Samenvatting sociale omgeving en gedrag jaar 2

Samenvatting sociale omgeving en gedrag

 

Hoofdstuk 1 – applied social psychology

 

Toegepast sociaal psychologie: aspecten sociale problemen à interventie

Construct        individuele psychologische karakteristieken (latent) en meetbaar met survey

Principes         beschrijven hoe psychologische processen werken

Theorie            verzameling principes die beschrijven, uitleggen, voorspellen

 

Sociale psychologen: deductief (maken theorieën)

Toegepaste sociale psychologen: inductief (gebruiken theorieën)

 

Factoren:

Individueel      intrapersonele processen en karakteristieken

Sociaal            acties etc van anderen die ons gedrag, gedachten en emoties beïnvloeden

Situationeel     contextueel die gedrag en gedachten beïnvloeden

Cultureel         waarden in gedrag en gedachten emotioneel beïnvloeden

Biologisch       biologische processen en genetica

 

Stimulus-overload theory: te grote dichtheid à coping door mensen op afstand houden

 

 

Hoofdstuk 2 – theorieën

 

Nut theorie: verklaring gedrag, basis gedragsverandering, gedeelde taal

 

Theorie            set principes: voornaamste tool (zonder à common sense en intuïtie)

Principes         beschrijven proces en horen bij theorie

Hypothese      testbare voorspelling bij theorie

Model              framework met theorieën en principes

Construct        aspecten van gedrag die niet direct geobserveerd kunnen worden

 

  • Rational choice theory: motivatie voor gedrag met beloning (niet voor kosten)
  • Knowledge-deficit model of behaviour: ongewenst gedrag door gebrek kennis à meer motivatiegebrek (verandering attitude à niet per se verandering gedrag)

 

Social thinking (cogition): hoe je jezelf en sociale wereld ziet

  • Attributie theorie: intern & externe attributies voor oorzaken gedrag (positief à intern)
  • Cognitieve dissonantie: oncomfortabel als gedrag en acties niet overeenkomen à verminderen (attitude veranderen, gedrag veranderen, nieuwe cognitie)
  • Theory of planned behaviour: intentie gedrag à voorspelt gedrag (attitude, subjectieve normen, gedragscontrole)
    • Compatibility principe: attitudes, normen etc beoordeeld op zelfde level

 

Social influence: beïnvloeden gedrag, gedachten en gevoelens zelf en ander

  • Imitatie: onbewuste nadoen
  • Conformiteit: bewust nadoen (rule-, role-, value-oriented) à consistent verwachting
  • Compliance (schikken): directer dan conformiteit à duidelijk verzoek
  • Obedience (gehoorzaamheid): expliciet verzoek à authoriteit
  • Elaboration Likelihood Model (ELM): centrale en perifere route (high/low elaboration)

 

Social relationships: in/out group (superieur à bias en heuristieken à stereotypen)

  • Vooroordelen: ongegronde negatieve attitude naar persoon gebaseerd op groep

    • Intrinsiek gemotiveerd: actief vermijden vooroordelen
    • Extrinsiek gemotiveerd: bang vooroordeel gezien door anderen
  • Theory of identity maintenance: gediscrimineerde groepen verzamelen positieve identiteit à buffer negatieve impact
  • Contact hypothese: bepaalde omstandigheid à meer intergroepsrelatie (gemeenschappelijk doel, gelijke status, cooperatie, insitutionele support)
  • Dual concern hypothese: belangen conflict à zorgen ander/zelf: yield/fight/oplossen
  • Prosociaal gedrag: gedrag waar ander profijt van heeft: mending (goedmaken), helpen, altruïsme
  • Sociale impact theorie:
    • Bystander effect: verdeling verantwoordelijkheid, pluralistic ignorance (afkijken bij anderen à normatieve feedback)

 

Use-inspired basic research: combinatie basis en toegepast onderzoek

 

 

Hoofstuk 3 – gedrags-gefocuste interventie

 

Applied behaviour-analysis approach: observeerbaar gedrag onderzoeken (Skinner)

 

Interventies ABC

  • Antecedent à omgevingsstimulus wijzigen (educatie, prompts, demonstratie, commitment procedures)
  • Behaviour
  • Consequentie à meest motiverend: beloning snel en zeker

 

A(Antecedent)

  • Educatie en training
  • Prompts (duidelijk omschreven, makkelijk, op juiste plek, beleefd)
  • Modelling
  • Commitment: formeel instemmen met gedragsverandering à consistentie

 

C(Concenquenties)

  • Straffen
  • Belonen: incentive (beloning aangekondigd A), disincentive (straf aangekondigd)
  • Feedback: informatie over (consequenties) eigen gedrag

