Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 4 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen inclusief de samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 4 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden)- Pedagogische Wetenschappen jaar 1.
- Literatuur: Hoofdstuk 9 van het boek Developmental Psychology (Leman & Bremmer, 2019).
Hoorcollege 4
Cognitie: Mentale processen die ons in staat stelt om kennis te herinneren en te gebruiken. Hieronder vallen mentale processen zoals aandacht, waarneming, leren, geheugen etc.
1. Jean Piaget
1.1. Over Jean Piaget
1.2. Kernbegrippen
1.3. Kort overzicht van de stadia van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Piaget ging uit van verschillende fases in de cognitieve ontwikkeling. Het kan hierbij verschillen op welke leeftijd het kind exact deze fases doorloopt, maar de volgorde van de ontwikkeling is volgens Piaget voor ieder kind hetzelfde. Grofweg zijn de volgende stadia te onderscheiden:
- Focus op sensorische ervaringen: Kinderen stoppen veel in hun mond etc.
- In deze fase ontwikkelen kinderen schema's omtrent verschillende acties.
- Leer onderscheid maken tussen zichzelf en andere objecten en personen.
- Besef van objectpermanentie (verdere uitleg volgt) en besef van oorzaak en gevolg.
- Eerste besef van ruimte en tijd.
- Begint met het imiteren van gedrag.
- Laat in deze fase: Begin symbolisch denken.
Fase 2: Preoperational representations (2-7 jaar)
- Kinderen hebben besef van verschillende nummers
- Gebruik van symbolen
- Ook meer symbolisch taalgebruik
- Centration/irreversibility/egocentrism/animism. Sommige zijn grenzen van het denken en sommige helpen bij het oplossen.
- Beter in het zien van relaties tussen dingen.
Fase 3: Concrete operations (7-11 jaar)
- Besef van reversibility/classification/decentration
- Maken al aardig gebruik van logica (beperkt tot fysieke objecten)
- Besef van conservation.
- In staat om een ander gezichtspunt in te nemen.
Fase 4: Formal operations (vanaf 11 jaar)
- Kinderen kunnen abstract denken
- Mental hypothesis testing.
- Flexibel kunnen denken
Deze fases worden één voor één uitgebreider besproken:
1.4. Fase 1: Sensomotorische fase (0-2 jaar)
In deze fase is er sterk sprake van egocentrisme: De wereld wordt gezien vanuit hun eigen perspectief. Wordt pas beter rond 2 jaar (aan het einde van deze fase)
Aan het begin van deze fase is er nog geen besef van objectpermanentie. Dit houdt in dat kinderen snel denken: "ik zie het niet, dus het is er niet". Het kind denkt dan nog dat dingen niet bestaan als ze niet te zien zijn. Als kinderen dit besef wel hebben, krijgen zij door dat voorwerpen niet ophouden met bestaan als deze niet te zien zijn.
Ook deze fase is onderverdeeld in verschillende fases.
1.4.1. Andere verklaringen voor de ontwikkeling tijdens deze fase
Rond 1960 wilde onderzoekers controleren of het werk van Piaget valide was en ook gold voor andere kinderen dan die van hemzelf. Ook wilde zij experimenten uitvoeren in een experimentele omgeving. Cross-cultureel en longitudinaal onderzoek lieten beide zien dat de theorie van Piaget in grote lijnen klopte.
Bower en Wishart wilde onderzoeken of het gebrek aan besef van object permanentie niet toe te schrijven was aan gebrek aan motorische vaardigheden. Zij bekeken dus of een kind een object wel kon onthullen als het onder transparant materiaal lag. Dit bleek het geval, dus het gebrek aan objectpermanentie is niet toe te schrijven aan het gebrek aan motorische vaardigheden.
- Kind zag een lege weg, scherm ging omlaag, auto ging rijden en kwam aan de andere kant van het scherm weer tevoorschijn.
- Kind zag een lege weg met een blok naast de baan, scherm ging omlaag, auto ging rijden en kwam aan de andere kant van het scherm weer tevoorschijn.
- Kind zag een weg met een blok erop, scherm ging omlaag, auto ging rijden en kwam aan de andere kant van het scherm weer tevoorschijn.
