandelen;

  2. Er moet een referendum over het voorstel worden gehouden;

  3. De Tweede Kamer moet beslissen of zij over dit onderwerp een parlementaire enquête zal houden;

  4. De Tweede Kamer hoeft initiatief niet inhoudelijk te behandelen.

De grondrechten

Vraag 8

De gemeenteraad van Delfzijl heeft een verordening vastgesteld die het strafbaar stelt om in het openbaar religieuze uitingen te doen. De geldigheid van de verordening komt vervolgens in een procedure bij de rechter aan de orde. Daarbij wordt o.a. gesteld dat de verordening in strijd is met de bepalingen van de Grondwet en het EVRM. Welke van de onderstaande beweringen is juist?

  1. De rechter kan de verordening op grond van art. 120 Gw niet toetsen aan de Grondwet en zal de verordening daarom in stand laten;

  2. De rechter kan de verordening op grond van art. 120 Gw niet toetsen aan de Grondwet en zal de verordening daarom op grond van art. 9 EVRM buiten toepassing laten;

  3. De rechter zal op grond van grondrechtelijke bepalingen van de Gw de verordening onverbindend verklaren wegens strijdigheid met onder meer art. 6 Gw;

  4. De rechter zal de verordening onverbindend verklaren, omdat de gemeenteraad niet bevoegd is om verordeningen door straffen te handhaven vast te stellen.

Vraag 9

Een burger is gerechtigd een beroep te doen op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) als onder meer voldaan is aan de voorwaarde dat:

  1. de burger zijn klacht eerst ter kennis heeft gebracht van het comité van ministers;

  2. het gaat om een rechtszaak die bij een nationale rechter aanhangig is, waarin de uitleg van het Europese grondrecht beslissend kan zijn voor de uitkomst;

  3. het grondrecht waarop hij een beroep doet eenieder verbindend is in de zin van art. 94 Grondwet;

  4. de burger eerst alle nationale rechtsmiddelen heeft aangewend en zijn klacht binnen zes maanden na de definitieve nationale beslissing heeft ingediend.

Vraag 10

De wetgever stelt een Nieuwe Mediawet vast. Daarin wordt onder meer bepaald dat het Rijkscommissariaat voor de Media programma’s die bedoeld zijn voor uitzending op televisie van te voren screent. Uitsluitend live-uitzendingen mogen achteraf door het Rijkscommissariaat worden beoordeeld. Tot slot wordt geregeld dat het Rijkscommissariaat uitzending van een programma kan verbieden indien dat een aantasting vormt van de goede zeden of wanneer er in het programma strafbare feiten worden gepleegd, zoals het oproepen tot terroristische misdrijven. Is de Nieuwe Mediawet in overeenstemming met art. 7 Grondwet?

  1. Ja;

  2. Nee, toezicht door de overheid ter bescherming van de goede zeden in televisieprogramma’s is vooraf noch achteraf toegestaan;

  3. Nee, het is in strijd met de Grondwet om strafrechtelijke sancties te verbinden aan uitzending van televisieprogramma’s;

  4. Nee, de verplichte screening van televisieprogramma’s voorafgaand aan hun uitzending is in strijd met de Grondwet.

Vraag 11

Ieder jaar voert de punnikvereniging van Weststellingwerf actie onder de noemer ‘Weerbaar Weststellingwerf’. Een week lang worden aan het begin en einde van een lokale winkelstraat demonstraties gehouden. Omdat de lokale winkeliers ieder jaar enorme verliezen lijden als gevolg van de actie besluit de burgemeester deze te verbieden, met het oog op de lokale economie. Is dit verbod in overeenstemming met de wet en de Grondwet?

  1. Ja, voorzover het verbod noodzakelijk is voor de bescherming van het belang van de lokale economie;

  2. Ja, voorzover het verbod geen betrekking heeft op de inhoud van de betoging;

  3. Nee, alleen de gemeenteraad kan een dergelijk verbod uitvaardigen;

  4. Nee, naar nationaal recht mag een verbod van een demonstratie niet worden gegeven ter bescherming van de lokale economie.

Vraag 12

Een burger klaagt zijn buurman aan wegens schade aan zijn woning. In het daarop volgende proces wordt hij door de burgerlijke rechter evenwel in het ongelijk gesteld. Daarop meent de burger dat hij geen eerlijk proces in de zin van art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft gehad. Onder meer zou de redelijke termijn zijn overschreden en zou informatie ten onrechte niet beschikbaar zijn gesteld. Is art. 6 EVRM op zijn rechtszaak van toepassing?

  1. Nee, art. 6 EVRM laat immers beperkingen van het recht op een eerlijk proces toe;

  2. Nee, art. 6 EVRM ziet niet op rechtszaken tussen burgers onderling;

  3. Ja, de staat moet ook in dit type rechtszaken tussen burgers onderling een eerlijk proces garanderen;

  4. Ja, de burger kan zijn buurman uiteindelijk voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dagen.

Vraag 13

De Rooms-Katholieke kerk vereist een strikt celibatair bestaan van de eigen priesters, hetgeen tot gevolg heeft dat gehuwde mannen de priesteropleiding niet kunnen volgen. Johan Reinders, Rooms-Katholiek in hart en nieren, is gehuwd en wil alsnog tot de Rooms-Katholieke priesteropleiding worden toegelaten. Kan hij met succes een beroep doen op de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb)?

  1. Ja, er is sprake van een verboden vorm van direct onderscheid in de zin van art 1 lid 1 sub b Awgb;

  2. Ja, onderscheid is uit kracht van art. 5 lid 1 sub f Awgb verboden bij het laten volgen van onderwijs, scholing en vorming tijdens of voorafgaand aan een arbeidsverhouding;

  3. Nee, de Awgb is niet van toepassing op rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen, noch het geestelijk ambt;

  4. Nee, ingevolge art. 5 lid 2 sub a Awgb kan de Rooms-Katholieke kerk eisen stellen aan de vervulling van een functie als priesterschap.