 

Social influence bij gedragsverandering (compliance technieken à mensen schikken)

  • Consistentie: cognitieve dissonantie theorie

    • Voet tussen de duur: meegaan klein verzoek à groter verzoek (consistent)
    • Cognitieve dissonantie: dissonantie salliant maken
    • Commitment to public: instemmen met verandering actief, openbaar en vrijwillig à commitment breken meeste dissonantie
      • Behavioural self-perception: herhaling gedrag à onderdeel zelf
    • Hypocrisy effect: iemand eraan herinneren falen in verleden (niet consistent (aligns) met gewenste gedrag)
  • Social proof: bewijs dat andere mensen zich gewenste manier gedragen
    • Sociale normen: ongeschreven gedragsregels
    • Descriptive/normative norms: wat mensen in groep doen
    • Injunctive norms: wat mensen in groep goedkeuren of afkeuren
    • Persoonlijk normatieve feedback: vergelijken individu met groepsgemiddelde
    • Normatieve prompting: geen reclame voor probleem (ontmoedigt gedrag)
    • Social norms approach
      • Pluralistic ignorance: attitudes andere mensen anders bij zelfde gedrag à fundamental attribution error/correspondence bias
      • Availability heuristic: vormen mening op basis van hoe vaak/veel
  • Authoriteit: power en expertise (gebruiken bij heuristieken) à ELM
  • Liking: doen wat/wie we leuk vinden/kennen à similar
    • Block-leaders: community mensen die in omgeving van mensen komen
  • Reciprocity: mensen voelen verplichting iets terug te geven na ontvangst (prompts)
    • Pay-what-you-want: eerst service, dan betalen
    • Antecedent rewards: vooraf geven
  • Schaarste: vraag en aanbod
    • Reactance avoidance: terug willen vrijheid als in bedwang komt (vermijden)
    • Saillant verlies: bedreiging verlies meer motiverend dan iets krijgen (loss aversion)
    • Fear appeals: berichten over negatieve consequenties à probleem en oplossing (side-effect: defensief en negeren à self-affirmation procedure)

 

 

Hoofdstuk 4 – research

 

Three-horned-dilemma: wenselijke kwaliteiten

  • Precisie
  • Generalisatie situatie
  • Generalisatie populatie

 

Experiment

 

Correlationeel

 

Quasi-experiment

 

Vragenlijst

 

Hoofdstuk 5 – consumentengedrag

 

Consumentengedrag: verkrijgen goederen à weloverwogen en impulsief

  • Gebruiksgemak
  • Identiteit: suspicious consumptie (rijkdom, persoonlijkheid, zelf uitstralen)

 

Goederen: Vaughn’s vier kwadranten

  • Thinking-feeling continuüm à gebruiksgemak – identiteit
  • High – low involvement

 

Koopgedrag

  • Weloverwogen

    • Theory Planned Behaviour: uitkomst, bereidheid, controle
    • Identity similarity: gedrag in overeenstemming met zelf-concept
  • Impulsief: lange tijd doel conflicteert met korte termijn beloning
    • Self-control dilemma’s: worden uitgedaagd à verleiding

 

Metingen

  • Expliciet: wel/niet eens met attitude statement à sociale wenselijkheid
  • Impliciet: niet bewust van doel

 

Reclame

  • Cognitieve route: overtuigende berichten à veranderen attitudes

    • Information Processing Mode: impact hangt af van: aandacht en wel/niet accepteren
    • Cognitive Response Theory: balans voor/tegen
    • Heuristieken: vuistregels (helpt beoordelen geloofwaardig, vooral als niet andere processen)
    • Dual-Processing Theory: afhankelijk van motivatie en vermogen
    • Identity-related: most effective
  • Affectieve route:
    • Evaluative conditioning: ongeconditioneerde stimulus à neutrale stimulus
    • Werkt alleen op ‘neutrale’ attitudes à impliciet (alleen als al beetje toegankelijk is)
  • Subliminale route
    • Moet al leuk gevonden worden
    • Niet heel cognitief toegankelijk
    • Product wordt snel na bericht aangeboden
    • Consument heeft product nodig

 

 

Hoofdstuk 6 – ontwikkelingshulp

 

Ontwikkelingshulp: nodig vanwege arm, maar organisaties corrupt end ondermijnend.

