Tentamenvragen Formeel Strafrecht

Deze samenvatting is ggeschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamenvragen deel 1

VRAAG 1
Archibald is werkzaam als advocaat en heeft een kantoor ‘aan huis’. Het bedrijfje is gevestigd op hetzelfde postadres als het grachtenpand van Archibald. Voor het overige is het kantoor feitelijk afgescheiden van het herenhuis nu het gesitueerd is op de begane grond en slechts vanaf de straatzijde kan worden binnengegaan terwijl de woning een eigen, andere, ingang heeft. Op een zondag, er is niemand aanwezig en het advocatenkantoor is gesloten, zien twee passerende agenten op brand duidende donkere rookwolken uit de ventilatieroosters van het kantoor van Archibald komen. De twee agenten aarzelen geen moment en gaan direct tot actie over. Ze forceren de voordeur teneinde de beginnende brand te blussen en te voorkomen dat het kantoor en de bovengelegen woning door vlammen worden verzwolgen.
a.    Is het handelen van de agenten in casu rechtmatig?
Ga er bij de verdere beantwoording van deze vraag van uit dat het vorenomschreven optreden rechtmatig is geweest.
Na het geblust hebben van het bescheiden brandje kijken de agenten om zich heen in het kantoor van Archibald. Naast de te verwachten normale inrichting van het kantoor zien ze, door een grote bruine deken grotendeels aan het oog onttrokken, twee grote roestige gele vaten staan die voorzien zijn van teksten en symbolen die wijzen op voor de gezondheid zeer schadelijke chemicaliën. De twee agenten weten niet wat ze met de vaten moeten doen en besluiten in al hun wijsheid de officier van justitie te consulteren en hem te vragen of ze de vaten in beslag moeten nemen.
b.    In het Wetboek van Strafvordering bestaat voor de opsporingsambtenaren soms een mogelijkheid (bevoegdheid) tot inbeslagneming en soms een plicht tot inbeslagneming. In welke gevallen zijn opsporingsambtenaren krachtens het Wetboek van Strafvordering bevoegd tot inbeslagneming (zonder daartoe verplicht te zijn)? En in welke gevallen zijn zij tot inbeslagneming verplicht? Doet zich één van laatstgenoemde gevallen i.c. voor?
De officier van justitie besluit dat in het belang van het onderzoek de vaten nu beter nog niet in beslag genomen kunnen worden en geeft de agenten telefonisch mee dat ze tegenover de gearriveerde Archibald niets mogen laten blijken betreffende de ontdekte vaten. Wel vindt de officier van justitie het nodig dat opsporingsambtenaren de komende week vaker dan normaal zullen surveilleren in de omgeving van het kantoor van Archibald.
De vaker dan gebruikelijk surveillerende agenten nemen incidenteel waar dat het kantoor veel louche figuren op bezoek krijgt. Ook wordt op een dag waargenomen dat er nieuwe gele vaten, zoals die in het kantoor al eerder waren gezien, de kelder in worden gerold. De officier van justitie, niet begrijpend waar een advocaten-kantoor vaten met chemische stoffen voor nodig heeft, vertrouwt de gebeurtenissen niet langer en besluit in het belang van het onderzoek tot meer ingrijpende bevoegdheden. De officier van justitie verdenkt, mede op basis van eerder onbekende informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid, Archibald van het deelnemen aan een criminele organisatie die met gebruikmaking van de onbekende chemicaliën een aanslag in Nederland voorbereidt (art. 46, 140 en 157 Sr). Hij geeft daarom schriftelijk het bevel om in het kantoor onopvallend een camera (zonder microfoon) op te hangen waarmee kan worden bekeken en vastgelegd welke personen betrokken zijn bij de organisatie.
c.    Is het observeren door de ‘met grotere regelmaat dan gebruikelijk’ surveillerende agenten in casu rechtmatig?
d.    Beoordeel op grond van de meest aangewezen bevoegdheid of het plaatsen van de camera in het kantoor rechtmatig is geschied.
Ga er bij de verdere beantwoording van deze vraag van uit dat het voorgaande optreden rechtmatig is geweest.
