Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging? - Chapter 3


3.1 Welke vormen van vertegenwoordiging bestaan er?

Vertegenwoordiging compliceert het simpele model uit het vorige hoofdstuk waarin degenen die een overeenkomst sluiten rechtsgevolgen voor zichzelf sluiten. Bij vertegenwoordiging roept iemand niet hoofdzakelijk rechtsgevolgen voor zichzelf in het leven, maar voor een ander, de principaal. Volmacht is een vorm van vertegenwoordiging, waarbij de principaal de bevoegdheid door een rechtshandeling, een volmachtverlening, aan de vertegenwoordiger verleent. Volmacht is geregeld in art. 3:60 e.v. BW. Maar verder is vertegenwoordiging niet wettelijk geregeld (dit verschilt met veel buitenlandse rechtsstelsels). Hierom bestaan er de schakelbepalingen in art. 3:78 BW; regels over volmacht gelden ook voor andere vormen van vertegenwoordiging. Volgens art. 3:79 BW gelden de regels ook buiten het vermogensrecht. Voor bijzondere vormen van vertegenwoordiging bestaan bijzondere regels. 

Volmacht is directe (of eigenlijke of onmiddelijke) vertegenwoordiging wat duidelijk wordt door de eisen van directe vertegenwoordiging in art. 360 lid 1 BW. De vertegenwoordiger moet (1) de bevoegdheid hebben om te vertegenwoordigen én (2) hij moet handelen in de hoedanigheid van de vertegenwoordiger of, uit naam van de principaal.

Wanneer iemand niet in naam van de ander handelt, maar wel in opdracht en voor rekening van de ander, wordt dat middellijke vertegenwoordiging genoemd. Dit staat dus tegenover de onmiddelijke vertegenwoordiging waarbij wel uit naam van de principaal wordt gehandeld.

Vroeger werd verdedigd dat belangenbehartiging essentieel is voor vertegenwoordiging, maar dit is achterhaald. Een gevolmachtigde kan namelijk ook zijn eigenbelang of dat van een derde proberen te behartigen.

In het privaatrecht bestaan veel verschillende vormen van vertegenwoordiging. Hieronder volgt een kort, maar onvolledig overzicht: 

  • Vertegenwoordiging bij familierechtelijke rechtshandelingen. Dit is minder voor de hand liggend dan bij vermogensrechtelijke rechtshandeling maar komt wel voor, bijvoorbeeld bij de huwelijkssluiting van art. 1:66 BW.

  • Wettelijke vertegenwoordiging van onbekwamen. Minderjarigen (art. 1:234 BW) en onder curatele gestelden (art. 1:381) worden bijvoorbeeld vertegenwoordigd.

  • Vertegenwoordiging van afwezigen (art. 1:409 BW).

  • Vertegenwoordiging van een rechtspersoon door een natuurlijk persoon, zoals een bestuurder een bedrijf vertegenwoordigt.

  • Vertegenwoordiging krachtens volmacht (deze wordt hierna uitvoerig besproken).

  • Vertegenwoordiging krachtens rechterlijke uitspraak, bijvoorbeeld art. 3:300 BW.

  • Vertegenwoordiging bij bewind. Bewind is de rechtspositie die bestaat uit de beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van aan een ander toebehorende goederen, zoals in bijvoorbeeld art. 1:19 BW.

  • Vertegenwoordiging bij zaakwaarneming. Op grond van art. 6:201 BW is de zaakwaarnemer bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van degene wiens belangen hij waarneemt.

  • Vertegenwoordiging bij samenwerking in een ander verband dan de rechtspersoon (zie art. 7A:1676 en 1679 BW over de maatschap en art. 17 K over de vennootschap onder firma).

  • Vertegenwoordiging in faillissement. De faillissementscurator wordt doorgaans mede als vertegenwoordiger van de gezamenlijke schuldeisers beschouwd (zie in het bijzonder art. 68 e.v.).

  • Vertegenwoordiging bij processuele rechtshandelingen. Bij de rechtbanken en hoven is rechtsbijstand verplicht, partijen moeten zich laten vertegenwoordigen door een advocaat (art. 79 Rv bij rechtbanken en hoven en art. 407 en 409 bij de Hoge Raad).

Executerende hypotheekhouders en pandhouders worden niet als vertegenwoordiger gezien omdat zij handelen uit eigen naam. Hier is de oude leer nog te zien dat het moet gaan om de behartiging van de belangen van de principaal, wat hier niet het geval is.

Dit overzicht blijft beperkt tot volmacht en middelijke vertegenwoordiging omdat die het belangrijkst zijn. Het laat de drie functies van de vertegenwoordiging in ons privaatrecht zien. In de eerste plaats maakt zij het mogelijk dat rechtspersonen aan het rechtsverkeer deelnemen. Verder zorgt zij ervoor dat voor handelingsonbekwamen die zelf geen rechtshandelingen kunnen verrichten, toch rechtsgevolgen tot stand kunnen worden gebracht. Tot slot maakt de vertegenwoordiging mogelijk dat iemand rechtshandelingen kan verrichten, ook al kan of wil hij door bepaalde omstandigheden de daartoe benodigde verklaringen niet afleggen.

De publiekrechtelijke tegenhanger van de volmacht is mandaat. Dit is de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen, zie art. 10:1 Awb. Art. 10:2 Awb bepaalt dat een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.

3.2 Wat is volmacht?

Volmacht is de bevoegdheid die de volmachtgever verleent aan de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (art. 3:60 lid 1 BW). Volmacht is een vorm van datieve (gegeven) vertegenwoordiging. Het verlenen van volmacht is een eenzijdige gerichte rechtshandeling. De regels betreffende rechtshandelingen (titel 3.2) zijn daarom op de volmachtverlening van toepassing. Lid 2 van art. 3:60 BW bepaalt dat in de titel onder de rechtshandeling het in ontvangst nemen van een verklaring ook is begrepen.

De heersende leer gaat ervan uit dat het bij de eigenlijke vertegenwoordiging en dus ook bij de volmacht gaat om het handelen in naam van de principaal. Dit vereiste ’in naam van’ moet niet al te letterlijk worden opgevat. Het gaat erom dat de tussenpersoon in die hoedanigheid heeft gehandeld, dat hij niet zelf als partij is opgetreden. Dit is ook de visie van de Hoge Raad en komt tot uitdrukking in het kribbebijterarrest. Dit maakt het dus wel onduidelijk omdat partijen het niet altijd expliciet hoeven te laten blijken. Bepalend is wat partijen tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen hebben mogen afleiden. Art. 3:33 en 3:35 BW moeten hier als maatstaven gehanteerd worden. Ook gedragingen en verklaringen na het contracteren kunnen relevant zijn bij het achterhalen of er 'in naam van' werd gehandeld.

Wat is het verschil tussen volmacht en lastgeving?

Onderscheid dient gemaakt te worden tussen volmacht en lastgeving (art. 7:414 e.v.). Lastgeving is een overeenkomst waarbij de lasthebber zich jegens de lastgever verbindt één of meerdere rechtshandelingen te verrichten. De lasthebber is in tegenstelling tot de gevolmachtigde verplicht tot het verrichten van een of meer rechtshandelingen voor rekening van de lastgever. De lasthebber kan dit doen in eigen naam of in naam van de lastgever. In het laatste geval is sprake van een lastgeving met volmachtverlening.