 

Interventies: onderzocht met result chain of logical frame

  • Inputs
  • Main activities
  • Outputs

Uitkomsten of impact à niet (direct) observeerbaar

Theory of Change: door ontwikklingshulporganisatie à hoe en waarom interventie werkt

 

Wetenschappelijke methodes

  • Veldexperimenten: diep onderzoeken (positieve en negatieve factoren interventie)
  • Experimenten
  • Kwalitatief: begrijpen culturele context

 

Laptop gebruik à cultuurverandering (specifiek onderzoek):

  • Side effect: niet beoogd effect à culturele verandering
  • Cultuur: collectief à referentiekader voor visie van werkelijkheid (society)
    • Individualistisch/collectivistisch en onafhankelijk/interafhankelijk
  • Modernization Theory: activiteiten traditionele cultuur à geindustrualiseerde cultuur
  • Laptopgebruik à verhoogde waarde achievement en helpen anderen, alleen bij gebruik (bezit niet genoeg)

 

WEIRD landen: Western, Educated, Industrialized, Rich and Democratic

 

 

Hoofdstuk 7 – economisch gedrag

 

Hedonische utiliteit (nut): verlangen plezier, vermijden pijn à verklaart gedrag

Utiliteit (nut): uitgangspunt plezier

Hedonische berekening à utiliteit: balans plezier/pijn

 

Subjective expected utility: kosten/baten vermenigvuldigd door hoe waarschijnlijk à winnen/verliezen is afhankelijk vanaf referentiepunt (loss aversion)

Prospect theory: verlies pijnlijker dan winst plezierig is (houden economen geen rekening mee)

 

Referentiekaders

  • Persoonlijk: nu met vroeger vergelijken

    • Money illusion: blij met winst, terwijl inflatie meer is
    • Welfare function of income: huidig inkomen als referentiepunt
  • Sociaal (comparison): vergelijken met anderen
    • Fairness: zorgen om verdeling van welvaart
    • Traditionele economie theorie: mensen steven eigen belang à evenwicht
      • Maar: mensen altruïstisch à relaties en voor in toekomst
  • Situationeel: vergelijken market cases

 

Loss aversion: motivatie vanuit angst à liever kleine winst, dan groot verlies

 

Framing: beïnvloed of situatie als verlies/winst wordt gezien (overlevenden, ipv doden)

Hedonisch framing: vergroten waarde door winst/verlies op te delen (prospect theory)

 

Schenken (endowment) effect: mensen willen houden wat ze hebben (dan ruilen) à voelt als verlies (WTA kosten 2x zo groot als WTP)

Status quo (bias): veilige optie bij veel keuze (comfortabel, lui)

Sunk cost effect: al geïnvesteerd à doorgaan (niet verlies accepteren, groot risico)

 

Hyperbolic discounting: liever nu klein (high), dan later groot (time preference à geduld geld)

  • Sign effect: liever winst dan verlies à meer compensatie vertraagde winst, dan vertraagd verlies
  • Magnitude effect: liever veel kleine dingen dan veel grote dingen
  • Delay-speed-up asymmetry: meer compensatie vertraagde winst dan betalen voor versnellen
  • Improved sequences: liever verlies overnemen en winst vertragen

 

Heuristieken à nieuwe rationaliteit in economisch gedrag

 

 

Hoofdstuk 8 – educatie

 

Social comparison: denken over andere mensen in relatie met zelf (vergelijken) à self-image

  • Leidt tot adaptie en leren
  • Begint rond 6/7, piekt rond 10
  • Voorkeur met gelijke attributies relevant gedrag
  • Related attributes: taak-gericht
  • Unidirectional drive upwards: liefst vergelijken met studenten die beter doen

 

Voorkeur upward comparision (identificeren met mensen ‘boven’ je à veranderbaar zelfbeeld) à geen invloed op zelfbeeld, want ook downward

 

Academisch zelf-concept

Intelligentie

  • Entiteit: intelligentie is vaststaande eigenschap

    • Begin hoog à dalen (door verlies vertrouwen in kunnen)
  • Incremental: intelligentie kan je verbeteren door ervaring en moeite
    • Optimistischer en betere omgang falen
  • Big fish, little pond Effect (BFLPE): goede student à goede school à lager zelf-concept: vergelijken met andere goede studenten
    • Contrast: self-evaluation: goede school à andere studenten (negatief)
    • Assimilatie: context à goede school: trots

 

Stereotype threath: iemands prestatie bevestigt stereotype

 

 

Hoofdstuk 9 – environment

 

Gedrag à impact environment

 

Common dilemma’s: conflict individu en environment (korte/lange termijn) à als 1 iemand gedrag verandert, geen impact, alleen als veel doen

 

Norm Activation Model (NAM): persoonlijke morele verplichtingen (normen)

