Samenvatting week 4 Inleiding Recht

Week IV 

Strafrecht is een sanctierecht en wordt er dus opzettelijk leed toegevoegd. Strafrecht is het uiterste redmiddel waar pas op beroep mag worden gedaan als de andere rechtsgebieden (bijv. Civiel) ontoereikend moeten worden geacht. Theorieën over het strafrecht: 

  • De absolute strafrechtstheorie is vergelding  

  • De relatieve strafrechtstheorie (relatief want straf hier niet op zichzelf staat maar beoogt een doel) is preventie 
    - Speciale preventie: Gericht op de dader. De straf wordt gerechtvaardigd met het idee dat de dader in het vervolg geen strafbare feiten meer zal begaan 
    - Generale preventie: Gericht op de gemeenschap. Afschrikkende werking moet voorkomen dat anderen een strafbaar feit begaan 

Aanhanger van de leer van de speciale preventie willen met de straf de dader die gezondigd heeft in de toekomst van misdaden af te houden. 
Aanhangers van de leer van de generale preventie willen de anderen dan de misdadiger een voorbeeld voorhouden. 

De opbouw van een strafbaar feit: 

  1. Menselijke gedraging --> mens is een rationaal wezen 

  1. Deze gedraging moet aan de wettelijke delictsomschrijving voldoen --> niet alle gedragingen zijn strafbaar 

  1. Deze gedraging, die aan de wettelijke delictsomschrijving voldoet, moet wederrechtelijk zijn --> gedragingen die aan delictsomschrijving voldoen hoeven niet wederrechtelijk te zijn zoals rechtvaardigingsgronden 

  1. Deze gedraging, die aan de wettelijke delictsomschrijving voldoet en wederrechtelijk is, moet aan de schuld van de verdachte te wijten zijn en niet berusten op schulduitsluitingsgronden --> 1. Schuld van opzet (dolus) 2. Schuld van weten of behoren te weten (culpoze delicten) 3. Schuld van verwijtbaarheid (ontoerekeningsvatbaar niet) 

Legaliteitsbeginsel strafrecht: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Hier zijn vijf subbeginselen te onderscheiden: 

  1. Geen strafbaar feit zonder wet --> alleen feiten door wetgever strafbaar gezien worden bestraft 

  1. Geen straf zonder wet --> rechter mag niet buiten de wet om nieuwe straffen bedenken 

  1. Geen strafbaar feit zonder voorafgaande wet --> strafbaar voor toekomst en geen terugwerkende kracht 

  1. Geen analoge wetsinterpretatie --> zijn rolschaatsen ook voortuigen? Voorzichtig mee zijn 

  1. Wetten moeten voldoende duidelijk zijn 

De delictsomschrijving van diefstal ‘Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.’  
De bestanddelen

  • Enig goed 

  • Dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort 

  • Wegnemen 

  • Oogmerk van toe-eigenen 

  • Wederrechtelijk 

Als al deze bestanddelen vervuld zijn kan de gedraging als diefstal worden gekwalificeerd

Er is een onderscheid tussen misdrijven en overtredingen. Misdrijven gaat het om ernstige strafbare feiten en overtredingen om de minder ernstige. Een tweede manier om strafbare feiten te onderscheiden is door: 

  1. Misdrijven tegen de publieke zaak 

  1. Misdrijven tegen de zeden (verkrachting) 

  1. Misdrijven tegen de persoon (diefstal, afpersing, verduistering, bedrog en heling) --> vermogensmisdrijven 

De tenlastelegging is onderdeel van de dagvaarding dat de beschuldiging van het strafbaar feit inhoudt. Tijdens de rechtszaak komen de volgende vragen aan de orde: 

  1. Is bewezen dat de verdachte het feit, zoals ten laste gelegd, heeft begaan? 

  1. Is het bewezenverklaarde feit strafbaar? 

  1. Is de verdachte strafbaar? 

  1. Welke straf of maatregel moet worden opgelegd 

Strafuitsluitingsgronden: 