Decentralisatie (algemeen)

Vraag 14

Welke van de volgende staatsfuncties kent geen vorm van decentralisatie?

  1. Regelstelling;

  2. Bestuur;

  3. Belastingheffing;

  4. Rechtspraak.

Vraag 15

Wanneer is volgens het boek in de verhouding tussen een lagere en een hogere regeling sprake van hetzelfde ‘onderwerp’ als bedoeld in de artikelen 121 en 122 Gemeentewet?

  1. Indien de geregelde materie zich richt op het publieke domein van de gemeente;

  2. Indien de geregelde materie overeen komt, maar het motief achter de regelingen verschilt;

  3. Indien zowel de geregelde materie als het achterliggende motief overeen komen;

  4. Indien beide regelingen dezelfde terminologie hanteren.

Vraag 16

De ‘Algemene Uitkering’ uit het Gemeentefonds als bedoeld in de Financiële Verhoudingswet is voor gemeentebesturen:

  1. vrij besteedbaar nadat gedeputeerde staten aan deze uitkering hun goedkeuring hebben verleend;

  2. geoormerkt volgens de in de uitkering genoemde verdeelmaatstaven;

  3. vrij besteedbaar, mits de begroting sluitend is;

  4. vrij besteedbaar, mits de lokale belastingcapaciteit volledig wordt benut.

Het begrip staat en historische ontwikkeling

Vraag 17

Het werk van Machiavelli kan beschouwd worden als een voorbeeld van de veranderingen in het politieke denken in de 16e eeuw. Dat komt omdat hij een van de eerste politieke denkers was die:

  1. de nadruk legt op de persoonlijke gezagsaanspraken van de vorst;

  2. een beroep doet op de goddelijke rechtvaardiging van het vorstengezag;

  3. het gezag van de vorst abstraheert van diens persoonlijke aanspraken daarop;

  4. een beroep doet op de klassieke oudheid ter rechtvaardiging van de gezagsaanspraken van de vorst.

Vraag 18

De theorie van het maatschappelijk verdrag, zoals onder meer door Rousseau verdedigd, beoogt een oplossing te bieden voor de permanente spanning tussen:

  1. de bescherming van persoonlijke vrijheid en de noodzaak van overheidsdwang;

  2. de bescherming van de persoonlijke vrijheid en het respecteren van familieverbanden waarvan burgers deel uit maken;

  3. individuele gewetensvrijheid en de noodzaak van religieuze dwang door de staat;

  4. de bescherming van individuele vrijheid en de onvermijdelijkheid van slavernij.

Vraag 19

Het land Excellentia kent een centraal overheidsgezag en vier bij de wet ingestelde regio’s. De regio’s krijgen van de centrale wetgever ten aanzien van zeer veel onderwerpen bevoegdheden tot wetgeving en bestuur overgedragen. Wel bestaat op de uitoefening van deze bevoegdheden repressief toezicht vanwege het centrale gezag. Excellentia moet worden beschouwd als een:

  1. federale staat;

  2. confederale staat;

  3. federale eenheidsstaat;

  4. gedecentraliseerde eenheidsstaat.

De Staten-Generaal

Vraag 20

Ten behoeve van verkiezingen van de Tweede Kamer is Nederland verdeeld in kieskringen. De uitslagen van alle stembureaus binnen een kieskring:

  1. bepalen het aantal zetels dat een partij namens de betreffende kieskring in de Tweede Kamer zal kunnen bezetten;

  2. bepalen welke kandidaten namens de betreffende kieskring in het orgaan waarvoor verkiezingen werden gehouden, een zetel zullen bezetten;

  3. worden bij de uitslagen van andere kieskringen opgeteld om te bepalen hoeveel zetels in totaal beschikbaar zullen zijn om te worden verdeeld over de verschillende deelnemende lijsten;

  4. worden bij de uitslagen van andere kieskringen opgeteld om te bepalen welk aandeel van de beschikbare zetels zal worden toegedeeld aan de verschillende deelnemende lijsten.

Vraag 21

François Allemagne, een Algerijns staatsburger, heeft van 2007 tot en met 2011 rechtmatig verblijf in Nederland gehad. Na in het gehele jaar 2012 zijn verblijf in Algerije te hebben gehad, is hij op 1 januari 2013 teruggekeerd in Nederland. Hij heeft vanaf dat moment weer rechtmatig verblijf in Nederland gehad. Heeft hij actief en/of passief kiesrecht in de Nederlandse gemeente waarin hij verblijft als er op 15 maart 2015 gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden? Voor die verkiezingen heeft François:

  1. actief noch passief kiesrecht;

  2. wel actief kiesrecht maar geen passief kiesrecht;

  3. wel passief kiesrecht maar geen actief kiesrecht;

  4. zowel actief als passief kiesrecht.

Vraag 22

In antwoord op vragen van de Tweede Kamer geeft de minister van Veiligheid en Justitie schriftelijk inlichtingen over een verdachte van een strafbaar feit. In dit antwoord betitelt de minister de verdachte als "de grootste schurk van Nederland" en "iemand die de hoogste minachting verdient". De betrokkene voelt zich in zijn eer en goede naam aangetast en doet aangifte tegen de minister vanwege belediging. Kan vervolging tegen de minister worden ingesteld?