Hoe werkt de volmachtverlening?

De volmachtverlening is een rechtshandeling, omdat de handeling is gericht op het totstandbrengen van een rechtsgevolg, namelijk de bevoegdheid tot vertegenwoordiging. De mens is vanwege het autonomiebeginsel vrij om zich al dan niet te laten vertegenwoordigen. Hij is ook vrij om zelf een vertegenwoordiger te kiezen en om de omvang van zijn bevoegdheid te bepalen.

Art. 3:61 lid 2 speelt in dit kader een belangrijke rol. Het komt niet alleen aan op de verklaring van de handelende, maar ook op het vertrouwen van degene tot wie de verklaring is gericht. Titel 2 is ook van toepassing. Dit brengt met zich mee dat op grond van art. 3:40 de volmachtverlening nietig kan zijn, of op grond van art. 3:44 vernietigbaar. Meestal neemt men aan dat de volmachtverlening een eenzijdige gerichte rechtshandeling is. Wanneer het sluiten van de overeenkomst en de volmachtverlening gelijktijdig plaatsvinden dan wordt er gesproken van een samenval van rechtsmomenten.

Meestal wordt een volmacht gekoppeld aan een overeenkomst, zoals lastgeving of een overeenkomst van opdracht. Wanneer deze overeenkomst nietig is wordt aangenomen dat de volmachtverlening vernietigbaar is.

Bij volmachtverlening wordt vaak voortgebouwd op een reeds bestaande rechtsverhouding. Ter uitvoering van een verplichting verleent de ene partij aan de andere een volmacht. 

Omdat de volmacht rechtshandelingen voor een ander tot stand doet komen, kan ook een handelingsonbekwame gevolmachtigde zijn (art. 3:63 lid 1 BW). Voor een handelingsonbekwame die de volmacht geeft, gelden de regels als handelde hij zelf (art. 3:63 lid 2 BW). In deze bepaling liggen twee regels besloten. Als de onbekwame bij uitzondering wel bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen, dan kan hij deze handelingen ook via volmacht tot stand brengen. En ten tweede, wanneer er een sanctie volgt, dan is deze hetzelfde als in geval van handelen van de onbekwame zelf.

In art 3:64 BW wordt bepaald dat de gevolmachtigde de volmacht in beginsel alleen zelf mag uitvoeren en niet door mag geven. Dit artikel is aanvullend recht en kent uitzonderingen.

De volmachtverlening is vormvrij en mag op iedere wijze tot stand komen (art. 3:61 lid 1 en 62). Wel worden aan bijzondere vormen van volmacht vormvereisten gesteld door de wet, het stelsel van de wet of de aard van de betrokken rechtshandeling.

Naast wat de volmachtgever bepaalt, wordt de omvang van de volmacht mede bepaald door de wet, verkeersopvatting en gewoonte. De algemene volmacht geeft de gevolmachtigde bevoegdheid tot het behartigen van alle zaken en omvat alle rechtshandelingen van de volmachtgever. De algemene volmacht strekt alleen niet tot zaken die uitdrukkelijk zijn uitgezonderd (art. 3:62 lid 1). Art 3:62 lid 2 regelt de bijzondere volmacht waarvan de omvang beperkt blijft tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling, van een bepaalde soort of tot een bepaald doel. 

In de praktijk worden grenzen van een volmacht vaker overschreden dan dat iemand zonder volmacht handelt.

Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de gevolmachtigde en de bode. Een bode is degene die de wilsverklaring overbrengt aan een wederpartij, als een soort communicatiemiddel (art. 3:37 lid 4).

Volmacht is vaak het gevolg van een bepaalde aanstelling in een functie. De volmacht is dan (stilzwijgend) verleend bij een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst tot opdracht. Bijvoorbeeld: de verkoper of een advocaat. De wederpartij mag er op grond van de functie vanuit gaan dat een functionaris een volmacht heeft. In de praktijk is het vaak de vraag hoe ver deze volmacht reikt. Deze reikwijdte wordt in belangrijke mate bepaald door het vertrouwen dat bij de wederpartij wordt opgewekt.

Wie draagt de gevolgen van schijnvertegenwoordiging?

Wanneer de tussenpersoon onbevoegd handelt, is de vraag wie daarvan de gevolgen draagt. Art 3:61 lid 2 BW beschermt de wederpartij: heeft deze op grond van een verklaring of gedraging van de volmachtgever redelijkerwijs aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend, dan kan op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan. Dit ligt in het verlengde van art. 3:35 en 3:36, waarin de bescherming is geregeld van wederpartijen en derden bij rechtshandelingen.

Art. 3:61 lid 2 BW kent twee vereisten. Vereist is dat (1) de wederpartij heeft aangenomen en heeft mogen aannemen dat er een toereikende volmacht was en dat (2) de wederpartij dit heeft aangenomen op basis van verklaringen of gedragingen van de pseudovolmachtgever. Er moet dus sprake zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen op een volmacht. Het eerste vereiste bevat twee componenten. Het normatieve component draait om de situatie, denk aan verklaringen van de pseudoprincipaal, die zodanig moest zijn dat er vertrouwd mocht worden op de volmacht. Het feitelijke component is dat de wederpartij er ook daadwerkelijk op heeft vertrouwd. De redelijkheid en billijkheid kunnen hier meebrengen dat in omstandigheden de wederpartij een onderzoeksplicht heeft en zich dus alleen succesvol op gerechtvaardigd vertrouwen kan beroepen als hij genoeg onderzoek heeft gepleegd. Ook speelt de functie van de partijen mee. In de rechtspraak is een verschuiving gaande die meer uitgaat van het risico voor de achterman van het gebruik van een bepaald tussenpersoon.

De vraag rijst hier of de wederpartij die in goed vertrouwen contracteerde met een tussenpersoon zich kan beroepen op het standpunt dat wil en verklaring uiteen lagen omdat hij achteraf de onbevoegdheid van de ander ontdekte en hij dus niet gebonden was. Dit moet bevestigend worden beantwoord in het licht van art. 3:61 lid 2 BW. Maar het kan dat de principaal het contract bekrachtigd en dan is het irrelevant dat de tussenpersoon op het moment zelf niet bevoegd was tot contracteren. 

Wat is het toedoenvereiste?

Zoals art. 3:61 lid 2 BW zegt, moet het vertrouwen gegrond zijn op een verklaring of gedraging van de ander. De wil moet geopenbaard zijn om vertegenwoordigd te worden. Dit wordt ook het toedoenvereiste genoemd. Dit is redelijk in die zin dat je gebonden kunt worden, maar alleen door je eigen 'schuld'. De gedraging kan echter ook een niet-doen zijn volgens uitspraken van de Hoge Raad en mede daarom is dit leerstuk omstreden. De volmacht kan immers ook uit een functie voortvloeien. De grenzen zijn voor de wederpartij moeilijk te herkennen. Net zoals omstandigheden die zich voordoen na het contracteren relevant kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag wie partij is bij een overeenkomst, zo kunnen omstandigheden van ná het sluiten van een overeenkomst relevant zijn voor het opwekken van de schijn van bevoegdheid (zie het arrest Kuijpers/Wijnveen).

