Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Vraag 1

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen besluit tot het opheffen van een aantal parkeerplaatsen in de binnenstad. Een gemeenteraadslid voelt de burgemeester hierover aan de tand, omdat hij vermoedt dat de burgemeester zich eigenlijk niet kan vinden in het besluit. Kan de burgemeester voor het genomen besluit ter verantwoording worden geroepen?

  1. Ja, op grond van art. 169 Gemeentewet;
  2. Ja, op grond van art. 180 Gemeentewet;
  3. Nee, het college heeft immers het besluit genomen en niet de burgemeester

    Vraag 2

    Stelling: in het Harmonisatiewetarrest heeft de Hoge Raad de mogelijkheid aanvaard wetten in formele zin te toetsen aan het Statuut. Deze stelling is:

    1. juist;
    2. onjuist.

      Vraag 3

      Wat is juist met betrekking tot de commissaris van de Koning? De commissaris van de Koning:

      1. bepaalt of een lid van provinciale staten van deelname aan de stemming wordt uitgesloten indien het lid een eigen belang heeft bij de angelegendheid waarop de stemming betrekking heeft;
      2. mag deelnemen aan vergaderingen van gedeputeerde staten, maar mag niet meestemmen;
      3. kan niet door provinciale staten of gedeputeerde staten worden ontslagen.

      Vraag 4

      De BNC-fichesprocedure is:

      1. een nationale voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
      2. een verdragsrechtelijke voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
      3. een nationale voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de regering bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
      4. een verdragsrechtelijke voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de regering bij de Europese besluitvorming te faciliteren.

      Vraag 5

      Tijdens de kabinetsformatie treedt gewoonlijk een informateur op. Deze wordt benoemd door:

      1. de Koning;
      2. de regering;
      3. de Tweede Kamer;
      4. de demissionaire minister-president.

      Vraag 6

      In welk Grondwetsartikel is een klassiek grondrecht vastgelegd?

      1. Art. 21 Gw;
      2. Art. 13 lid 1 Gw;
      3. Art. 2 lid 1 Gw;
      4. Art. 18 lid 2 Gw.

      Vraag 7

      Stel, partij A heeft bij de Tweede-Kamerverkiezingen 3 zetels veroverd. Is de kandidaat die op plaats nummer 3 op de lijst staat daarmee verzekerd van een zetel?

      1. Ja;
      2. Nee.

      Vraag 8

      Kan naar geldend recht een gemeenteraad bij verordening bepalen dat het verboden is op openbare plaatsen in de gemeente te vloeken?

      1. Ja, omdat het verbod is beperkt tot openbare plaatsen zakt het verbod niet door de 'ondergrens';
      2. Ja, mits in de verordening ook wordt uitgewerkt wat onder 'vloeken' wordt verstaan: het moet duidelijk en voorzienbaar zijn wat daaronder wordt verstaan;
      3. Nee, deze beperking van de vrijheid van meningsuiting als beschermd in de Grondwet vergt regeling in een wet om formele zin;
      4. Ja, tenzij het verbod met een punitieve sanctie wordt gehandhaafd, gelet op het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel

      Vraag 9

      Wat is geen kenmerk van een staat?

      1. Er is een gemeenschap van mensen;
      2. Er is een organisatie die effectief gezag uitoefent;
      3. Er is een mogelijkheid van toepassing van dwang ter handhaving van de gemeenschapsnormen;
      4. Er is een organisatie die beoogt burgers te beschermen tegen een tirannieke meerderheid.

      Vraag 10

      Stelling: voor een geldig koninklijk besluit is altijd een contraseign vereist. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 11

      Tussen 1848 en 1917 kende Nederland voor de Tweede Kamer als kiesstelsel:

      1. het stelsel van evenredige vertegenwoordiging;
      2. het absolute meerderheidsstelsel;
      3. het relatieve meerderheidsstelsel.

      Vraag 12

      Voor het houden van interpellatie in de Tweede Kamer:

      1. is geen verlof nodig;
      2. moeten ten minste 30 leden het verzoek tot het houden van een interpellatie steunen;
      3. moet ten minste een meerderheid van de aanwezige leden het verzoek tot het houden van een interpellatie steunen;
      4. moeten ten minste 76 leden het verzoek tot het houden van een interpellatie steunen.

      Vraag 13

      Stelling: een Europese richtlijn die niet correct is geïmplementeerd en die geen rechtstreekse werking heeft, moet door de nationale rechter bij de uitleg van nationaal recht buiten beschouwing worden gelaten. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 14

      De grondwettelijke waarborgen voor de onafhankelijkheid van rechters hebben in eerste instantie betrekking op de relatie tussen rechters en:

      1. de wetgever;
      2. het bestuur;
      3. de Raad voor de rechtspraak;
      4. de bij een geschil betrokken partijen.

      Vraag 15

      Ministers zonder portefeuille maken deel uit van:

      1. de regering, de ministerraad en de Staten-Generaal;
      2. de regering en de ministerraad, maar niet van de Staten-Generaal;
      3. de regering, maar niet van de ministerraad en de Staten-Generaal;
      4. noch de regering, noch de ministerraad, noch de Staten-Generaal

      Vraag 16

      Welk van onderstaande stelling is onjuist?

      1. Bij een begrotingsoverschrijding moet de begroting bij suppletoire begrotingswet worden aangepast;
      2. Ministeriële regelingen staan in hiërarchisch hogere rang dan provinciale verorderingen;
      3. De grondwettelijke eisen uit art. 117 Gw gelden voor alle rechters in Nederland.

