Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2010

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke bewering over het Reparation for Injuries advies van het Internationaal Gerechtshof is het meest volledig?

  1. Het Internationaal Gerechtshof stelde vast dat in het Handvest van de Verenigde Naties expliciet stond dat de VN een internationaal rechtspersoon was.
  2. Het Internationaal Gerechtshof veroordeelde Israel tot het betalen van een schadevergoeding aan de VN voor de moord op Bernadotte.
  3. Het Internationaal Gerechtshof stelde dat de VN lidstaten, door de VN bepaalde bevoegdheden te verlenen, de organisatie impliciet ook erkend hadden als internationaal rechtspersoon.
  4. Het Internationaal Gerechtshof stelde vast dat de VN tegen Israel geen claim kon indienen om tijde van de moord op Bernadotte geen VN lidstaat was.

Vraag 2

In welk opzicht verschillen gewoonterecht en verdragenrecht van elkaar?

  1. Verdragenrecht is hiërarchisch belangrijker.
  2. Burgers kunnen zich in elk rechtssysteem rechtstreeks beroepen op verdragen, maar niet op gewoonterecht.
  3. Gewoonterecht komt altijd over een lange periode tot stand, terwijl verdragenrecht op een concreet moment in werking treedt, namelijk op het moment van de ondertekening van het verdrag.
  4. Gewoonterecht is ongeschreven recht, verdragen zijn meest

Vraag 3

Wat is een verschil tussen de VN Algemene Vergadering en de VN Veiligheidsraad?

  1. De Veiligheidsraad houdt zich bezig met de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, en de Algemene Vergadering houdt zich daar niet mee bezig.
  2. De resoluties van de Veiligheidsraad zijn altijd bindend voor de VN lidstaten, en die van de Algemene Vergadering zijn nooit bindend.
  3. De Algemene Vergadering is permanent in zitting en de Veiligheidsraad alleen wanneer dat nodig is.
  4. In de Veiligheidsraad hebben enkele lidstaten de mogelijkheid om het aannemen van bepaalde besluiten te blokkeren, terwijl geen enkele lidstaat een dergelijke mogelijkheid heeft in de Algemene Vergadering.

Vraag 4

Welke bewering is juist over de doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde?

  1. De Nederlandse rechter mag nationaal recht nooit toetsen aan internationaal recht.
  2. De Nederlandse rechter moet nationaal recht toetsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationaal gewoonterecht.
  3. De Nederlandse rechter moet nationaal recht toe tsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationale verdragen.
  4. De Nederlandse rechter moet nationaal rec ht toetsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationaal gewoonterecht en van internationale verdragen.

Vraag 5

Een mondelinge verklaring afgelegd door de minister-president van Nederland…

  1. kan nooit bindend zijn voor Nederland.
  2. kan alleen bindend zijn voor Nederland als de mondelinge verklaring is afgelegd voor de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad van de VN.
  3. is bindend indien blijkt uit de omstandigheden dat het de bedoeling was Nederland te binden.
  4. is altijd bindend voor Nederland omdat de minister-president de Nederlandse staat vertegenwoordigt.

Vraag 6

Internationaal gewoonterecht ontstaat als aan twee elementen is voldaan: statenpraktijk en opinio juris. Wat is opinio juris?

  1. Het vereiste dat het handelen van state n uniform, constant en omvangrijk moet zijn.
  2. De opvatting van het Intern ationaal Gerechtshof dat er gewoonterecht bestaat.
  3. De meningen van de belangri jkste rechtsgeleerden
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 7

De Roemeense Alicia Isai wil aan de Universiteit Leiden als docent gaan werken. Ze wordt echter geweigerd vanwege haar Roemeense nationaliteit. Alicia stelt dat dit in strijd is met het vrije verkeer van werknemers (oud: artikel 39 EG; nieuw: artikel 45 VWEU). Hoe kan Alicia op deze bepaling een beroep doen?

