Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

HC4 Diagnostiek

Vroegkinderlijke diagnostiek

 

Pijlers van de cursus Diagnostiek

  1. De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak

    1. Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies

  2. Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak. 

    1. Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese

  3. Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen. 

    1. Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch

  4. Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie

    1. IQ test, vragenlijsten, observaties enz.

  5. Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek

 

Het functioneren van jonge kinderen

  • Hoe gaat het met het kind?

  • Hoe gaat het met de ouders?

  • Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?

  • Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?

 

Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)

 

Ontwikkelingsdomeinen

  • Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid

  • Neuromotorische ontwikkeling

    • Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden

  • Cognitieve ontwikkeling

    • Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden

  • Sociaal emotionele ontwikkeling

    • Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling

 

Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?

  • ‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag

  • Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)

  • ‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd. 

 

Bayley Ontwikkelingsschalen

  • Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie

  • BOS 2-30

  • BSID II

  • Bayley - III- NL

    • Cognitie

    • Fijne en grove motoriek

    • Taalbegrip en taal expressie

 

Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd

  • Problemen oplossen:

    • Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen? 

 

  • Grove motoriek

    • Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?

 

ASQ social emotional: 24 mnd

  • Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?

  • Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?

 

Temperamentsvragenlijsten ITSEA

  • Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden

  • Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan

  • 139 items

  • BITSEA = verkorte versie; 42 items

 

Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5

  • Totaal, Internaliserende en Externaliserende problemen

    • Emotionele, angstige/depressieve-, somatische klachten, teruggetrokken gedrag, slaap-, aandachts- en agressieve problemen

    • DSM: affectieve-angst, pervasieve-ADHD en oppositionele problemen.

 

Gehechtheid

  • Basis gevoel van vertrouwen en veiligheid

  • Strange situation procedure - Ainsworth

  • Vermijdend, veilig en ambivalent

  • Veilig: balans exploratie en nabijheid zoeken. Opvoeder is veilige basis bij stress en gevaar. Bij scheiding huilen (of niet). Geruststelling door ouder en spel wordt hervat

  • Vermijdend: Balans doorgeslagen naar exploratie. Geen teken van stress bij verlaten moeder.

  • Ambivalent: Opvoeder is onvoorspelbare basis. Te onveilig voelen om te exploreren. Nabijheid leidt tot boosheid, geen vertrouwen.

  • Gedesorganiseerd: tegenstrijdige gedragspatronen. Verstarren, stereotype gedrag

 

Carter et al. 2004: Psychopathologie bij baby’s en peuters

  • Uitdagingen

    • Snelheid van ontwikkeling

    • Gebrek aan richtlijnen mbt beoordeling

    • Beperkte informatie mbt daadwerkelijke problemen bij kind of binnen gezin

    • Moeilijkheden mbt beoordeling kind

    • Ontwikkeling en vaardigheden in verschillende domeinen nog sterk verweven

    • Context: verzorging (sterke invloed van ouders en wederkerige relatie; gezin); cultuur (etniciteit); risicofactoren

  • Prevalente van problemen: diagnoses bij 10-15%

 

Tak et al., 2014

  • Accenten in de diagnostiek 

    • Omgeving, momentopname, verwevenheid ontwikkelingsdomeinen, DC 0-3R, individuele verschillen 

  • Theoretische kaders 

    • Ontwikkelingsperspectief, systeemperspectief, temperament, gehechtheid, gedrag, neuropsychologie, interactive, opvoeding, Greenspan - synthese 

  • De praktijk van diagnostisch onderzoek 

    • Ouders, screening, gericht onderzoek, observaties 

  • Bijzondere vraagstellingen 

    • Neuropsychologisch onderzoek, pervasieve ontwikkelingsstoornissen, hyperactiviteit en regulatiestoornissen, verstandelijke handicap

  • Ordening en rapportage

 

Greenspan: integratie piagetiaanse en psychoanalytische ontwikkelingspsychologie

  • Aandacht voor verbinding tussen cognitieve en emotionele ontwikkeling

  • Organiserend vermogen om emotionele en cognitieve ervaringen op te nemen in stabiele patronen neemt toe met de leeftijd 