De videobeelden worden rechtstreeks doorgestuurd naar een onopvallend busje waarin de officier van justitie meekijkt. Uit de beelden blijkt dat bepaalde personen, waarvan sommige bij de politie bekend staan als (voormalig) wapenhandelaren, op een bepaald moment bij elkaar zijn gekomen om te vergaderen. Daarbij komen plattegronden van overheidsgebouwen in beeld en is tevens zichtbaar hoe een deel van de aanwezigen paspoorten vervalst. Zodra de vergadering is afgelopen wil de officier van justitie de betreffende stukken en ook de vaten met chemicaliën in beslag nemen. De officier van justitie gaat naar binnen om het kantoor te doorzoeken en treft daar alleen Archibald nog aan die niet mee wil werken en nergens toestemming voor geeft. De officier van justitie en zijn team nemen de plattegronden, de valse paspoorten, drie dossiers betreffende andere zaken van cliënten van Archibald die hij toevallig in zijn handen had en de vaten chemicaliën in beslag.
Ga er bij de beantwoording van de volgende vragen van uit dat het optreden van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht maar dat de rechter-commissaris voor het overige wel de voor rechtmatige bevoegdheidsuitoefening vereiste handelingen heeft verricht.
e.    Is het in beslag nemen van de drie dossiers rechtmatig? Is het in beslag nemen van de vaten met chemicaliën rechtmatig?
f.    Indien de zittingsrechter de toepassing van de videocamera onrechtmatig oordeelt, welke consequentie moet hij daar dan (gezien de geldende jurisprudentie) aan verbinden?
VRAAG 2
Joep van der Z. wordt het volgende tenlastegelegd:
‘dat hij op 5 augustus 2006 te Rotterdam op het adres Frederikstraat 00 opzettelijk door valse alarmkreten of signalen de rust heeft verstoord doordat hij zijn brandalarm om 3.00 uur ‘s nachts gedurende een periode van ongeveer 2 uur heeft laten afgaan’ (art. 142 Sr).’
Op 1 november 2006 wordt de dagvaarding op het GBA adres van Joep (Frederikstraat 00 Rotterdam) uitgereikt om op 6 november 2006 voor de rechtbank Rotterdam te verschijnen. Omdat Joep op dat moment aan het werk is wordt de dagvaarding aan de schoonmaakster uitgereikt die zonder iets te verklaren de dagvaarding aanneemt.
Ter terechtzitting op 6 november verschijnt noch Joep noch een door hem gemachtigde advocaat. Hierdoor onderzoekt de rechtbank of er wel of geen verstek kan worden verleend.
a.     Kan de Rechtbank verstek verlenen tegen Joep?
Stel dat Joep niet op de zitting verschijnt, maar wel raadsman G. Sponsbob. Die verklaart niet te zijn gemachtigd, maar net voor de zitting van een familielid van Joep te hebben vernomen dat Joep sedert 4 november in het ziekenhuis ligt tengevolge van een verkeersongeval. Om die reden verzoekt de raadsman de zaak aan te houden om Joep in staat te stellen aanwezig te kunnen zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De OvJ wil niets van aanhouden weten. Hij stelt dat de raadsman heeft verklaard niet te zijn gemachtigd door Joep. Hierdoor kan hij dus ook geen uitstel van de zaak vragen. Volgens de OvJ is de tekst van art. 279 Sv kristalhelder. De raadsman repliceert door te stellen dat de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat in uitzonderlijke gevallen de niet gemachtigde raadsman het woord wel mag voeren. Volgens hem is in deze zaak van zo’n uitzonderlijk geval sprake.
b.    Geef gemotiveerd commentaar op de stelling van zowel de OvJ als raadsman G. Sponsbob.
Stel, anders dan hiervoor, dat Joep wel op de zitting is verschenen samen met zijn raadsman G. Sponsbob. Voorafgaand aan de zitting heeft G. Sponsbob volgens de daarvoor geldende procedure twee getuigen door tussenkomst van de OvJ laten oproepen voor het onderzoek ter terechtzitting. Zij zouden kunnen verklaren dat Joep niet opzettelijk het alarmsysteem heeft laten afgaan, maar dat het om een technische storing ging. Tijdens de behandeling van de zaak blijkt echter dat de OvJ geweigerd heeft de getuigen op te roepen. Hij stelt daartoe dat hij de noodzaak er niet van inziet, nu deze twee getuigen immers al uitgebreid tegenover de politie een verklaring hebben afgelegd. Hun verklaringen zijn door middel van een procesverbaal opgenomen in het procesdossier. Het kost volgens hem allemaal veel te veel tijd om deze twee getuigen ook nog eens een keer tijdens de behandeling van de zaak te laten verhoren. G. Sponsbob stelt daartegenover dat het wel noodzakelijk is dat de getuigen nog eens worden gehoord.
c.    Op grond van welke criteria zal de rechtbank het verzoek van G. Sponsbob beoordelen?