Kinderen kijken het langst naar de laatste situatie. Dit kan verklaard worden door het gegeven dat kinderen wel het vermoeden hebben dat de laatste situatie niet mogelijk zou moeten zijn, omdat er een blokje op De weg stond. Dit zorgt voor het vermoeden dat kinderen toch een besef hebben van object permanentie en dat Piaget de cognitieve vaardigheden van kinderen heeft onderschat. Later bleek dat baby's van 3.5 maand dit besef al hadden.
Kritiek: Het vertelt ons niet waarom kinderen langer naar een bepaald object/situatie kijken.
1.5. Fase 2: Pre-operational representations (2-7 jaar)
Kinderen verbeteren in het symbolisch denken. Kinderen kunnen symbolen beter gebruiken in hun denkproces en in hun gedrag. Dit verklaart ook waarom het gebruik van taal sterk verbetert in deze periode. Dit heeft ook invloed op het fantasiedenken bij kinderen.
Nog een probleem wat samenhangt met egocentrisme is to decentre. Kinderen kunnen zich niet loskoppelen met wat zij zien. Als jonge kinderen een tafereel bekijken vanuit hun gezichtspunt, beseffen zij niet dat iemand anders aan de andere kant van het tafereel compleet iets anders kan zien. Een kind kan zich dus nog niet verplaatsen in een ander gezichtspunt. Dit kan een kind pas consequent goed vanaf 9 á 10 jaar. Dit meeste Piaget met de three-mountains test
Animistic thinking: Er wordt leven toegeschreven aan dingen die niet leven. Voorbeeld: Namen en leven geven aan knuffels, 'een rivier beweegt, dus het leeft!' Dit fenomeen is te verklaren door het gegeven dat kinderen moeilijk onderscheid kunnen maken in fysieke en psychologische dingen. Massey & Gelman vonden dat kinderen vaak met simpele objecten wel konden bepalen wat wel en niet leefde. Er wordt gesuggereerd dat het besef hiervan aangeboren kan zijn.
Class inclusion: Het kind heeft moeite met relaties van het deel van het geheel. Voorbeeld: Een kind krijgt totaal 10 knuffels, waarvan 6 eenden en 4 katten. Als een kind gevraagd wordt of er meer eenden zijn of meer katten, antwoord het kind juist dat er meer eenden zijn. Als er echter wordt gevraagd of er meer eenden zijn of meer dieren, antwoord het kind opnieuw dat er meer eenden zijn. Piaget gaf de verklaring dat een kind moeilijk tegelijk de focus kan hebben op het deel en het geheel. Hier is kritiek op gekomen dat de vraagstelling grote invloed had op het antwoord van de kinderen. Baby's van 3 á 4 maanden kunnen al enkele categorieën vormen op basis van uiterlijke kenmerken
1.6. Fase 3: Concrete operations (7-11 jaar)
Reversibility gaat goed
Decentre is ook mogelijk: Kinderen kunnen ook een ander gezichtspunt innemen.
Conservatie vraagstukken worden nu vaak goed opgelost.
Transitive inference vraagstellingen kunnen worden opgelost
Alles kan alleen in een tastbare werkelijkheid. Abstractie is nog moeilijk.
In deze fase is het ook moeilijk om meerdere denkopgaven tegelijkertijd uit te voeren.
Uit onderzoek blijkt dat culturele factoren een belangrijke rol spelen in de cognitieve ontwikkeling gedurende deze fase(s). Het verschilt namelijk per cultuur wat belangrijk wordt gevonden en waar dus de nadruk op wordt gelegd. Deze invloed is onderzocht in een conservatievraagstuk bij kinderen uit twee verschillende culturen, namelijk kinderen uit Canada en kinderen uit West-Afrika. De leeftijden waarop het conservatievraagstuk onder de knie was, verschilde tussen deze twee culturen. Dit kan verklaard worden door het feit dat er verschil zit in de vaardigheden die als nuttig worden ervaren in het dagelijks leven. per cultuur verschillen, wat ook invloed heeft op de cognitieve ontwikkeling van een kind.
1.7. Fase 4: Formal operations (vanaf 11 jaar)
1.8. Evaluatie van de theorie van Piaget
De theorie van Piaget is zeer invloedrijk in de ontwikkelingspsychologie.