  • Daarmee worden ook fasegebonden wensen, plezierbeleving, angst, nieuwsgierigheid en humor duidelijk 

  • 6 fases tussen 0 en 4 jaar worden onderscheiden

 

Model van Greenspan

  1. Zelfregulatie en belangstelling voor de omgeving: 0-3 mnd 

    1. Aanpassing aan de omgeving

  2. Intimiteit: 2-7 mnd - vroege gehechtheidsontwikkeling

  3. Wederkerige intentionele communicatie: 3-10 mnd

  4. Probleem oplossen, zelfbewustzijn, complexe communicatie: 9-18 mnd - complex gedrag en grenzen leren kennen

  5. Voorstellend vermogen en emotionele ideeën: 18-30 maanden - om taal, gedrag, denken en emoties te sturen.

  6. Emotioneel denken en verbindingen leggen tussen ideeën: 30-48 mnd - logisch redeneren, passend bij de realiteit, verbinding leggen tussen eigen ideeën en die van anderen.

 

Klinische diagnose

Een gedetailleerd en omvattend beeld met een verklaring voor de problemen van de cliënt en zijn/haar situatie, uitmondend in een advies.

Diagnose wordt dus ruim gedefinieerd! 

Een diagnose wordt benoemd in termen van een classificatiesysteem zoals DSM-5; ICD 10 of DC 0-3R

 

Neurobiologische ontwikeklingsstoornissen DSM-5

Verstandelijke beperking 

Specifieke Leerstoornis: Dyslexie, Dyscalculie, schrijfproblemen Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis: ADHD 

Communicatiestoornissen: Taalstoornis (spraakklank, stotteren, sociale communicatiestoornis) 

Autismespectrumstoornis 

Coördinatie ontwikkelingsstoornis 

Stereotype-bewegingsstoornis

Ticstoornissen

 

DSM-5 diagnoses

Disruptieve impulsbeheersingsstoornissen (gedragsproblemen)

Angststoornissen (separatie angst, gegeneraliseerde angst, specifieke fobieen, sociale fobie, paniekstoornis, dwanggedrag) 

Stemmingsstoornissen (Depressie, bipolaire stoornis) 

Posttraumatische stress stoornis

Kindermishandeling (Fysiek, sexueel, verwaarlozing) 

Somatische gezondheid en gedrag 

Slaapproblemen 

Zindelijkheidsproblemen (Enuresis, encopresis) 

Eetstoornissen (Failure to thrive, Obesitas, Anorexia Nervosa, Boulimia nervosa) Verslavingsproblemen 

 

Diagnostiek 0-3 jarigen DC: 0-3

  • Zero to three; diagnostische classificatie van ontwikkelingsstoornissen bij ‘infants’ 

  • Vijf-assig classificatie systeem voor kinderen < 4 jaar 

    • As I: Primaire diagnose kind 

    • As II: Ouder-kind relatiestoornissen 

    • As III: Aandoeningen op lichamelijk, neurologisch, psychiatrisch en ontwikkelingsgebied 

    • AS IV: Psychosociale stress factoren 

    • As V: Functioneel Emotioneel Ontwikkelingsniveau

 

AS I: Klinische stoornissen: primaire diagnose

Slaapstoornissen 

  • Slaapstoornis is het enige probleem: geen bijkomende problemen in de sensorische reactiviteit of verwerking, 

  • Problemen met het in- of doorslapen soms ook problemen met het zelf tot rust komen en met overgangen van waken naar slapen en andersom. 

 

Eetstoornissen 

  •  Problemen met het bereiken van een regelmatig eetschema met adequate voedselinname. Afwezigheid van algemene regulatieproblemen of interpersoonlijke luxerende factoren (zoals separatie, trauma, contactafweer).