Het belang van het vereiste van toedoen verschuift in de literatuur steeds meer in de richting van het beschermen van het vertrouwen van de wederpartij. De schijn van volmachtverlening kan ook worden toegerekend aan de pseudoprincipaal, als de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening op grond van feiten en omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (arrest ING/Bera Holding). Deze toerekening op grond van risico is een aanvulling op het toedoenbeginsel. Maar als het vertrouwen alleen maar door verklaringen of gedrag van de onbevoegde tussenpersoon is opgewekt, dan valt dit niet onder het risicobeginsel. Dit zou volgens de Hoge Raad in ING/Bera Holding namelijk onredelijk zijn. 

Wat is het gevolg van een vervalste handtekening?

Het komt voor dat iemand valselijk de handtekening van de ander plaatst om te laten lijken alsof die ander een verklaring aflegt. Art. 3:61 lid 2 BW is dan niet rechtstreeks van toepassing; er wordt niet een verklaring in naam van de ander afgelegd. Maar de Hoge Raad heeft hierover geoordeeld dat in het algemeen degene wiens handtekening is vervalst, zich tegenover de wederpartij erop kan beroepen dat de verklaring niet van hem afkomstig was, ook wanneer degene tot wie de verklaring was gericht redelijkerwijs mocht aannemen dat de handtekening echt was. In beginsel is er dus geen vertrouwensbescherming. Maar, zo oordeelde de Hoge Raad, dat kan in een specifiek geval toch anders zijn. Dit is het geval wanneer de omstandigheden van het geval zo zijn dat aan degene wiens handtekening is vervalst, valt toe te rekenen dat de wederpartij de handtekening voor echt heeft gehouden. Hier is dus het toedoenbeginsel zichtbaar, maar de Hoge Raad stelt strenge eisen aan deze vorm van toerekening.

Hoe werkt bewijs van volmacht? 

De wederpartij kan een bewijs van de volmacht vragen, maar dit moet hij wel 'terstond' doen. De gevolmachtigde moet dan 'onverwijld' (dat heeft iets meer ruimte dan terstond) bewijs leveren in de vorm van de schriftelijke volmacht of een verklaring van de volmachtgever (art. 3:71 BW). Art. 3:75 BW regelt de ontkrachting van bewijsstukken. Dit is van belang als de opdrachtgever mondeling beperkingen aan de volmacht heeft gesteld.

Een onderneming of rechtspersoon kan haar gevolmachtigden ter inschrijving in het handelsregister opgeven. Ook is publicatie van volmachten elders mogelijk. Dit versterkt de positie van de volmachtgever, maar sluit een beroep van de wederpartij op gerechtvaardigd vertrouwen van art. 3:62 lid 2 BW niet uit. Zie ook art. 18 Handelsregisterwet.

Voor de praktijk is de vraag of de wederpartij zich onder omstandigheden ook op de vertrouwensbescherming van art. 3:61 lid 2 BW kan beroepen, wanneer een tussenpersoon met overschrijding van de gepubliceerde volmacht heeft gehandeld. Deze vraag wordt door de Hoge Raad bevestigend beantwoord; het kan zo zijn dat de wederpartij in de gegeven omstandigheden, ondanks de publicatie, toch mag aannemen dat er een toereikende volmacht is verleend.

Kan een onbevoegd verrichte handeling bekrachtigd worden?

Degene die onbevoegd als gevolmachtigde in naam van een ander handelt, brengt geen rechtsgevolgen teweeg. Op grond van art. 3:69 lid 1 BW kan iemand voor wie een ander als gevolmachtigde is opgetreden, waar deze niet de bevoegdheid toe had, de rechtshandelingen echter bekrachtigen. Hierdoor treden dezelfde gevolgen in werking als wanneer er wel een volmacht geweest zou zijn. De bekrachtiging moet echter worden onderscheiden van de bevestiging van art. 3:55 BW en de bekrachtiging van art. 3:58 BW.

Bekrachtiging is een rechtshandeling en kan daardoor in iedere vorm geschieden. Bekrachtiging heeft een retroactieve gelding en werkt dus terug tot het moment waarop de rechtshandeling is verricht (art. 3:69 lid 1). Een rechtshandeling door een pseudogevolmachtigde is ongeldig (dus ook niet vernietigbaar), maar wordt door bekrachtiging geldig. Bekrachtiging moet worden gericht tot de wederpartij, niet tot de tussenpersoon. Dat is het grote verschil met een volmachtigverlening.

De wederpartij kan volgens art. 3:69 lid 3 BW te kennen geven dat zij de handeling als ongeldig beschouwt omdat de volmacht ontbrak, tenzij zij niet te goeder trouw is. Hier voegt lid 4 aan toe, dat de wederpartij de pseudoprincipaal een termijn kan geven om te bekrachtigen. Doet deze dat niet, dan is de rechtshandeling niet geldig. Lid 5 voorziet in bescherming van derden, tegen de wederpartij die alsnog bekrachtigd heeft. Als de principaal een goed verkoopt, dat de pseudogevolmachtigde al had verkocht, dan gaan de rechten van de laatste koper voor op die van de eerste koper.

Wat zijn de rechtsgevolgen van volmacht?

Het belangrijkste gevolg van een volmacht is dat een gevolmachtigde de volmachtgever kan binden (art. 3:66 lid 1 BW). Daarnaast ontstaat er een relatie tussen de volmachtgever en gevolmachtigde, waardoor de gevolmachtigde verplichtingen jegens de volmachtgever kan hebben. Deze verplichtingen vloeien niet voort uit de volmacht maar uit de omstandigheden daarbij, zoals een contract of de relatie.

De volmachtgever kan voorwaarden verbinden aan de volmacht of verplichten deze op een bepaalde manier te gebruiken. Naast de gekregen bevoegdheid kan de gevolmachtigde dezelfde bevoegdheden ook gewoon nog voor zichzelf uitvoeren. Ook de volmachtgever kan de gegeven bevoegdheden nog zelf uitvoeren.

Met betrekking tot de vraag in hoeverre het handelen van de gevolmachtigde de volmachtgever is aan te rekenen, bepaalt art 3:66 lid 2 BW dat dit afhankelijk is van het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud. Ofwel: naarmate de gevolmachtigde meer vrijheid heeft, is het gevolg hem meer en de volmachtgever minder toe te rekenen.

Art. 3:67 BWregelt het geval dat een overeenkomst gesloten wordt met een onbekende volmachtgever. Dit wordt 'een nader te noemen meester' genoemd. Wanneer de volmachtgever niet binnen de gestelde termijn bekend wordt gemaakt, is de tussenpersoon zelf gebonden, behalve wanneer uit de overeenkomst iets anders voortvloeit (lid 2). 

Art. 3:68 BW betreft de 'Selbsteintritt' waarbij de gevolmachtigde ook de wederpartij is. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als je iemand volmacht om iets voor je te kopen, en diegene heeft het goed zelf in bezit om aan je te verkopen. Dan is er tegenstrijdigheid van belangen, want hij wil voor zichzelf een hoge prijs maar voor jou een lage prijs. Dit is dus verboden tenzij de overeenkomst duidelijkheid biedt over de betreffende handeling. 

Wie is aansprakelijk bij onbevoegdheid en onrechtmatige daad?