Sterke punten uit de theorie van Piaget:
- De theorie van Piaget heeft nog steeds heel veel invloed op de huidige wetenschap.
- De theorie van Piaget heeft de ontwikkelingspsychologie van heel veel nieuwe informatie voorzien.
- Piaget had een hoog wetenschappelijk niveau
- Invloedrijke en goed uitgevoerde observaties en experimenten uitgebracht.
- Piaget was de eerste die de onderliggende complexiteit van de cognitieve ontwikkeling wilde doorgronden.
Zwakke punten uit de theorie van Piaget:
- Zijn alle leeftijden wel correct? Is het echt het geval dat kinderen bepaalde dingen echt niet kunnen? Recenter onderzoek liet zien dat sommige vaardigheden kinderen wel onder de knie hadden in een andere experimentele omgeving. Piaget zou dus de leeftijd van bepaalde mijlpalen onderschat hebben. Deze zouden namelijk eerder voorkomen dan Piaget suggereerde. Hetzelfde blijkt uit onderzoeken waarbij de onderzoeksmethode meer toegankelijk is gemaakt voor kinderen.
- Geen aandacht voor de sociale context tijdens het uitvoeren van een experiment.
- Gaat ontwikkeling echt in strakke stadia zoals Piaget suggereert? Of is er meer sprake van een continue ontwikkeling? 4 stadia is wel erg grof. Hij spreekt ook vaak over een ontwikkeling binnen een bepaald stadia. Dit hangt grotendeels af van de meetmethode. Horizontal décalage is het verschil wat kinderen vertonen in bepaalde vaardigheden binnen een stadium, terwijl je zou verwachten dat alle kinderen in dezelfde fase hetzelfde zouden functioneren. Dit begrip suggereert een meer continue cognitieve ontwikkeling.
- Weinig invloed van cultuur en leerervaringen, terwijl dit wel heel belangrijk blijkt te zijn.
- Verklaart niet de hele cognitieve ontwikkeling, maar vormde een goede basis.
- Piaget ging ervan uit dat oefening niet bijdroeg aan de snelheid waarmee een kind zich ontwikkelt door de verschillende fases. Later bleek uit onderzoek dat dit wel het geval is.
2. Lev Vygotsky
2.1. Over Vygotsky
Lev Vygotksy was een Russische psycholoog uit de Sovjet Unie. Hij was zeer invloedrijk, maar vroeg overleden in 1934 aan Tuberculose.
Zijn werk is lange tijd gecensureerd geweest. Zijn werk is dus pas later vertaald in het Westen.
2.2. Sociocultural Theory of Cognitive Development
Interesse in sociale processen: Sociale en culturele factoren zijn ook heel belangrijk. Vygotsky ging ervan uit dat kinderen zich cognitief ontwikkelen door interactie aan te gaan met de omgeving die meer expertise heeft, zoals ouders en leerkrachten. Door de interactie aan te gaan met deze omgeving, leert het kind complexe taken uiteindelijk zelf uit te voeren.
Mensen kun je niet los zien van de cultuur waarin wij opgroeien. Het is dus belangrijk om de focus te leggen op de interactie met de omgeving en de cultuur.
Uit de omgeving/cultuur pakken wij mediators op: Tellen, schrijven, kunst, taal. Deze mediatoren maken het mogelijk om te leren en problemen op te lossen. Hoe beter een kind de mediatoren beheerst, hoe meer de verbinding met de cultuur groeit. Een kind kind wordt dan meer een kindje van de cultuur.
2.3. Elementary & higher mental functions
Elementary mental function: Vooral biologisch. Dit zijn dingen die biologisch en/of aangeboren zijn. Denk hierbij aan het ontstaan van een reflex of ongericht geheugen: Het overkomt ons gewoon en we onthouden dingen of we dat nu willen of niet. Involuntary aandacht/waarneming: Als we een lichtflits zien, gaan we daar vaak onbewust naar kijken.
Higher mental functions: Dit gedrag is meer gericht en vrijwillig. Dus gerichte aandacht, gericht geheugen (onthouden van het nummertje van je locker) en meer gebruik maken van mediators.