  1. Alicia kan geen beroep doen op de vrije verkeersbepaling van werknemers. Roemenië maakt immers geen deel uit van de Europese Unie.
  2. Alicia kan voor de nationale rechter een beroep doen op de rechtstreekse werking van de vrije verkeersbepaling van werknemers.
  3. Alicia kan op grond van het voorrangsbeginsel van het EG-recht een beroep doen op de vrije verkeersbepaling van werknemers bij het Europese Hof van Justitie.
  4. Alicia kan geen beroep doen op artikel de vrije verkeersbepaling van werknemers. Dit artikel valt immers niet onder het voorrangsbeginsel.

Vraag 8

Wie is gebonden door een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?

  1. De partijen bij het IGH Statuut.
  2. Het IGH zelf (in volgende uitspraken) en alle lagere hoven en rechtbanken.
  3. De partijen bij het geschil waarin het I GH uitspraak heeft gedaan.
  4. De partijen bij het geschil en alle lagere hoven en rechtbanken.

Vraag 9

In het arrest Francovich is met betrekking tot staatsaansprakelijkheid het volgende bepaald:

  1. De Europese Commissie kan lidstaten aansprakelijk stellen voor verdragsschendingen indien deze voldoende ernstig zijn.
  2. Individuen kunnen enkel een beroep doen op de staatsaansprakelijkheid wanneer de Commissie weigert om in te grijpen.
  3. Individuen kunnen een beroep doen op de staatsaansprakelijkheid indien de ingeroepen rechtsregel rechten aan de individu toekent.
  4. De te betalen schadevergoeding wordt door het Europees Hof van Justitie vastgesteld naar gelang de draagkracht van de lidstaat.

Vraag 10

Wat is ‘instant custom’?

  1. Snelle en transparante rechtsbedeling voor internationale hoven of rechtbanken
  2. Het geheel van ‘goede gewoonten’ dat voor alle stat en van toepassing is.
  3. Een regel van gewoonterecht die zeer snel tot stand komt.
  4. Een regel van gewoonterecht die ook in een verdrag is neergelegd.

Vraag 11

Bij de teleologische interpretatie van een verdrag gaat men het verdrag zo interpreteren dat:

  1. Het meeste aandacht wordt geschonken aan de betekenis van woorden in het normale taalgebruik.
  2. Het meeste aandacht wordt geschonken aan de bedoeling van de partijen zoals bv. blijkt uit de onderhandelingsstukken.
  3. Het doel van het verdrag het beste tot z’n recht komt.
  4. Geen van bovenstaande oplossingen is juist.

Vraag 12

Márta is juridisch beleidsmedewerker bij het Comitaat Pest, een provincie van Hongarije. Zij is zwanger en ging uit van een zwangerschapsverlof van 16 weken. Zij krijgt echter van haar werkgever te horen dat de lengte van het wettelijk zwangerschapsverlof in Hongarije in verband met bezuinigingen na de financiële crisis is beperkt tot 12 weken. Artikel 8 van Richtlijn 92/85/EEG stelt dat een zwangerschapsverlof voor werknemers ten minste 14 weken dient te bedragen. Deze richtlijn is nooit omgezet in Hongaars recht, ook al is de implementatietermijn van de richtlijn allang verstreken. Márta stapt naar de Hongaarse rechter. Op hoeveel weken verlof heeft Márta recht?

  1. Op 12 weken: de nationale wetgeving gaat voor omdat deze na richtlijn 92/85/EEG is aangenomen.
  2. Op 14 weken, de richtlijn werkt op dit punt rechtstreeks door.
  3. Op 12 weken: de Hongaarse staat is in gebreke, maar de rechter kan dit Márta’s werkgever niet aanrekenen.
  4. Op 14 weken. In tegenstelling tot Verordeningen hebben Richtlijnen per definitie rechtstreekse werking.

Vraag 13

Wijst het feit dat de gespecialiseerde organisaties van de VN een overeenkomst hebben met ECOSOC er op dat zij volledige internationale rechtsbekwaamheid hebben?