 

Post Traumatische Stress Stoornis 

  1. Herbeleving, in spel, herinneringen, nachtmerries, angstige associaties of dissociatie (zonder verbetering)

  2. Terugtrekkend gedrag, sociaal of emotioneel, of verlies van vaardigheden (zindelijkheid, taal, relaties) of beperking in spel

  3. Toegenomen waakzaamheid, nachtelijke paniek, moeilijk inslapen, herhaaldelijk wakker worden, concentratieproblemen, overdreven schrikreacties

  4. Nieuw angstig of agressief gedrag, negatief zelfdestructief of manipulerend gedrag

  5. Nonverbale reacties

 

Aanpassingsproblemen (Adjustment) 

  • Milde voorbijgaande en situatiegebonden verstoringen die gerelateerd zijn aan duidelijke externe gebeurtenissen, die niet langer dan 4 maanden duren

 

Emotionele problemen (Affect) - angst

  • Anxiety Disorders of Infancy and Early Childhood 

    • Separatie Angst 

    • Specifieke Fobie 

    • Sociale Angst Stoornis 

    • Gegeneraliseerde AngstStoornis 

    • Angst Stoornis – niet gespecificeerd (NOS) 

 

Emotionele problemen: Depressie

  • Depression of Infancy and Early Childhood 

    • Type I: Major Depression 

    • Type II: Depressive Disorder NOS 

    • Mixed Disorder of Emotional Expressiveness 

      • Ontbreken van affectuitingen 

      • Beperkt scala van emotionele uitingen 

      • Niet passende intensiteit van emoties 

      • Omkering van affect (lachen bij angst of verdriet)

 

(Reactieve hechtingsstoornis met depresivatie/mishandeling)

  • Aanhoudende verwaarlozing of mishandeling, fysiek of psychologisch, door de verzorgers, die het basisgevoel van veiligheid en gehechtheid ondermijnt. 

  • Veelvuldige verandering of inconsistente aanwezigheid van primaire verzorgers. 

  • Andere belemmerende factoren in de omgeving die een stabiele hechting onmogelijk maken

 

Regulatie stoornissen 

  • Type 1: hypersensitief

    • Bang en voorzichtig 

      • Gedragspatronen: excessieve voorzichtigheid, geremdheid en/of angst. 

      • Motorische en sensorische patronen: overreactie bij aanraking, harde geluiden of fel licht. 

  • Negatief en dwars 

    • Gedragspatronen: negatief, koppig, controlerend en dwars. 

    • Motorische en sensorische patronen: overmatige reactie op aanraken en op geluid; vaak intacte visueel-ruimtelijke vaardigheden; minder goede auditieve verwerking; goede spiertonus en houdingscontrole; maar moeite met fijn motorisch coördinatie en/of motorische planning; enige achterstand in fijnmotorische coördinatie

 

  • Type 2: hyporeactief

    • Teruggetrokken en moeilijk te benaderen

      •  Gedragspatronen: Lijkt niet geïnteresseerd in relaties, beperkte exploratie van spel en materiaal. Lijkt apathisch, snel vermoeid en teruggetrokken. 

  • Motorische en sensorische patronen: hyporeactief ten aanzien van geluiden en beweging in de ruimte; hyper- of hyporeactiviteit ten aanzien van aanraking: intacte visueel-ruimtelijke verwerkingscapaciteiten. maar auditief verbale verwerkingsproblemen: zwakke motorische kwaliteit en motorische planning.

  • In zichzelf gekeerd 

    • Gedragspatronen: creatief en fantasierijk, met neiging tot opgaan in eigen gevoelens, gedachten en stemmingen, 

    • Motorische en sensorische patronen: verminderde auditief-verbaal verwerkingscapaciteiten 

  • Type 3: motorisch gedesorganiseerd, impulsief

    • Gemengde sensorische reactiviteit en motorische verwerkingsproblemen.

    • Sommigen zijn meer agressief, zonder vrees en destructief, terwijl anderen meer impulsief en bang overkomen.

    • Gedragpatronen: hoog activiteitsniveau, waarbij het kind contact en stimulering zoekt door middel van sterke aanraking/druk. Het kind komt roekeloos over. 

    • Motorische en Sensorische patronen: sensorische hyporeactiviteit en motorische ontlading. 

  • Type IV: Overige

 

Relatie en Communicatie stoornissen

  • DSM-IV concept van de Pervasieve Ontwikkelingsstoornis of Multisysteem Ontwikkelingsstoornis 

  • Multisysteem Ontwikkelingsstoornis: 

    • 1 Significante beperking in, niet afwezigheid, van vermogen emotionele en sociale relaties aan te gaan met de primaire verzorger. 

