Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Collegeverslagen Kv Staats- en Bestuursrecht I, deel 2 (wk 5 t/m 7)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Collegeverslagen Kernvak SBR I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013.

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over de internationale en de Europese rechtsorde. De internationale rechtsorde is een heel complex systeem. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de Kadi-zaak. Meneer Kadi is een sjeik, die erg vermogend is en wordt verdacht van terrorisme. De Veiligheidsraad komt in 2001 met een resolutie waarin zij afstand nemen van het beleid om een staat aan te pakken voor terrorisme, en een systeem invoeren waarmee de individuele terrorist wordt aangepakt. Dit overkomt meneer Kadi. In het internationaal recht zijn staten nog steeds de belangrijkste pijlers voor de uitvoering van het recht. De VN richt zich tot Nederland. Omdat Nederland lid is van de Europese Unie moet het hiervan toestemming krijgen. De EU neemt de verordening aan. Meneer Kadi is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij de Europese rechter, wegens schending van artikel 263 VWEU. De rechter in eerste aanleg stelt dat de lidstaten door de verordening aan de resolutie gebonden zijn. Het Hof van Justitie, de hoger beroepsrechter, stelt echter dat het Internationaal Recht, dus de resolutie van de VN, geen afbreuk mag doen aan de fundamenten van de EU, artikel 2 VEU. Dit is hier wel het geval.

 

Verhouding internationaal recht en nationaal recht

In 1648 was er de Vrede van Westfalen. Dit was de geboorte van de moderne soevereine staat en het statenbestel. De gedachte met deze vrede was dat staten volledig vrij moeten zijn. Dit is zowel interne soevereiniteit, tegenover de eigen burgers, als externe soevereiniteit, naar buiten toe. Met deze vrede kwam er dus een pluriversum van staten. Maar om vrij te kunnen zijn moeten er afspraken worden gemaakt en regels worden opgesteld. Men werd om vrij te zijn dus in zijn vrijheid beperkt.

Het nationale en internationale recht zijn in beginsel twee gescheiden systemen. Het internationaal recht heeft in beginsel, als het een ieder verbindend is, voorrang op het nationale recht. Wat rechtens naar het internationaal recht is, hoeft echter niet rechtens naar het nationale recht te zijn. Zo kan het dus zijn dat een verdrag in strijd is met het nationale recht, maar toch nageleefd moet worden. Dit is het pacta sunt servanda beginsel.

 

Verdragssluiting

Voor het sluiten van een verdrag kunnen twee dimensies worden onderscheden.

Allereerst is er de dimensie van het volkenrecht. In het volkenrecht geeft het Weens Verdragen Verdrag regels voor het sluiten van verdragen. Uit artikel 11 jo. 7 van het WVV blijkt dat volkenrechtelijke binding aan een verdrag tot stand komt door ondertekening, tenzij er sprake is van een bekrachtigingclausule of een voorbehoud.

Ten tweede is er de dimensie van het Nederlandse staatsrecht. De Nederlandse regering sluit en bekrachtigt verdragen, dit blijkt uit artikel 90 jo 91 van de Grondwet. De regering is gehouden om de constitutionele regeling bij verdragen na te leven. Zo kunnen zij een voorbehoud maken bij een verdrag, het verdrag eerst op nationaal niveau bekijken en dan pas het verdrag bekrachtigen als blijkt dat het goed is op nationaal niveau. Soms is er de eis dat de Staten-Generaal het verdrag goedkeurt. Dit kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden gedaan, art. 3-5 Rgbv. De Staten-Generaal zal in principe nooit een verdrag goedkeuren als het afwijkt van de Grondwet. Toch kan een verdrag toch goedgekeurd worden als er een meerderheid van 2/3 van de stemmen in de Staten-Generaal is. Er is dan sprake van een materiële wijziging van de Grondwet, artikel 91 luid 3 van de Grondwet jo. artikel 6 Rgbv. Het kan echter ook voorkomen dat voor de sluiting van een verdrag geen goedkeuring van de Staten-Generaal nodig is, artikel 7 Rgbv.

