Romeins Recht - RUG - B2 - Oefenmaterialen
- 3509 reads
De canoniekrechtelijke rechtsbronnenleer, zoals die onder meer in het Decretum van Gratianus tot uitdrukking komt, heeft in heel West-Europa en in het bijzonder in Engeland grote invloed gehad op de rechtskracht van het gewoonterecht als autonome rechtsbron.
Welke was het standpunt van het canonieke recht ten aanzien van de rechtskracht van het gewoonterecht?
Wat dient men te verstaan onder een zogenaamd interdictum?
A(ulus) is eigenaar en bezitter van een paard. Hij besluit dit paard voor enige tijd te verhuren aan B(lasius) en verschaft daarom aan deze de feitelijke heerschappij. A(ulus) weet dat B(lasius), die een stalhouderij drijft, het door hem verhuurde paard onder meer zal gebruiken door het aan derden te verhuren.
Korte tijd nadien verhuurt B(lasius) het paard inderdaad op zijn beurt aan C(laudius), die het in zijn rijschool stalt en niet op de hoogte is van het feit dat B(lasius) het paard heeft gehuurd van A(uIus).
B(lasius) verkoopt het door hem aan C(Iaudius) verhuurde paard aan D(idius), die denkt dat B(lasius) eigenaar van het dier is. De levering van het paard geschiedt door middel van een constitutum possesorium. Enige tijd nadien is de termijn verstreken waarvoor A(ulus) zijn paard aan B(lasius) had verhuurd en hij verzoekt B(lasius) hem dat paard terug te geven. B(lasius) verklaart nu het paard aan D(idius) te hebben verkocht en geleverd. A(uIus), die weet dat B(lasius) geen verhaal biedt omdat hij nagenoeg failliet is, bezint zich op zijn zakenrechtelijke (of, zo men wil, goederenrechtelijke) positie.
Welke is naar het gerecipieerde Romeinse recht de zakenrechtelijke (of zo men wil, goederenrechtelijke) positie van A nadat B het door hem van A gehuurde paard op zijn beurt aan C heeft verhuurd?
Welke is naar het gerecipieerde Romeinse recht de zakenrechtelijke (of zo men wil, goederenrechtelijke) positie van D nadat B het paard aan hem heeft verkocht en door middel van een constitutum possessorium geleverd?
A(ulus) verkoopt aan B(lasius) een winkelpand met de daarbij behorende inboedel en geeft aan B(lasius) toestemming zich in het bezit te stellen van de zich daarin bevindende roerende goederen. B(lasius) betaalt de koopprijs en maakt een inventaris op van de zich in het pand bevindende roerende goederen.
Hij komt daarbij tot de conclusie door A(uIus) te zijn bedrogen. Hij vordert daarom met succes vernietiging van de overeenkomst van koop en verkoop.
Korte tijd nadien wordt A(ulus) failliet verklaard. B(lasius) bevindt zich dan nog steeds in het bezit van de inboedel van de winkel. Tussen de curator in het faillissement van A(ulus) en B(lasius) ontstaat een meningsverschil omtrent de eigendom van de zich in het winkelpand bevindende roerende goederen.
Wie is naar het gerecipieerde Romeinse recht eigenaar van de zich in het winkelpand bevindende roerende goederen?
Lucius Titius heeft Stichus aangesteld als kapitein op een aan hem in eigendom toebehorend schip. Hij heeft Stichus volmacht gegeven om namens hem alle voor het behoud van schip en lading noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten.
Tijdens een zeereis loopt het schip van Titius zware averij op en het moet daarom een haven aanlopen teneinde het daar te herstellen. Stichus geeft opdracht aan een locale reparatiewerf om de nodige herstelwerkzaamheden te laten verrichten en doet dit op zijn eigen naam, dat wil zeggen zonder aan de werf kenbaar te maken dat hij voor rekening van een ander handelt. Stichus beschikt echter niet over de nodige contanten om die reparaties te betalen. Hij sluit daarom namens Titius een geldlening bij een locale bank, maar steekt het geld in eigen zak en gaat er, nadat het schip is gerepareerd, met schip en lading vandoor. Niemand heeft nadien nog iets van hem vernomen. De bank en de scheepswerf beraden zich op mogelijkheden hun vermogensverlies op Titius te verhalen.
Beschikt de bank naar Romeins recht over de mogelijkheid om met vrucht een rechtsvordering in te stellen tegen Titius en - zo ja - op welke grond?
Beschikt de scheepswerf naar Romeins recht over de mogelijkheid om met vrucht een rechtsvordering in te stellen tegen Titius en - zo ja - op welke grond?
A(ulus) heeft een vordering van 10.000 HS (= sestertiën, een Romeinse munteenheid) op B(lasius). Tot zekerheid van die vordering heeft B(Iasius) een kostbaar beeldhouwwerk in vuistpand gegeven aan A(ulus). Korte tijd nadien is B(lasius) overleden. Hij laat drie erfgenamen na C(laudius), D(idius) en E(milius), die alle voor gelijke delen zijn ingesteld als zijn erfgenamen en de nalatenschap van B(lasius) vol en zuiver hebben aanvaard. Bij de boedelverdeling wordt de eigendom van het beeldhouwwerk toegescheiden aan C(laudius), zulks onder het beding dat hij de schuld die B(lasius) aan A(ulus) had in haar geheel zal betalen. C(laudius) voldoet echter niet aan deze afspraak. Hij betaalt slechts eenderde van de schuld van B(lasius) aan A(ulus) en vordert bovendien van A(ulus) afgifte van het beeldhouwwerk.
Beschikt A naar Romeins recht over de mogelijkheid om zich met vrucht te verweren tegen de door C ingestelde vordering tot afgifte?