Volgens art. 3:70 BW staat de gevolmachtigde in voor het bestaan en de inhoud van de volmacht, tenzij de wederpartij weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt of de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft medegedeeld. Dus als een (pseudo)gevolmachtigde buiten zijn volmacht handelt, is hij verplicht tot het betalen van schadevergoeding en het positieve belang. Dit betekent dat de tussenpersoon moet zorgen dat de wederpartij in die positie wordt gebracht alsof hij wel bevoegd was en de rechtshandeling geldig tot stand was gekomen. Dit komt voort uit het vertrouwensbeginsel. Volgens art. 150 Rv ligt de bewijslast namelijk op de (pseudo)gevolmachtigde.

De vraag kan rijzen of een onbevoegde vertegenwoordiging een onrechtmatige daad kan opleveren. Voor de vertegenwoordiger is dit praktisch niet van belang, aangezien hij toch op grond van art. 3:70 BW tot schadevergoeding verplicht is. Maar voor de wederpartij kan het wel aantrekkelijk zijn om bijvoorbeeld de werkgever aan te spreken omdat werkgevers op basis van art. 6:170 BW aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daden van hun werknemers. Om zich bij onbevoegde vertegenwoordiging te kunnen beroepen op een onrechtmatige daad, moet de wederpartij aantonen dat de tussenpersoon in strijd heeft gehandeld met wat het maatschappelijk verkeer betaamt (bijvoorbeeld bedrog). 

In art. 6:172 BW is geregeld dat de vertegenwoordigde kwalitatief aansprakelijk kan zijn voor de schade die de vertegenwoordiger veroorzaakt door zijn onrechtmatige daad, als deze gedraging is verricht binnen de uitoefening van diens bevoegdheden. Volgens de Hoge Raad is de vertegenwoordigde alleen kwalitatief aansprakelijk wanneer de vertegenwoordiger de bevoegdheid heeft om de principaal te vertegenwoordigen en dus niet wanneer de vertegenwoordiger onbevoegd was maar de derde heeft aangenomen dat de vertegenwoordiger wel bevoegd was. In dit laatste geval kan de derde zijn schadevergoedingsvordering alleen baseren op art. 3:61 lid 2 BW in verbinding met art. 6:74 BW.

Wanneer loopt de volmacht ten einde?

In artt. 3:72-76 is een uitvoerige regeling neergelegd omtrent het einde van de volmacht. Art. 6:72 geeft opties voor het eindigen van een volmacht, maar er zijn er nog meer. Zo kan de volmachtgever de volmacht herroepen en de gevolmachtigde kan de volmacht opzeggen (art. 3:72 BW). 

Bij het eindigen van de volmacht is het vertrouwensbeginsel van belang. Als een derde heeft vertrouwd en redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen op een door de volmachtgever gewekte schijn dat de volmacht mocht voortduren, wordt hij beschermd in zijn rechten volgens art. 3:61 lid 2 BW. Maar volgens art. 3:76 BW kan dit niet als die derde het einde van de volmacht óf de oorzaak daarvan kende en ook niet als er zich een situatie zoals in het eerste lid voordoet.

Herroeping is in beginsel altijd mogelijk, tenzij specifiek is bepaald van niet (art. 3:74). Daarnaast kan worden bepaald dat de volmacht niet eindigt door de dood of ondercuratelestelling van de volmachtgever. Vereist is dat de rechtshandeling waartoe de volmacht strekt in het belang is van de gevolmachtigde of een derde. Bijvoorbeeld de koper van een registergoed, die de onherroepelijke volmacht krijgt om de akte van overdracht te passeren. Dit vereiste wordt echter wel afgezwakt door art. 3:74 lid 2 BW: de gevolmachtigde mag er in beginsel van uitgaan dat aan dit vereiste is voldaan, tenzij het tegendeel duidelijk kenbaar is.

Wanneer niet is voldaan aan het belangvereiste, dan is alleen de onherroepelijkheidclausule nietig; de volmachtverlening zelf was dus nog geldig tot het moment van herroepen. Alle handelingen die eruit voortvloeiden die plaatsvonden vóór het herroepen blijven dus geldig.  

Volgens lid 4 van art. 3:74 kan de rechtbank de onherroepelijkheidclausule wijzigen of buiten werking stellen wegens gewichtige redenen.

3.3 Wat is middellijke vertegenwoordiging?

Naast de gewone/onmiddellijke vertegenwoordiging, waaronder volmacht valt, bestaat de middellijke vertegenwoordiging. De tussenpersoon handelt op eigen naam, maar voor rekening van de achterman, dus de baten en lasten zijn voor hem. De principaal heeft dus wel rechtsgevolgen, maar die strekken minder ver dan mij onmiddelijke vertegenwoordiging.

Lastgeving is een overeenkomst waarbij de tussenpersoon verplicht is om handelingen te verrichten, niet alleen bevoegd zoals bij volmacht. Lastgeving kan in eigen naam (middellijk) of in naam van de ander worden overeengekomen (art. 7:414 lid 2 BW). De lastgeving regels (afdeling 7.7.2) zijn volgens de schakelbepaling van art. 7:424 BW tevens van toepassing op de middellijke vertegenwoordiging.

De tussenpersoon (hier: lasthebber) kan zijn eigen positie bepalen en hoeft dus de achterman ook niet bekend te maken. Hij kan op grond van art. 7:419 BW (naast de achterman) schadevergoeding vorderen ten behoeve van de achterman wegens wanprestatie (Kribbebijter-arrest). Als deze bepaling er niet zou zijn, dan zou een lasthebber geen schadevergoeding kunnen vorderen als een door hem gekochte zaak gebreken vertoont. Dat kan immers alleen degene op wiens naam het is gekocht. Ook zou dan een principaal niet uit wanprestatie kunnen ageren omdat hij geen partij bij de overeenkomst is. 

Wanneer in geval van middellijke vertegenwoordiging de tussenpersoon zijn verplichtingen jegens de lastgever niet nakomt of failliet gaat, kan de achterman de voor overgang vatbare rechten van de tussenpersoon jegens de derde door een schriftelijke verklaring aan hen beiden op zich doen overgaan (art. 7:420 BW). Voor de wederpartij geldt de soortgelijke regeling in art. 7:421 BW.

Art 7:423 BW regelt de last tot het uitoefenen van rechten, waar de lastgever die lasten dan niet meer mag uitvoeren. Deze rechtsfiguur is moeilijk in het stelsel te passen, omdat het de rechten van de lastgever uitsluit (zgn. privatieve werking). Alleen in het geval van een last op eigen naam, kan de privatieve werking bedongen worden. Zij leidt goederenrechtelijk tot beschikkingsonbevoegdheid.

 

Stampvragen Hoofdstuk 3

  1. Noem vier verschillende vormen van vertegenwoordiging binnen het privaatrecht.

  1. Geef de definitie van het begrip volmacht.

  1. Wat is het verschil tussen middelijke en onmiddelijke vertegenwoordiging?

  1. Welke drie functies heeft vertegenwoordiging binnen het privaatrecht?

  1. Geef de definitie van het begrip lastgeving.

  1. Noem het belangrijkste verschil tussen het vergoeden van een positief belang en van een negatief belang.

  2. Op welke twee manieren kan een volmacht tegenover de wederpartij worden verworpen?

  1. De volmachtverlening is een rechtshandeling, omdat de handeling is gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg. Om welk rechtsgevolg gaat het hier?

Access: 
Public
This content is related to:
SBR 3: Rechtshandeling en overeenkomst - Hijma e.a. - 9e druk

Image

This content is also used in .....

