Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2017

Open vragen

Vraag 1a

Op 4 januari 2013 werd op de Vestdijk in Eindhoven een 22-jarige man ernstig mishandeld. Een groep jongens schopte hem op brute wijze. Een aantal van hen heeft de Belgische nationaliteit. Zij keerden na het voorval terug naar België.

Wat is rechtsmacht en in welke vormen komt rechtsmacht voor?

Vraag 1b

Welke staten kunnen ten aanzien van het voorval in Eindhoven rechtsmacht claimen en op grond waarvan? Motiveer uw antwoord.

Vraag 1c

Nederland wil de Belgische verdachten in Nederland vervolgen en claimt daarvoor rechtsmacht. Waarom is er dan nog een uitleveringsverzoek nodig? Als Nederland rechtsmacht heeft kan de Nederlandse politie de verdachten toch in Belgie arresteren? Geef een gemotiveerd standpunt over deze stellingen.

Vraag 2a

Op 11 februari 2011 heeft de VN Veiligheidsraad in resolutie S/RES/1970(2011) de situatie in Libië verwezen naar het Internationaal Strafhof. In reactie hierop heeft de Aanklager op 27 juni 2011 drie Libische mannen gedagvaard:

  • Muammar Mohammed Abu Minyar Gaddafi (Muammar Gaddafi)

    • Commander of the Armed Forces of Libya, houder van de titel Leider van de Revolutie, en daarmee opererend als staatshoofd.

  • Saif Al-Islam Gadaffi

    • Voorzitter van de Gaddafi International Charity and Development Foundation, en de facto functionerend als Minister President van Libië.

  • Abdallah Al-Senussi

    • Colonel in the Lybian Armed Forces en hoofd van de militaire inlichtingendienst.

Alle heren zijn gedagvaard op grond van (kennis van) de wijdverspreide aanvallen op de burgerbevolking, in het bijzonder voor moord en vervolging van politieke tegenstanders.

Stel dat niet het ISH, maar Tunesië de vervolging van deze drie heren aan zich zou hebben getrokken, op basis waarvan zou Tunesië dan rechtsmacht kunnen hebben geclaimd?

Vraag 2b

Beoordeel gemotiveerd of het ISH bevoegd is in deze zaak.

Vraag 2c

Muammar Gaddafi, die in november 2011 om het leven kwam, functioneerde als staatshoofd en bezat in die hoedanigheid immuniteit. Leg uit wat immuniteit is. Verklaar verder op grond waarvan het ISH aan die immuniteit voorbij mocht gaan.

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke stelling ten aanzien van het Internationaal Strafhof is niet waar?

  1. Het internationaal Strafhof is alleen bevoegd ten aanzien van personen; het kan geen oordeel geven over strafbare feiten die door staten zijn verricht.

  2. Het internationaal strafhof heeft geen bevoegdheid meer als een verdachte al voor hetzelfde feit door een nationale rechter is veroordeeld - nebis in idem

  3. Het internationaal Strafhof is uitsluitend bevoegd ten aanzien van staten die de rechtsmacht van het ISH hebben erkend (art 12 lid 1 Statuut ISH)

  4. De rol van de Aanklager bij het ISH is vergelijkbaar met die van de Officier van Justitie in het Nederlandse systeem van strafvervolging.

Vraag 2

Het VN Handvest biedt twee uitzondering op het geweldsverbod. Welke zijn dat?

  1. In geval van zelfverdediging en in geval van toestemming door de Veiligheidsraad op grond van art 42 VN HV

  2. In geval van toestemming door de Algemene Vergadering, en in geval van zelfverdediging (art 51 VN HV)

  3. Humanitaire interventie en zelfverdediging

  4. Humanitaire interventie en in geval van responsibility to protect (R2P)

Vraag 3

Op grond van het EVRM bestaan de volgende implementatiemechanismen voor de uitvoering van de in het verdrag opgenomen mensenrechten:

  1. Het statenklachtrecht en het individuele klachtrecht

  2. Het individuele klachtrecht en de periodieke rapportage

  3. Het individuele klachtrecht en de bevoegdheid van het EHRM om op eigen initiatief onderzoek in te stellen

  4. Het EVRM kent alleen een individueel klachtrecht

Vraag 4

In het Weens Verdagenverdrag wordt een definitie gegeven van een verdrag. Onder andere moet sprake zijn van een overeenkomst die wordt beheerst door het volkenrecht. Hoe beoordeel je in een casus of een overeenkomst beheerst wordt door het volkenrecht?