2.4. Zone of Proximal Development (Zone van de Naaste Ontwikkeling)
Vygotsky raakte geïnteresseerd in de potentie die kinderen hebben als zij hulp krijgen van hun omgeving.
- Binnenste cirkel: Wat kan het kind als zelf doen?
- Buitenste cirkel: Wat kan een kind niet?
- Er zit nog een cirkel tussen: Zone of proximal Development (Zone van de Naaste Ontwikkeling): Wat kan het kind met hulp van een volwassene?
Degene uit de sociale omgeving die het kind hierin ondersteunt kan de taak bijvoorbeeld stap voor stap begrijpelijk uitleggen, de taak voordoen en de moeilijke aspecten uit de taak eerst overnemen. Ook kan diegene het kind aanmoedigen en support geven bij het uitvoeren van de taak.
Het uitvoeren van een taak omtrent planning gaat efficiënter met een volwassene dan met een peer-student. Tijdens de interactie met een volwassene heeft het kind vaak een actieve rol, waarbij de volwassene het kind vaak de handvatten en strategieën aanreikt om verder te komen.
2.5. Toepassing in het onderwijs:
Scaffolding: Bepalen wat een kind kan en wat het kind nodig heeft om in de volgende zone te komen. Er wordt dus hulp geboden wat past bij het leerniveau van het kind. Vervolgens wordt de progressie van het kind continu gemonitord en wordt de hulp aangepast waar nodig. De leraar bouwt de hoeveelheid ondersteuning steeds meer af, naarmate een kind beter wordt in de taak.
Reciprocal instruction: Dit wordt oorspronkelijk gebruikt bij lezen. Hierbij doet de leerkracht eerst iets voor. Zo gaat de leerkracht eerst het verhaal samenvatten, voorspellen en stelt hij/zij vragen. Vervolgens wordt er gehoopt op imitatie bij het kind, zodat het kind dit uiteindelijk stapsgewijs overneemt, met eventuele ondersteuning. Dit is gebaseerd op scaffolding en dus de ideeën uit de Zone van de Naaste Ontwikkeling.
- Leerkracht als participant, waarbij er mee wordt gedaan met de leerlingen.
- Leerkracht als scaffolder: Geeft de leerlingen kleine stukjes hulp zodat ze het uiteindelijk zelf kunnen. De leerkracht geeft dus geen antwoorden, maar laat hierbij de kinderen zien hoe ze bij de antwoorden kunnen komen.
2.6. De rol van cultuur
2.7. De rol van taal
2.8. Evaluatie van de theorie van Vygotsky
- Veel aandacht voor sociale en culturele omgeving. De culturele omgeving is vooral relevant, omdat we wereld zo multicultureel is
- Heeft voor nieuwe inzichten gezorgd (scaffolding, Zone van de Naaste Ontwikkeling, guided participation etc) die toegepast kunnen worden in de dagelijkse praktijk/het onderwijs.
- Beschrijft ook tools die nuttig kunnen zijn bij de cognitieve ontwikkeling, zoals taal, literatuur, computers etc.
Zwakke punten uit de theorie van Vygotsky:
- Hij beschrijft enkel microgenetic change: Vygotsky geeft geen exacte beschrijving hoe de cognitieve ontwikkeling verloopt door de jaren heen en welke processen hieraan ten grondslag liggen.
- Deze theorie beschrijft ook niet welke fysieke, sociale en emotionele vaardigheden bijdragen aan de cognitieve ontwikkeling.
3. Sociale cognitieve ontwikkeling
3.1. Het zelfbewustzijn in een sociale omgeving.
Social cognitive development: Begrip van zichzelf en en anderen in de sociale wereld en hoe dit wordt gebruikt in hun eigen leerproces.
Piaget was hierin belangrijk, omdat de begrippen zoals objectpermanentie en egocentrisme ook iets kunnen zeggen over hoe kinderen zichzelf zien in relatie met hun sociale omgeving. Maar ook Vygotsky speelde hierin een rol, omdat hij sterk de nadruk legde op de rol van de sociale omgeving tijdens het leerproces.