 

Doorwerking internationaal recht

Voor de doorwerking van het internationaal recht moet worden gekeken of een land een monistisch of een dualistisch stelsel heeft. Nederland heeft een monistisch, ook wel incorporatie stelsel. Dit valt te lezen in het arrest Grenstraktaat Aken. Hierin staat dat met de volkenrechtelijke binding de regel ook het Nederlandse rechtssysteem inkomt. Hij heeft doorwerking in het nationaal recht en hiervoor is geen omzetting nodig.

Met de Grondwetwijzigingen van 1953 en 1956 kwam er een uitwerking en een correctie op de doorwerkingsregel van Aken. Van belang voor doorwerking van het internationale recht zijn artikel 93 en 94 van de Grondwet geworden.

 

Artikel 93 Gw: ‘Verdragsbepalingen die naar inhoud een ieder verbinden hebben deze verbindende kracht pas na bekendmaking.’

Artikel 94 Gw: ‘Een ieder verbindende bepalingen hebben voorrang boven alle nationale normen.’ Overig volkenrecht heeft op geen enkele manier voorrang, dit blijkt uit het arrest Nyugat II.

 

De rechter toetst of het een ieder verbindend is. Het maakt hiervoor niet uit wat de wetgever hiervan vindt.

 

Europees recht
Het Europees recht heeft een andere werking dat het ‘normale’ internationale recht. Dit blijkt uit de arresten Van Gend&Loos en Costa/ENEL.

Uit Van Gend en Loos blijkt de één ieder verbindendheid van een bepaling en blijkt dat de Europese Gemeenschap een nieuwe rechtsorde is.

Uit Costa/ENEL blijkt ook dat de EU zijn eigen rechtsorde heeft en dat het van belang voor de gemeenschappelijke markt is dat landen niet zelf over de doorwerking van het recht gaan, maar dit bepaald is om zo te zijn. De voorrang van het EU recht is hiervan een consequentie en is onvermijdelijk.

 

De EU kan niet worden gezien als een bondstaat en ook niet als een statenbond. Toch heeft het van beide wel kenmerken. De EU wordt daarom ook wel een statenverbond genoemd. Of dit ook daadwerkelijk blijft moet de toekomst uitwijzen.

 

Institutionele architectuur.

De instituties van de EU zijn te vinden in de artikelen 13 tot 19 VEU.

Allereerst is er de Europese Commissie. Deze commissie neemt initiatief en dit initiatief wordt gecontroleerd door het Europees Parlement. Samen met de Raad van de EU maakt het Europees Parlement de wetten. De Commissie waakt over de verdragen die zij maken en kan als zij denken dat er strijd is, naar het Europees Hof stappen. De Europese Raad is erg belangrijk, deze stippelt het beleid van de Europese Commissie uit. De burgers van de EU kiezen het Europese Parlement maar zoeken ook recht bij een nationale rechter. Deze nationale rechter kan een geding weer voorleggen bij het Europees Hof, de prejudiciële procedure genoemd. Natuurlijk kiezen de burgers ook het nationale parlement, dat op zijn beurt weer de Raad van de EU en de Europese Raad controleert.

 

 

Hoorcollege 6 4 juni 2013.

(Dit hoorcollege ontbreekt in deze samenvatting)

 

 

Hoorcollege 7 11 juni 2013.

 

Deze week gaat het hoorcollege over de grondrechten. Allereerst wordt gekeken naar waar het vorige week over is gegaan. Hierna zal het gaan over de rangorde van verschillende grondrechten. Een voorbeeld hiervan is het vraagstuk over privacy en veiligheid.

 

Werking grondrechten in verticale zin

Allereerst moet worden gekeken of de handeling wel binnen de reikwijdte van het grondrecht valt. Er moet worden gekeken of er sprake is van het materiele object, zoals bijvoorbeeld de godsdienst en of er ook wel sprake is van vrijheid, zoals de vrijheid van godsdienst. Dit moet worden bekeken aan de hand van de redelijke uitleg.