  1. Er moet sprake zijn van een overeenkomst tussen twee of meer staten

  2. Dat hangt af van wat er in het verdrag zelf is geregeld.

  3. Volkenrecht is een ander woord voor internationaal publiekrecht. Het moet dus gaan om een overeenkomst met een onderwerp van publiek belang.

  4. De overeenkomst moet schriftelijk zijn vastgelegd, ongeacht de naam die aan het verdrag wordt gegeven.

Vraag 5

Bartje Byte heeft opdracht gekregen van wapenhandelaar Goed Gericht BV om een hack te plaatsen bij het Nederlandse Ministerie van Defensie om geheime informatie boven water te krijgen over de aanschaf van nieuwe wapens van het type AK-47 voor het Nederlandse leger.

Bartje heeft niet zo'n zin om meteen van zijn bed gelicht te worden voor zijn betrokkenheid en besluit samen te werken met zijn cybervrienden in Wit Rusland. In een schuurtje op het platteland in Wit Rusland zetten zij de aanval op. Als ze de informatie hebben gevonden en hebben doorgesluisd naar Goed Gericht BV vertrekt Bartje naar Haïti.

Fred Teefjes, officier van justitie, zet alles op alles om Bartje in het gevang te krijgen. Ook de autoriteiten hebben een onderzoek ingesteld en zijn zeer geïnteresseerd in Bartje.

Welk van onderstaande stellingen is onjuist?

  1. Nederland kan rechtsmacht claimen ten aanzien van Bart en zijn vrienden op grond van het beschermingsbeginsel

  2. De Haïtiaanse autoriteiten kunnen rechtsmacht claimen op basis van het territorialiteitsbeginsel

  3. De wit-Russische autoriteiten kunnen rechtsmacht claimen op grond van het territorialiteitsbeginsel

  4. Nederland kan rechtsmacht claimen op grond van het objectieve territorialiteitsbeginsel

Vraag 6

Welke stelling over rechtssubjectiviteit naar internationaal recht is niet waar?

  1. De meest omvangrijke bevoegdheden naar internationaal recht komen toe aan staten, gevolgd door internationale organisaties

  2. Rechtssubjectiviteit houdt in dat het rechtssubject zowel rechten als plichten heeft naar internationaal recht, die eventueel voor internationale gerechtshoven kunnen worden afgedwongen.

  3. Onder het verrichten van internationaal rechtelijke rechtshandelingen wordt onder meer verstaan het sluiten van verdragen

  4. Een internationale organisatie die buiten de toegekende bevoegdheden treedt, kan op basis van het attributiebeginsel toch bevoegd zijn.

Vraag 7

Bij welke van onderstaande diplomatieke manieren van geschillenbeslechting is heeft de derde partij een passieve rol:

  1. Conciliatie

  2. Bemiddeling

  3. Goede diensten

  4. Arbitrage

Vraag 8

Je werkt als juridisch medewerker op een advocatenkantoor. Een van de advocaten wil namens haar client een beroep doen op het Gehandicaptenverdrag van de VN. De advocaat wil van je weten of dit verdrag al in werking is getreden, en of het ook voor Nederland geldt. Welke stappen onderneem je om hierop een antwoord te verkrijgen?

  1. Je stort je op Google in de hoop iets wijzer te worden uit nieuwsberichten

  2. Je raadpleegt de UN Treaty Collection op internet. Daar vind je informatie over de inwerkingtreding van het verdrag, het aantal ratificaties en de datum waarop Nederland het verdrag al dan niet heeft bekrachtigd. Uit die informatie kun je afleiden of het verdrag in Nederland geldt.

  3. Je raadpleegt het tractatenblad om te zien of de tekst van het verdrag al is bekend gemaakt in Nederland. Als dat zo is dan weet je dat Nederland aan het verdrag is gebonden.

  4. Je bekijkt de betreffende bepaling waar de client een beroep op wenst te doen, en beoordeelt of deze bepaling inderdaad rechtstreekse werking heeft.

Vraag 9

Welke term heeft geen relevantie in het internationale recht?

  1. Conditio sine qua non

  2. Pacta sunt servanda

  3. Ius cogens

  4. Opionio iuris

Vraag 10

In het Statuut inzake het Internationaal Gerechtshof worden de rechtsbronnen genoemd die het IGH gebruikt bij de beoordeling van geschillen. Welke rechtsbron naar internationaal recht wordt in deze bepaling niet genoemd?