      Vraag 17

      Wie heeft of hebben het recht van initiatief met betrekking tot rijkswetgeving?

      1. Enkel de koninkrijksregering;
      2. Enkel de Tweede Kamer;
      3. Enkel de Koning;
      4. Zowel de koninkrijksregering als de Tweede Kamer

      Vraag 18

      Ongeveer een jaar geleden werd door de regering een wetsvoorstel ter advisering aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd strekkende tot het toekennen van bestuursbevoegdheden aan de Nationaal Coördinator Groningen (een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, belast met een aantal taken op het terrein van de mijnbouwschadeproblematiek te Groningen). In september stond op social media dat de Afdeling advisering van de Raad van State negatief over het wetsvoorstel heeft geadviseerd. Het wetsvoorstel is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. Tot dusverre is noch de inhoud van het wetsvoorstel, noch de inhoud van het advies van de Raad van State openbaar. Welke stelling is juist?

      1. Het is in strijd met de wet dat de inhoud van het wetsvoorstel niet openbaar is, maar dat geldt niet voor het advies van de Raad van State;
      2. Het is in strijd met de wet dat de inhoud van het advies van de Raad van State niet openbaar is, maar dat geldt niet voor het wetsvoorstel;
      3. Het is in strijd met de wet dat de inhoud van het wetsvoorstel en het advies van de Raad van State niet openbaar zijn;
      4. Het is in overeenstemming met de wet dat de inhoud van het wetsvoorstel en het advies van de Raad van State niet openbaar zijn.

      Vraag 19

      Stel, naar aanleiding van de #metoo-discussie heeft het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen besloten om alle flyers en folders die van studenten of medewerkers uitgaan te toetsen op seksueel getinte opmerkingen. Het toetsen van alle flyers en folders van medewerkers en studenten van de universiteit op seksueel getinte opmerkingen:

      1. geoorloofd, gelet op artikel 1 Gw;
      2. gelet op artikel 1 Gw niet allen geoorloofd, maar bovendien een verplichting voor het College van Bestuur;
      3. ongeoorloofd, gelet op artikel 7 Gw.

      Vraag 20

      Stelling: de Grondwet voorziet in een grondslag voor het vaststellen van algemene maatregelen van bestuur. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 21

      Welke van de onderstaande bepalingen duidt op preventief toezicht?

      1. Art. 207 Provinciewet;
      2. Art. 132, vierde lid Grondwet;
      3. Art. 132, vijfde lid Grondwet.

      Vraag 22

      Wat is juist ten aanzien van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens?

      1. Het is het eerste verdrag met betrekking tot grondrechten dat door een voldoende aantal lidstaten van de Verenigde Naties is geratificeerd;
      2. Het is het eerste verdrag met betrekking tot grondrechten dat Europese staten met elkaar hebben gesloten en kan in zoverre worden gezien als een voorloper van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens;
      3. Het is een gezaghebbende codificatie van grondrechten die is aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

      Vraag 23

      Stelling: de gemeenteraad van de gemeente Tynaario kan bij autonome verordening regels stellen met betrekking tot de inrichting van gemeentelijke stembureaus voor de gemeenteraadsverkiezingen. Deze stelling is:

      1. onjuist;
      2. juist, mits de verordening het onderwerp niet uitputtend regelt;
      3. juist, mits de gemeenteraad hier met een tweederde meerderheid mee instemt en niet afwijkt van bepalingen in de Grondwet

      Vraag 24

      Stelling: de Koning voert de regering van elk van de vier landen van het Koninkrijk. De stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 25

      Stel, de actiegroep Samen sterk voor de kleine man en vrouw wil op Tweede Kerstdag een demonstratie tegen armoede houden. Via social media laat een groep fanatieke voetbalsupporters weten de demonstratie te willen verstoren. De burgemeester laat daarop weten in deze mogelijke verstoring reden te zien de demonstratie te verbieden. Volgens hem is dit verbod de enige juiste beslissing omdat:

      1. eerdere ervaringen met de voetbalsupporters negatief zijn, en
      2. tijdens de Kerstdagen vrijwel geen agenten beschikbaar zijn omdat ook zij het recht hebben om deze dagen met familie door te brengen.

      Welke bewering is juist?

      1. Geen van beide argumenten biedt een rechtmatige grond voor het verbieden van de demonstratie;
      2. Argument I is voldoende om de demonstratie te verbieden, maar argument II niet;
      3. Argument II is voldoende om de demonstratie te verbieden, maar argument I niet;
      4. Zowel argument I als argument II is voldoende om de demonstratie te verbieden.

      Vraag 26

      Voor een wijziging van de Grondwet geldt dat voorstellen in de tweede lezing:

      1. door de Tweede Kamer kunnen worden geamendeerd;
      2. door de Staten-Generaal kunnen worden geamendeerd;
      3. niet kunnen worden geamendeerd

      Vraag 27

      Stelling: de regering is bevoegd om een autonome gemeentelijke verordening te vernietigen wegens strijd met het algemeen belang. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 28

      Wijziging van het Statuut:

      1. vindt plaats bij Rijkswet, bij tweederde meerderheid in beide Kamers van de Staten-Generaal;
      2. vindt plaats bij Rijkswet met medewerking van de wetgevers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;
      3. vindt plaats bij verdrag tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

      Vraag 29

      Stelling: De eeniederverbindendheid van een bepaling van het EVRM wordt vastgesteld door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, op grond van art. 46 lid 1 van het EVRM. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 30

      Een Nederlandse burger die meent dat sprake is van schending door Nederland van een eeniederverbindende bepaling uit het IVBPR:

      1. kan zich, als aan de voorwaarden is voldaan, wenden tot het Comité voor de rechten van de mens, en daar een bindende uitspraak verkrijgen;
      2. kan zich, als aan de voorwaarden is voldaan, wenden tot het Comité voor de rechten van de mens, maar daar geen bindende uitspraak verkrijgen;
      3. kan zich uitsluitend voor de nationale rechter op de IVBPR-bepaling beroepen, maar zich niet wenden tot het Comité voor de rechten van de mens;
      4. kan zich niet voor de nationale rechter op enige bepaling uit het IVBPR beroepen.