SBR 3: Rechtshandeling en overeenkomst - Hijma e.a. - 9e druk

Wat zijn rechtshandelingen en overeenkomsten? - Chapter 1

Wat zijn rechtshandelingen en overeenkomsten? - Chapter 1


1.1 Hoe is dit boek opgedeeld?

In dit boek wordt ingegaan op de betekenis van de rechtshandeling, al dan niet verricht door een gevolmachtigde, en die van de overeenkomst, zoals ze te vinden zijn in het Burgerlijk Wetboek. Dit eerste hoofdstuk omvat de uitleg van de structuur van de wettelijke regeling en van de beginselen van dit rechtsgebied. Hoofdstuk 2 gaat over de totstandkoming van rechtshandeling en overeenkomst en hoofdstuk 3 over volmacht en vertegenwoordiging. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling en in hoofdstuk 5 worden de juridische implicaties hiervan uitgelegd. De resterende hoofdstukken betreffen de obligatoire overeenkomst. Hoofdstuk 6 zal gaan over de algemene voorwaarden, hoofdstuk 7 over de relatie tussen handelende partijen en hoofdstuk 8 over het rechtseffect jegens personen buiten de handelende partijen. 

1.2 Hoe werkt de rechtshandeling?

De rechtshandeling is geregeld in titel 3.2 BW. Hier is echter geen omschrijving van de rechtshandeling opgenomen, vanwege uiteenlopende rechtstheorieën over de betekenis van dit begrip. Er is wel een omschrijving van de vereisten (art. 3:33 BW). Vereist is een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring, de wilsverklaring, heeft geopenbaard. Een rechtsgevolg is het ontstaan, tenietgaan of gewijzigd raken van een juridische relatie. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn het sluiten van een koopovereenkomst of een arbeidsovereenkomst. Normale handelingen, zoals het lezen van een boek, hebben geen rechtsgevolg. Onrechtmatige daden en geboortes hebben wel een rechtsgevolg, en zijn daarom wel een rechtsfeit, maar aangezien dit rechtsgevolg niet is beoogd zijn ze geen rechtshandelingen. Het gaat dus om de wil van de partij(en). 

Ten aanzien van rechtshandelingen is de houding van het recht positief. Zo lang er geen redenen zijn voor het tegendeel, zal het recht zich opstellen achter de handelende en zijn rechtshandeling, dus het rechtsgevolg zal ook inderdaad intreden. Op deze manier komt de menselijke autonomie tot uitdrukking. Onder autonomie verstaat men de bevoegdheid van elk individu om zelf zijn eigen rechtspositie te bepalen. Dit principe is het ‘moederbeginsel’ van de contractsvrijheid.

Je kunt onderscheid maken tussen de meerzijdige en de eenzijdige rechtshandeling.

  • De meerzijdige rechtshandeling wordt door meer dan één persoon verricht. Meestal is deze soort handeling een overeenkomst (tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding art. 6:217 BW). Maar er zijn ook meerzijdige rechtshandelingen die geen overeenkomsten zijn; deze komen niet tot stand via het model van aanbod en aanvaarding, maar ze bestaan veeleer uit een aantal parallel lopende wilsverklaringen. Men spreekt wel van ‘Gesamtakte’. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een vergadering van aandeelhouders van een vennootschap

.....read more
Access: 
Public
Hoe komt een rechtshandeling tot stand? - Chapter 2

Hoe komt een rechtshandeling tot stand? - Chapter 2


2.1 Wat wordt bedoeld met ‘rechtshandeling’?

Een rechtshandeling bestaat slechts gedurende het moment dat deze wordt verricht. Spreken over de 'totstandkoming van een rechtshandeling' is dus eigenlijk zinloos, omdat de totstandkoming zelf de handeling is. Maar de gevolgen van deze handeling strekken zich over een langere of kortere tijdspanne uit. Wanneer men spreekt van een rechtshandeling heeft men het dan ook vaak niet alleen over het rechtsfeit zelf, maar ook over het samenstel van rechtsgevolgen dat ermee verbonden is. Daarom spreken we over de totstandkoming van de rechtshandeling. Dit is geregeld in Boek 3 van het Burgerlijk wetboek. In andere boeken staan nog aanvullingen.

2.2 Wat is de wettelijke basis van de rechtshandeling?

In het algemeen is de totstandkoming van de rechtshandeling geregeld in de art. 3:33- 38 BW. Daarnaast zijn art. 6:217-225 BW voor overeenkomsten van toepassing. De rechtshandeling vereist een wil en een verklaring gericht op een rechtsgevolg (art. 3:33 BW). Dit wordt verder uitgewerkt aan de hand van de beginselen keuzevrijheid en bescherming.

De rechtshandeling veronderstelt keuzevrijheid aan het individu, men is vrij om iemand een aanbod te doen en de inhoud daarvan te bepalen. Dit heeft geleid tot de theorie van de wilsverklaring. De essentie hiervan is weergegeven in art. 3:33 BW, ‘een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard’. Kritiek op deze theorie luidt dat er te weinig aandacht is voor de positie van de wederpartij. De rechtsorde kent aan de wilsverklaring van het individuele rechtssubject gezag toe in die zin dat zij er binnen zekere grenzen ook rechtsgevolgen aan verbindt. Hierdoor kunnen belangen van anderen in het geding komen. Er is dan ook bescherming van het vertrouwen van hen die bij de rechtshandeling betrokken zijn. Dit is het tweede leidende beginsel van de regeling van de totstandkoming, die tot uitdrukking komt in art. 3:35 en 3:36 BW. 

Wat is de rol van de verklaring?

Art. 3:37 BW bepaalt dat een verklaring in beginsel in iedere vorm kan geschieden, men noemt dit ook wel het beginsel van consensualisme. Hieronder vallen de wilsverklaring voor een rechtshandeling, maar ook andere meer feitelijke verklaringen. Er bestaan wettelijke uitzonderingen op dit beginsel in de vorm van vormvoorschriften. Wordt het wettelijk vormvoorschrift niet in acht genomen dan is de verklaring nietig (art. 3:39). Behalve de wet kan ook een voorafgaande rechtshandeling het in acht nemen van een bepaalde vorm voorschrijven: denk aan algemene voorwaarden. De gevolgen van het niet naleven van dergelijke vormvoorschriften zijn niet

.....read more
Access: 
Public
Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging? - Chapter 3

Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging? - Chapter 3


3.1 Welke vormen van vertegenwoordiging bestaan er?

Vertegenwoordiging compliceert het simpele model uit het vorige hoofdstuk waarin degenen die een overeenkomst sluiten rechtsgevolgen voor zichzelf sluiten. Bij vertegenwoordiging roept iemand niet hoofdzakelijk rechtsgevolgen voor zichzelf in het leven, maar voor een ander, de principaal. Volmacht is een vorm van vertegenwoordiging, waarbij de principaal de bevoegdheid door een rechtshandeling, een volmachtverlening, aan de vertegenwoordiger verleent. Volmacht is geregeld in art. 3:60 e.v. BW. Maar verder is vertegenwoordiging niet wettelijk geregeld (dit verschilt met veel buitenlandse rechtsstelsels). Hierom bestaan er de schakelbepalingen in art. 3:78 BW; regels over volmacht gelden ook voor andere vormen van vertegenwoordiging. Volgens art. 3:79 BW gelden de regels ook buiten het vermogensrecht. Voor bijzondere vormen van vertegenwoordiging bestaan bijzondere regels. 