  1. Doctrine

  2. Besluiten van internationale organisaties

  3. Jurisprudentie

  4. Antwoord a en b zijn juist

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1a

Rechtsmacht, of jurisdictie, is “de bevoegdheid van een staat om regels te stellen of te handhaven ten aanzien van personen of gebeurtenissen”. Jurisdictie is de feitelijke vertoning van staatssoevereiniteit en op verschillende wijzen worden uitgeoefend. Onderscheid dient te worden gemaakt tussen de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de handhavende macht. Er bestaan belangrijke verschillen tussen deze vormen van rechtsmacht. Een staat kan bijvoorbeeld regels vaststellen ten aanzien van personen in het buitenland, maar kan deze in beginsel niet handhaven in het buitenland. Staten mogen slechts rechtsmacht uitoefenen in de mate waarin internationaal recht hen dit toestaat. Het internationale recht bepaalt de reikwijdte van rechtsmacht ( dit principe is vastgesteld in de Lotus zaak van het Permanent Hof van Justitie in 1927).

Onderscheid dient te worden gemaakt tussen de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de handhavende macht. Jurisdictie is gebaseerd op een aantal rechtsgronden; aanknopingspunten waarop een staat zijn rechtsmacht baseert. De belangrijkste rechtsgronden van de uitoefening van rechtsmacht zijn territorialiteit, nationaliteit, bescherming en universaliteit.

Vraag 1b

Als eerste het territorialiteitsbeginsel: Binnen zijn grondgebied is de rechtsmacht van een staat in beginsel ongelimiteerd. Dit is het subjectieve territorialiteitsbeginsel. Op grond van het objectieve territorialiteitsbeginsel komt een staat rechtsmacht toe ten aanzien van personen of gebeurtenissen buiten zijn grondgebied, indien deze gevolgen hebben binnen zijn grondgebied (vooral belang in het strafrecht). Ook hier is de Lotus zaal een voorbeeld van. Een bijzondere vorm van het objectieve territorialiteitsbeginsel is het zogenoemde effectenbeginsel. Staten eigenen zich rechtsmacht toe ten aanzien van handelingen in het buitenland, welke handelingen economische effecten hebben binnen hun grondgebied. Het internationaal recht blijkt dit te erkennen. Op basis van zowel het objectieve territorialiteitsbeginsel als het effectenbeginsel bieden bijvoorbeeld ook een grond voor jurisdictie voor personen die bestanden op het internet zetten, opdat mensen binnen de staat die kunnen downloaden.

Een tweede rechtsgrond is het nationaliteitsbeginsel (of personaliteitsbeginsel). Dit geeft een staat gezag over zijn eigen onderdanen, waar zich die ook bevinden. Het actieve nationaliteitsbeginsel verleent een staat rechtsmacht ten aanzien van personen die zijn nationaliteit bezitten. Dit geldt zowel ten aanzien van de onderdanen binnen het grondgebied en onderdanen buiten het grondgebied. Laatstgenoemde situatie doet zich vooral voor bij de in artikel 5 Sr en de Wet internationale misdrijven opgesomde misdrijven. Het passieve nationaliteitsbeginsel verleent staten rechtsmacht over niet-onderdanen die worden verdacht van in het buitenland gepleegde handelingen die schade toebrengen aan onderdanen. Een aantal verdragen bepaalt dat staten, voor de in deze verdragen gedefinieerde misdrijven, het passief nationaliteitsbeginsel mogen toepassen, bijvoorbeeld het Verdrag inzake bestrijding financiering van terrorisme. Het passief nationaliteitsbeginsel wordt, buiten deze verdragscontext, slechts beperkt toegepast. Ten eerste geeft het de verdachte rechtsonzekerheid. Hij/zij weet immers van tevoren niet aan het recht van welke staat hij/zij wordt onderworpen. Ten tweede leidt toepassing van het nationaliteitsbeginsel tot overlappende claims tot jurisdictie. Rechtsmacht op grond van het passieve nationaliteitsbeginsel kan immers overlappen met rechtsmacht van een staat op grond van het territorialiteitsbeginsel.Het nationaliteitsbeginsel biedt een basis voor de wetgevende en rechtsprekende macht, maar niet voor handhavende rechtsmacht.

Antwoord:

  • Nederland: subjectieve en objectieve territorialiteitsbeginsel

  • België: Nationaliteitsbeginsel, subjectieve en objectieve territorialiteitsbeginsel.

Vraag 1c

België is een soevereine staat en heeft exclusieve jurisdictie over zijn eigen grondgebied en inwoners. Hierdoor kan Nederland niet zijn jurisdictie laten uitoefenen door hen op te pakken. Zonder een uitleveringsverzoek maak je dan een inbreuk op in de soevereiniteit van België. Derhalve heb je een uitleveringsverzoek nodig om dit te voorkomen.