  • Pro-sociaal gedrag à pro-environmental gedrag
  • Bewust consequentie gedrag (AC) à omkeren van de gevolgen (AR)
  • Kosten gedrag laag (hogere kosten, grotere kans self-serving gedrag) à self-serving denial: accepteren van ‘slecht’ gedrag
    • Genegeerd door selectieve bronnen
    • Eigen toevoeging klein/irrelevant (niet aansprakelijk)
    • Negeren van eigen vermogen
    • Individuele contributie niet effectief
  • Werd later: value-belief-norm theory (VBN): bewust consequenties (AC) en geloven in omkeren (AR), ook overtuigingen en waarden human-environment belangrijk (NEP)

New Environmental Paradigm (NEP): meten hoe betrokken à overtuigingen

  • Bekennen NEP: mensheid als eindig
  • Waarden (guide): sterke overtuigingen, generaliseerbaar, guide, prioriteit
    • Hedonische: persoonlijke gevoelens verbeteren, min mogelijk moeite
    • Egoistische: persoonlijke uitkomsten maximaliseren
    • Altruistische: sociale uitkomsten maximaliseren
    • Biosferisch: zorgen om dieren en natuur
  • Pro-environmental gedrag: altruistisch en biosferisch

 

NAM en NEP à gedachten voor actie

Gewoontes à actie zonder gedachten: specifiek doel, vaker bij positieve uitkomst, hoe vaker hoe meer associaties met doel: cognitieve structuur

Theory Planned Behaviour à gewoonte is grens voor TPB

 

Interventies

Percepties (antedecent)

  • Informatie campagnes: bij negeren
  • Modelling
  • Block leaders: in sociale netwerk
  • Behavioural commitment: persoonlijk à norm, openbaar à vermijden dissonantie
  • Feedback (consequence): unjunctief (niet normatief à vergelijken met anderen)

Consequenties (want kosten)

  • Pricing policies
  • Legal measures: verbieden anti-environmental gedrag
  • Beschikbaarheid

 

 

Hoofdstuk 10 – gezondheid en ziekte

 

Leeftijdsverwachting: over hele wereld gestegen (gedrag à 50% gezondheidsvermindering)

1/3 chronische patiënten à gaan niet mee in medische behandeling

 

Gedragsverandering voor gezondheid (rol psychologen)

  • Primaire preventie (ongezond gedrag en motiveren gezond gedrag)
  • Gedragsverandering promoten bij ongezond gedrag
  • Medicatie afhankelijkheid promoten

 

Gezondheidsgedrag (motivatie en self-efficacy)

  • Health belief model (HBM)
  • Protection motivation theory (PMT)
  • Health action process approach (HAPA)
  • Motivatie: vermijden ziekte en pijn à afhankelijk risico perceptie en perceptie kwetsbaarheid en serieusheid van ziekte (makkelijk behandelbaar)

    • Gebaseerd op: ervaring, familie
    • Hoge motivatie en hoge kwetsbaarheid à motiveert preventie
  • Motivatie: social comparison: onrealistisch optimisme
  • Angst: gevaar à angst à motiveert vermijding (positive outcome expectations)
    • Disengagement beliefs: verminderen angst zonder gedragsverandering (peace of mind)
  • Self-efficacy: taakspecifieke overtuigingen in eigen kunnen
    • Enactive learning: als iets vaak lukt à bewijs
    • Attributies van falen: toeschrijven intern/extern
    • Vicarious learning/modelling: can be done
    • Social comparison: if he can do it, I can do it

 

Motivatie: invloed op intentie of gedrag à intentie is niet specifiek (omgeving en motivatie kan actie vertragen)

  • Implementation intentions: specifieker, maar nog niet in routine (opschrijven helpt)
  • Behavioural willingness: bereid risico te nemen wanneer situatie voordoet zonder voorbereiding (zonder expliciete intentie)

 

Ziekte: symptoom perceptie (indicatie ziekte) hangt af ziekte overtuigingen (wait and see)

 

Gedragsveranderingen in fases à trans-theoretical model (TTM)

  1. Precontemplation       geen motivatie
  2. Contemplation            denkproces begint
  3. Preparation                 plan toepassen korte termijn
  4. Action                         toepassen, maar actief terugval voorkomen
  5. Maintenance               geïntegreerd

 

Computer-tailored persuasion: houdt rekening met persoonlijke, relevante gegevens

  • Adaptie
  • Feedback
  • Personalisatie

 

Promoten: gain-framed (gezond) bij zekere uitkomst en preventie, of loss-framed (kosten ongezond) bij onzeker en opsporen

Regulatory Focus Theory (RFT)

  • Gain frame                 winst door gezond
  • Non-gain frame          afwezig winst door afwezig gezond
  • Loss-frame                 verlies door ongezond
  • Non-loss frame           afwezig verlies door gezond