Volmacht is directe (of eigenlijke of onmiddelijke) vertegenwoordiging wat duidelijk wordt door de eisen van directe vertegenwoordiging in art. 360 lid 1 BW. De vertegenwoordiger moet (1) de bevoegdheid hebben om te vertegenwoordigen én (2) hij moet handelen in de hoedanigheid van de vertegenwoordiger of, uit naam van de principaal.

Wanneer iemand niet in naam van de ander handelt, maar wel in opdracht en voor rekening van de ander, wordt dat middellijke vertegenwoordiging genoemd. Dit staat dus tegenover de onmiddelijke vertegenwoordiging waarbij wel uit naam van de principaal wordt gehandeld.

Vroeger werd verdedigd dat belangenbehartiging essentieel is voor vertegenwoordiging, maar dit is achterhaald. Een gevolmachtigde kan namelijk ook zijn eigenbelang of dat van een derde proberen te behartigen.

In het privaatrecht bestaan veel verschillende vormen van vertegenwoordiging. Hieronder volgt een kort, maar onvolledig overzicht: 

  • Vertegenwoordiging bij familierechtelijke rechtshandelingen. Dit is minder voor de hand liggend dan bij vermogensrechtelijke rechtshandeling maar komt wel voor, bijvoorbeeld bij de huwelijkssluiting van art. 1:66 BW.

  • Wettelijke vertegenwoordiging van onbekwamen. Minderjarigen (art. 1:234 BW) en onder curatele gestelden (art. 1:381) worden bijvoorbeeld vertegenwoordigd.

  • Vertegenwoordiging van afwezigen (art. 1:409 BW).

  • Vertegenwoordiging van een rechtspersoon door een natuurlijk persoon, zoals een bestuurder een bedrijf vertegenwoordigt.

  • Vertegenwoordiging krachtens volmacht (deze wordt hierna uitvoerig besproken).

  • Vertegenwoordiging krachtens rechterlijke uitspraak, bijvoorbeeld art. 3:300 BW.

  • Vertegenwoordiging bij bewind. Bewind is de rechtspositie die bestaat uit de beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van aan een ander toebehorende goederen, zoals in bijvoorbeeld art. 1:19 BW.

  • Vertegenwoordiging bij zaakwaarneming. Op grond van art. 6:201 BW is de zaakwaarnemer bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van degene wiens belangen hij waarneemt.

  • Vertegenwoordiging bij samenwerking in een ander verband dan de rechtspersoon (zie art. 7A:1676 en 1679 BW over de maatschap en art. 17

.....read more
Access: 
Public
Welke gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid bestaan er? - Chapter 4

Welke gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid bestaan er? - Chapter 4


4.1 Wanneer is een rechtshandeling geldig of ongeldig?

Wanneer is voldaan aan de vereisten van art. 3:33 of 3:35, is er in principe een geldige rechtshandeling tot stand gekomen, maar deze kan nietig of vernietigbaar zijn. Is een rechtshandeling nietig, dan wordt deze geacht nooit te hebben bestaan. Wanneer een rechtshandeling achteraf wordt vernietigd, heeft de vernietiging terugwerkende kracht. De rechtshandeling is geldig, zolang zij niet is vernietigd.

Een rechtshandeling is vernietigbaar indien de regeling de strekking heeft om een van de partijen te beschermen. Een rechtshandeling is nietig indien de wettelijke regeling de strekking heeft om niet alleen een van de partijen te beschermen, maar ook het algemeen belang of de belangen van derden. Bij beide moet er dan nog een grond voor zijn. De gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid worden in dit hoofdstuk behandeld.

4.2 Wat zijn handelingsonbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid?

Wat is handelingsonbekwaamheid?

Ruilverkeer vormt de spil van de nationale en internationale economie. Het is daarom van belang dat personen, instellingen en bedrijven zich ten behoeve van een transactie aan elkaar kunnen verbinden. Op deze manier kunnen zij zichzelf en anderen ergens toe verplichten. In beginsel is iedere natuurlijke persoon handelingsbekwaam (art. 2:5 BW), maar er zijn uitzonderingen. Bij een geestelijke stoornis (art. 3:34-35 BW) kan de rechter beslissen wie bescherming dient te genieten: degene die geleid werd door zijn stoornis of degene die deze niet kende. Het draait dus om de vertrouwensregel. Bij minderjarigen (art. 1:381 BW) en onder curatele gestelden (art. 1:281 BW) heeft de wetgever al bij voorbaat besloten dat ze handelingsonbekwaam zijn. Zij worden vertegenwoordigd door hun ouders/voogd (art. 1:245 lid 4 en 1:337 lid 1 BW) en hun curator (art. 1:383 BW). De vertrouwensregel geldt tegenover hen niet.

Door de handelingsonbekwaamheid kan iemand niet voor zichzelf onaantastbare rechtshandelingen verrichten. Een handelingsonbekwame kan wel voor een ander als gevolmachtigde optreden (bijvoorbeeld een minderjarige verkoopster), zie art. 3:63 lid 2 BW.

Meerzijdige rechtshandelingen en eenzijdige gerichte rechtshandelingen van handelingsonbekwamen zijn vernietigbaar, dit volgt uit art. 3:32 lid 2 BW, de eerste zin. De wettelijke vertegenwoordiger maakt echter vaak geen gebruik van zijn vernietigingsbevoegdheid, waardoor veel van de rechtshandelingen gemaakt door een handelingsonbekwame in stand blijven. Een eenzijdige ongerichte rechtshandeling verricht door een handelingsonbekwame, zoals het opmaken van een testament, is nietig. Bij een vernietigbare handeling kan de

.....read more
Access: 
Public
Wat zijn de gevolgen van nietigheid en vernietigbaarheid? - Chapter 5

Wat zijn de gevolgen van nietigheid en vernietigbaarheid? - Chapter 5


5.1 Wat is nietigheid?

Welke gevolgen kan nietigheid hebben?

Een rechtshandeling is geldig wanneer deze wat betreft vorm, inhoud en wijze van totstandkoming voldoet aan de door de wet gestelde eisen. Als dit niet het geval is, dan is zij nietig of vernietigbaar. Een rechtshandeling die nietig is, heeft geen rechtsgevolg of bindende kracht. In sommige gevallen kan zij wel rechtsgevolgen hebben, maar niet de beoogde. Soms kunnen zelfs de door partijen beoogde rechtsgevolgen in tact blijven.

Nietigheid is iets anders dan ongeldigheid, zoals bikj bijvoorbeeld een onbevoegde vertegenwoordiger. Toch verschillen de rechtsgevolgen niet. Het enige belangrijke verschil is dat iets ongeldig is als het de zelfbeschikkingsfeer overschrijdt en nietig als het in strijd is met het algemeen belang (wet, goede zeden en openbare orde). Bij ongeldigheid is er kortgezegd geen enkele reden om geldig te zijn en bij nietigheid is er wel een reden voor, maar nog een sterkere reden tegen. 

Nietigheid kan beperkt zijn tot bepaalde onderdelen van de rechtshandeling (partiële nietigheid) of de uitwerking (conversie/omzetting). Nietigheid kan ook tijdelijk zijn (bekrachtiging of convalescentie) of slechts tegenover bepaalde personen (relatieve nietigheid)

De vaststelling van nietigheid kan ertoe leiden dat de al geleverde prestaties geen rechtsgrond hebben en dus onverschuldigd zijn. Op die grond kan worden teruggevorderd. Voor prestaties die niet ongedaan gemaakt kunnen worden, treedt een vergoeding van de waarde in de plaats (art. 6:203 en 210 lid 2 BW).