Vraag 2a

Als rechtsgrond is er het universaliteitsbeginsel. Dit beginsel geeft staten de bevoegdheid om rechtsmacht uit te oefenen over personen die fundamentele waarden van de internationale gemeenschap schenden, maar waarbij de andere aanknopingspunten geen rechtsmacht opleveren. Beperkte universele rechtsmacht komt voort uit verdragen waarin bepaald wordt dat alle verdragspartijen verdachten van in die verdragen gespecificeerde misdrijven kunnen vervolgen en berechten. Rechtsmacht wordt dus ontleend aan het gezamenlijk belang van de verdragspartijen. Zij geldt slechts tussen verdragspartijen op basis van het betreffende verdrag. Er is dan ook geen sprake van werkelijk universele rechtsmacht. Zuivere universele rechtsmacht is gebaseerd op gewoonterecht en is wereldwijd van toepassing. De internationale rechtsorde erkent dat elke staat belang heeft bij het voorkomen en het bestraffen van ernstige internationale misdrijven. Staten treden in wezen op namens de internationale gemeenschap. Deze vorm van rechtsmacht bestaat voor de meest ernstige internationale misdrijven, zoals genocide, misdrijven tegen de mensheid en ernstige schendingen van het humanitair recht. Het kan ook een grondslag bieden voor het berechten van piraterij op volle zee (zie artikel 381 lid 1 Sr: niet de ernst van het misdrijf, maar eerder het gebrek aan territoriale aanknoping geeft de doorslag). Let wel, het universaliteitsbeginsel is slechts in enkele, controversiële zaken toegepast, zoals de Eichmann zaak en de Pinochet zaak. Het Internationaal Strafhof is om veel redenen een logischer forum.

Tunesië kan dan zijn rechtsmacht claimen op grond van het universaliteitsbeginsel.

Vraag 2b

Ja, want de veiligheidsraad mag het internationaal strafhof verzoeken om de verdachte te vervolgen. Dit is ex artikel 27 ISH.

Vraag 2c

Immuniteit/onschendbaarheid heeft twee gronden:

  1. De eerste grond is de functionele immuniteit. Gezagsdragers handelen hierbij in hun officiële hoedanigheid, uit naam van de staat. Deze functionele immuniteit komt in beginsel toe aan alle gezagsdragers.

  2. De tweede grond is de persoonlijke immuniteit. Gezagdragers hebben onder bepaalde voorwaarden immuniteit voor handelingen die zij gedurende de periode waarin zij in functie zijn verrichten, ongeacht de aard van de handelingen. Niet alleen handelingen in functie, maar ook privéhandelingen vallen hieronder. Staatshoofden en regeringsleiders genieten in ieder geval persoonlijke immuniteit. Zij worden immers gezien als de verpersoonlijking van een staat. Zij dienen in andere staten ongestoord kunnen handelen in het licht van een goed verloop van internationale betrekkingen. Ook ministers van buitenlandse zaken genieten persoonlijke immuniteit.

Persoonlijke immuniteit is uitsluitend beperkt tot de ambtsperiode. Daarna genieten staatshoofden, regeringsleiders en ministers (het driemanschap), evenals ambtsdragers zonder persoonlijke immuniteit, nog slechts functionele immuniteit. Alleen het driemanschap geniet persoonlijke én functionele immuniteit. Na afloop van de ambtsperiode is er dus geen immuniteit meer voor handelingen die verricht zijn in de privésfeer. Naast het driemanschap genieten bepaalde diplomaten en bepaalde vertegenwoordigers van officiële missies volledige immuniteit toe.

Moet immuniteit wijken indien een (voormalig) gezagsdrager wordt van verdacht van internationale misdrijven? Vervolging van het driemanschap is niet mogelijk zolang zij genieten van persoonlijke immuniteit, zie de Arrest Warrant zaak van het Internationaal Gerechtshof. De statenpraktijk ten aanzien van de functionele immuniteit is verdeeld. In Nederland stelde het Gerechtshof Amsterdam in de Decembermoorden zaak tegen het toenmalige staatshoofd van Suriname dat schendingen van jus cogens normen nimmer tot officiële taken van de staat gerekend kunnen worden. Op deze wijze is de functionele immuniteit opzij gezet. Een sterkere redenering is dat grove schendingen van internationaal recht aan de staat én aan het individu toegerekend moeten kunnen worden. Met andere woorden, gezagsdragers zouden zich niet moeten kunnen verbergen achter de staat. Het is mogelijk dat staten de immuniteit van een individuele gezagsdrager waiven, vergelijkbaar met de afstand van staatsimmuniteit. Immuniteit is geen beletsel voor het Internationaal Strafhof (artikel 27 Statuut Internationaal Strafhof). Het achterwege laten van het immuniteitsverweer geldt echter alleen voor staten die de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof hebben aanvaard. De Veiligheidsraad kan wel de immuniteit van gezagsdragers van staten die geen afstand hebben gedaan, op grond van het Statuut van het Strafhof, opheffen.