  1. Ja, want de vrijheid van meningsuiting van de minister wordt beperkt door diens verantwoordelijkheid volgens de wet;

  2. Ja, mits de opdracht tot vervolging op grond van art. 119 Grondwet wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij besluit van de Tweede Kamer;

  3. Ja, want de grondwettelijk gegarandeerde parlementaire onschendbaarheid geldt niet voor dergelijke schriftelijke kwalificaties;

  4. Nee, want de minister geniet voor zijn uitlatingen een grondwettelijk gegarandeerde parlementaire onschendbaarheid.

Financiën en buitenlands beleid

Vraag 23

De Rijksbegroting:

  1. wordt in de vorm van een reeks van voorstellen van wet ingediend en vastgesteld;

  2. kan tijdens de procedure van behandeling wel door de regering, maar niet door de Tweede Kamer worden gewijzigd;

  3. verplicht de regering tot het doen van de uitgaven die na vaststelling daarvan in die Rijksbegroting zijn opgenomen;

  4. machtigt de regering tot het innen van de belastingen die na vaststelling daarvan in die Rijksbegroting zijn opgenomen.

Vraag 24

De Staten-Generaal zijn onder meer belast met de goedkeuring van verdragen. Deze goedkeuring:

  1. is niet vereist indien het verdrag stilzwijgend kan worden goedgekeurd;

  2. verplicht de regering het koninkrijk aan het verdrag te binden;

  3. leidt tot de definitieve vaststelling van de inhoud van het verdrag;

  4. kan stilzwijgend geschieden.

Vraag 25

De regering sluit een verdrag dat bepalingen bevat die afwijken van de Grondwet. Bovendien bevat het verdrag bepalingen die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden. De regering wil het verdrag graag toepassen nog voordat het door de Staten-Generaal is goedgekeurd en voordat het in werking is getreden. Wat is in deze situatie juist?

  1. Voorlopige toepassing van het gehele verdrag kan plaatsvinden nadat de tekst is bekendgemaakt;

  2. Voorlopige toepassing van het gehele verdrag kan plaatsvinden nadat de tekst is bekendgemaakt en tevens is bekendgemaakt dat het verdrag voorlopig wordt toegepast;

  3. Het verdrag kan niet voorlopig worden toegepast;

  4. Het verdrag kan voorlopig worden toegepast indien en voor zover het belang van het Koninkrijk dat vordert.

Rechtsbescherming tegen de overheid

Vraag 26

De bevoegdheid van de bestuursrechter om te oordelen in een geschil waarbij een publiekrechtelijk orgaan is betrokken, is afhankelijk van:

  1. de hoogte van de vordering om schadevergoeding;

  2. het vermogensrecht waarin de eiser bescherming vraagt;

  3. het voorwerp van het geschil;

  4. de ontvankelijkheid van de eiser.

Vraag 27

Welke bewering over administratief beroep is onjuist?

  1. Administratief beroep staat slechts open indien een wettelijk voorschrift dat bepaalt;

  2. Administratief beroep staat als definitieve vorm van geschilbeslechting slechts open in gevallen waarin beroep bij de bestuursrechter is uitgesloten;

  3. In administratief beroep kan niet alleen aan rechtmatigheid, maar ook aan doelmatigheid getoetst worden;

  4. Administratief beroep wordt ingesteld bij een ander orgaan dan het orgaan dat het besluit genomen heeft.

Decentralisatie (Provincie, gemeente en waterschap)

Vraag 28

Een gemeenteraad is na 5 jaar uitgekeken op de burgemeester en wil van hem af. Beschikt de raad over bevoegdheden om dat te realiseren?

  1. Nee, de burgemeester wordt benoemd en ontslagen bij Koninklijk Besluit;

  2. Nee, de beoordeling van het functioneren van de burgemeester is een exclusieve bevoegdheid van de Commissaris van de Koning, handelend als rijksorgaan;

  3. Ja, de raad is bevoegd via de Commissaris van de Koning een aanbeveling te doen om de burgemeester niet opnieuw te benoemen;

  4. Ja, de burgemeester wordt sinds de dualisering van het gemeentebestuur door de raad benoemd en ontslagen.

Vraag 29

Welke grens stelt de Grondwet volgens het boek aan verdergaande dualisering van het decentraal bestuur?

  1. De erkenning van de lokale autonomie;

  2. De positie van de provinciale staten en de gemeenteraad als hoofd van het provincie- respectievelijk gemeentebestuur;

  3. De rechtstreekse verkiezing van de provinciale staten en de gemeenteraden;

  4. De zelfstandige belastingheffing door provincies en gemeenten.

De regering

Vraag 30

Tussen de staatssecretaris van Volksgezondheid en de minister van Financiën ontstaat verschil van inzicht over de te nemen maatregelen ter ontmoediging van het gebruik van tabak. Tot het geven van bindende aanwijzingen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid is:

  1. de minister van Volksgezondheid bevoegd omdat zij in hiërarchische zin boven de op haar ministerie werkzame staatssecretaris is gesteld;

  2. de minister van Financiën bevoegd omdat alle ministers in hiërarchische zin boven de staatssecretarissen van de verschillende ministeries zijn gesteld;

  3. de minister-president bevoegd omdat hij verantwoordelijk is voor de eenheid van het regeringsbeleid;

  4. de minister zonder portefeuille bevoegd omdat deze minister onafhankelijk kan oordelen nu zij niet is belast met de leiding van een ministerie.

Vraag 31

Is de politieke verantwoordelijkheid voor de benoeming van ministers verschoven, sinds de Tweede Kamer over de formatie de regie voert op grond van art. 139a Reglement van Orde van de Tweede Kamer?