Als de handeling binnen de reikwijdte valt dan pas kan worden gekeken naar de beperking van het grondrecht. Allereerst moet worden gekeken of het grondrecht een beperking toestaat en hoe er moet worden beperkt. Je kijkt dan of er een bijzondere beperking is. Als dit niet het geval is moet je kijken of er toevallig sprake is van een algemene beperking, zoals bijvoorbeeld de brandweerverordening die vrijheid van godsdienst toevallig beperkt.

 

Grondwettelijk beperkingssysteem

Er zijn drie soorten grondwettelijke beperkingen mogelijk:

  1. Beperking door de Grondwet zelf. Deze beperking is sterk op legaliteit georiënteerd. Beperking van een grondrecht is alleen mogelijk als de Grondwet dat uitdrukkelijk via een beperkingsclausule toestaat.

  2. De leer van de bijzondere beperking. Als delegatie aan lagere regelgeving mogelijk maakt dat ook deze mogen beperken, dan moet deze beperking specifiek om het grondrecht te beperken zijn. Een voorbeeld hiervan is de Wet openbare manifestaties. Ook van belang bij de bijzondere beperking is het arrest Drugspand Venlo.

  3. De leer van de algemene beperking. Bij deze leer is de beperking van het grondrecht toevallig Er zijn twee mogelijkheden om het probleem van de algemene beperking op te lossen. Dit kan door redelijke uitleg of door het accepteren van de algemene beperking. Alleen een wetgever in formele zin mag algemeen beperken en dit is niet toetsbaar.

 

 

Het beperkingssysteem van het EVRM.

Om te kijken hoe men bij het EVRM mag beperken moet men kijken naar de criteria uit het Sunday Times-arrest. Deze zijn:

  1. Is er sprake van een beperking?

  2. Is die beperking bij wet voorzien? De grondslag hiervoor ligt in het nationale recht. Er moet worden gekeken of het nationale recht aan de vereisten van toegankelijkheid en voorzienbaarheid voldoen.

  3. De beperking moet ook dienen voor het beschermen van een legitieme doelstelling.

  4. Is de beperking noodzakelijk in een democratische samenleving? De beperking moet ingegeven zijn door dringende maatschappelijke behoefte en er moet een redelijke verhouding tussen de zwaarte van de beperking en het gewicht van het belang dat met de inbreuk werd gediend?

  5. Vaak is er een margin of appreciation. Dit is omdat het EHRM niet een hoger beroepsinstantie is en op afstand oordeelt. De lidstaten zelf en de nationale rechters zitten er dichter op.

 

Horizontale werking van grondrechten.

In horizontale relaties kunnen grondrechten op twee manieren werking hebben. Welke manier er werking moet hebben wordt getoetst door de rechter. Allereerst is er de directe werking van grondrechten. Dit werkt hetzelfde als bij de verticale relaties. Hierbij moet dus worden gekeken naar de reikwijdte en de beperking van het grondrecht. Een arrest bij deze directe werking is het ‘Verplichte Aidstest’ arrest. Hiernaast kan een grondrecht ook een indirecte werking hebben. Het grondrecht werkt dan niet als zodanig maar dient als invulling van privaatrechtelijke normen en belangen. Dit is vaak impliciet. Het arrest bij de indirecte werking is het ‘Turkse werkneemster’ arrest .

Mensenrechten hebben vaak voor de Nederlandse rechter indirecte werking. Er moeten dan belangen worden afgewogen en het wordt privaatrechtelijk omkleed. Voor het EHRM hebben ze echter directe werking. Dit komt omdat een burger een andere burger niet voor het Hof kan dagen, omdat Staten partij zijn bij het Hof. Wel kan de burger de staat voor het Hof dagen omdat deze tekort ziet in zijn positieve verplichtingen. De staat heft de zorg om de mensenrechten van de ene burger tegen een andere burger te beschermen. (Ärzte für das Leben)

 

Rangorde grondrechten.

