Artikelen + Oefenpakket Psychopathologie II

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

501096oefenpakketartikelen.pdf

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Psychopathologie II: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Artikelen + Oefenpakket Psychopathologie II
Psychopathologie II - Psychologie - UU - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017

Psychopathologie II - Psychologie - UU - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Vraag 1

Welke argumenten geeft May (2007) over etniciteit matching?

Vraag 2

Wat zijn acro-, agora- en xenophobia?

Vraag 3

Wat is grootste verschil tussen een somatische symptoomstoornis en een paniekstoornis?

Vraag 4

Hoe verloopt doorgaans de behandeling bij een alcoholverslaving? Geef de stappen zoals besproken in college en in het boek.

Vraag 5

Wat zijn fysieke kenmerken en complicaties van Boulimia Nervosa?

Vraag 6

Welke drie neurotransmitters worden geassocieerd met angst en welk algemeen systeem in ons lichaam speelt daarbij een rol?

Vraag 7

Wat is de prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen in de GGZ en in de ‘gewone’ bevolking?

Vraag 8

Een centraal kenmerk bij CT is de cognitieve triade; hoe mensen over zichzelf denken, hun persoonlijke wereld en de toekomst. Wat zijn de drie componenten bij CT?

Vraag 9

De seksuele responsecyclus bestaat uit verlangen, opwinding, plateau, orgasme en ontspanning. Wat gebeurt er tijdens opwinding en koppel hieraan een stoornis.

Vraag 10

Wat is parasuïcidaal gedrag en wat zijn de risicofactoren voor het plegen van zelfmoord?

Vraag 11

Hoe worden stoornissen gezien volgens de netwerktheorie van Nijten en wat zijn brugsymptomen?

Vraag 12

Wat is het verschil tussen classificatie en diagnose van stoornissen?

Vraag 13

Wat zijn de drie doelen van een psychiatrisch onderzoek?

Vraag 14

Geef voorbeelden van bezodiazepines, TCA’s en SSRI’s. Vertel daarnaast wat de mogelijke bijwerkingen zijn per groep.

Vraag 15

Hoe vaak komt Anorexia Nervosa voor? Geef een range of de life time prevalence.

Vraag 16

Wat is de prevalentie van OCD? Noem tevens welke stoornissen het meest comorbide zijn en geef voorbeelden van compulsies en obsessies.

Vraag 17

Wat is het verschil tussen angst en vrees?

Vraag 18

Welke verstoringen van de slaap treden op bij depressieve patiënten?

Vraag 19

Wat stelt de Kindling Hypothese over depressie ?

Vraag 20

Wat zijn de goede en slechte prognostische indicatoren voor een Major Depression?

Vraag 21

Wat is schematherapie en bij welke categorie stoornissen wordt dit vaak toegepast? Noem tevens waar de focus op wordt gelegd.

Vraag 22

Wat zijn volgens de participanten de voordelen van gecomputeriseerde CBT in het artikel over E-Health?

Vraag 23

Wat is de life time prevalentie van een specifieke fobie en van een sociale fobie?

Vraag 24

Wat is het verschil tussen genderidentiteit en seksuele identiteit? Leg tevens uit wat seksuele oriëntatie is.

Vraag 25

Wat is het verschil tussen gedachte inhoud, vorm en proces bij schizofrenie patiënten?

Vraag 26

Wat is het verschil in seksuele fantasieën bij een man en een vrouw. Noem daarnaast de meest gecompliceerde factor voor de vrouw bij de arousal.

Vraag 27

Welke risicofactoren correleren met seksuele recidive ?

Vraag 28

Andrews & Bonta hebben een Risk , Need and Responsivity Model (RNR) opgesteld. Dit gaat over het recidiverisico, leg dit model uit.

Vraag 29

Wat zijn de

.....read more
Access: 
JoHo members
Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen

Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen


Vragen

Vraag 1

  1. De stoornis in de lichaamsbeleving (Body Dismorfic Disorder) komt tot een bepaalde hoogte overeen met Anorexia Nervosa en gender-identiteitstoornissen. Wat kenmerkt (1) deze overeenkomst en (2) waarin is de stoornis in de lichaamsbeleving verschillend van de twee andere stoornissen?

  2. Zou de tegenwoordig zo populaire plastische chirurgie een uitkomst kunnen bieden voor mensen met een stoornis in de lichaamsbeleving? Motiveer u w antwoord.