Beschikt A naar Romeins recht over de mogelijkheid om met vrucht een vordering tegen C in te stellen tot betaling van het resterende gedeelte van de schuld van B?
Beschikt A naar Romeins recht over de mogelijkheid om met vrucht een vordering tegen D of E in te stellen tot betaling van het resterende gedeelte van de schuld van B?
A(ppius) en B(rutus) hebben zich door middel van een overeenkomst (stipulatio) hoofdelijk borg gesteld voor de schuld van C(assius), die 10.000 HS was verschuldigd aan D(rusus). C(assius) betaalt korte tijd nadien 3.000 HS van zijn schuld af aan D(rusus). Wanneer de rest niet wordt voldaan, spreekt D(rusus) de hoofdelijke borgen A(ppius) en B(rutus) aan tot betaling. A(ppius), die niet weet dat C(assius) al een gedeelte van de schuld heeft betaald, stort onmiddellijk 5.000 HS op de bankrekening van D(rusus). Een dag later stort B(rutus), die niets weet van de betalingen van C(assius) en A(ppius), óók 5.000 HS op de bankrekening van D(rusus). Een tijdje later komen de beide borgen achter de diverse eerder verrichte betalingen.
Beschikt A naar Romeins recht over de mogelijkheid om met vrucht een rechtsvordering in te stellen tegen D en - zo ja - op welke rechtsgrond en tot op welk bedrag?
Beschikt B naar Romeins recht over de mogelijkheid om met vrucht een rechtsvordering in te stellen tegen D en - zo ja - op welke rechtsgrond en tot op welk bedrag?
Welke bijzondere rechtsgronden kende het Romeinse recht op basis waarvan een betaald hebbende borg regres kon vinden op de hoofdschuldenaar?
Welke is de juridische strekking van de romeinsrechtelijke stelregel mora perpetuat obligationem (‘verzuim bestendigt de verbintenis')?
Niet alleen de inhoud van het Rooms-Katholieke recht is van belang, maar ook de rechtsbronnenleer. Het Romeinse recht is niet in een vacuüm gerecipieerd. Het Canonieke recht stond niet op goede voet met het gewoonterecht en verzette zich tegen de absolute geldingsleer van het locale recht. De kerk had vereisten gesteld aan de geldingsleer van dit recht, namelijk gewoonterecht:
lange gelding
instemming
rationaliteitsvereiste, redelijk recht
In hoeverre stemt het Romeinse recht overeen met het locale recht? Conclusie: gewoonterecht onderworpen aan de rationaliteitstoets
Gebod of verbod van de Romeinse magistraat
Romeinse recht: eigendomsoverdracht door bezitsverschaffing. B verhuur aan C zolang C voor B houdt, blijft A de bezitter, omdat B voor A houdt A is eigenaar.
B is beschikkingsonbevoegd, in het Romeinse recht geldt de nemo-plusregel. B is geen eigenaar en kan dus nooit eigendom overdragen, dus D wordt zeker geen eigenaar. Wat bezit betreft, is het een andere zaak, bezit kan wel overgedragen worden. Bezit is namelijk geen recht, maar een feit. De bezitsoverdracht moet dan wel feitelijk gebeuren. Regel nemo causam sibi … … potest, dat wil zeggen niemand kan zich door een enkele wilsverklaring van de houder voor de een, de houder voor de ander maken.
Twee verdedigende theorieën:
abstract: de wil om eigendom over te dragen (meesten)
causaal: geldige verbintenis die strekt tot eigendomsoverdracht
Het hangt er vanaf welke theorie je aanhangt!
Het Romeinse Recht kent geen vertegenwoordiging. Antwoord: in beginsel niet, S blijft aansprakelijk (tenzij een constructie van een zetbaas het geval is).
Als het contract niet de rechtsgrond is, dan moet je kijken naar andere rechtsgronden, zoals onrechtmatige daad of rechtmatige daad.
Scheepswerf<--> S
Rechtsgrond: zaakwaarneming of ongerechtvaardigde verrijking. Er is geen sprake van onrechtmatige daad.
Het pand is gevestigd tot zekerheid van 10.000. Tot dat heel de schuld voldaan is, beschikt A over zijn verweer.
Ja, vanwege de onsplitsbaarheid van het pandrecht. In geval van vererving blijft PR bestaan tot dekking van alle schulden.
Nee, geen contractpartij.
Ja, D en E blijven zijn schuldenaren (eigenlijk spiegelbeeldvraag van vraag 9).
Hoofdelijke borg: ieder is voor het geheel aansprakelijk.
C betaalt 3.000 aan D. Nu rest nog een schuld van 7.000. Met andere woorden A en B zijn beide voor de gehele 7.000 aansprakelijk.
A betaalt 5.000 aan D. Nu rest nog een schuld van 2.000. A en B zijn allebei voor 2.000 aansprakelijk.
B betaalt 5.000 en de schuld gaat teniet. B heeft 3.000 onverschuldigd betaald.
Nee, A heeft niet onverschuldigd betaald, A heeft te weinig betaald.
Ja, onverschuldigde betaling (gedeeltelijk): vordering van 5.000 - 2.000 = 3.000
Overeenkomst tussen de borg en de schuldenaar
Cessieovereenkomst tussen borg en hoofdschuldenaar
Overeenkomst van de lastgever tussen de borg en hoofdschuldenaar, borg verschaft krediet
Als de debiteur in verzuim is, kan hij zich niet meer beroepen op overmacht dat tijdens het verzuim intreedt.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat 11 oefententamens en de werkgroepopdrachten bij het vak Romeins Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2225 |
Add new contribution