 

Botsing vrijheidsrechten en zorgplichten.

Sociale grondrechten geven geen bevoegdheid. De overheid heeft een zorgplicht, maar in principe geen bevoegdheidsgrondslag. Een zorg van de overheid is de veiligheid. Ook als de overheid optreedt voor het waarborgen van de veiligheid, dient er toch een wettelijke basis te zijn. Er ontstaat zo een spanningsveld tussen de vrijheid en de veiligheid van de mens. Het expliciete doel van een democratische rechtsstaat is het waarborgen van de individuele vrijheid, wat belangrijk is voor welvaart en welzijn. De overheid moet deze rechtsstaat beschermen, maar moet hiervoor de mensen in hun vrijheid beperken.

 

 

De meeste spanning zit er tussen de kwestie van privacy en veiligheid. Privacy is in delen terug te vinden in de Grondwet. Enkele ‘privacy’ artikelen zijn artikel 13 over het briefgeheim, artikel 12 over het huisrecht, artikel 11 over de lichamelijke integriteit en artikel 10 over de persoonlijke levenssfeer in algemene zin. Echter is er ook een informationele privacy, te vinden in artikel 10 lid 1 en lid 2 van de Grondwet. De Grondwet biedt hier relatief weinig beveiliging voor. Ook al heeft men recht op privacy, men heeft geen recht op anonimiteit.

 

Bij veiligheid is er een verschil tussen subjectieve en objectieve veiligheid. Subjectieve veiligheid is hoe de mensen in het gebied de veiligheid ervaren en hoe veilig zij zich voelen. Dit verschilt natuurlijk van gebied tot gebied en van generatie tot generatie. De objectieve veiligheid is de feitelijke veiligheid. Men kan zich dus onveilig voelen maar de feiten kunnen anders uitwijzen.

 

Voor de beperking van de rechten moet men kijken in de Grondwet maar vooral in het EVRM. In de Grondwet staat van dat het bij de wet voorzien moet zijn. Door beperking bij het EVRM moet worden gekeken naar de proportionaliteit en de subsidiariteit.

 

Vrijheidsrechten onderling.

Een andere spanning binnen de rechtsstaat is de legaliteit tegenover de vrijheid. Legaliteit houdt in dat alle regels gelijk zijn voor alle mensen omdat ze zijn gecodificeerd in de wet. Er is dus een gelijke behandeling voor iedereen door de wet. Tussen vrijheidsrechten onderling bestaat geen hiërarchie. De wetgever en de rechter moeten het probleem van de spanning tussen de rechten oplossen per concreet geval. Als ze de spanning absoluut zouden oplossen en er dus wel sprake van hiërarchie dan zouden andere onderdrukt worden.

 

Gelijke behandeling en non-discriminatie hebben positivering in hogere normen. In het algemeen zijn de belangrijke bepalingen hiervoor artikel 1 van de Grondwet en artikel 26 van het BUPO. Artikel 14 van het EVRM is accessoir. Deze kan alleen worden ingeroepen als er een mensenrecht in het geding is. Dit kan bijvoorbeeld discriminatie zijn op grond van godsdienst zijn. Er zijn echter ook specifieke bepalingen zoals artikel 3 van de Grondwet, al is deze nauwelijks relevant voor EU-onderdanen. Er is ook een Rassendiscriminatieverdrag en een Vrouwendiscriminatieverdrag. Zeer belangrijk voor de ontwikkeling van gelijke behandeling en non-discriminatie is de EU. Nu staat het in het Handvest van de EU in het algemeen gecodificeerd.

 

Vrijheid van meningsuiting is geen hogere norm dan andere vrijheidsrechten maar is wel een hele zware. Dit kan worden gelezen in het Handyside-arrest van het EHRM in 1976.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
This content is used in:

Staats- en Bestuursrecht bundel

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1467