  1. Nee, deze verantwoordelijkheid blijft berusten bij de minister-president van het demissionaire kabinet;

  2. Nee, deze verantwoordelijkheid blijft berusten bij de minister-president van het aantredende kabinet;

  3. Ja, deze is verschoven naar de informateur(s) en formateur(s) van het aantredende kabinet;

  4. Ja, deze is verschoven naar de Voorzitter van de Tweede Kamer.

Bestuur

Vraag 32

Het vaststellen van een inspraakverordening door de gemeenteraad kan worden gekenschetst als de uitoefening van:

  1. een autonome bevoegdheid;

  2. een bevoegdheid op basis van medebewind;

  3. een door de grondwetgever gedelegeerde bevoegdheid;

  4. een door de Provinciale Staten gedelegeerde bevoegdheid.

Vraag 33

Naar Nederlands recht geniet een ambtenaar een minder omvattende vrijheid van meningsuiting dan andere burgers. In welke zin is een ambtenaar in deze vrijheid beperkt?

  1. Een ambtenaar mag enkel buiten diensttijd het overheidsbeleid bekritiseren;

  2. Een ambtenaar mag enkel in diensttijd het overheidsbeleid bekritiseren;

  3. Een ambtenaar moet zich onthouden van uitlatingen die tot gevolg hebben dat de goede vervulling van zijn functie in gevaar komt;

  4. Een ambtenaar kan zich in zijn verhouding tot de overheid niet beroepen op de vrijheid van meningsuiting.

De rechterlijke macht

Vraag 34

Waarom is het van belang te weten of een gerecht deel uitmaakt van de rechterlijke macht?

  1. Uitsluitend uitspraken van gerechten die behoren tot de rechterlijke macht zijn bindend;

  2. De Grondwet garandeert uitsluitend de onafhankelijkheid van de gerechten die behoren tot de rechterlijke macht;

  3. Geschillen waarbij publiekrechtelijke organen zijn betrokken kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan gerechten die behoren tot de rechterlijke macht;

  4. Het zogeheten toetsingsverbod van art. 120 Grondwet geldt uitsluitend voor gerechten die behoren tot de rechterlijke macht.

De stadhouder

Vraag 35

In de Republiek der zeven verenigde Nederlanden vormde het stadhouderschap een belangrijk openbaar ambt. Wat was voorafgaand aan de totstandkoming van de Republiek de functie van deze stadhouders?

  1. Zij vertegenwoordigden de bevolking van de provincies bij de Staten-Generaal;

  2. Zij vertegenwoordigden de landsheer in de verschillende provincies;

  3. Zij vertegenwoordigden de steden aan het hof van de landsheer;

  4. Zij benoemden en ontsloegen de leden van de Staten-Generaal.

Geschiedenis van de grondwet

Vraag 36

Wat was het karakter van de algehele grondwetsherziening van 1983?

  1. De Grondwet van 1983 was de eerste geheel nieuwe Grondwet sinds 1815;

  2. De grondwetsherziening van 1983 bracht de tekst en de systematiek van de Grondwet meer in overeenstemming met de geldende staatsrechtelijke opvattingen en de ontwikkelingen in de maatschappij en de rechtspraak;

  3. De grondwetsherziening van 1983 heeft de grondwet inhoudelijk en systematisch in overeenstemming gebracht met het in 1954 ingevoerde Statuut voor het Koninkrijk;

  4. De Grondwet van 1983 maakte een einde aan de mogelijkheid van ongeschreven constitutionele normen.

De motie

Vraag 37

Is een minister staatsrechtelijk gezien verplicht gevolgen te verbinden aan een motie die door de Tweede Kamer is aangenomen?

  1. Ja, een motie is altijd bindend voor degene tot wie de motie zich richt;

  2. Ja, mits de motie met algemene stemmen door de Tweede Kamer is aangenomen;

  3. Nee, tenzij de motie het karakter draagt van een motie van wantrouwen;

  4. Nee, want geen enkele rechtshandeling van de Tweede Kamer kan een minister tot iets verplichten.

De Nationale ombudsman

Vraag 38

Wie zijn belast met het doen van de voordracht, respectievelijk de benoeming van de Nationale ombudsman?

  1. De vice-president van de Raad van State, de president van de Hoge Raad en de president van de Algemene Rekenkamer doen een voordracht, de Tweede Kamer benoemt;

  2. De voorzitter van de Eerste Kamer doet een voordracht, de voorzitter van de Tweede Kamer benoemt;

  3. De Hoge Raad doet een voordracht, de regering benoemt;

  4. De Raad van State doet een voordracht, de Staten-Generaal benoemen.

De organen van het Koninkrijk

Vraag 39

De landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben een zekere mate van zeggenschap ten aanzien van het bestuur en de wetgeving inzake voor hen relevante koninkrijksaangelegenheden. In enkele gevallen zijn de landen bevoegd een afgezant aan te wijzen die als lid van het desbetreffende orgaan aan de besluitvorming van dat orgaan kan deelnemen. Welk orgaan betreft het?

  1. De Staten-Generaal en de rijksministerraad;

  2. De Raad van State van het Koninkrijk en de Staten-Generaal;

  3. De Hoge Raad en de Tweede Kamer;

  4. De Raad van State van het Koninkrijk en de rijksministerraad.

De Europese Unie

Vraag 40

Op welke wijze kunnen de Staten-Generaal zeggenschap uitoefenen over bestuur en wetgeving van de Europese Unie?

  1. Door verantwoording te vragen aan de Raad en daarbij richtinggevende uitspraken te doen;

  2. Door gebruik te maken van de mogelijkheden die het Unierecht nationale parlementen biedt om toe te zien op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel;

  3. Door verantwoording te vragen aan de leden van de Commissie en daarbij richtinggevende uitspraken te doen;

  4. Door bij de parlementaire behandeling van voorstellen voor verordeningen en richtlijnen amendementen in te dienen en de vereiste instemming te onthouden.