      Vraag 31

      Ten aanzien van verdragen die van de Grondwet afwijken geldt dat:

      1. deze pas mogen worden goedgekeurd nadat de Grondwet is herzien;
      2. deze stilzwijgend kunnen worden goedgekeurd met instemming van de Raad van State en de beide Kamers der Staten-Generaal;
      3. de regering in de goedkeuringswet moet aangeven dat er sprake is van afwijking van de Grondwet.

      Vraag 32

      Wat is juist ten aanzien van de relevantie van een onderscheid tussen autonomie en medebewind?

      1. Het college van burgemeester en wethouders kan niet aansprakelijk worden gesteld voor besluiten die in medebwind zijn genomen;
      2. Het college van burgemeester en wethouders hoeft over de uitoefening van bevoegdheden in medebewind geen verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad;
      3. Het onderscheid tussen autonomie en medebewind kan van belang zijn voor de uitoefening van interbestuurlijk toezicht.

      Vraag 33

      Stelling: het Reglement van Orde voor de Ministerraad is te beschouwen als een wet in materiële zin. Deze stelling is:

      1. juist
      2. onjuist

      Vraag 34

      De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is verantwoording verschuldigd aan:

      1. de Staten van Curaçao en aan de regering van Curaçao
      2. de Staten van Curaçao, maar niet aan de regering van Curaçao
      3. de regering van Curaçao, maar niet aan de Staten van Curaçao
      4. noch de Staten, noch de regering van Curaçao

      Vraag 35

      De rechtbank Noord-Nederland moet in eerste aanleg oordelen over een geschil over de aankoop van een museum. De rechtbank weet niet zeker hoe zij het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie op dat punt moet uitleggen. Voordat de rechtbank uitspraak kan doen, wil zij weten hoe zij het verdrag moet uitleggen. In dit geval is de rechtbank:

      1. verplicht een prejudicieële vraag te stellen aan het Hof van Justitie EU;
      2. bevoegd een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie EU.

      Vraag 36

      Welke stelling ten aanzien van (de) bron(nen) van het staatsrecht is juist?

      1. De Nederlandse Grondwet is de enige bron van het staatsrecht;
      2. De Nederlandse Grondwet en gewoonterechtelijke regels zijn de enige bronnen van staatsrecht;
      3. Zowel de Nederlandse Grondwet, gewoonterechtelijke regels als een aantal geschreven regelingen vormen bronnen van het staatsrecht.

      Vraag 37

      De ministers van Onderwijs van de EU-lidstaten hebben zitting in:

      1. de Europese Raad;
      2. de Raad van de Europese Unie
      3. de Raad van Europa

      Vraag 38

      Op grond van het arrest Costa-ENEL:

      1. hebben Europeesrechtelijke bepalingen die rechtstreeks werken voorrang boven afwijkend nationaal recht;
      2. is de Europese Unie een soevereine staat geworden;
      3. moet het begrip 'rechtstreekse werking' per lidstaat op basis van interpretatie van de nationale constituties worden uitgelegd;
      4. leidt schending van Europees recht door een lidstaat tot een aansprakelijkheid van de staat waardoor een schadevergoedingsplicht ontstaat.

      Vraag 39

      In de verhouding tussen Koning en staatssecretaris geldt dat:

      1. een staatssecretaris nooit verantwoordelijk kan zijn voor de Koning, omdat de staatssecretaris geen lid van de regering is;
      2. de Koning een staatssecretaris niet benoemt of ontslaat, omdat dit door de verantwoordelijke minister gebeurt;
      3. de Grondwet ervan uitgaat dat een staatsecretaris door de Koning aan aanwijzingen kan worden gebonden, nu deze aan de minister ondergeschikt is;
      4. een staatssecretaris jegens de Staten-Generaal politieke verantwoordelijkheid voor de Koning draagt.

      Vraag 40

      Het parlementair behanandelvoorbehoud:

      1. geeft de Nederlandse Staten-Generaal de mogelijkheid een 'gele kaart' aan de Commissie uit te delen;
      2. geeft het Europees Parlement de mogelijkheid een 'gele kaart' aan de Commissie uit te delen;
      3. geeft de Nederlandse Staten-Generaal een instemmingsrecht ten aanzien van bepaalde Europese besluiten;
      4. geeft de Nederlandse Staten-Generaal geen instemmingsrecht ten aanzien van Europese besluiten.

      Vraag 41

      Volgens Handyside v. the United Kingdom:

      1. komt de overheid in geval van toepasselijkheid van artikel 10 EVRM een zeer beperkte 'margin of appreciation' toe;
      2. kan de bescherming van de goede zeden in een democratische samenleving geen rechtvaardiging vormen voor een inbreuk op artikel 10 EVRM
      3. heeft artikel 10 EVRM naast het nationale recht van vrije meningsuiting geen zelfstandige betekenis
      4. gelden de vrijheid van meningsuiting en de daaraan te stellen beperkingen ook ten aanzien van meningen die beledigend, schokkend of verontrustend zijn.