 

 

Hoofstuk 11 – immigratie

 

Acculturatie: aanpassingsproces nieuwe cultuur

  • Eendimensionaal: lineair à langzaam thuiscultuur opgeven en aanpassen

    • Gebruikelijker wanneer hostcultuur homogeen is
    • Melting pot: sociale druk conformeren main cultuur
    • Mosaic: meer heterogeen (geen melting pot meer)
  • Multidimensionaal: onafhankelijk proces à verschillende domeinen

 

Berry’s classificatie acculturatie

  • Integratie                    thuiscultuur, maar ook positief hostcultuur (meest adaptief)
  • Assimilatie                  alleen positief hostcultuur (vaak verwachting hostcultuur)
  • Separatie                    alleen thuiscultuur
  • Marginalisatie             geen van allen (niet echt strategie, onvrijwillig)
  • (cosmopolitisme)        individueel bepaalde elementen wel/niet overnemen

 

Interactive Acculturation Model (verwachtingen hostcultuur)

  • Segregatie                  scheiden van nationals
  • Integratie                    behouden eigen cultuur, maar wel aanpassen
  • Assimilatie                  loslaten eigen cultuur
  • Exclusie                      immigratie is dreiging en moet stoppen
  • Individualisme            mensen moeten zelf kiezen

 

Immigranten: voorkeur integratie

Hosts: voorkeur assimilatie à druk à psychological reactance à seperatie à marginalisatie

 

Contact hypothese: negatieve attitudes komen van ongelijkheid en negeren à samenwerken

Similarity-attraction hypothese: iemand positiever beoordeeld wanneer meer gelijk

Ethnische hierarchie: culturele afstand tussen immigrant en in-group van het land

Social-identity theory: mensen willen positieve identiteit à afhankelijk van in-group (positief)

Instrumental model of group conflict: toegang tot bronnen is oneerlijk, meer saillant out-groep          à conflict à zero-sum outlook (zij nemen wat is van mij): cognitieve dreiging

Common in-group identity model: eenmaal deel in-group à ook zo behandeld (superordinate      membership, shared factor)

Attachment: hoe mensen omgaan met nieuwe situaties (secure base priming à acceptatie)

 

Interventies

  • Contact tussen in-group en out-group door doel à samenwerking
  • Verminderen onnodige sociale categorisatie (superordinate membership, minder stereotypering)
  • Accepteren van alle culturele identiteiten
  • Training voor intercultureel begrip en competenties

 

Transnationalisme: hoe immigranten contact hebben met host en home landen

Ethic enclave: segregatie à in ander land eigen cultuur (China Town)

Creolisatie: bij geen dominante cultuur à meerdere groepen vormen meerderheid

Plurilisme: cultuur behouden en contact met host cultuur

 

 

Hoofstuk 12 – mentale gezondheid

 

Body image: interne representatie ons uiterlijk

  • Verstoring: continuüm à normaal mens in midden (discrepantie werkelijk)
  • Vrouwen minder tevreden à teveel vet. Mannen te weinig spiermassa
  • Consequenties: anorexia, boulimia, body dismorphic disorder (BDD)

Theorieën

  • Social comparison: mening gevormd op basis anderen

    • Lateraal: vergelijken met gelijke mensen
    • Upward: verlijken met beter
    • Downward: vergelijken met minder
    • Laag zelfbeeld à meer vergelijken à minder tevreden
    • Social Comparison Orientation (SCO): hoog SCO à vergelijking knap
  • Self-discrepancy theory: 3 mogelijke zelf à interne vergelijking (komt van social)
    • Actual self: hoe je jezelf ziet in nu
    • Ideal self: hoop en wens
    • Ought self: gevoelens plicht, verantwoordelijkheid
    • Discrepantie actual en ideal/ought à ontevredenheid
    • Feared self: bang om te worden à speelt grotere rol dan ideal

 

Depressie: 17% ooit

  • Vrouwen meer à actiever amygdala, coping strategieën (omgang stressoren)

Theorieën

  • Coping strategieën

    • Problem-focused
    • Emotion-focused: door opvoeding (vrouwen ‘moodier’)
    • Cognitief: self-blame, ruminatie, catastroferen
  • Attributie stijlen: negatief à intern, stabiel, globaal

 

Relaties

  • Huwelijksproblemen
  • Omgang hechtingsproblemen: Emotionally Focused Therapy (EFT)