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft in de zaak Scheper vs. Nederland nog maar eens de criteria aangegeven op grond waarvan een rechter de vraag naar de bruikbaarheid van de verklaring van een getuige dient af te wegen tegen (inbreuken op) het ondervragingsrecht van de verdachte zoals dat blijkt uit artikel 6 lid 3 onder d EVRM.
d.    Hoe verhouden de uitspraken van het EHRM met betrekking tot getuigenbewijs zich tot HR 1 februari 1994, NJ 1994, 427 (Grenzen getuigenbewijs)? (10 pnt)
VRAAG 3
Aan Harrie S. is ten laste gelegd dat hij ‘hij op 22 december 2005, in de gemeente Goes, aan een persoon genaamd Toon M., opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken enkel), heeft toegebracht door deze opzettelijk (met een geschoeide voet) te schoppen tegen het lichaam.’ (art. 302 Sr).
In het dossier bevinden zich de volgende stukken:
I. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van de aangever Toon M.: “Ik doe aangifte van zware mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte een bloedende schram naast mijn neus, pijn aan rechterzijde bovenlip, enkel rechts is opgezet en behoorlijk pijnlijk. (...). Ik werd geschopt door mijn buurman Harrie S.”.
II. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar D.M.G. Boers, voorzover inhoudende als relaas van bevindingen van de verbalisant:
“Op 22 december 2005 werd aangifte gedaan door [slachtoffer] terzake zware mishandeling. Door GGD-arts werd het slachtoffer verwezen naar het ziekenhuis. Later hoorde ik dat daar was vastgesteld dat de man een gebroken enkel had.”
III. een schriftelijke verklaring van R.E. ter Morshuizen, GGD-arts te Goes, van 22 december 2005, inhoudende de volgende medische informatie betreffende Toon M.:
“Bloed en oppervlakkige schaafwond op de rechter wang en flinke gezwollen rechter enkel en gevoel dat er iets over elkaar heen schuift.”
IV. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar D.M.G. Boers, voorzover inhoudende als verklaring van verdachte: “Ik had ruzie met mijn buurman Toon. Ik heb hem niet geschopt.”
Ter terechtzitting voor de meervoudige kamer voert de raadsman van Harrie S., mr. Van den Boetzelaar, de volgende verweren: ‘Cliënt heeft het slachtoffer niet geschopt, er is alleen ruzie geweest en toen heeft Toon zich verstapt. Subsidiair heeft Harrie uit noodweer gehandeld, Toon kwam dreigend op hem af met een hockeystick. Cliënt heeft toen geschopt naar de hockeystick en daarbij Toon geraakt. Meer subsidiair is er geen sprake van zwaar lichamelijk letsel.’
a.    Kan de rechter op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden, komen tot een bewezenverklaring? Benoem de bewijsmiddelen
b.    Stel dat de rechter het eerste verweer van mr. Van den Boetzelaar volgt, tot welke uitspraak moet de rechter dan komen? Tot welke uitspraak moet de rechter komen als hij het tweede verweer volgt? Tot welke uitspraak moet de rechter komen als hij het derde verweer volgt? Moet hij deze uitspraken in het vonnis motiveren?
c.    In welke bepalingen is het motiveren van de verwerping van verweren geregeld en wanneer is sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt?
d.    In welke gevallen hoeven de bewijsmiddelen, c.q. hoeft de inhoud van de bewijsmiddelen, ondanks dat de rechter het ten laste gelegde bewezen acht, niet in het vonnis te worden vermeld?
VRAAG 4
a.    Wat zijn de drie in de wet genoemde gronden voor 'herziening'?
b.    Kan ook van een vonnis, houdende de einduitspraak van ontslag van alle rechtsvervolging, herziening worden gevraagd?
VRAAG 5
Onlangs is de Wet OM-afdoening tot stand gekomen. In de Memorie van Toelichting bij die wet stelt de Minister: “Tegelijkertijd kan evenwel worden vastgesteld dat de rechtspositie van de verdachte jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd in vele opzichten materieel overeenkomt met die van een verdachte die door de strafrechter veroordeeld is.”
Wat vindt u van deze opmerking van de Minister? Is er sprake van kenmerkende verschillen in de rechtspositie van degene tegen wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd en degene die een transactie krijgt aangeboden? Wat vindt u van de Wet OM-afdoening?