    • 2 Significante beperking in het initiëren, onderhouden of uitbouwen van communicatie. 

    • 3 Significante disfuncties in de auditieve prikkelverwerking. 

    • 4 Significante disfuncties in de verwerking van andere prikkels en motorische planning (bewegingsreeksen).

 

Patronen in multisysteem ontwikkelingsstoornis

Patroon A (> 5 maanden) 

  • Deze kinderen gedragen zich doelloos en zijn meestal niet bij interacties betrokken, met ernstige problemen in de motorische planning, zodat zelfs de uitvoering van eenvoudige intentionele gebaren problemen geeft. 

Patroon B (>9 maanden) 

  • Deze kinderen zijn van tijd tot tijd relationeel betrokken en soms in staat tot eenvoudige intentionele handelingen. 

Patroon C (> 15 maanden) 

  • Deze kinderen vertonen een meer consistent/geïntegreerd gevoel voor relaties, zelfs als zij ontwijkend en rigide gedrag vertonen.

 

AS II: ouder - kind relatie classificatie

Overbetrokken 

Onderbetrokken 

Angstig / gespannen 

Boos / vijandig 

Mixed 

Mishandelend (verbaal, fysiek, sexueel)

 

AS III: Medische en ontwikkelingsproblemen

  • Een gezondheids- en daar aan gerelateerd ontwikkelingsprobleem

  • Anamnese en dossieronderzoek is van belang bij alle betrokken disciplines; mogelijk ook testonderzoek

 

AS IV: Psychosociale stressoren

  • The child's loss of basic safety, security, and comfort - that is, the protective, supportive "envelope" that should constitute an infant's immediate caregiving environment, because of psychosocial stressors

 

AXIS V: Functional Emotional Developmental Level

  • Essentiële domeinen in emotioneel functioneren: 

    • Wederkerige aandacht (alle lft) 

    • Wederkerige betrokkenheid (vanaf 3-6 mnd.) 

    • Intentionaliteit en wederkerigheid (vanaf 6 -8 mnd.) 

    • Representatie/affectieve communicatie (±18 mnd.) 

      • Emotionele thema’s 

  • Representatie uitgewerkt (± 30 mnd.) 

    • Symbolisch spel 

  • Representatie differentiatie I (± 36 mnd.) 

    • Logisch denken 

  • Representatie differentiatie II (± 42 mnd.) 

    • Logisch denken; verbinding van meerdere concepten

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Hoorcollegeaantekeningen Diagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht

HC1 Diagnostiek

Intelligentieonderzoek

 

Wat is intelligentie?

  • Intelligentietest

    • Eerste IQ test: Binet, 1905

  • Nationale IQ-test

  • Slim versus minder slim

  • Theorieën

  • Resing en Drenth, 2007

    • Intelligentie is een conglomeraat (samenstelling) van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:

      • Abstract, logisch en consistent kunnen redeneren 

      • Relaties kunnen doorzien

      • Regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal

      • Met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen

      • Problemen kunnen oplossen

      • Zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties

      • Leervermogen vertonen zonder directe en volledige instructies

  • Wechsler (1974)

    • ‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity; that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or overwhelmingly important’

 

Benaderingen m.b.t intelligentie

  • Psychometrische benadering

    • Differentiële psychologie (Binet)

    • Zwak: theoretische onderbouwing

    • Sterk: instrumentontwikkeling

    • Binet (1905): 1e intelligentietest

      • Eerst intelligentie meten dan pas bestuderen

    • WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie

    • G-factor & factoranalyse

      • Charles Spearman

      • Structuur van intelligentie:

        • G-factor

      • Factoranalyse

    • Vervolg structuur intelligentie

      • Primary mental abilities

        • Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren

        • Uitgangspunt voor o.a. RAKIT

        • Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren

        • Er is een zwakke samenhang tussen de 7 factoren en die samenhang noemt Thurstone dan de G-factor

      • Three-stratum theory

        • Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus:

        • G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren (niveau 2) en specifieke factoren (niveau 1)

        • Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit

          • Proces: hoe wordt informatie verwerkt

          • Inhoud: welke informatie wordt verwerkt

          • Capaciteit: hoeveel informatie wordt verwerkt en hoe snel gaat dat (werkgeheugen)

      • CHC-model

        • Cattell en Horn (1978): fluid en crystallized intelligence (niveau 2 Carroll)

          • Fluid: taken die gaan om relatief nieuwe problemen, waarbij je niet goed kan terugvallen op eerdere ervaringen (nieuwe problemen snel op kunnen lossen)

          • Crystallized: cultuur beïnvloed dit omdat het je ervaringen in het leven beïnvloed. Crystallized is dus dat je kan terugvallen op ervaringen. 