      Vraag 42

      De politieke ministeriële verantwoordelijkheid werd in Nederland ingevoerd in:

      1. 1815
      2. 1840
      3. 1848
      4. 1983

      Vraag 43

      De staatstrechtelijke homogeniteit van de regering brengt mee dat:

      1. ministers naar buiten toe niet mogen laten blijken het oneens te zijn met besluiten van de ministerraad;
      2. beslissingen van individuele ministers altijd namens de ministerraad zijn genomen, en elke minister voor een dergelijk besluit dus individueel verantwoordelijkheid draagt;
      3. ministers bij een motie van wantrouwen altijd allemaal hun ontslag aan de koning aanbieden.

      Vraag 44

      Stelling: art. 81 Grondwet geeft blijk van volledige machtenscheiding in Nederland. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 45

      Welke filosoof is bekend om een boek waarin hij adviseert over hoe een gezagsdrager heeft op te treden met het doel niet zijn persoonlijke grootheid te verhogen maar met het doel eenheid te bewerkstelligen?

      1. Machiavelli;
      2. Rousseau;
      3. Montesquieu.

      Vraag 46

      Maria Hernandez Chicharito is sinds 1 januari 2015 inwoner van de gemeente Groningen. Ze heeft zowel de Mexicaanse als Spaanse nationaliteit. Ze ambieert een plek in de gemeenteraad en heeft zelfs een de apsiratie ooit nog eens als burgemeester van Groningen aan de slag te gaan. Zijn deze ambities onder de huidige omstandigheden voor Maria naar Nederlands recht te verwezenlijken?

      1. Ja, beide ambities zijn te verwezenlijken;
      2. Nee, geen van beide ambities zijn te verwezenlijken;
      3. Alleen de ambitie om tot gemeenteraadslid verkozen te worden is te verwezenlijken;
      4. Alleen de ambitie tot burgemeester benoemd te worden is te verwezenlijken.

      Vraag 47

      De Nationale ombudsman wordt:

      1. bij koninklijk besluit voor het leven benoemd;
      2. door de Staten-Generaal benoemd voor een ambtstermijn van 6 jaar;
      3. door de Hoge Raad benoemd voor een ambstermijn van 6 jaar;
      4. door de Tweede Kamer benoemd voor een ambtstermijn van 6 jaar.

      Vraag 48

      De vijftienjarige Anna vindt dat haar vader haar privacy schendt doordat hij veelvuldig over haar schrijft op zijn weblog. Kan Anna haar vader in rechte aanspreken op een schending van haar recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, zoals dat is vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet?

      1. Nee, want de rechter mag niet toetsen aan bepalingen uit de Grondwet;
      2. Nee, omdat alleen meerderjarigen zich op grondrechten kunnen beroepen;
      3. Nee, omdat Anna dit grondrecht allen kan inroepen tegenover de overheid;
      4. Ja.

      Vraag 49

      Een grondregel van een democratische staatsorganisatie behelst volgens het boek (Belinfante) dat niemand een bevoegdheid kan uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat opdie uitoefening controle bestaat. Stelling: art. 355 van het Wetboek van Strafrecht vormt hier een voorbeeld van. Deze stelling is:

      1. juist;
      2. onjuist.

      Vraag 50

        Welk van de onderstaande stelling is onjuist?

        1. Degelatie van de bevoegdheid tot het maken van een algemeen verbindend voorschrift is toegestaan in art. 95 Gw;
        2. Delegatie van de bevoegdheid tot het maken van een algemeen verbindend voorschrift is toegestaan in art. 122 lid 2 Gw;
        3. Delegatie van de bevoegdheid tot het maken van een algemeen verbindend voorschrift is toegestaan in art. 91 lid 2 Gw;
        4. Delegatie van de bevoegdheid tot het maken van een algemeen verbindend voorschrift is toegestaan in art. 116 lid 2 Gw.

          Antwoordindicatie

          1. a

          2. c

          3. c

          4. d

          5. c

          6. b

          7. b

          8. c

          9. d

          10. a

          11. b

          12. b

          13. b

          14. d

          15. b

          16. a

          17. d

          18. d

          19. c

          20. a

          21. a

          22. c

          23. a

          24. a

          25. d

          26. c

          27. a

          28. B

          29. b

          30. c

          31. c

          32. b

          33. b

          34. b

          35. c

          36. b

          37. a

          38. d

          39. d

          40. d

          41. c

          42. a

          43. b

          44. a

          45. b

          46. d

          47. d

          48. a

          49. b

          50. c

          Check page access:
          Public
          Check more or recent content:

          Staatsrecht 1 - RUG - Oefenmaterialen

          Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018

          Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018


          Vragen

          Vraag 1

          Het college van burgemeester en wethouders van Groningen besluit tot het opheffen van een aantal parkeerplaatsen in de binnenstad. Een gemeenteraadslid voelt de burgemeester hierover aan de tand, omdat hij vermoedt dat de burgemeester zich eigenlijk niet kan vinden in het besluit. Kan de burgemeester voor het genomen besluit ter verantwoording worden geroepen?

          1. Ja, op grond van art. 169 Gemeentewet;
          2. Ja, op grond van art. 180 Gemeentewet;
          3. Nee, het college heeft immers het besluit genomen en niet de burgemeester

            Vraag 2

            Stelling: in het Harmonisatiewetarrest heeft de Hoge Raad de mogelijkheid aanvaard wetten in formele zin te toetsen aan het Statuut. Deze stelling is:

            1. juist;
            2. onjuist.