  1. Ja, de overeenkomst met ECOSOC is een internationale rechtshandeling, dus deze organisaties hebben volledige rechtsbekwaamheid.
  2. Ja, alle internationale organisaties binnen het VN systeem hebben volledige rechtsbekwaamheid, zoal het IGH vastgesteld heeft in de Reparations for Injuries Suffered in the Service of the United Nations Advisory Opinion.
  3. Nee, de vraag of deze organisaties volledige rechtsbekwaamheid hebben, kan niet louter op basis van deze gegevens beantwoord worden.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 14

De drie belangri jkste verdragen binnen de wereldhandelsorganisatie zijn…

  1. CATT (goederen), WIPO(intellectuele eigendom) en GATS (leningen).
  2. GATT (goederen), GATS (diensten) en TRIPS (intellectuele eigendom).
  3. GATS (goederen), WIPO (in tellectuele eigendom) en GATT (leningen).
  4. TRIPS (intellectuele eigendom), CATT (goederen) en GATS (diensten).

Vraag 15

Wat verandert in het Verdrag van Lissabon met betrekking tot het Europese Hof van Justitie?

  1. Het Europees Hof van Justitie heeft rechtsmacht gekregen over de geb ieden die voorheen onder de derde pijler vielen.
  2. Het Europese Hof van Justitie heeft een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger gekregen; Lady Ashton.
  3. De uitspraken van het Europese Hof van Justitie zijn bindend voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens.
  4. Het Europese Hof van Justitie kan rechten toekennen aan particulieren op basis van bepalingen die geen rechtstreekse werking hebben.

Vraag 16

Het verdrag van Lissabon brengt belangrijke wijzigingen aan in het regiem van mensenrechtenbescherming in Europa. Welke wijzigingen springen het meest in het oog?

Stelling I: Op grond van het nieuwe artikel 6 VEU zal de Europese Unie toetreden tot het EVRM, terwijl het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie juridisch bindend is geworden.

Stelling II: Voor typisch Nederlandse opvattingen op het gebied van de mensenrechten (denk aan abortus, euthanasie of het homo-huwelijk) is sinds 1 december 2009 geen plaats meer. Op grond van het nieuwe artikel 6 VEU dienen alle lidstaten van de Unie de EU-maatstaven op het gebied van de mensenrechten na te leven. Het valt echter te verwachten dat de Europese Commissie, om politieke confrontaties uit de weg te gaan, Nederland niet meteen tot de orde zal roepen.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist
  3. Beide stellingen zijn juist
  4. Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 17

Hoe kan een staat voorkomen dat hi j aan een regel van zich ontwikkelend gewoonterecht gebonden wordt?

  1. Door te handelen in strijd met deze regel.
  2. Door afwi jkend gedrag gecombineerd met periodiek herhaald protest.
  3. Staten kunnen zich niet ontrekken aan een regel van zich ontwikkelend gewoonterecht.
  4. Geen van bovenstaande stellingen is juist.

Vraag 18

De criteria om te bepalen of een entiteit een staat is, zijn…

  1. een regering met effectief en daadwerkelijk gezag; het vermogen om internationale betrekkingen aan te gaan; een grondwet; internationaal erkende grenzen.
  2. een territoir; een regering met effectief en daadwerkelijk gezag; een grondwet; een bevolking.
  3. een bevolking; het vermogen om internationale betrekkingen aan te gaan; een territoir.
  4. een territoir; een bevolking; een regering met effectief en daadwerkelijk gezag; het vermogen om internationale betrekkingen aan te gaan.

Vraag 19

Welke van volgende instrumenten vormt bindend recht voor alle VN lidstaten?

  1. De VN Veiligheidsraad Resolutie 794 (1992) m.b.t. Somalië.
  2. De Gedragscode van de UN FAO (de VN Voedsel- en Landbouworganisatie).
  3. De besluiten van de VN Secretaris-Generaal.
  4. Bovenstaande instrumenten zijn allemaal bindend voor VN lidstaten.

Vraag 20

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de rol van nationale parlementen in een aantal opzichten veranderd. Welke alternatief is in dit verband juist?