Herziene IQ-test

  • Waarom een herziening?

    • Actualisering van de normen

      • Flynn-effect

        • Intelligentie is niet constant over generaties. Als je niks zou doen aan de intelligentietest, zouden er 10 punten bijkomen per generatie. Dus zouden de volgende

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

HC2 Diagnostiek

 

Neuropsychologie

 

Belangrijke begrippen 

  • Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie

  • Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie

  • Neurologie en kinderneurologie

  • Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie

 

Neuropsychologie en klinische neuropsychologie

  • De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).

  • Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline

  • Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline

  • Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide). 

 

Ontwikkelingsneuropsychologie

  • De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).

  • Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.

  • Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan

    • Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen

    • Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen

    • Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)

 

Klinische kinderneuropsychologie

  • Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.

    • Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein. 

  • Attentional Bias 

 

Neurologie en kinderneurologie

  • Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel

  • Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.

    • Lichamelijk onderzoek

    • Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)

 

Assumpties

  • Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).

    • Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex

    • Modulaire benadering wordt steeds minder dominant

  • Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.

    • Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc. 

 

Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen

  • Een klinische kinderneuropsycholoog:

    • Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen

    • Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving

    • Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen

    • Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie. 

 

Relatie hersenen en gedrag

 

Disciplines en verklaringsniveaus

  • Orthopedagogiek: omgeving > gedrag

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

HC3 Diagnostiek

Diagnostiek van onderwijsleerproblemen

Hans van LUit

27-2-2018

 

Doelstelling college

  • Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t

    • Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)

    • De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind

    • Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden

 

Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus

  • Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie

  • Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)

  • Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)

 

Onderwijsleersituatie

  • Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving

  • Analyse van de totale onderwijsleersituatie

  • Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie

 

Uitleg schema

1a. Leergedrag

  • Leertaakgerichtheid

  • Taakgedrag

    • Oriëntatie, doel vasthouden, controleren

  • Actief vs Passief (leerstrategieën)

            • Observatie in de klas

            • Individuele observatie tijdens leren

            • Gesprek met leerling

2. Leerkrachtfactoren

  • Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)

  • Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen

  • Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen

            • Gesprek met leerkracht

            • Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

 

2a. Leerkracht-leerlingrelatie

  • Affectieve kwaliteit van de relatie

  • Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)

            • Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht

  • Interactiepatronen (Roos van Leary):

    • Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag

    • Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder

            • Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

            • Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie

 

2b. Instructiegedrag leerkracht

  • Goed klassenmanagement (structuur)

  • Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.

  • Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie

            • Gesprek met leerkracht

            • Observatie tijdens instructie

            • Handelingsplannen evalueren

 

3. Leertaak

  • Aansluiting methode en instructiebehoefte

  • Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes

            • Nagaan gebruikte lesmethode

            • Gesprek met leerkracht

            • Handelingsplannen evalueren

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

HC4 Diagnostiek

Vroegkinderlijke diagnostiek

 

Pijlers van de cursus Diagnostiek

  1. De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak

    1. Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies

  2. Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak. 

    1. Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese

  3. Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen. 

    1. Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch

  4. Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie

    1. IQ test, vragenlijsten, observaties enz.

  5. Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek

 

Het functioneren van jonge kinderen

  • Hoe gaat het met het kind?

  • Hoe gaat het met de ouders?

  • Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?

  • Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?

 

Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)

 

Ontwikkelingsdomeinen

  • Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid

  • Neuromotorische ontwikkeling

    • Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden

  • Cognitieve ontwikkeling

    • Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden

  • Sociaal emotionele ontwikkeling

    • Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling

 

Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?

  • ‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag

  • Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)

  • ‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd. 