              Vraag 3

              Wat is juist met betrekking tot de commissaris van de Koning? De commissaris van de Koning:

              1. bepaalt of een lid van provinciale staten van deelname aan de stemming wordt uitgesloten indien het lid een eigen belang heeft bij de angelegendheid waarop de stemming betrekking heeft;
              2. mag deelnemen aan vergaderingen van gedeputeerde staten, maar mag niet meestemmen;
              3. kan niet door provinciale staten of gedeputeerde staten worden ontslagen.

              Vraag 4

              De BNC-fichesprocedure is:

              1. een nationale voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
              2. een verdragsrechtelijke voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
              3. een nationale voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de regering bij de Europese besluitvorming te faciliteren;
              4. een verdragsrechtelijke voorziening om vroegtijdige betrokkenheid van de regering bij de Europese besluitvorming te faciliteren.

              Vraag 5

              Tijdens de kabinetsformatie treedt gewoonlijk een informateur op. Deze wordt benoemd door:

              1. de Koning;
              2. de regering;
              3. de Tweede Kamer;
              4. de demissionaire minister-president.

              Vraag 6

              In welk Grondwetsartikel is een klassiek grondrecht vastgelegd?

              1. Art. 21 Gw;
              2. Art. 13 lid 1 Gw;
              3. Art. 2 lid 1 Gw;
              4. Art. 18 lid 2 Gw.

              Vraag 7

              Stel, partij A heeft bij de Tweede-Kamerverkiezingen 3 zetels veroverd. Is de kandidaat die op plaats nummer 3 op de lijst staat daarmee verzekerd van een zetel?

              1. Ja;
              2. Nee.

              Vraag 8

              Kan naar geldend recht een gemeenteraad bij verordening bepalen dat het verboden is op openbare plaatsen in de gemeente te vloeken?

              1. Ja, omdat het verbod is beperkt tot openbare plaatsen zakt het verbod niet door de 'ondergrens';
              2. Ja, mits in de verordening ook wordt uitgewerkt wat onder 'vloeken' wordt verstaan: het moet duidelijk en voorzienbaar zijn wat daaronder wordt verstaan;
              3. Nee, deze beperking van de vrijheid van meningsuiting als beschermd in de Grondwet vergt regeling in een wet om formele zin;
              4. Ja, tenzij het verbod met een punitieve sanctie wordt gehandhaafd, gelet op het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel

              Vraag 9

              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017

              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017


              Vragen

              Vraag 1

              Wie is in welk geval verplicht advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State in te winnen?

              1. de regering, als een wetsvoorstel wordt ingediend.
              2. de Tweede Kamer, als een wetsvoorstel wordt ingediend.
              3. de regering, als zij voornemens is een initiatief-wetsvoorstel niet te bekrachtigen,
              4. de regering, als zij voornemens is een algemene maatregel van bestuur vast te stellen

              Vraag 2

              Indien grondwettelijke grondrechten botsen dan:

              1. dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan de Hoge Raad.
              2. dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan het EHRM.
              3. is de volgorde van de grondrechten in de Grondwet voor de rechter maatgevend bij de beantwoording van de vraag welk recht voorrang heeft.
              4. is de rechter vrij te bepalen hoe deze rechten zich tot elkaar verhoduen, behoudens de afwegingen die de wetgever heeft gemaakt.

              Vraag 3

              Een parlementariër maakt tijdens een interview, dat wordt uitgezonden door een bekend televisieprogramma, enkele provocerende opmerkingen. Het Openbaar Ministerie (OM) overweegt de parlementariër te vervolgen wegens belediging (art. 266 WvSR). Is het OM naar Nederlands staatsrecht bevoegd om tot vervolging over te gaan?

              1. nee, parlementariërs genieten parlementaire onschendbaarheid.
              2. ja.
              3. ja, tenzij de parlementariër zich beroept op zijn parlementaire onschendbaarheid.
              4. nee, een parlementariër kan niet worden vervolgd voor zaken die hij ter sprake brengt in het kader van zijn functie als parlementariër.

              Vraag 4

              Het verbod van last (art. 67 lid 3 Gw) brengt mee dat leden van de Staten-Generaal:

              1. (behoudens wegens ambtsmisdrijven) niet in rechte aangesproken kunnen worden voor hun ambtsvervulling.
              2. een met het ambt van Kamerlid onverenigbare betrekking mogen vervullen.
              3. zich bij het uitoefenen van hun taken uitsluitend mogen laten leiden door het eigen partijprogramma.
              4. ten behoeve van het bepalen van hun stemgedrag zich moeten verstaan met hun kiezers.

              Vraag 5

              Naar aanleiding van de voorgenomen introductie van de zogeheten wietpas interpelleert een lid van de Tweede Kamer de minister van Veiligheid en Justitie. De coalitiefracties steunen op hoofdlijnen het voornemen van de minister. Eén van die coalitiefracties dient tijdens de beraadslaging een motie in met het verzoek nog eens te onderzoeken of bij de introductie van de wietpas onderscheid kan worden gemaakt tussen toeristische gebieden en overige gemeenten. De minister ontraadt de motie, maar ziet er geen afkeuring van zijn beleid in. Ondanks de bezwaren van de minister wordt de motie aanvaard. Wat is naar Nederlands staatsrecht de positie van de minister van Veiligheid en Justitie? De minister is:

              1. verplicht de motie uit te voeren.
              2. niet verplicht de motie uit te voeren.
              3. slechts verplicht de motie uit te voeren als de Kamer daarop staat.
              4. niet verplicht de motie
              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (1)

              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (1)


              Vragen

              De grondrechten

              Vraag 1

              Wat is volgens het boek (Belinfante) kenmerkend voor de regeling van grondrechten in de Nederlandse Grondwet?