Wat is partiële nietigheid?

Wanneer de grond van nietigheid slechts een deel van de rechtshandeling betreft, kan zij voor het overige in stand blijven (art. 3:41 BW). Het gaat dan om bijkomende verbintenissen, die los gezien kunnen worden van de hoofdverbintenis(sen). Wanneer het restant in onverbrekelijk verband staat met het nietige deel, is de gehele rechtshandeling nietig. 

Daarnaast kan de hoofdverbintenis partieel nietig zijn wanneer zij splitsbaar is en dit nog een zinvol resultaat overhoudt voor beide partijen. Ook hier mag geen sprake zijn van een onlosmakelijk verband tussen het restant en het nietige deel. 

Om te zien of er sprake is van een onverbrekelijk verband, moet worden gelet op de inhoud en de strekking van de rechtshandeling. Er moet worden gekeken naar de objectieve voorkeuren van de partijen, dus de voorkeuren van partijen die in de rechtshandeling tot uitdrukking zijn gekomen. De interne (subjectieve) voorkeuren spelen geen rol.

Wat is omzetting?

Een nietige rechtshandeling kan op grond van art. 3:42 BW van rechtswege worden omgezet in een geldige rechtshandeling (conversie). Hier gaat het om het (gedeeltelijk) redden van een rechtshandeling, waarbij de uitleg van de strekking en inhoud bepalend is. Bij omzetting blijft het beoogde gevolg hetzelfde, alleen de rechtshandeling om dat gevolg te bereiken,

.....read more
Access: 
Public
Wat zijn algemene voorwaarden? - Chapter 6

Wat zijn algemene voorwaarden? - Chapter 6


6.1 Wat zijn de bijzonderheden van algemene voorwaarden?

De bijzonderheid van algemene voorwaarden is dat zij deel uitmaken van een overeenkomst, maar dat de wederpartij zich niet of nauwelijks bewust is van de inhoud. Zouden zij zonder beperking geldig zijn, dan zou dit tot misbruik kunnen leiden. Het verbieden van algemene voorwaarden zou het functioneren van het handelsverkeer echter ernstig beperken. Er is geen probleem zolang iedereen 'nette' algemene voorwaarden hanteert. Daarom staan er bijzondere regels voor algemene voorwaarden in art. 6:231 - 247 BW. Aan deze artikelen liggen drie doelen ten grondslag:

  1. Inhoudscontrole. De rechter kan controle uitoefenen ter bescherming van de personen waartegen de algemene voorwaarden worden gebruikt. Dit komt tot uitdrukking in art. 6:233 sub a BW, waarin staat dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn indien ze onredelijk bezwarend zijn;

  2. Rechtszekerheid ten aanzien van de toepasselijkheid en de (on)geoorloofdheid van de inhoud;

  3. Het stimuleren van overleg over de inhoud tussen partijen.

Afdeling 6.5.3 BW is van toepassing op obligatoire overeenkomsten, met uitzondering van arbeidsovereenkomsten en collectieve arbeidsovereenkomsten (art. 6:245 BW). Via de schakelbepaling van art. 6:216 BW hebben deze artikelen ook werking op meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen.

De bepalingen zijn van dwingend recht volgens art. 6:246 BW. Wanneer niet aan de omschrijving van art. 6:231 BW is voldaan zijn de bepalingen betreft algemene voorwaarden niet van toepassing. De algemene leerstukken van redelijkheid en billijkheid zijn dan nog wel toepasselijk.

Er is een Richtlijn 93/13/EEG die een minimum stelt aan bescherming omtrent algemene voorwaarden. De bepalingen uit afdeling 6.5.3 BW komen voor een groot deel overeen met deze richtlijn. 

6.2 Wat zijn algemene voorwaarden?

De wet omschrijft de algemene voorwaarden als een of meerdere bedingen die opgesteld zijn om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van de bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk zijn geformuleerd (art. 6:231 BW).

De algemene voorwaarden (AV) moeten voor meermalig gebruik zijn bestemd (bestemmingscriterium). De bewijslast ligt bij de wederpartij. Meestal zijn de AV voorbedrukt of bovenaan een contract opgesteld, wat aangeeft dat het algemene bepalingen zijn die meerdere keren kunnen worden gebruikt. Ook kunnen de voorwaarden gedeponeerd zijn bij de Kamer van Koophandel. De bestemming voor het gebruik in een aantal overeenkomsten kan door de wederpartij ook op een indirecte wijze worden aangetoond, door overeenkomsten uit

.....read more
Access: 
Public
Wat zijn de rechtsgevolgen van de overeenkomst voor partijen? - Chapter 7

Wat zijn de rechtsgevolgen van de overeenkomst voor partijen? - Chapter 7


7.1 Waaruit volgen de rechtsgevolgen bij een overeenkomst?

Het rechtsgevolg van de overeenkomst is allereerst dat wat partijen zijn overeengekomen. Verder bepaalt art. 6:248 lid 1 BW dat rechtsgevolgen kunnen voortvloeien uit de aard van de overeenkomst met betrekking tot de wet, de gewoonte, of uit de vereisten van redelijkheid en billijkheid.

7.2 In hoeverre treden de overeengekomen rechtsgevolgen in?

Art. 6:248 lid 1 BW stelt de gebondenheid van de partijen aan hetgeen zij overeengekomen zijn voorop. Bovendien is de aard van de overeenkomst bepalend voor de vraag welke rechtsgevolgen uit de wet, gewoonte en de redelijkheid en billijkheid voortvloeien.

Dezelfde twee beginselen als bij het totstandkoming van de rechtshandeling spelen een rol bij de rechtsgevolgen van een overeenkomst. Op het eerste gezicht speelt de ‘partijwil’ een grote rol: wat de partijen beoogden geldt. Maar deze gedachte is toch te eenzijdig wanneer er bijvoorbeeld sprake is van uiteenlopende wilsverklaringen. Wanneer iemand een overeenkomst sluit, dan wekt hij verwachtingen bij de andere partij. Deze verwachtingen moeten beschermd worden. Naast partijwil is de wilsvertrouwensleer dus beslissend. 

In het beslissende Haviltex-arrest is bepaald dat voor de uitleg van overeenkomsten gebruik wordt gemaakt van de wilsvertrouwensleer zoals die is neergelegd in art. 3:33 en 3:35 BW. Via de wilvertrouwensleer moet meer worden gekeken naar de relevante omstandigheden van het geval dan naar de uitleg van de overeenkomst, zoals bij de partijwil. Zoals in het Haviltex-arrest is bepaald: ‘het gaat er om wat partijen in de gegeven omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs omtrent elkanders bedoelingen mochten afleiden.’

Wat zijn nu deze omstandigheden van het geval? Het is belangrijk om te weten of men te goeder trouw is (art. 3:11 BW). Daarbij gaat het er ook om of de partijen professioneel waren, dus of ze kennis van het recht hadden en in welke maatschappelijke kringen de partijen leven. De verklaringsplicht en de onderzoeksplicht spelen dus ook hier een rol. Ook het gedrag van de partijen in de uitvoeringsfase is van belang voor de uitleg. Dit maakt immers duidelijk hoe partijen hun overeenkomst hebben opgevat.