Antwoordindicatie

  1. D

  2. B

  3. B

  4. C

  5. B

  6. A

  7. D

  8. C

  9. D

  10. D

  11. D

  12. C

  13. C

  14. D

  15. C

  16. C

  17. C

  18. A

  19. D

  20. D

  21. A

  22. D

  23. A

  24. D

  25. C

  26. C

  27. B

  28. C

  29. B

  30. A

  31. B

  32. A

  33. C

  34. B

  35. B

  36. B

  37. C

  38. A

  39. D

  40. B

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Staatsrecht 1 - RUG - Oefenmaterialen

Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018

Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Vraag 1

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen besluit tot het opheffen van een aantal parkeerplaatsen in de binnenstad. Een gemeenteraadslid voelt de burgemeester hierover aan de tand, omdat hij vermoedt dat de burgemeester zich eigenlijk niet kan vinden in het besluit. Kan de burgemeester voor het genomen besluit ter verantwoording worden geroepen?

  1. Ja, op grond van art. 169 Gemeentewet;
  2. Ja, op grond van art. 180 Gemeentewet;
  3. Nee, het college heeft immers het besluit genomen en niet de burgemeester

    Vraag 2

    Stelling: in het Harmonisatiewetarrest heeft de Hoge Raad de mogelijkheid aanvaard wetten in formele zin te toetsen aan het Statuut. Deze stelling is:

    1. juist;
    2. onjuist.

      Vraag 3

      Wat is juist met betrekking tot de commissaris van de Koning? De commissaris van de Koning:

      1. bepaalt of een lid van provinciale staten van deelname aan de stemming wordt uitgesloten indien het lid een eigen belang heeft bij de angelegendheid waarop de stemming betrekking heeft;
      2. mag deelnemen aan vergaderingen van gedeputeerde staten, maar mag niet meestemmen;
      3. kan niet door provinciale staten of gedeputeerde staten worden ontslagen.

      Vraag 4

      De BNC-fichesprocedure is:

      1. een nationale voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
      2. een verdragsrechtelijke voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
      3. een nationale voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de regering bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
      4. een verdragsrechtelijke voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de regering bij de Europese besluitvorming te faciliteren.

      Vraag 5

      Tijdens de kabinetsformatie treedt gewoonlijk een informateur op. Deze wordt benoemd door:

      1. de Koning;
      2. de regering;
      3. de Tweede Kamer;
      4. de demissionaire minister-president.

      Vraag 6

      In welk Grondwetsartikel is een klassiek grondrecht vastgelegd?

      1. Art. 21 Gw;
      2. Art. 13 lid 1 Gw;
      3. Art. 2 lid 1 Gw;
      4. Art. 18 lid 2 Gw.

      Vraag 7

      Stel, partij A heeft bij de Tweede-Kamerverkiezingen 3 zetels veroverd. Is de kandidaat die op plaats nummer 3 op de lijst staat daarmee verzekerd van een zetel?

      1. Ja;
      2. Nee.

      Vraag 8

      Kan naar geldend recht een gemeenteraad bij verordening bepalen dat het verboden is op openbare plaatsen in de gemeente te vloeken?

      1. Ja, omdat het verbod is beperkt tot openbare plaatsen zakt het verbod niet door de 'ondergrens';
      2. Ja, mits in de verordening ook wordt uitgewerkt wat onder 'vloeken' wordt verstaan: het moet duidelijk en voorzienbaar zijn wat daaronder wordt verstaan;
      3. Nee, deze beperking van de vrijheid van meningsuiting als beschermd in de Grondwet vergt regeling in een wet om formele zin;
      4. Ja, tenzij het verbod met een punitieve sanctie wordt gehandhaafd, gelet op het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel

      Vraag 9

      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017

      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017


      Vragen

      Vraag 1

      Wie is in welk geval verplicht advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State in te winnen?

      1. de regering, als een wetsvoorstel wordt ingediend.
      2. de Tweede Kamer, als een wetsvoorstel wordt ingediend.
      3. de regering, als zij voornemens is een initiatief-wetsvoorstel niet te bekrachtigen,
      4. de regering, als zij voornemens is een algemene maatregel van bestuur vast te stellen

      Vraag 2

      Indien grondwettelijke grondrechten botsen dan:

      1. dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan de Hoge Raad.
      2. dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan het EHRM.
      3. is de volgorde van de grondrechten in de Grondwet voor de rechter maatgevend bij de beantwoording van de vraag welk recht voorrang heeft.
      4. is de rechter vrij te bepalen hoe deze rechten zich tot elkaar verhoduen, behoudens de afwegingen die de wetgever heeft gemaakt.

      Vraag 3

      Een parlementariër maakt tijdens een interview, dat wordt uitgezonden door een bekend televisieprogramma, enkele provocerende opmerkingen. Het Openbaar Ministerie (OM) overweegt de parlementariër te vervolgen wegens belediging (art. 266 WvSR). Is het OM naar Nederlands staatsrecht bevoegd om tot vervolging over te gaan?

      1. nee, parlementariërs genieten parlementaire onschendbaarheid.
      2. ja.
      3. ja, tenzij de parlementariër zich beroept op zijn parlementaire onschendbaarheid.
      4. nee, een parlementariër kan niet worden vervolgd voor zaken die hij ter sprake brengt in het kader van zijn functie als parlementariër.

      Vraag 4

      Het verbod van last (art. 67 lid 3 Gw) brengt mee dat leden van de Staten-Generaal:

      1. (behoudens wegens ambtsmisdrijven) niet in rechte aangesproken kunnen worden voor hun ambtsvervulling.
      2. een met het ambt van Kamerlid onverenigbare betrekking mogen vervullen.
      3. zich bij het uitoefenen van hun taken uitsluitend mogen laten leiden door het eigen partijprogramma.
      4. ten behoeve van het bepalen van hun stemgedrag zich moeten verstaan met hun kiezers.