              1. De ruime toedeling van beperkingsbevoegdheden aan de wetgever;

              2. Het ontbreken van de mogelijkheid van delegatie aan lagere regelgevers met betrekking tot tal van grondrechtelijke onderwerpen;

              3. De afwijzing van het beginsel van bijzondere, tot de grondwettelijke clausulering herleidbare beperkingen op grondrechten;

              4. Het uitgangspunt dat, in geval van botsing van grondrechten, sociale grondrechten voorrang genieten op klassieke grondrechten.

              Vraag 2

              Diverse mensenrechtenverdragen voorzien in het toezicht op de naleving van de verdragsverplichtingen door de instelling van een onafhankelijke instantie. Welk van de onderstaande verdragen kennen de mogelijkheid van individueel klachtrecht bij zo’n toezichthoudende instantie?

              1. De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten;

              2. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten;

              3. Het Europees Sociaal Handvest en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens;

              4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten.

              Vraag 3

              Wanneer aan een grondrecht horizontale werking wordt toegekend, leidt dit tot bescherming van:

              1. de overheid tegen burgers;

              2. burgers tegen de overheid;

              3. burgers tegen anderen dan de overheid;

              4. rechtspersonen tegen de overheid.

              Vraag 4

              De raad van de gemeente Kaag en Braasem vreest radicalisering van de lokale schakende jeugd. Daarom vaardigt hij een verordening uit waarin het de komende drie maanden verboden wordt schaaktijdschriften te verspreiden. Is dit verbod in overeenstemming met de Grondwet?

              1. Ja, indien het verbod noodzakelijk is in het licht van de openbare orde;

              2. Ja, voor zover het mogelijk blijft andere tijdschriften te verspreiden in Kaag en Braasem;

              3. Nee, tenzij het redelijkerwijs mogelijk blijft een ontheffing van het verbod te verkrijgen;

              4. Nee, dit verbod betreft de inhoud en is daarom ongrondwettig.

              Vraag 5

              Art. 7 lid 1 Grondwet onderscheidt zich in zoverre van art. 7 lid 3 Grondwet dat:

              1. lid 1 bescherming biedt aan het zogenaamde openbaringsrecht en lid 3 aan het zogenaamde verspreidingsrecht;

              2. de gemeente bij de regulering van het onder lid 1 gegarandeerde recht een rol kan spelen, hetgeen onder art. 7 lid 3 niet het geval kan zijn;

              3. lid 1 voorafgaande beperkingen ten aanzien van het gebruikte middel van verspreiding uitsluit die onder lid 3 wel mogelijk zijn;

              4. lid 1 voorafgaande beperkingen ten aanzien van het gebruikte middel van verspreiding toestaat die onder lid 3 niet mogelijk

              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)

              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)


              Vragen

              Wetgeving

              Vraag 1

              Hoe kan staatsrechtelijk gezien worden bewerkstelligd dat in Nederland een correctief wetgevingsreferendum wordt ingevoerd?

              1. Het volk kan dat zelf bij referendum bewerkstelligen;

              2. De Kamers kunnen dat bewerkstelligen door het correctief wetgevingsreferendum in hun Reglementen van Orde vast te leggen;

              3. Regering en Staten Generaal kunnen dat bewerkstelligen bij wet in formele zin;

              4. Alleen de Grondwetgever kan dat bewerkstelligen.

              Vraag 2

              Welke functie vervullen vaste commissies van de Tweede Kamer?

              1. Zij zijn belast met de afhandeling en uitvoering van de besluiten die de Tweede Kamer plenair heeft genomen;

              2. Zij zijn belast met de voorbereiding van besluiten die door de Tweede Kamer plenair worden genomen;

              3. Zij besluiten namens de Tweede Kamer over alle aangelegenheden die betrekking hebben op het beleidsterrein van een individuele minister;

              4. Zij ondersteunen de minister in de verdediging van zijn beleid in de Tweede Kamer.

              Vraag 3

              Kan een voorstel van wet dat door een lid van de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt en dat tijdens de behandeling in de Eerste Kamer op grote politieke bezwaren stuit, worden ingetrokken om verwerping te voorkomen?

              1. Nee, dat is alleen mogelijk zolang het niet door de Tweede Kamer is aangenomen;

              2. Ja, maar alleen door de Tweede Kamer;

              3. Ja, maar alleen door degene die het voorstel aanhangig heeft gemaakt;

              4. Ja, zowel door de regering als door degene die het voorstel aanhangig heeft gemaakt.

              Vraag 4

              Is de regering bevoegd bij AMvB regels te stellen waarmee het strafrechtelijk verboden wordt om elektriciteit aan het net te onttrekken voor het opladen van auto’s?

              1. Nee, want de regering is een bestuursorgaan en dus nooit tot regelstelling bevoegd;

              2. Nee, het maken van dergelijke voorschriften is op grond van art. 89 lid 2 Grondwet voorbehouden aan de wetgever, die de bevoegdheid daartoe ook niet kan delegeren aan de regering;

              3. Ja, onder de voorwaarde dat de wetgever die bevoegdheid aan de regering heeft gedelegeerd;

              4. Ja, want de regering kan, net als de formele wetgever, zelf bepalen in welke gevallen zij overgaat tot het stellen van dergelijke regels.