Antwoordindicatie meerkeuzevragen

  1. B. Het Internationaal Strafhof is een permanent tribunaal opgericht in 2002 door de ILC bij verdrag. Het ICC is ingesteld voor de berechting van verdachten die ‘een gevaar vormen voor de vrede, de veiligheid en het welzijn van de wereld’. De strafrechtspleging ten aanzien van deze misdrijven is daarmee definitief onttrokken aan de exclusieve soevereiniteit van staten.
  2. A. Er zijn twee uitzonderingen: zelfverdediging en gebruik van geweld door of namens de VN. De humanitaire interventie is een aanvullende uitzondering.
  3. D. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Staatsburg is van groot belang in Europa. Hier kunnen burgers terecht indien er rechten van het EVRM geschonden zijn. Individuen kunnen direct een klacht indienen tegen een staat als zij menen dat deze staat het EVRM heeft geschonden. Binnen de EU geldt het Handvest van Grondrechten, bestaande uit politieke, sociale en economische grondrechten. Deze grondrechten worden ook vermeld in de Universele Verklaring en het EVRM. De bepalingen van het Handvest van Grondrechten richten zich tot de instellingen en organen van de EU (artikel 51 Handvest).
  4. A. Totstandkoming en werking van verdragen wordt beheerst door het verdragenrecht. Het verdragenrecht is hoofdzakelijk neergelegd in het Verdrag inzake het Verdragenrecht 1969 (het Weens Verdragenverdrag). De juridische binding van verdragen vloeit voort uit de wilsovereenstemming tussen staten.
  5. B. De belangrijkste rechtsgronden van de uitoefening van rechtsmacht zijn territorialiteit, nationaliteit, bescherming en universaliteit. Als eerste het territorialiteitsbeginsel: Binnen zijn grondgebied is de rechtsmacht van een staat in beginsel ongelimiteerd. Dit is het subjectieve territorialiteitsbeginsel. Op grond van het objectieve territorialiteitsbeginsel komt een staat rechtsmacht toe ten aanzien van personen of gebeurtenissen buiten zijn grondgebied, indien deze gevolgen hebben binnen zijn grondgebied (vooral belang in het strafrecht). Ook hier is de Lotus zaak een voorbeeld van. Beschermingsbeginsel is inzake de vitale belangen van een staat.
  6. D. Attributiebeginsel: internationale organisaties hebben alleen die bevoegdheden die de staten die hen hebben opgericht aan de organisatie hebben toegekend.
  7. C. Onderhandelingen, goede diensten, bemiddeling, feitenonderzoek en conciliatie behoren tot de diplomatieke methoden van conflictbeslechting. Daardoor valt optie D weg. Indien staten het geschil niet op kunnen lossen via onderhandelingen, kunnen zij gebruik maken van de ‘goede diensten’ van een derde partij. De communicatie van de bij het geschil betrokken staten wordt dan gefaciliteerd door deze derde partij. Bij ‘bemiddeling’ speelt de derde partij een actievere rol. De laatste mogelijkheid is ‘conciliatie’. Ook bij verzoening wordt de hulp van derden ingeschakeld. Een commissie (conciliatiecommissie) formuleert een oplossing voor een geschil. Deze voorstellen zijn echter niet bindend.
  8. B.
  9. A.
  10. B. De bronnen van internationaal recht moeten derhalve uit de rechtspraktijk worden afgeleid. Internationaal recht kent verschillende rechtsbronnen. De belangrijkste zijn:
  • Gewoonterecht (artikel 38 lid 1 sub b IGH Statuut)

  • Verdragen (artikel 38 lid 1 sub a IGH Statuut)

  • Besluiten van internationale organisaties

  • Algemene rechtsbeginselen (artikel 38 lid 1 sub c IGH Statuut)

  • Billijkheid

  • Eenzijdige rechtshandelingen

  • Secundair: uitspraken van rechterlijke organen (artikel 38 lid 1 sub d IGH Statuut)

  • en ‘soft law’.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Follow the author: Law Supporter
More contributions of WorldSupporter author: Law Supporter:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
3839