  • Rechtvaardigingsgronden
    - Noodweer (art. 41 Sr) 
    - Noodtoestand (art. 40 Sr) 
    - Ambtelijk bevel (art. 43 Sr) 
    - Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (HR Veearts) 
    - Wettelijk voorschrift (art. 42 Sr) 

  • Schulduitsluitingsgronden 
    - Ontoerekeningsvatbaar (art. 39 Sr.) 
    - Psychische overmacht (wet overtreden door dreiging van persoon met pistool bijv) (art. 39 Sr.) 
    - Onbevoegd ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 Sr.) 
    - Afwezigheid Van Alle Schuld (AVAS) (HR Melk en water) 
    - Noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr.) 

Hoofdstraffen (gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf, geldboete) 
Bijkomende straffen (ontzetting van bepaalde rechten, plaatsing in een rijkswerkinrichting, verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen en verordeningen, openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak) 

Het opportuniteitsbeginsel betekent dat de officier van justitie zelf mag bepalen om de zaak naar de rechter te brengen of te seponeren. 

Het materiële strafrecht noemt men wel het strafrecht in rust. Het beschrijft welke gedragingen strafbaar zijn en welke straf op welke strafbare gedraging van toepassing is. Het formele strafrecht wordt ook wel het strafprocesrecht genoemd en regelt waarop het strafproces dient te worden gevoerd en bepaalt de vormen welke daarbij in acht genomen moeten worden. Dit is het strafrecht in beweging: het regelt de bevoegdheden, rechten en plichten van allen die bij het strafproces betrokken zijn (rechters, opsporingsambtenaren, verdachten, etc). Het strafprocesrecht heeft een aantal eigenschappen: 

  • Het is geheel dwingend recht 

  • Het is, net zoals het materiële strafrecht, geheel gecodificeerd 

  • De lagere wetgever mag geen bepalingen van formeel recht maken 

  • Het is een gesloten systeem --> alleen specifieke gevallen 

De gedraging mag alleen worden bestraft als deze vooraf bij wet strafbaar is gesteld. Hier gaat het om een vereiste in het materieel strafrecht. 

In principe is de bestraffing van gedraging opgedragen aan de formele wetgever. Echter, lagere wetgevers mogen ook gedragingen strafbaar stellen indien deze bevoegdheid door de formele wetgever is gedelegeerd. Het betreft dan altijd overtredingen, nooit misdrijven. 

Misdrijf: Geregeld in Boek 2 Sr. Deze gedragingen zou iedereen waarschijnlijk strafbaar stellen, het gaat om belangrijke normen die zijn geschonden. Normen zo belangrijk dat formele wetgever dit moet vaststellen (uniformiteit --> gek zou zijn als Limburg moord niet strafbaar zou zijn en Leiden twee jaar) 
Overtredingen: Geregeld in Boek 3 Sr. Deze gedragingen zijn uit nuttigheidsoogmerk strafbaar gesteld maximaal één jaar gevangenisstraf. 

Het materiële strafrecht wordt in principe geregeld door de formele wetgever, tenzij deze bevoegdheid is gedelegeerd (kan alleen betreft overtredingen). 
Het formele strafrecht wordt exclusief geregeld door de formele wetgever (regering + Staten-Generaal) 

Waarom legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr)? 

  • Willekeur, onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid worden voorkomen 

  • Staat bezit het geweldsmonopolie en misbruik van dit monopolie zal haar gezagspositie aantasten 

Beginsel der onmiddellijkheid --> er moet worden verteld wat er is voorgevallen wanneer hij afwezig is bij rechtszaak. Brengt met zich mee dat een verdachte nooit mag worden veroordeeld op grond van stukken waarvan hij geen kennis heeft. 

Beginsel vrij van keuze van raadsman --> gezamenlijke advocaten noemt met de balie. Advocaten zijn verenigd in de orde van advocaten. De orde heeft bevoegdheid en oefent toezicht uit op de balie. Hierin is een vrij keuze. 