              Vraag 5

              Uit jurisprudentie blijkt dat algemeen verbindende voorschriften:

              1. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, door de rechter kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

              2. tenzij vastgelegd bij wet in formele zin, door de rechter kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

              3. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, niet door de wetgever kunnen worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen;

              4. voor zover vastgelegd bij wet in formele zin, niet door de rechter kunnen worden getoetst aan een ieder verbindende

              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014

              Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014


              Vragen

              De grondrechten

              Vraag 1

              Art. 2, tweede lid van het Vierde Protocol bij het EVRM (dat door het Koninkrijk is geratificeerd, is gepubliceerd en in werking is getreden) bepaalt:

              “Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten.” Deze norm kan in de Nederlandse rechtsorde:

              1. slechts worden toegepast voor zover dat verenigbaar is met een eenieder verbindende wettelijke bepaling;

              2. slechts worden toegepast voor zover de wet de norm heeft omgezet in een eenieder verbindende bepaling;

              3. worden gewijzigd door de wet waarbij het Vierde Protocol is goedgekeurd;

              4. als verdragsnorm worden toegepast.

              Vraag 2

              Een bijzondere school voor algemeen vormend lager onderwijs (een bijzondere basisschool) die aan alle wettelijke eisen voldoet heeft naar Nederlands staatsrecht:

              1. naar dezelfde maatstaf als een openbare basisschool aanspraak op volledige financiering door de overheid;

              2. naar dezelfde maatstaf als een openbare basisschool aanspraak op volledige financiering door de ouders van schoolgaande kinderen;

              3. slechts aanspraak op financiering door de overheid indien in de gemeente waar de school is gevestigd onvoldoende capaciteit in het openbaar onderwijs beschikbaar is;

              4. geen aanspraak op gedeeltelijke of volledige financiering door de overheid.

              Vraag 3

              In verband met de vraag naar de beperkingsmogelijkheden van grondrechten spreekt Belinfante van ‘algemene beperkingen’ van grondrechten. Dit zijn beperkingen van een grondrecht:

              1. door organen van de centrale overheid op grond van algemene beleidsregels;

              2. door een geheel buiten de sfeer van het grondrecht gelegen regeling, die als neveneffect heeft dat de uitoefening van het grondrecht wordt beperkt;

              3. die slechts toegestaan zijn op grond van algemene rechtsbeginselen;

              4. die neerkomen op het zodanig uithollen van grondrechten dat zij geen enkele bescherming meer bieden.

              Vraag 4

              De regering dient een wetsvoorstel in dat onder meer het volgende voorstelt:

              Art. 1. Aan de Gemeentewet wordt de volgende bepaling toegevoegd:
              Het in het openbaar te koop aanbieden van boeken met een discriminatoire inhoud is slechts toegestaan met vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

              Art. 2. Aan het Wetboek van Strafrecht wordt de volgende bepaling toegevoegd:
              Hij die een boek uitgeeft waarin de Holocaust wordt ontkend, wordt gestraft met zes maanden gevangenisstraf.

              Welke van deze voorschriften is in strijd met de interpretatie die volgens Belifante aan art. 7 lid 1 Grondwet wordt gegeven?

              1. Zowel art. 1 als art. 2 van het wetsvoorstel is daarmee in strijd;

              2. Art. 1 van het wetsvoorstel is daarmee in strijd, maar art. 2 niet;

              3. Art. 2 van het wetsvoorstel is daarmee in strijd, maar art. 1 niet;

              4. Art. 1, noch art. 2 van het wetsvoorstel is daarmee

              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen

              Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen


              Vragen

              Vraag 1

              1. Om van een staat te kunnen spreken moet volgens het boek aan een aantal vereisten zijn voldaan. Welke vereisten zijn dit?
              2. Geef aan in hoeverre de onderstaande entiteiten als staat kunnen worden gekwalificeerd?
                1. Nederland
                2. De Europese Unie
                3. Schotland

              Vraag 2

              1. Vanwege de dreiging van terreur zien we steeds vaker dat belangrijke gebouwen, zoals ministeries, gemeentehuizen, vliegvelden, kerncentrales, grote treinstations, etc. worden beveiligd. Dat gebeurt soms door politie of marechaussee, maar vaak ook door particuliere beveiligers. Deze particuliere beveiligers dragen geen wapens. Leg uit wat dat te maken heeft met het feit dat zij niet tot de overheid behoren.
              2. Er gaan met enige regelmaat pleidooien op om particuliere beveiligers van bijvoorbeeld geldtransporten het recht te geven vuurwapens te dragen. Wat vindt u van dat idee?

              Vraag 3

              1. Wat beoogde Montesquieu met de door hem bepleite machtenscheiding, en welke staatsmachten onderscheidde hij?
              2. Welke kritiek is volgens het boek vandaag de dag op het door Montesquieu bedachte model mogelijk?
              3. Laat aan de hand van een bepaling in de Nederlandse Grondwet zien dat de machtenscheiding in Nederland niet volledig is doorgevoerd.

              Vraag 4

              1. In het concept-verkiezingsprogramma 2017-2021 van de PVV staat het voornemen om alle moskeeën en islamitische scholen in Nederland te sluiten en de Koran in Nederland te verbieden. Stel, de PVV weet voor deze voorstellen een kamermeerderheid te vinden. Kan dan gezegd worden dat het voorstel past in een democratische rechtsstaat?
              2. Artikel 120 van de Nederlandse Grondwet (hierna: Gw) verbiedt de rechter om wetten in formele zin te toetsen aan de Grondwet. In hoeverre acht u artikel 120 Gw in overeenstemming met de grondregels van een democratische staatsorganisatie zoals die in het boek worden beschreven?