  1. Nationale parlementen kunnen een zogenaamde ‘oranje kaart’ trekken bij schending van het proportionaliteitsbeginsel.
  2. Nationale parlementen kunnen met een meerderheid van 55% de Raad van Ministers en het Europees parlement dwingen om tegen een wetsvoorstel te stemmen.
  3. Nationale parlementen kunnen met de meerderheid van 55% de Raad van Ministers of de Europese Commissie dwingen om tegen een wetsvoorstel te stemmen.
  4. Nationale parlementen kunnen een zogenaamde ‘gele kaart’ trekken bij schending van het subsidiariteitsbeginsel.

Vraag 21

Wat is het gevolg als een verdrag op het tijdstip van totstandkoming in strijd is met een dwingende norm van algemeen volkenrecht?

  1. Dat verdrag dient zo snel mogelijk door de partijen te worden aangepast.
  2. Dat verdrag geldt slechts als gewoonterecht.
  3. Dat verdrag is nietig.
  4. Dat verdrag is vernietigbaar.

Vraag 22

Het Britse Parlement heeft besloten dat personen vanaf 65 jaar geen lid meer kunnen zijn van een vakbond. Een Britse belangenvereniging voor ouderen, ‘Old Boys Network’, vindt dit kwalijke leeftijdsdiscriminatie en beklaagt zich hierover bij de Britse rechter. Tot aan de hoogste Britse rechterlijk instantie krijgt Old Boys Network echter nul op rekest. Old Boys Network overweegt nu een klacht wegens discriminatie in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg. Heeft zo’n klacht kans van slagen?

  1. Nee, want het EHRM neemt klachten van rechtspersonen (zoals verenigingen) niet in behandeling. Alleen natuurlijke personen kunnen klagen in Straatsburg.
  2. Ja, want Old Boys Network heeft de nationale rechtsmiddelen uitgeput en voldoet – mits de klacht binnen zes maanden wordt ingediend – aan alle ontvankelijkheidsvereisten.
  3. Nee, want de vereniging Old Boys Network heeft dan wel de nationale rechtsmiddelen uitgeput maar is geen slachtoffer van de Britse wetgeving.
  4. Nee, want artikel 14 EVRM noemt leeftijd niet als grond voor discriminatie, zodat men zich hier niet op kan beroepen bij het EHRM.

Open vraag

Mevrouw Lapacho solliciteert naar een baan bij de Nederlandse overheid. Vrijwel onmiddellijk ontvangt ze een email van het hoofd van de Dienst Personeelszaken. Dat blijkt een foutje: de email was eigenlijk bedoeld voor een medewerker van diezelfde dienst. Wat daar ook van zij, de mail luidt als volgt:

“Kan je zo snel mogelijk een brief opstellen om deze dame af te schepen? We hebben hier al meer dan genoeg vrouwen in dienst, en aan de naam van deze dame te zien, is ze waarschijnlijk niet eens in Nederland geboren. We helpen liever eerst onze eigen mensen aan het werk.”

Mevrouw Lapacho is inderdaad niet in Nederland geboren, maar in Spanje. Ze woont al 20 jaar in Nederland en heeft intussen ook de Nederlandse nationaliteit. Ze is hoogst geschokt door deze email en besluit juridische stappen te ondernemen. U wordt gevraagd haar van juridisch advies te dienen.

Deelvraag 1

Noem drie verdragen waarop mw. Lapacho mogelijkerwijze een actie kan baseren. Betrekt bij uw antwoord een VN-mensenrechtenverdrag, een Europees mensenrechtenverdrag en een ander Europeesrechtelijk verdrag. Noem steeds de verdragsartikelen die mw. Lapacho zou kunnen inroepen.

Deelvraag 2

Geef bij ieder verdrag aan welke instanties betrokken kunnen zijn bij de beoordeling van de klacht, en schets in het kort de procedure die moet worden doorlopen.

Deelvraag 3

Geef in het kort aan in hoeverre naar uw oordeel de klacht van mw. Lapacho kans van slagen heeft, waarbij u opnieuw onderscheid maakt voor elk van de drie verdragen.

Deelvraag 4

Welk juridisch verschil is er tussen de uitspraken van de betreffende instanties?