Theorieën           

  • Attachment: onbewuste hechtingsstijl als kind à invloed latere relaties

    • Secure: beschikbaar en beantwoordt kind à vertrouwen en positief zelfbeeld
    • Avoidant: negeren à geen vertrouwen en cynisch naar anderen
      • Fearful: wil relaties, maar vermijd uit angst voor pijn (negatief zelf, negatief ander)
      • Dismissing: voorkeur vrijheid en onafhankelijkheid (positief zelf, negatief ander)
    • Anxious-ambivalent: inconsistent à verlangen nabijheid, angst afwijzing (negatief zelf, positief ander)
  • Social exchange and interdependence theory: kosten/baten wederkerigheid (niet alleen actie, maar ook waardering)
    • Gelijkheid en stabiliteit à tevreden
    • Demand-withdraw conflict à ontevreden
    • Tit-for-that exchange orientatie (hoog) à ontevreden

 

 

Hoofdstuk 13 – misdaad

 

Veel misdaden à jongeren (12-20 jaar): age-crime curve

 

Age-crime curve:

  • Criminele carrière: frequentie, eerste misdaad, duur
  • Propensity theory (neiging): iedereen heeft age-crime curve à afhankelijk zelfcontrole/propensity (stabiele factor)
    • Toename tienerjaren: maturation/rijping
    • One-size-fits-all
  • Dual-taxonomy theory: ook omgevingsfactoren
    • Life Course Persistent Offenders (LCP): vroeg begin, hoge frequentie, lange duur
    • Adolescence Limited Offenders (AL): laat begin, korte duur (meest voorkomend)
    • Age-crime curve: beide pathwawys samen à verklaring meeste volwassen overtreders al tijdens tienerjaren, maar niet alle tieners misdadigers

 

Life Course Persistent (volwassenmisdaden)

  • Beide theorieën (problemen kindertijd à voorspelt LCP)
  • Tijdens kindertijd en neurologisch à impulsief en negatieve reacties omgeving à verergert gedragsproblemen à stabiel (propensity)

 

Adolescent Limited

  • Psychologische en hormonale veranderingen
  • Biologische volwassenheid à niet zo behandeld (sociaal) door omgeving: regels à discrepantie biologische en sociale leeftijd: maturity gap à misdaden plegen (behoefte autoriteit, maar sociale grenzen)
  • Verandering sociale voorkeur à meer tijd doorbrengen met vrienden (5% is LCP) à grote kans LCP in groep
  • Afwijkend LCP gedrag à autoriteit en vrijheid à rolmodel (mimicking/nadoen)
    • Vatbaarheid peer invloed: moderator eigen misdaad en peer misdaad
      • Alleen als LCP populair: populistic à Dual-Taxonomy Theory: misdaad gedrag à populistic wordt populair
  • Vaak misdaad status (minderjarig) à als ouder verdwijnen social bounderies en vermindering maturity gap & ‘te oud’ voor afwijkend gedrag
  • Als ouder: door sociale rollen afwijkend gedrag niet meer geaccepteerd (social control) à wil aardig gevonden worden en respect krijgen en zelfbeeld
  • Cumulative disadavantge: nadelen later van vroegere daden

 

Labelling Theory

  • Omgeving reageert met stigma op deviant gedrag à crimineel gedrag
  • Primair: deviant gedrag à labelling à grotere kans criminaliteit (slechte reputatie)
  • Secundair: zelfbeeld wordt falen à gedragen naar label (self-fulfilling prophecy)

 

Regels/interventies

LCP: niet geboren worden, training ouders en school (voordat het deviant gedrag vertoont)

AL: aanpassing sociale omgeving (massa media), kansen bieden, hoge sociale controle, verminderen negatieve consequenties, bewust zijn van goed gedrag, mentor

 

Kritiek Dual-Taxonomy Theory

  • Te simpel à meer dan 2 wegen (low level chronics à persoonlijkheidsstoornissen)
  • Biedt verklaring, maar voorspelling is laag
  • LCP zou vlak moeten zijn, maar soms wel daling bij ouder of interventies

 

 

Hoofdstuk 14 – organisaties

 

Primair doel organisatie: mensen motiveren samen te werken ten goede van organisatie

  • Niet spontaan: gepland en hiërarchie
  • Onderdeel vanwege capaciteiten, niet vanwege leuk vinden
  • Management: gedrag beïnvloeden door monitoren (belonen etc)

 

Social Identity Perspective/Approach: meer dan individu (wie je bent, waar je bij hoort)

  • Self-categorization: mensen classificeren in groepen o.b.v. verschillen/overeenkomsten (zelfde doel) à gebruiken groepslidmaatschap
  • Self-identification: jezelf presenteren zoals je wilt dat anderen je zien (onderdeel bepaalde groepen) à welke informatie belangrijk
  • Positive Social Identity: streven door horen bij positief gewaardeerde groepen
  • Social comparison: elke groep specifieke status door vergelijken à onderdeel van succesvolle organisatie (onafhankelijk individuele input)