      Vraag 5

      Naar aanleiding van de voorgenomen introductie van de zogeheten wietpas interpelleert een lid van de Tweede Kamer de minister van Veiligheid en Justitie. De coalitiefracties steunen op hoofdlijnen het voornemen van de minister. Eén van die coalitiefracties dient tijdens de beraadslaging een motie in met het verzoek nog eens te onderzoeken of bij de introductie van de wietpas onderscheid kan worden gemaakt tussen toeristische gebieden en overige gemeenten. De minister ontraadt de motie, maar ziet er geen afkeuring van zijn beleid in. Ondanks de bezwaren van de minister wordt de motie aanvaard. Wat is naar Nederlands staatsrecht de positie van de minister van Veiligheid en Justitie? De minister is:

      1. verplicht de motie uit te voeren.
      2. niet verplicht de motie uit te voeren.
      3. slechts verplicht de motie uit te voeren als de Kamer daarop staat.
      4. niet verplicht de motie
      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (1)

      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (1)


      Vragen

      De grondrechten

      Vraag 1

      Wat is volgens het boek (Belinfante) kenmerkend voor de regeling van grondrechten in de Nederlandse Grondwet?

      1. De ruime toedeling van beperkingsbevoegdheden aan de wetgever;

      2. Het ontbreken van de mogelijkheid van delegatie aan lagere regelgevers met betrekking tot tal van grondrechtelijke onderwerpen;

      3. De afwijzing van het beginsel van bijzondere, tot de grondwettelijke clausulering herleidbare beperkingen op grondrechten;

      4. Het uitgangspunt dat, in geval van botsing van grondrechten, sociale grondrechten voorrang genieten op klassieke grondrechten.

      Vraag 2

      Diverse mensenrechtenverdragen voorzien in het toezicht op de naleving van de verdragsverplichtingen door de instelling van een onafhankelijke instantie. Welk van de onderstaande verdragen kennen de mogelijkheid van individueel klachtrecht bij zo’n toezichthoudende instantie?

      1. De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten;

      2. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten;

      3. Het Europees Sociaal Handvest en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens;

      4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten.

      Vraag 3

      Wanneer aan een grondrecht horizontale werking wordt toegekend, leidt dit tot bescherming van:

      1. de overheid tegen burgers;

      2. burgers tegen de overheid;

      3. burgers tegen anderen dan de overheid;

      4. rechtspersonen tegen de overheid.

      Vraag 4

      De raad van de gemeente Kaag en Braasem vreest radicalisering van de lokale schakende jeugd. Daarom vaardigt hij een verordening uit waarin het de komende drie maanden verboden wordt schaaktijdschriften te verspreiden. Is dit verbod in overeenstemming met de Grondwet?

      1. Ja, indien het verbod noodzakelijk is in het licht van de openbare orde;

      2. Ja, voor zover het mogelijk blijft andere tijdschriften te verspreiden in Kaag en Braasem;

      3. Nee, tenzij het redelijkerwijs mogelijk blijft een ontheffing van het verbod te verkrijgen;

      4. Nee, dit verbod betreft de inhoud en is daarom ongrondwettig.

      Vraag 5

      Art. 7 lid 1 Grondwet onderscheidt zich in zoverre van art. 7 lid 3 Grondwet dat:

      1. lid 1 bescherming biedt aan het zogenaamde openbaringsrecht en lid 3 aan het zogenaamde verspreidingsrecht;

      2. de gemeente bij de regulering van het onder lid 1 gegarandeerde recht een rol kan spelen, hetgeen onder art. 7 lid 3 niet het geval kan zijn;

      3. lid 1 voorafgaande beperkingen ten aanzien van het gebruikte middel van verspreiding uitsluit die onder lid 3 wel mogelijk zijn;

      4. lid 1 voorafgaande beperkingen ten aanzien van het gebruikte middel van verspreiding toestaat die onder lid 3 niet mogelijk

      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)

      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)


      Vragen

      Wetgeving

      Vraag 1

      Hoe kan staatsrechtelijk gezien worden bewerkstelligd dat in Nederland een correctief wetgevingsreferendum wordt ingevoerd?

      1. Het volk kan dat zelf bij referendum bewerkstelligen;

      2. De Kamers kunnen dat bewerkstelligen door het correctief wetgevingsreferendum in hun Reglementen van Orde vast te leggen;

      3. Regering en Staten Generaal kunnen dat bewerkstelligen bij wet in formele zin;

      4. Alleen de Grondwetgever kan dat bewerkstelligen.

      Vraag 2

      Welke functie vervullen vaste commissies van de Tweede Kamer?

      1. Zij zijn belast met de afhandeling en uitvoering van de besluiten die de Tweede Kamer plenair heeft genomen;

      2. Zij zijn belast met de voorbereiding van besluiten die door de Tweede Kamer plenair worden genomen;

      3. Zij besluiten namens de Tweede Kamer over alle aangelegenheden die betrekking hebben op het beleidsterrein van een individuele minister;

      4. Zij ondersteunen de minister in de verdediging van zijn beleid in de Tweede Kamer.

      Vraag 3

      Kan een voorstel van wet dat door een lid van de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt en dat tijdens de behandeling in de Eerste Kamer op grote politieke bezwaren stuit, worden ingetrokken om verwerping te voorkomen?

      1. Nee, dat is alleen mogelijk zolang het niet door de Tweede Kamer is aangenomen;

      2. Ja, maar alleen door de Tweede Kamer;

      3. Ja, maar alleen door degene die het voorstel aanhangig heeft gemaakt;

      4. Ja, zowel door de regering als door degene die het voorstel aanhangig heeft gemaakt.

      Vraag 4

      Is de regering bevoegd bij AMvB regels te stellen waarmee het strafrechtelijk verboden wordt om elektriciteit aan het net te onttrekken voor het opladen van auto’s?