              Vraag 5

              1. Net als veel andere landen kent Nederland een geschreven Grondwet. Waarin onderscheidt de Grondwet zich van veel andere wetten in formele zin?
              2. Welke andere bronnen kent het Nederlandse staatsrecht?

              Vraag 6

              De Italiaanse politieke denker Niccolò Machiavelli (1469 – 1527) schreef in 1513 zijn befaamde boek ‘Il Principe’ (De vorst). Hierin:

              1. stelt hij dat de begrenzing van de statelijke macht dient te geschieden via machtenscheiding en bescherming van mensenrechten;
              2. geeft hij adviezen over de wijze waarop de gezaghebber de eenheid van de staat dient te bewerkstelligen;
              3. waarborgt hij de vrijheid van de vorst door middel van de vorming van een internationale rechtsgemeenschap;
              4. tracht hij tirannie en almacht te voorkomen door de vestiging van meer directe democratie.

              Vraag 7

              In de Pragmatieke Sanctie van 4 november 1549:

              1. werd het recht van erfopvolging in de Habsburgse Nederlanden geüniformeerd;
              2. werd de landsheer van zijn gezag vervallen verklaard;
              3. werd Willem van Oranje als stadhouder van alle gewesten aangesteld.
              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen (2)

              Staatsrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen (2)


              Vragen

              Vraag 1

              Wanneer wordt een kabinet ‘demissionair’ en wat kan de aanleiding zijn voor het aannemen van de demissionaire status?

              Vraag 2

              Waarom worden (in)formateurs benoemd en in wiens opdracht verrichten zijn hun werkzaamheden?

              Vraag 3

              Wie sluiten een regeerakkoord en wat is het nut daarvan?

              Vraag 4

              Over welke middelen beschikken de Kamers der Staten-Generaal om inlichten van de regering te verkrijgen? Geef daarbij aan of de Kamers kunnen afdwingen dat de inlichten ook daadwerkelijk worden verstrekt.

              Vraag 5

              Over welke middelen beschikken de Kamers om op basis van de verstrekte informatie het beleid van de regering bij te sturen? Kan deze bijsturing ook daadwerkelijk worden afgedwongen?

              Vraag 6

              Welke juridische en feitelijke verschillen bestaan er tussen de Tweede en de Eerste Kamer waar het de controle van de regering betreft?

              Vraag 7

              Hoe kunnen de Kamers door middel van het parlementaire budgetrecht het regeringsbeleid bijsturen?

              Vraag 8

              Wie betrekt de Raad van State bij de totstandkoming van wetten en welke zeggenschap heeft de Raad van State met betrekking tot zo’n wet?

              Vraag 9

              Welke organen kunnen een door de regering ingediend voorstel van wet wijzigen en op welke manier dient dat te geschieden?

              Vraag 10

              Wat zijn de rechtsgevolgen van de aanvaarding van een amendement? Is het daarbij relevant welk oordeel de regering over dat amendement heeft uitgesproken?

              Vraag 11

              Waarin verschilt de procedure van herziening van de Grondwet van de gewone procedure van wetgeving en welke argumenten zijn er voor dan wel tegen deze verzwaarde procedure aan te voeren?

              Vraag 12

              Waaruit blijkt dat de Grondwet delegatie door de wetgever toestaat en langs welke wegen kunnen de Kamers der Staten-Generaal toezicht houden op de uitoefening van een door de wetgever overgedragen bevoegdheid tot regelstelling?

              Vraag 13

              Leg uit of alle rechter in Nederland onderdeel zijn van de rechterlijke macht.

              Vraag 14

              Ten opzichte van wie dient de rechter onafhankelijk te zijn en waarom is dat een rechtstatelijke eis?

              Vraag 15

              Op welke wijze komt de rechterlijke onafhankelijkheid tot uiting in de benoeming, de beloning en het ontslag van rechters en in de wijze waarop de minister van Veiligheid en Justitie de zittende en staande magistratuur kan aansturen?

              Vraag 16

              De bestuursrechtspraak is nog altijd wat minder systematisch georganiseerd dan de burgerlijke of strafrechtspraak. Hoe is dat te verklaren en langs welke wegen is geleidelijk meer samenhang tot stand gebracht?

              Vraag 17

              De Benthem-zaak betekende het einde van administratief beroep als definitieve vorm van geschilbeslechting. In hoeverre kennen we nog administratief beroep en wat is de functie daarvan?

              Vraag 18

              Staat bij de bestuursrechter beroep open tegen:

              1. De vaststelling van de nieuwe Jeugdwet

              2. De afwijzing door de minister van een verzoek tot subsidie

              3. De wijziging van een ministeriele regeling

              4. Het besluit tot

              .....read more
              Access: 
              Public
              Staatsrecht 1 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel

              Staatsrecht 1 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel

              In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Staatsrecht 1 voor de opleiding Rechten Bachelor aan de Rijksuniversiteit Groningen

              Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Staatsrecht 1 ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

              Work for WorldSupporter

              Image

              JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

              Working for JoHo as a student in Leyden

              Parttime werken voor JoHo

              Check more of this topic?
              How to use more summaries?


              Online access to all summaries, study notes en practice exams

              Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

              There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

              1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
              2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
              3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
              4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
              5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

              Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

              Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

              Field of study

              Access level of this page
              • Public
              • WorldSupporters only
              • JoHo members
              • Private
              Statistics
              2729 1
              Comments, Compliments & Kudos:

              Add new contribution

              CAPTCHA
              This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
              Image CAPTCHA
              Enter the characters shown in the image.
              Promotions
              Image

              Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

              Werkzaamheden: o.a.

              • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
              • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
              • PR & communicatie werkzaamheden

              Interesse? Reageer of informeer