Derden zullen veelal niet weten wat zich tussen de partij en wederpartij van een overeenkomst heeft afgespeeld en wat voor omstandigheden zich voor hebben gedaan. Door art. 3:36 BW kunnen derden zich beroepen op een redelijk vertrouwen in iets dat afweek van de overeenkomst.

.....read more
Access: 
Public
Wanneer heeft een overeenkomst rechtsgevolgen voor derden? - Chapter 8

Wanneer heeft een overeenkomst rechtsgevolgen voor derden? - Chapter 8


8.1 Wat is het relativiteitsbeginsel en welke uitzonderingen bestaan hierop?

Overeenkomsten zijn in beginsel relatief. Dat wil zeggen dat ze alleen werken tussen partijen en dus geen gevolgen hebben voor derden. Dit in tegenstelling tot het goederenrecht, waarbij absolute rechten tegen eenieder gelden. Hierom wordt goederenrecht ook wel 'derdenrecht' genoemd en verbintenissenrecht 'tweedenrecht'. Het relativiteitsbeginsel bestaat vanwege het grote belang dat we hechten aan autonomie; je hebt de vrijheid om zelf te kiezen of je wel of geen partij bij een overeenkomst wilt zijn. Dit wordt vaak weergegeven met het adagium Res inter alios acta, aliis nec nocet nec prodest, oftewel een rechtshandeling tussen anderen, brengt derden noch nadeel noch voordeel. Er bestaat wel de nuancering dat er in veel gevallen wel derden worden geschaad, maar zij hier niks tegen kunnen doen en dus niet bij de overeenkomst worden betrokken. Denk bijvoorbeeld aan een supermarktpand dat wordt verkocht aan iemand die er schoenen in wilt verkopen. In dit soort gevallen wordt het relativieitsbeginsel nog niet geschonden omdat de overeenkomst alleen doorwerkt naar de betrokken partijen, maar hij kan wel schade voor derden opleveren. 

Er bestaan echter ook een aantal werkelijke uitzonderingen op het relativiteitsbeginsel, waarbij overeenkomsten wel juridische gevolgen voor derden hebben. Hieronder vallen niet die gevallen waarin toestemming van de derde nodig is. Dit is namelijk niet in strijd met de autonomie van de betrokken derde.

Met betrekking tot het relativiteitsbeginsel vormt de verkrijging onder algemene titel (art. 6:249 BW) een verhaal apart. Formeel gezien maakt deze verkrijging een inbreuk op het relativiteitsbeginsel. Bij verkrijging door erfopvolging worden de erfgenamen (derden) na de verkrijging plotseling partij bij de overeenkomst. Materieel gezien lijkt er echter geen uitzondering op het relativiteitsbeginsel te zijn; de verkrijger is namelijk in eerste instantie geen partij en kan zich verzetten tegen betrokkenheid bij de rechtsgevolgen. Een erfenis kan namelijk worden afgewezen en bij opvolging in het vermogen bij juridische fusie van een rechtspersoon is ook medewerking vereist (zie art. 3:80 lid 2 BW).

Gevallen waar wel afwijking van het relativiteitsbeginsel mogelijk is, worden genoemd in art 6:251 - 257 BW. Daarnaast bestaan ook in andere regelingen gevallen van derdenwerking. Onder andere voor lastgeving (art 7:420 - 421 BW), cao-afspraken en gevallen die grenzen aan het goederenrecht.

8.2 Is er ook derdenwerking in buiten de wet

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Feedback hoofdstuk 3 en 4

Hee Yara!

Fijn dat je de volgende 2 hoofdstukken op tijd af hebt! :) Hierbij weer de feedback per onderdeel:

Omvang & inhoud

  • Qua aantal woorden zit je nu op ongeveer 21.000. Qua omvang van het boek zit je nu op ongeveer 60% en qua woordenaantal is het grofweg hetzelfde percentage. Dit is dus prima in orde!
  • Inhoudelijk is je werk ook bij deze hoofdstukken uitstekend :)
  • Denk je nog aan de extra inhoud? Dit gaat over de BulletPoints of TentamenTickets of supersamenvatting. Om aan de voorwaarden voor de volledige vergoeding te voldoen, hoef je er slechts 1 van de 3 te doen en het is aan jou welke je doet. Hierbij nog een korte samenvatting van de drie opties:
    • BulletPoints zijn letterlijk de belangrijkste alinea's uit je samenvatting, per hoofdstuk gesorteerd. De richtlijn is dat dit er 1 op de 4 zijn, maar het kan per hoofdstuk verschillen. Je kopieert deze van witregel tot witregel en herschrijft er helemaal niets aan. Zo kunnen studenten vlak voor het tentamen nog even de belangrijkste dingen opnieuw lezen.
    • TentamenTickets zijn korte tips, per hoofdstuk. Je mag hier heel creatief mee zijn: ezelsbruggetjes, belangrijke begrippen die studenten echt moeten kennen, je verzint het maar! Dit zijn er 2-5 per hoofdstuk van 1-2 zinnen.
    • Een supersamenvatting is vergelijkbaar met wat je op de achterkant van een boek kunt lezen. Je legt in 200-500 woorden uit waar het boek over gaat, of het voor gevorderde of beginnende studenten is, wie de auteur is, etc.
  • Indien je voor de BulletPoints of TentamenTickets kiest, stel ik voor dat je eerst 1-2 hoofdstukken doet, zodat ik daar feedback op kan geven!

Spelling & zinsbouw

  • Qua spelling is je werk keurig. Ik zie alleen hier en daar zinnen die eigenlijk te lang zijn. Daardoor lezen ze niet lekker en is de uitleg van de stof ook wat minder duidelijk. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 3:
    • Het normatieve component draait om de situatie, denk aan verklaringen van de pseudoprincipaal, die zodanig moest zijn dat er vertrouwd mocht worden op de volmacht en het feitelijke component is dat de wederpartij er ook daadwerkelijk op heeft vertrouwd.
    • Maar als het vertrouwen alleen maar door verklaringen of gedrag van de onbevoegde tussenpersoon is opgewekt, dan valt dit niet onder het risicobeginsel want ook volgens de Hoge Raad in ING/Bera Holding zou dit onredelijk zijn.
  • Probeer dit soort zinnen (het zijn slechts voorbeelden, zo zijn er nog een aantal) korter te maken om zo de leesbaarheid te vergroten. Van de tweede zin kun je bijvoorbeeld maken:
    • Als het vertrouwen alleen maar door verklaringen of gedrag van de onbevoegde tussenpersoon is opgewekt, valt dit niet onder het risicobeginsel. De Hoge Raad oordeelt namelijk in het arrest ING/Bera Holding dat dit onredelijk zou zijn.

Auteursrecht

  • Ook in de latere hoofdstukken zet je de stof netjes in je eigen woorden.

Opmaak en aanlevering

  • Keurig gedaan! Voor de duidelijkheid: je houdt enkel de wijzigingen bij van de tekst die je erbij schrijft, niet van de tekst die je verwijderd/die verwijderd zou moeten worden?
  • Probeer vooral met de Headings voor paragraaftitels te spelen! :)

Deadlines

  • Je eerstvolgende deadline is maandag 26 augustus voor 10:00 uur over de volledige samenvatting.

Groetjes,

Anoek

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2300 1