      1. Nee, want de regering is een bestuursorgaan en dus nooit tot regelstelling bevoegd;

      2. Nee, het maken van dergelijke voorschriften is op grond van art. 89 lid 2 Grondwet voorbehouden aan de wetgever, die de bevoegdheid daartoe ook niet kan delegeren aan de regering;

      3. Ja, onder de voorwaarde dat de wetgever die bevoegdheid aan de regering heeft gedelegeerd;

      4. Ja, want de regering kan, net als de formele wetgever, zelf bepalen in welke gevallen zij overgaat tot het stellen van dergelijke regels.

      Vraag 5

      Uit jurisprudentie blijkt dat algemeen verbindende voorschriften:

      1. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, door de rechter kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

      2. tenzij vastgelegd bij wet in formele zin, door de rechter kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

      3. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, niet door de wetgever kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

      4. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, niet door de rechter kunnen worden getoetst aan een ieder verbindende

      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014

      Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014


      Vragen

      De grondrechten

      Vraag 1

      Art. 2, tweede lid van het Vierde Protocol bij het EVRM (dat door het Koninkrijk is geratificeerd, is gepubliceerd en in werking is getreden) bepaalt:

      “Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten.” Deze norm kan in de Nederlandse rechtsorde:

      1. slechts worden toegepast voor zover dat verenigbaar is met een eenieder verbindende wettelijke bepaling;

      2. slechts worden toegepast voor zover de wet de norm heeft omgezet in een eenieder verbindende bepaling;

      3. worden gewijzigd door de wet waarbij het Vierde Protocol is goedgekeurd;

      4. als verdragsnorm worden toegepast.

      Vraag 2

      Een bijzondere school voor algemeen vormend lager onderwijs (een bijzondere basisschool) die aan alle wettelijke eisen voldoet heeft naar Nederlands staatsrecht:

      1. naar dezelfde maatstaf als een openbare basisschool aanspraak op volledige financiering door de overheid;

      2. naar dezelfde maatstaf als een openbare basisschool aanspraak op volledige financiering door de ouders van schoolgaande kinderen;

      3. slechts aanspraak op financiering door de overheid indien in de gemeente waar de school is gevestigd onvoldoende capaciteit in het openbaar onderwijs beschikbaar is;

      4. geen aanspraak op gedeeltelijke of volledige financiering door de overheid.

      Vraag 3

      In verband met de vraag naar de beperkingsmogelijkheden van grondrechten spreekt Belinfante van ‘algemene beperkingen’ van grondrechten. Dit zijn beperkingen van een grondrecht:

      1. door organen van de centrale overheid op grond van algemene beleidsregels;

      2. door een geheel buiten de sfeer van het grondrecht gelegen regeling, die als neveneffect heeft dat de uitoefening van het grondrecht wordt beperkt;

      3. die slechts toegestaan zijn op grond van algemene rechtsbeginselen;

      4. die neerkomen op het zodanig uithollen van grondrechten dat zij geen enkele bescherming meer bieden.

      Vraag 4

      De regering dient een wetsvoorstel in dat onder meer het volgende voorstelt:

      Art. 1. Aan de Gemeentewet wordt de volgende bepaling toegevoegd:
      Het in het openbaar te koop aanbieden van boeken met een discriminatoire inhoud is slechts toegestaan met vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

      Art. 2. Aan het Wetboek van Strafrecht wordt de volgende bepaling toegevoegd:
      Hij die een boek uitgeeft waarin de Holocaust wordt ontkend, wordt gestraft met zes maanden gevangenisstraf.

      Welke van deze voorschriften is in strijd met de interpretatie die volgens Belifante aan art. 7 lid 1 Grondwet wordt gegeven?

      1. Zowel art. 1 als art. 2 van het wetsvoorstel is daarmee in strijd;

      2. Art. 1 van het wetsvoorstel is daarmee in strijd, maar art. 2 niet;

      3. Art. 2 van het wetsvoorstel is daarmee in strijd, maar art. 1 niet;

      4. Art. 1, noch art. 2 van het wetsvoorstel is daarmee

      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen

      Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen


      Vragen

      Vraag 1

      1. Om van een staat te kunnen spreken moet volgens het boek aan een aantal vereisten zijn voldaan. Welke vereisten zijn dit?
      2. Geef aan in hoeverre de onderstaande entiteiten als staat kunnen worden gekwalificeerd?
        1. Nederland
        2. De Europese Unie
        3. Schotland

      Vraag 2

      1. Vanwege de dreiging van terreur zien we steeds vaker dat belangrijke gebouwen, zoals ministeries, gemeentehuizen, vliegvelden, kerncentrales, grote treinstations, etc. worden beveiligd. Dat gebeurt soms door politie of marechaussee, maar vaak ook door particuliere beveiligers. Deze particuliere beveiligers dragen geen wapens. Leg uit wat dat te maken heeft met het feit dat zij niet tot de overheid behoren.
      2. Er gaan met enige regelmaat pleidooien op om particuliere beveiligers van bijvoorbeeld geldtransporten het recht te geven vuurwapens te dragen. Wat vindt u van dat idee?

      Vraag 3

      1. Wat beoogde Montesquieu met de door hem bepleite machtenscheiding, en welke staatsmachten onderscheidde hij?
      2. Welke kritiek is volgens het boek vandaag de dag op het door Montesquieu bedachte model mogelijk?
      3. Laat aan de hand van een bepaling in de Nederlandse Grondwet zien dat de machtenscheiding in Nederland niet volledig is doorgevoerd.