Beginsel recht gedaan worden in redelijke tijd --> OM is gebonden aan een termijn en niet constant verlengen. Wanneer dit wel het geval is zal de rechter het OM niet ontvankelijk verklaren 

Beginsel rechtspraak in meerdere instanties --> hoger beroep en cassatie, die na veertien dagen na uitspreken van vonnis worden aangewend. Buitengewone zijn: cassatie in het belang der wet en herziening 

Er zijn twee visies van de positie van de minister ten opzichte van het OM: 

  • Staatrechtelijke visie --> Minister van Justitie verantwoordelijk voor opsporings- vervolgingsbeleid en mag aanwijzingen geven. Zowel algemeen als concrete gevallen. Hij is dan dit verantwoordelijk naar de Tweede Kamer 

  • Strafrechtelijke visie --> Hier gaat het om de bevoegdheden van het OM. Deze moet gezien worden als onafhankelijk van de uitvoerende macht en rekent het tot de rechtelijke macht. 

Argumenten voor onafhankelijk OM: 

  1. Onafhankelijkheid van OM heeft basis in de Grondwet. Art. 117 lid 1 GW en naar analogie van de rechtelijke onafhankelijkheid ook een onafhankelijkheid voor het OM 

  1. Wetshandhaving heeft zich ontwikkeld tot rechtshandhaving. OM is belast met handhaving der wetten en dus handhaving van het recht. Het is dus een rechtelijke taak en dus onafhankelijk moeten zijn 

Argument tegen onafhankelijk OM 

  1. Krachtens art. 42 lid 2 GW bestaat er een ministeriële verantwoordelijkheid 

De rechter zal uiteindelijk oordeel moeten geven. De regeling van bevoegdheid van de rechterlijke macht wordt er een onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve competentie: 

  • Absolute competentie gaat het om de vraag bij welke soort rechter (rechtbank, hof, Hoge Raad) bevoegd is de zaak in behandeling te nemen. In de meeste gevallen zal het dan gaan om vast te stellen of men bij de ‘gewone’ civiele rechter of bij de kantonrechter moet zijn. 

  • Relatieve competentie geeft aan in welke plaats in Nederland een procedure gestart moet worden. Bij een overtreding of misdrijf moet de zitting plaatsvinden in de stad waar het delict is gepleegd. 

Aan de autonomie van de rechter zijn grenzen gesteld. Ze kunnen bewijs halen uit: 

  1. Eigen waarnemingen 

  1. Verklaringen verdachte 

  1. Verklaringen getuigen 

  1. Verklaringen deskundige 

  1. Schriftelijke bescheiden 

Nederland heeft een negatief wettelijk bewijsstel 

  • Rechter mag alleen gebruik maken van in de wet genoemde bewijsmiddelen 

  • Bewijs is alleen niet genoeg, daarom ‘negatief’ ook de overtuiging van de rechter 

  • Rechter bewijst, niet het OM 

  • Onschuldpresumptie --> pas als er echt kan worden bewezen dat de verdachte het heeft gepleegd kan diegene pas worden gestraft 

Straffen art. 9 Sr 
Hoofdstraffen: 

  1. Gevangenisstraf (misdrijven) 

  1. Hechtenis (overtredingen) 

  1. Taakstraf 

  1. Geldboete 

Bijkomende straffen: 

  1. Ontzetting van bepaalde rechten (gebiedsverbod) 

  1. Verbeurdverklaring (in beslag nemen van bijvoorbeeld wapen) 

  1. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak (is altijd al openbaar maar nu moet verdachte ervoor betalen 

Maatregelen art. 36a Sr: 

  1. Onttrekking van voorwerpen aan het verkeer (verbeurdverklaring) 

  1. Ontneming van wederrechtelijke verkregen voordeel (als je bank overvalt mag je gestolen geld niet houden) 

  1. Betaling schadevergoeding aan het slachtoffer 

  1. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis 

  1. Terbeschikkingstelling (TBS) 

  1. Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders 

 

We krijgen een indruk van de manier waarop de strafrechter te werk gaat, als we de artikelen 348 tot en met 352 van het Wetboek van Strafvordering nader bestuderen. De wet eist van de rechter dat hij een specifieke procedure doorloopt voordat hij tot een uitspraak komt. Eerst doorloopt hij op basis van art. 348 Sv een viertal formele voorvragen:  