 

Antwoorden deel 1

Vraag 1
a. Ja, het handelen van de agenten is rechtmatig (1pnt): binnentreden van kantoor in het kader van hulpverlening als onderdeel van algemene politietaak op grond van art 2 jo 8 politiewet (2 pnt). De awbi doet er hier niet toe nu het uitdrukkelijk niet gaat om een woning (2pnt) ook juist de uitzondering van art 2 lid 3 Awbi: bestrijding van onmiddellijk gevaar
b. Alleen wettelijke plicht in 126ff (1pnt). In casu geen ibn-plicht in de zin van 126ff nu het niet gaat om de uitoefening van een b.o.b. maar een discretionaire bevoegdheid om in beslag te nemen (2 pnt). De algemene (discretionaire) bevoegdheid voor opsporingsambtenaren om in beslag te nemen is geregeld in art. 96 t/m 97 Sv
c. Ja (1 pnt), observeren door vaker dan gewoon surveillerende agenten levert geen stelselmatige observatie op: art 126g is niet van toepassing (en zeker geen 126o!) (2 pnt).  Surveilleren valt onder art. 2 Polw
d. Art. 126g (1 pnt). -verdenking misdrijf (i.c. verdenking van 140Sr), belang v/h onderzoek (i.c. ja, staat in casus), bevel OvJ (i.c. ja, staat in casus).(2 pnt) Lid 3: plaatsen camera (technisch hulpmiddel) alleen rechtmatig voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Lid 2: camera ophangen in kantoor: betreden besloten plaats (kantoor, niet zijnde een woning) zonder toestemming rechthebbende, voorwaarden: 67 lid 1 feit (i.c. ja, 140 Sr > 4 jr), ernstige inbreuk rechtsorde gezien aard of samenhang (i.c. ja,  levensdelicten en delicten mbt gevaarlijke stoffen).
e. Art. 97 Sv Doorzoeken ter in beslagneming kantoor verschoningsgerechtigde (1 pnt). Optreden RC kan niet worden afgewacht, vooraf machtiging gegeven. OvJ is dan bevoegd kantoor verschoningsgerechtigde te doorzoeken ter inbeslagneming indien misdrijf als omschreven in art. 67 lid 1 (i.c. 140 jo 46 jo 157 Sr) en dringend noodzakelijk (1 pnt). Art. 98 lid 2: doorzoeken bij verschoningsgerechtigde alleen voor zover geen schending beroepsgeheim en, voor zover wordt doorzocht op brieven/andere geschriften
-drie dossiers: betreft stukken waarop verschoningsrecht ziet: dossiers van clienten die niets met onderzoek tegen Archibald te maken hebben. Inbeslagneming ervan is onrechtmatig
- olievaten met chemicaliën zijn geen brieven of andere geschriften en vallen daarmee niet onder beperking van art 98: ibn rechtmatig .
f. 359a Sv moet gaan om vormverzuimen in voorbereidend onderzoek . Vier mogelijke rechtsgevolgen die aan bedoelde onrechtmatigheden verbonden kunnen worden: constatering verzuim, strafvermindering, bewijsuitsluiting en niet-ontvankelijk verklaring OM. Afvoerpijp-arrest NJ 2004, 376 geeft uitleg aan regeling. Schutznorm: “indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim.”
Afhankelijk van motivering door student welke consequentie als meest toepasselijke wordt gezien. Van belang is dat juiste criteria worden aangelegd.
Niet ontvankelijkheid OM pas als doelbewuste grove veronachtzaming etc. Bewijsuitsluiting als schending belangrijk strafvorderlijk voorschrift: het is maar de vraag in hoeverre verschoningsrecht is geschonden. Strafvermindering = rest enz. enz. . Meest in de rede ligt strafvermindering.
Vraag 2
a. Er zijn 2 redenen te bedenken waarom er geen verstek zou kunnen worden verleend. Allereerst dient de dagvaarding nietig te worden verklaard, omdat op grond van art. 280 lid 1 sub a Sv. de dagvaardingstermijn van 10 dagen (art. 265 Sv) niet in acht is genomen. De tweede reden kan gevonden worden in het argument dat de dagvaarding weliswaar is uitgereikt aan iemand die zich op het adres bevindt zoals vermeld in de dagvaarding, maar niet heeft verklaard bereid te zijn om het stuk onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen (art. 588 lid 3 Sv) . Beide antwoorden.
b. Bouterse-arrest (1 pnt) De raadsman die ter terechtzitting niet uitdrukkelijk verklaart dat hij door de aldaar niet verschenen verdachte bepaaldelijk is gemachtigd tot het voeren van de verdediging, kan geen van de hem bij de wet toegekende rechten en bevoegdheden uitoefenen, behoudens het voeren van het woord ter toelichting van de afwezigheid van de verdachte en het verzoeken om aanhouding van de behandeling van de zaak met het oog op de effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of ten behoeve van het alsnog verkrijgen van een machtiging als hiervoor bedoeld. Niet uitgesloten is dat in uitzonderlijke gevallen anders moet worden geoordeeld. Hieruit volgt dat de raadsman wel kan verzoeken om aanhouding ten einde Joep wel te laten verschijnen . Van een uitzonderlijk geval is hier geen sprake . Kortom beide procesdeelnemers hebben geen gelijk.