      Vraag 4

      1. In het concept-verkiezingsprogramma 2017-2021 van de PVV staat het voornemen om alle moskeeën en islamitische scholen in Nederland te sluiten en de Koran in Nederland te verbieden. Stel, de PVV weet voor deze voorstellen een kamermeerderheid te vinden. Kan dan gezegd worden dat het voorstel past in een democratische rechtsstaat?
      2. Artikel 120 van de Nederlandse Grondwet (hierna: Gw) verbiedt de rechter om wetten in formele zin te toetsen aan de Grondwet. In hoeverre acht u artikel 120 Gw in overeenstemming met de grondregels van een democratische staatsorganisatie zoals die in het boek worden beschreven?

      Vraag 5

      1. Net als veel andere landen kent Nederland een geschreven Grondwet. Waarin onderscheidt de Grondwet zich van veel andere wetten in formele zin?
      2. Welke andere bronnen kent het Nederlandse staatsrecht?

      Vraag 6

      De Italiaanse politieke denker Niccolò Machiavelli (1469 – 1527) schreef in 1513 zijn befaamde boek ‘Il Principe’ (De vorst). Hierin:

      1. stelt hij dat de begrenzing van de statelijke macht dient te geschieden via machtenscheiding en bescherming van mensenrechten;
      2. geeft hij adviezen over de wijze waarop de gezaghebber de eenheid van de staat dient te bewerkstelligen;
      3. waarborgt hij de vrijheid van de vorst door middel van de vorming van een internationale rechtsgemeenschap;
      4. tracht hij tirannie en almacht te voorkomen door de vestiging van meer directe democratie.

      Vraag 7

      In de Pragmatieke Sanctie van 4 november 1549:

      1. werd het recht van erfopvolging in de Habsburgse Nederlanden geüniformeerd;
      2. werd de landsheer van zijn gezag vervallen verklaard;
      3. werd Willem van Oranje als stadhouder van alle gewesten aangesteld.
      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen (2)

      Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen (2)


      Vragen

      Vraag 1

      Wanneer wordt een kabinet ‘demissionair’ en wat kan de aanleiding zijn voor het aannemen van de demissionaire status?

      Vraag 2

      Waarom worden (in)formateurs benoemd en in wiens opdracht verrichten zijn hun werkzaamheden?

      Vraag 3

      Wie sluiten een regeerakkoord en wat is het nut daarvan?

      Vraag 4

      Over welke middelen beschikken de Kamers der Staten-Generaal om inlichten van de regering te verkrijgen? Geef daarbij aan of de Kamers kunnen afdwingen dat de inlichten ook daadwerkelijk worden verstrekt.

      Vraag 5

      Over welke middelen beschikken de Kamers om op basis van de verstrekte informatie het beleid van de regering bij te sturen? Kan deze bijsturing ook daadwerkelijk worden afgedwongen?

      Vraag 6

      Welke juridische en feitelijke verschillen bestaan er tussen de Tweede en de Eerste Kamer waar het de controle van de regering betreft?

      Vraag 7

      Hoe kunnen de Kamers door middel van het parlementaire budgetrecht het regeringsbeleid bijsturen?

      Vraag 8

      Wie betrekt de Raad van State bij de totstandkoming van wetten en welke zeggenschap heeft de Raad van State met betrekking tot zo’n wet?

      Vraag 9

      Welke organen kunnen een door de regering ingediend voorstel van wet wijzigen en op welke manier dient dat te geschieden?

      Vraag 10

      Wat zijn de rechtsgevolgen van de aanvaarding van een amendement? Is het daarbij relevant welk oordeel de regering over dat amendement heeft uitgesproken?

      Vraag 11

      Waarin verschilt de procedure van herziening van de Grondwet van de gewone procedure van wetgeving en welke argumenten zijn er voor dan wel tegen deze verzwaarde procedure aan te voeren?

      Vraag 12

      Waaruit blijkt dat de Grondwet delegatie door de wetgever toestaat en langs welke wegen kunnen de Kamers der Staten-Generaal toezicht houden op de uitoefening van een door de wetgever overgedragen bevoegdheid tot regelstelling?

      Vraag 13

      Leg uit of alle rechter in Nederland onderdeel zijn van de rechterlijke macht.

      Vraag 14

      Ten opzichte van wie dient de rechter onafhankelijk te zijn en waarom is dat een rechtstatelijke eis?

      Vraag 15

      Op welke wijze komt de rechterlijke onafhankelijkheid tot uiting in de benoeming, de beloning en het ontslag van rechters en in de wijze waarop de minister van Veiligheid en Justitie de zittende en staande magistratuur kan aansturen?

      Vraag 16

      De bestuursrechtspraak is nog altijd wat minder systematisch georganiseerd dan de burgerlijke of strafrechtspraak. Hoe is dat te verklaren en langs welke wegen is geleidelijk meer samenhang tot stand gebracht?

      Vraag 17

      De Benthem-zaak betekende het einde van administratief beroep als definitieve vorm van geschilbeslechting. In hoeverre kennen we nog administratief beroep en wat is de functie daarvan?

      Vraag 18

      Staat bij de bestuursrechter beroep open tegen:

      1. De vaststelling van de nieuwe Jeugdwet

      2. De afwijzing door de minister van een verzoek tot subsidie

      3. De wijziging van een ministeriele regeling

      4. Het besluit tot

      .....read more
      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel

      Staatsrecht 1 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel

      In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Staatsrecht 1 voor de opleiding Rechten Bachelor aan de Rijksuniversiteit Groningen

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Staatsrecht 1 ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      Image

      Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

      Werkzaamheden: o.a.

      • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
      • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
      • PR & communicatie werkzaamheden

      Interesse? Reageer of informeer

      Check how to use summaries on WorldSupporter.org


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Check related topics:
      Activities abroad, studies and working fields
      Institutions and organizations
      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      1865