1. Is de dagvaarding geldig? (Wist de verdachte, of kon hij weten, waarvoor hij vervolgd wordt en wanneer hij voor moet komen?); 
2. Is de rechter bevoegd? (Heeft het OM de zaak niet bij de verkeerde rechter aangebracht?);  
3. Is het OM ontvankelijk in haar eis? (Heeft het OM haar recht op vervolging van deze verdachte niet al verspeeld, bijvoorbeeld omdat hij voor hetzelfde feit al eens veroordeeld is?);  
4. Zijn er redenen voor een schorsing van de procedure? (Bijvoorbeeld omdat er nog nader onderzoek moet plaatsvinden?).  

Artikel 349 Sv geeft aan dat, als daartoe aanleiding is, de nietigheid van de dagvaarding wordt uitgesproken, of dat de rechter zich onbevoegd of het OM niet-ontvankelijk verklaart, of dat de vervolging wordt geschorst. We noemen de vragen van 348 Sv de formele vragen omdat het vragen zijn die de procedure betreffen.  

Artikel 350 Sv geeft aan hoe de rechter de zaak inhoudelijk moet afhandelen. De rechter moet nu een viertal materiële vragen doorlopen:  
1. Is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan? De rechter loopt in het kader van de beantwoording van deze vraag heel precies de tenlastegelegde feiten door en legt deze naast de bewijsmiddelen. De voorwaarde voor bestraffing is dat elk onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Als dit niet lukt dan volgt vrijspraak (Zie art. 352 lid 1 Sv). Echter, als het bewijs rond is, leidt dat nog niet direct tot een veroordeling. De rechter beantwoordt eerst nog drie vervolgvragen.  
2. Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op? Wat de verdachte heeft gedaan, moet bij wet strafbaar zijn gesteld. Is dat niet het geval, dan volgt “ontslag van alle rechtsvervolging.” (Zie art. 352 lid 2 Sv). Dat zal ook gebeuren als er sprake is van een zogenaamde “rechtvaardigingsgrond”. Als het handelen 57 van de verdachte zich door bijzondere omstandigheden laat rechtvaardigen – omdat er sprake is van overmacht of noodweer bijvoorbeeld – dan gaan we de verdachte niet straffen. Met andere woorden, hoewel de wettelijke regel formeel is geschonden, is er desondanks geen sprake van materiële wederrechtelijkheid. Kortom, er is niet in strijd met het recht gehandeld en het feit is niet strafbaar.  
3. Is deze verdachte in deze omstandigheden strafbaar? Met andere woorden: is er sprake van een schulduitsluitingsgrond? Als de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen en als een strafbaar feit kunnen worden gekwalificeerd, dan kunnen er redenen zijn om te oordelen dat de verdachte niets te verwijten valt omdat er, bijvoorbeeld, sprake van was van ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr). In dat geval spreken we van een “schulduitsluitingsgrond” en mensen die geen schuld hebben straffen we niet. Dit schuldvereiste gaat ervanuit dat de verdachte uit vrije wil handelde en we kunnen iemand die zijn eigen wil niet kan bepalen zijn handelen niet verwijten. We beschouwen het inhumaan om iemand die niet kan instaan voor het eigen handelen (verder) leed toe te voegen. Als de daad gerechtvaardigd wordt of de verdachte niets verweten kan worden, zal ook ontslag van alle rechtsvervolging worden uitgesproken (zie art. 352 lid 2 Sv). Zijn zowel de daad als de dader strafbaar, dan komen we bij de laatste vraag.  
4. Welke straf of maatregel moet worden opgelegd? Als de eerdere drie vragen bevestigend zijn beantwoord dan kan de rechter een bij de wet voorgeschreven gevangenisstraf, boete of maatregel opleggen. In het Wetboek van Strafrecht vinden we in titel II en IIa van Boek 1 meer informatie over de mogelijkheden die de rechter hier heeft.   

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Abel-Jan Scheffer
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1380