c. De raadsman heeft blijkens de casus de 2 getuigen op de juiste wijze bij de OvJ opgeroepen op grond van art. 263 Sv . De rechtbank zal nu op grond van art. 287 en 288 Sv in beginsel deze getuigen dienen op te roepen, tenzij een van de in art. 288 lid 1 onder a t/m c genoemde criteria aan de orde is.
d. In het arrest Grenzen Getuigenbewijs worden twee situaties onderscheiden:
1. de getuigenverklaring is het enige bewijsmiddel waaruit verdachtes betrokkenheid bij het hem tenlastegelegde rechtstreeks blijkt en de verdachte heeft nog niet de gelegenheid gehad de getuige te ondervragen terwijl dat wel gewenst is.
2. de getuigenverklaring is het enige bewijsmiddel waaruit verdachtes betrokkenheid bij het hem tenlastegelegde rechtstreeks blijkt en de getuige heeft later ten overstaan van een rechter deze verklaring ingetrokken of op essentiële punten gewijzigd.
In die twee situaties moet de zittingsrechter de getuige ter zitting oproepen en het verhoor van de getuige mogelijk maken, wil hij gebruik kunnen maken van de eerder afgelegde verklaring.
Het EHRM gaat uit van onmiddellijkheid (Kostovski), belangen van de getuigen kunnen daarbij worden afgewogen tegen belangen van de verdachte (Doorson, Visser). Het ondervragingsrecht moet echter in enig stadium van het geding hebben kunnen plaatsvinden indien de getuigenverklaring het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het hem tenlastegelegde rechtstreeks blijkt. Dan moet het ondervragingsrecht wel daadwerkelijk inhoud krijgen (Luca, Unterpertinger)
Vraag 3
a. Ja (1 pnt), rechter moet door inhoud wettige bewijsmiddelen overtuiging bekomen (art. 338) (1pnt). Verklaring Toon bij politie, art. 344 lid 1 sub 2 (1 pnt), pv van bevindingen politie, art. 344 lid 1 sub 2 (1 pnt), schriftelijke verklaring arts, art. 344 lid 1 sub 4 (1 pnt).
b. Eerste verweer: niet voldaan aan tll, vrijspraak (1 pnt); tweede verweer: rechtvaardigingsgrond (1 pnt), OVAR (1 pnt); derde verweer: niet voldaan aan tll, vrijspraak (1 pnt). Nu de beslissing afwijkt van het standpunt van de officier van justitie dient het vonnis, indien deze standpunten uitdrukkelijk zijn onderbouwd (1 pnt).
c. Art. 359 lid 2 (1 pnt), niet ieder ter terechtzitting ingenomen standpunt noopt bij niet-aanvaarding tot een nadere motivering. Wil het ingenomen standpunt de verplichting tot beantwoording scheppen, dat dient dit standpunt duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie t.o.v. de feitenrechter naar voren te zijn gebracht.
d.  Art. 359 lid 3 (1 pnt). Indien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit (4 pnt).
Vraag 4
a. Art. 457 Sv (2 pnt), bewezenverklaringen die niet overeen te brengen zijn (1 pnt), op grond van eenige omstandigheid die bij het onderzoek op de terechtzitting den rechter niet was gebleken en die op zich zelve of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt in dier voege dat ernstig vermoeden ontstaat dat ware zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid, hetzij tot vrijspraak van den veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging op grond dat deze niet strafbaar was, hetzij tot niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van eene minder zware strafbepaling (1 pnt), op grond van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarin is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dan wel een protocol bij dit verdrag is geschonden in de procedure die tot de veroordeling of een veroordeling wegens hetzelfde feit op grond van dezelfde bewijsmiddelen heeft geleid, indien herziening noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel 41 van dat verdrag (1 pnt).
b. Ja, zie art. 457 lid 2 (5 pnt).
Vraag 5
Punten toe te kennen voor alle elementen die iets met de Wet OM-afdoening te maken hebben. Een kritische blik wordt daarbij hogelijk gewaardeerd. In ieder geval hoort daar een reactie op de opmerking van de Minister, een aantal verschillen in de positie van de strafbeschikte ten opzichte van de getransigeerde (niet reageren leidt tot onherroepelijke beschikking vs. dagvaarding) en een door feiten geschraagde mening over de wet bij.

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is used in:

Strafrecht bundel

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2819