 

Bayley Ontwikkelingsschalen

  • Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie

  • BOS 2-30

  • BSID II

  • Bayley - III- NL

    • Cognitie

    • Fijne en grove motoriek

    • Taalbegrip en taal expressie

 

Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd

  • Problemen oplossen:

    • Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen? 

 

  • Grove motoriek

    • Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?

 

ASQ social emotional: 24 mnd

  • Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?

  • Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?

 

Temperamentsvragenlijsten ITSEA

  • Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden

  • Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan

  • 139 items

  • BITSEA = verkorte versie; 42 items

 

Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5

  • Totaal, Internaliserende en

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht

HC5 Diagnostiek

Diagnostiek van de psychosociale problemen

 

Psychosociale problemen

  • Problematische psychische emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerende opvoed-processen bij kinderen en jeugdigen. 

 

Sociaal-emotionele ontwikkeling

  • Sociale ontwikkeling

  • Emotionele ontwikkeling

 

Sociale ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie

  • Relaties

  • Gehechtheid

  • Relaties met andere kinderen

  • Wenselijk gedrag

  • Spel (ontwikkeld zich met de tijd, bv spelregels)

  • Bewustzijn van anderen (interesse gaan tonen in anderen, sympathie/empathie ontwikkelen)

  • Bewustzijn van het zelf

  • Sociale cognitie

 

Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie

  • Expressie van emoties

  • Begrip van emoties

  • Regulatie van emoties

    • Emotie als regulator van sociale interacties

    • Emotieregulatie

 

Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie

  • Angst  (ongeveer 5% van de kinderen)

    • Zelfrapportage: VAK4-12; ZBV-K, SAS-k, PMT-K-2 

    • Ouders als informant: CBCL of laten registreren 

  • Depressie  (1% vd kinderen, hoe ouder, hoe meer kans)

    • Zelfrapportage: CDI-2, DVK, BDI-II-NL, NPDK, CASQ, PSWQ-C, PNG-k, FEEL-KJ 

    • Ouders als informant: CBCL of uitvragen concrete situaties

  • Hechtingsstoornis 

    • Instrumenten voor normale gehechtheidsproblematiek 

 

Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie

  • ODD/CD  (5-10%, vaker bij jongens, vaker in steden, gemiddeld lager IQ, vaak samengaan met bv ADHD)

    • Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VFO, ECBI, SNAP-IV, MOAS 

    • Zelfrapportage liefst gestructureerd, bv. SIV-interview 

  • ADHD  (5 op 100 kinderen, vaker bij jongens, sterk situatie afhankelijk)

    • Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VISK, SEV, AVL 

    • Observatie in natuurlijke situatie

 

Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen

  • Kinderen met verstandelijke beperkingen 

    • Vineland-Z/screener, BSA, SEO, ESSEON-R 

  • Kinderen met autismespectrumstoornissen (1 op 100 kinderen)

    • CHAT, ESAT, ADI-R, ADOS-2, VABS, VISK, CCC2 

    • ToM test-R, SCVT, SIT 

  • Kinderen met een visuele beperking 

    • Materiaal voor ziende kinderen, vergroot of braille 

  • Kinderen met een auditieve beperking 

    • Dezelfde instrumenten als bij kinderen zonder stoornissen.

 

Onderzoeksinstrumenten

  • Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)

    • Subjectief: gaat heel erg om perceptie. 

    • Voordelen: gestandaardiseerd, efficiënt, kwantificeren

    • Soms voor screening, soms tijdens onderzoek, soms als evaluatie (of allemaal)

  • Expressie Tests en projectiemateriaal

    • Vertelplaten (CAT, Columbus)

      • Kind krijgt tekening te zien waar hij/zij verhaal bij moet vertellen met begin en eind.