 

Motivatietheorieën in organisatiepsychologie

  • Prestatie organisatie hangt af effort en kwaliteit werknemers
  • Autonomie, taak variatie, skill variatie
  • Emotionele betrokkenheid: organizational commitment à organizationel citizenship behaviour (OCB)
    • Persoonlijke waarden en sociale identificatie en erbij horen à motivatie

 

Innovatie

  • Sociale innovatie: stimuleren persoonlijke ontwikkeling en aanpassingsvermogen
  • Openheid voor organisatieverandering à realiseren diverse identiteiten

 

Vrouwen op werkvloer in minderheid

  • Dual identity worker/parent à work-family facilitation: voordelen als gesupport
  • Gender-neutrale taak: lage verwachtingen

 

Error climate: falen moet worden vermeden à verbergen falen

 

 

Hoofdstuk 15 – politiek

 

Doel politieke psychologie

  • Begrijpen onderliggende principes
  • Theorieën ontwikkelingen
  • Politiek ook buiten politieke veld
  • Politiek alleen bruikbaar binnen politiek

 

Politiek leiderschap

  • Big five: self-report bias en weinig motivatie voor invullen

    • Openheid, extraversie en neuroticisme (laag op agreeableness)
  • Content analyse: archieven geanalyseerd
    • Correlatie power motive en needs for society à beïnvloedt prestatie
  • Operational coding: overtuigingen en voorspellingen
  • Crisis tijden: beslissingen o.b.v. prospect theory: risico nemen om verlies te voorkomen à reactie expected utility: wijkt hiervan van bij risico en mogelijk verlies
  • Groupthink theory

 

Stemgedrag

  • Zorg: mensen die moeten stemmen, doen het niet
  • Bij stemmen à uitdagen Rational Choice Theory: maken verschil heel klein à plicht
    • Sociale normen passen niet in economische modellen
  • Theory of Reasoned Action: (lijkt op TPB) evaluatie consequenties en social influence à intentie à gedrag
  • Michigan Model: evaluatie politieke objecten à politieke partij (attitudes)

Partij identificatie: begin volwassenheid, stabiel à lange en korte termijn factoren

    • Democratisch
    • Republiek
    • Demestic
    • Foreign
    • Politically-involved
    • Prestatie verleden
  • Dimensie pro-republiek – pro-democratisch
  • Online Model: tijdens stemproces wordt informatie geupdated à impact blijft à stemmer lijken ongeïnformeerd, maar zijn minder bewust
    • Memory-based judgement: informatie uit geheugen
    • Online judgement: gecreeërd en veranderd terwijl informatie opgeslagen
  • Theory of Motivated Political Reasoning: interactie affect en cognitive à biased informatieproces door al bestaande informatie.

Hot-cognition hypothese: gedachten lange-termijn en categorisatie beïnvloed door eerdere gedachtes

    • Disconformation bias: wanneer tegenstrijdige info à tegenargumenten
    • Confirmation bias: zoeken voor info die bevestigt
    • Prior-attitude effect: argument en attitude congruent à overtuigender

 

Ideologie

  • End of idealogy: na WWII minder waarde aan links/rechts à politici missen consistentie
  • Belangrijkste waarden (lijkt op links/rechts): gelijkheid en vrijheid
    • Socialisme, communisme, kapitalisme, fascisme à gelijkheid aan beide kanten dimensie à een dimensionaal
  • Links/rechts en materialisme/post-materialisme à schaarste en needs. Opgegroeid in schaarste à meer waarde economische zekerheid
  • Ideologie à vooroordelen
    • Autoriteit orientatie à in-group omarming à pseudo-conservatisme
    • Hoog rechts autoriteit à vooroordelen
    • Social dominance orientation à vooroordelen (sociale situaties makkelijker te manipuleren dan persoonlijkheid)

 

 

Hoofstuk 16 – sport

 

Bewegen

  • Preventie (chronische) ziektes
  • Psychologische systeem
  • Hersenfuncties
  • Verminderen ernstige consequenties blessures

Niet bewegen

  • Zieke gezondheid (dose-response relatie)

 

Intervention Mapping framework (plannen, impementeren en evalueren interventies)

  1. Probleem of oorzaak vastgesteld
  2. Best passende theorie met variabelen (vaak TPB)
  3. Interventies die antecedenten van gewenste gedrag aanpakken
  4. Proces en inhoud evaluatie

 

Fysieke zelf-waardering (grootste voorspeller global self-worth)