Kinderen leren al tijdens de babytijd gedrag te differentiëren tussen objecten en mensen. Het is echter lastiger om zichzelf te differentiëren van mensen in hun sociale omgeving.
Rond 18-24 maanden herkennen baby's zichzelf in de spiegel. Naarmate het kinderen ouder worden, worden zij steeds meer bewust van zichzelf. Tot 5 jaar beschrijft het kind zichzelf vooral met fysieke kenmerken. Voorbeeld: "Ik ben een meisje" Deze beschrijvingen worden steeds complexer bij ongeveer 7/8 jaar. Voorbeeld: "Ik ben aardig en slim". In de adolescentie begint de nadruk te liggen op hun rol in deze maatschappij.
3.2. Het begrijpen van anderen
3.3. Theory of mind
- Is deze test wel valide? Meet het wel Theory of mind? Of meet het eerder taalvaardigheid omtrent het begrip van de vragen?
- Liegen is ook een teken van theory of mind. Hierbij heeft een kind het besef dat hij/zij informatie heeft die de ander niet heeft. onderzoek laat zien dat kinderen eerder liegen dan dat zij de false-belief test juist kunnen uitvoeren.
Naar aanleiding van deze kritiek heerst de vraag of kinderen al voor het vierde/vijfde levensjaar al enig Theory of Mind hebben. Onishi en Baillargeon hebben dit onderzocht door de false-belief test visueel weer te geven voor hele jonge kinderen. In dit experiment keken kinderen naar een persoon die moest zoeken naar speelgoed. Soms werd het speelgoed echter verplaatst uit het zicht van die persoon, terwijl de kinderen dit wel zagen. De resultaten lieten zien dat kinderen langer kijken naar situaties waarbij de persoon speelgoed zocht en vond op plekken waarvan hij niet hoorde te weten dat het daar lag. Dit suggereert dat kinderen eerder een theory of mind hebben.
De ontwikkeling van theorie of mind blijkt in verschillende culturen gelijk te zijn. Onderzoek laat echter wel zien dat het hebben van oudere broers of zussen de vaardigheden van theory of mind wel kan versnellen.
3.3. Begrip van eigen mentale staat
Theory of mind kan ook gaan over het begrijpen van de eigen mentale staat. Kinderen ontwikkelen dit vanaf ongeveer 3/4 jaar.
Deceptive box task: Kinderen werd een doosjes Smarties laten zien. Vervolgens werd er gevraagd wat kinderen dachten dat er in het doosje zat. De kinderen antwoordden voornamelijk Smarties. Vervolgens wordt er aan de kinderen laten zien dat er potloden inzitten in plaats van Smarties. Dan wordt er aan de kinderen gevraagd wat ze dachten dat er in het doosje zat. Kinderen die begrip hebben van hun eigen mentale staat, zullen 'Smarties' antwoorden. Kinderen die dit begrip niet hebben, zullen 'potloden' antwoorden.
Bundel aantekeningen en samenvatting van de literatuur bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen uit hoorcollege 1 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 2 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 3 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 4 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen uit hoorcollege 5 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen uit hoorcollege 6 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
College- en werkgroepaantekeningen bij Inleiding in de ontwikkelingspsychologie - UL
- Aantekeningen uit hoorcollege 1 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 2 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 3 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen en samenvatting van de literatuur uit hoorcollege 4 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen uit hoorcollege 5 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- Aantekeningen uit hoorcollege 6 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- College-aantekeningen bij Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016
- Study Notes bij Inleiding in de ontwikkelingspsychologie - Pedagogiek B1 (2014-2015)
- Study Notes bij Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie - Pedagogiek B1 - UL (2013/2014)
- Study Notes bij Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013)
Contributions: posts
Spotlight: topics
Bundel aantekeningen en samenvatting van de literatuur bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
Deze bundel bevat de aantekeningen en de samenvattingen van de literatuur uit alle hoorcolleges van het collegejaar 22-23 van het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie van de Universiteit Leiden, jaar 1. Alle informatie is per hoorcollege geordend.
De
...College- en werkgroepaantekeningen bij Inleiding in de ontwikkelingspsychologie - UL
College- en werkgroepaantekeningen bij Inleiding in de ontwikkelingspsychologie - UL
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1514 | 2 |
Add new contribution