    • Zinaanvultesten (ZALC)

      • Aan de hand van het afmaken van de zin kijken in welke fase kind zit: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust,

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht

HC6 Diagnostiek

Gezinsdiagnostiek

 

Doelen

  1. Theoretische domeinen van het systeemdenken herkennen

  2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken

  3. Vanuit verschillende perspectieven naar gezinnen kijken

  4. Relevante technieken inzetten om informatie te verzamelen

 

Waar zijn we: aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse

 

Systeemdenken

  • Het geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen de delen

  • Het systeemdenken is onderliggend aan verschillende perspectieven

 

  1. Theoretische domeinen

    1. General Systems Theory

  • Vorige eeuw

  • Streven naar een overkoepelende theorie

  • Multidisciplinair onderzoek

  • Filosofische theorie

  • Geen empirisch onderzoek

 

Systeem

  • ‘Een systeem is samengesteld uit elementen die georganiseerd zijn door de consistente aard van de relatie tussen deze elementen’

Natuurlijke systemen

  • Belangrijkste kenmerken

    • Regels & codes door onderlinge omgang

    • Processen die verandering promoten & processen die verandering tegengaan

    • Organisatie ontwikkelt zich door de tijd

 

  1. Theoretische domeinen

b. Cybernetica: gebruik van feedback

Feedback & duurzaam bestaande gezinssystemen

Kritiek:

  • Individu/mensbeeld

  • Historie

  • Betekenisgeving

 

 

Communicatietheorie is er bij gekomen omdat er kritiek kwam, omdat er niet gekeken wordt naar het individu, de historie en de betekenisgeving

 

2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken

 

Eerst…

We kunnen niet NIET communiceren

  • Aanvaarden - verwerping (afsluiten van de bejegening)- verandering (veranderen van onderwerp die niet past bij de manier waarop je in eerste instantie bejegend wordt)- symptoomvorming (bv meteen zeggen dat je hoofdpijn hebt, zodat de ander denkt van als ze geen hoofdpijn had gehad was ze best gezellig geweest)

 

Gesloten vs. open systemen

  • Informatie-uitwisseling met de omgeving

  • Open systeem: altijd in interactie met de omgeving

 

Context

  • Context is bepalend voor de betekenis

 

Lineaire causaliteit & circulariteit

  • Lineair: oorzaak en gevolg onderscheiden

    • Vaste rollen

    • Rollen verstarren verder

    • Parallelproces

    • Eenzijdige (of enkelvoudige) partijdigheid

  • Circulair

    • Onderkennen complexiteit communicatie

    • Onderkennen circulariteit

    • GGG: meer van hetzelfde

    • Exploreren onderliggende patronen & motieven

    • Ruimte voor verandering & beïnvloeding

    • Meerzijdige (of meervoudige) partijdigheid

 

Kritiek

  • Verwaarlozing?

  • Mishandeling?

  • Misbruik?

 

Interpunctie, binnen een systeem

  • Interactie Ketens

  • Structuur aanbrengen in reeksen uitwisselingen

  • Begin/eind om groep te krijgen op geheel

  • Vanuit begin oorzaak gevolg relaties.

 

Wat zien we?

  • Wederzijdse verwijten over gedrag

  • Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag

  • Zich niet meer kunnen verplaatsen in standpunt vd ander

  • Interventie: circulair denkende derde om tot

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht

Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht

HC7 Diagnostiek

 

Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking

 

Jolanda Venema en Brandon

  • 1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit

  • Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie

  • Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking

  • Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise

  • 2011: ‘Brandon’

  • Waarom deed men daar niets aan?

 

Handelingsverlegenheid

  • ‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)

    • Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep

      • Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden

  • Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn

    • Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose. 

 

Waar was de diagnostiek?

  • Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol

    • De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)

    • Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten

    • Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.

    • Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.

    • ‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening

      • Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?

      • Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc. 

 

Controverses in de diagnostiek

 

Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg

Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg

‘De persoon leren kennen in een dialoog’

Testen en verklaren

Ideografische beschrijving

Nomothetische beschrijving

Klinisch oordeel

Statistisch oordeel

Subjectief

Objectief

Eclectisch

Wetenschappelijk

(Meta-) theoretisch (visie op de mens)

Empirisch, evidence-based

Classificerend, labelen

Verklarend

 

Nu: Diagnostiek is wel zinvol!

  • Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie

  • Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen

    • Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie

    • Co-morbiditeit: 30-50%

  • Gebruik classificatiesystemen

    • DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:

      • Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed

    • Maar:

      • De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren

      • Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking

    • Aparte classificatiesystemen

      • DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)

      • DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)

.....read more
Access: 
Public
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Countries and regions
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1287