  • Aantrekkelijkheid lichaam
  • Fysieke conditie
  • Fysieke kracht
  • Sport competenties

Bij interventies: angst, schaamte, publiek sporten (sociaal fysieke angst)

 

Sportprestatie

Individu:

  • Support van anderen leidt ook tot succes

Team:

  • Cohesie: integratie/individu en social aspect/taak aspect

    • Team factor: stabiliteit, cooperatie (team identiteit)
    • Environmental factor: groepsgrootte, verantwoordelijkheden
    • Individuele factor: cognitie en gedrag (sacrifice), minder: social loafing, self-handicapping
    • Leiderschap factor: coach à democratisch
  • Teambuilding: verbeteren taak en sociale aspecten à individuele verantwoordelijkheid
    • Gevoel ownership
    • Collective efficacy: gevoel dat iedereen competent is
    • Rol acceptatie
    • Coöperatie
    • Klieken worden vermeden
    • Conflicten worden verwacht
    • Persoonlijke informatie delen
  • Veel talent à prestatie lager dan potentieel
    • Gemiddelde moeite per individu daalt à Ringelmann effect/social loafing: verkeerde motivatie (verlies)
      • Collective Effort Model: minder gevoel verantwoordelijkheid, meer waarde groepsuitkomst
        • Vergroten self-awareness en individu monitoren
        • Taken persoonlijk maken met beloningen
        • Duidelijke doelen stellen individu en team
        • Posities roteren
    • Social dilemma: social loafing à betere prestatie 1 individu. Self-interest (winnen) en collective-interest (anderen niet) à slechtere prestatie
    • Sociale facilitatie: hoger niveau arousal à betere prestatie (alleen bij makkelijk taken)
    • Choking: druk het goed moeten doen à self-consciousness (introspectie taak gerelateerd à slechtere prestatie)
      • Acclimatization hypothese: self-conscious à gaat niet samen met prestatie
      • Reinvestment theory: constant gedrag controleren à choke
      • Progression-regression hypothese: verschillende stadia, wanneer controleren à eerder stadium à prestatie verslechtert
      • Iemand anders prijzen om zelf bewust te worden

 

 

Hoofdstuk 17 – rijgedrag

 

Rijgedrag en ongelukkig

Afwijkend gedrag à voorspelt ongelukken

  • Violations: intentioneel niet regels volgen à agressief
  • Errors: mislukte acties zonder bewust regels overtreden
  • Lapses: (schadeloze) aandacht en geheugen fouten
  • (Attitude veilig rijden)

 

Kritiek TPB: eerder gedrag en toekomstige intenties gaan samen (beter: toekomstige intenties voorspellen toekomstig gedrag)

Attitudes, subjectieve normen, gedragscontrole à voorspelt versnelling intentie

Versnelling intentie en gedragscontrole à voorspelt versnelling gedrag

Eerder rijgedrag à moderator: indicatie gewoonte

 

Persoonlijke factoren (driving style en driving skills)

  • Sensation-seeking: meer geneigd risico’s te nemen (zien risico’s niet altijd) à meer betrokken bij ongelukkig
  • Agressie: resultaat boosheid
  • Optimisme bias: onrealistische optimisme
  • Ilusion of control: elke situatie kan goed handelen
  • Self-enhanceament bias: positieve waardeoordeel over zelf à overschatting eigen skills en onderschatting betrokken raken in ongeluk

 

Risico inschatting (perveived betere schatter dan realiteit)

  • Risk Homeostatis Theory (RHT): iedere bestuurder gaat mee in bepaald risico. Niet hoog genoeg à risicovol gedrag

    • Houdt geen rekening met omgeving, risico drempel onduidelijk
  • Capability Interface Model (CIM): task-demands en bekwaamheid à task-difficulty: bepaalt of controle heeft (genoeg bekwaam)
  • Risk Allostatis Theory (RAT): risico gevoel à bepaalt bekwaamheid en compenseert eventueel
    • Verschil CIM: risico is geen drempel, maar binnen range. Bij RAT ook motivationele factoren
  • Muziek: music guides attention (meer effort)

 

Interventies

  • Enforcement/handhaving: overtredingen wet à boete

    • Vooral zinvol als kans gepakt te worden groot is. Wanneer lang niet gepakt à oppakken risico gedrag
    • Ongewenst gedrag heeft slechte consequenties à vermijden. Maar gewenst gedrag niet aangeleerd
  • Rijles: motivatie mist soms
  • Berichten: werkt naast handhaving
  • Shared traffic space: geen signalen à meer aandacht want hoog risico

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Sociale psychologie en sociale relaties: De beste studieboeken samengevat

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: renskejonker
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1325 1