Antwoordindicatie meerkeuzevragen

  1. C
  2. D
  3. D
  4. D
  5. C
  6. D
  7. B
  8. C
  9. C
  10. C
  11. C
  12. B
  13. C
  14. B
  15. A
  16. A
  17. B
  18. D
  19. A
  20. D
  21. C
  22. C

Antwoordindicatie open vraag

Deelvraag 1

1: VN-mensenrechtenverdrag + artikel: verschillende mogelijkheden (het noemen van één van deze is voldoende):

  • Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW) of vrouwendiscriminatieverdrag – Art. 2, 7, 11 (1) (b) of 13
  • International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination (ICERD) of rassendiscriminatieverdrag – Art. 5 (e) (i)
  • The International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (ICESCR) of Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) – Art. 2(2) juncto Arts 6 and 7
  • The International Covenant on Civil and political Rights (ICCPR) of Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR) - Art. 2 juncto Art 26 of art. 3

2: Europees mensenrechtenverdrag + artikel (het noemen van één van deze is voldoende):

  • Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM), art. 14
  • art. 1 van Prot. 12 bij EVRM
  • Art. 15, 21 of 23 Handvest Grondrechten EU (of Aanvullend Protocol)
  • Art. 20 Europees Sociaal Handvest

3: Een ander Europeesrechtelijk verdrag + artikel (het noemen van één van deze is voldoende):

  • art. 39 EG (verbod discriminatie o.g.v. nationaliteit) (eigenlijk moet, sinds 1 dec. 2009, o.g.v. Lissabon, het antwoord luiden: art. 45 Verdrag betr. werking van de EU)
  • Ook art. 12 EG is goed (sinds 1 dec. 2009: art. 18 Verdrag betr. werking van de EU)

Deelvraag 2

1: VN Mensenrechtenverdrag: dit hangt er vanaf welk verdrag ze gekozen hebben:

  • Committee on the Elimination of Discrimination against Women
  • Committee on the Elimination of Racial Discrimination
  • Committee on Economic, Social and Cultural Rights
  • Human Rights Committee – mensenrechtencomité
  • (probleem bij VN Charter: geen specifiek comité)

2: Nationale rechter, eventueel gevolgd door Europees Hof voor de Rechten van de Mens

3: Nationale rechter, eventueel met behulp van prejudiciële uitspraak van Hof van Justitie van de EG (eigenlijk moet, sinds 1 dec. 2009, HvJ van de EU)

Procedure: voor VN-organen en EHRM geldt het volgende:

  • nationale rechtsmiddelen moeten uitgeput worden
  • klager moet zelf slachtoffer zijn
  • klacht mag niet kennelijk ongegrond zijn

Procedure voor het EG-recht:

  • de nationale rechter, hangende de procedure, kan een prejudiciële vraag stellen aan het HvJ van de EU. De nationale rechter handelt vervolgens de zaak af, met inachtneming van de prejudiciële uitspraak van het Hof

Of

  • Procedure voor het Comité van Onafhankelijke Deskundigen

1 punt voor het noemen van het comité (onder het Europees Sociaal Handvest + 1 punt voor het noemen van de procedure (via een vakbond)

Deelvraag 3

  • CEDAW en ICERD: grote kans op slagen aangezien deze verdragen precies gaan over discriminatie >< wat betreft IVBPR/ICESCR iets onzekerder aangezien dit verdrag niet voor bepaalde gediscrimineerde doelgroepen ontworpen is
  • Art 14 EVRM: eigenlijk niet geschikt (discriminatie wel verboden, maar alleen in samenhang met andere EVRM-rechten)
  • EG: grote kans van slagen: verbod discriminatie o.g.v. nationaliteit wordt expliciet vastgelegd en strikt gehandhaafd

Deelvraag 4

  • VN Comités zijn quasi-judicieel d.w.z. dat hun ‘views’ (of uitspraken, of beslissingen,…) niet juridisch bindend zijn voor nationale rechters maar nationale rechters houden er in praktijk wel vaak rekening mee
  • Uitspraken van het EHRM zijn bindend

Prejudiciële uitspraken van het HvJ zijn bindend voor de verwijzende rechter; het oordeel van de nationale rechter zelf is uiteraard bindend.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2797 1