Vraag 2

Esther meldt zich aan bij het Ambulatorium van de Universiteit Utrecht met klachten van diverse aard. Ze lopen uiteen van hartkloppingen, zweten, beven, kortademigheid, misselijkheid en duizeligheid tot het gevoel elk moment gek te kunnen worden. Soms heeft ze last van tintelende handen of gevoelloosheid in haar rechterarm. Vooral dit laatste maakt haar bezorgd. Haar tante heeft wel eens een knobbeltje in haar borst gehad (gelukkig onschuldig van aard) en haar opa is aan een hartaanval overleden.

  1. Wat is het meest waarschijnlijk aan de hand? Licht het antwoord toe.

  2. Wat zou er nog meer aan de hand kunnen zijn en welke informatie ontbreekt om dit met zekerheid te kunnen uitsluiten? Er zijn meerdere mogelijkheden; kies er één.

Vraag 3

In deze opdracht geeft u een aantal antwoorden voor ieder van de volgende begrippen paren:

  • stemming – affect
  • waan – overwaardig idee
  • derealisatie - depersonalisatie

Geef van ieder van deze begrippen paren

  1. een omschrijving van het verschil tussen beide begrippen in het paar.

  2. een zo nauwkeurig mogelijke definitie van elk begrip.

  3. een voorbeeld van beide begrippen in het paar met toelichting

Vraag 4

Een vrouw meldt zich in totale wanhoop aan bij haar huisarts. Ze vertelt dat haar man het afgelopen anderhalf jaar toenemend jaloers en beschuldigend is geworden. De laatste tijd waren zijn beschuldigingen volkomen irrationeel geweest. Hij was ervan overtuigd dat ze een groot aantal minnaars had, dat ze ’s nachts opstond om naar hen toe te gaan en dat ze met hen communiceerde door middel van licht en spiegels. Telefoontjes van mensen die verkeerd verbonden waren, zag hij als bewijs dat mannen contact met haar zochten. Tevens meende hij dat er ’s nachts auto’s langs het huis reden die met hun koplampen knipperden, om haar een signaal te geven. Hij bracht plakband op de ramen aan, spijkerde deuren dicht en ging nauwkeurig de positie van alle meubels opmeten. Elke verandering liep uit op een tirade over haar ontrouw. Hij weigerde voedsel of sigaretten van haar aan te nemen. De beschuldigingen gingen niet gepaard met mishandeling en hun seksuele omgang bleef hetzelfde, maar hij leek steeds verdrietiger en afgetobd en was in de tussentijd twaalf kilo afgevallen. De vrouw voelde zich zo ellendig over het gedrag van

.....read more
Access: 
JoHo members
Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen II

Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen II


MC-vragen

Vraag 1

Wat is geen risicofactor voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis?

  1. sekse
  2. migratie
  3. slechte hechting
  4. geboortecomplicaties

    Vraag 2

    Vrouwen worden vaker gedood door een partner met vermijdende persoonlijkheidsstoornis dan anti-sociale persoonlijkheidsstoornis.

    1. Waar
    2. Niet waar

    Vraag 3

    Dialectische therapie gaat uit van een biosociale verklaring van Borderline persoonlijkheidsstoornis. Onderzoekster Linehan stelt een interactie tussen invaliderende omgeving en emotionele disregulatie. Wat is volgens haar invaliderende omgeving en emotionele disregulatie?

    1. Emotionele disregulatie is een sterke respons op emotionele stimuli met een vertraagd niveau van terugkeer naar de baseline. Invaliderende omgeving is een omgeving waarbij de gevoelens van de patient worden verdraaid of ontkend.
    2. Emotionele disregulatie is een volledig verstoord beeld van emotie. Alle emoties voel je als een geheel. Emoties worden niet meer van elkaar onderscheiden. De invaliderende omgeving is dat mensen achter de rug van de patient om praten.
    3. Emotionele disregulatie wordt gezien als negatieve opvatting jegens zichzelf en anderen. Invaliderende omgeving wordt gekenmerkt door negatieve projecties jegens zichzelf en anderen.
    4. Emotionele disregulatie is een sterke respons om emotionele stimuli zonder vertraagd niveau, maar juist een overmatige terugkeer naar de baseline, waardoor er een discrepantie (afwijking) is. Invaliderende omgeving wordt gezien als een omgeving waarbij de patient juist de gedachten en gevoelens verdraait en ontkent.

    Vraag 4

    Persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden in drie verschillende clusters, welk cluster omvat de ontwijkende, de afhankelijke en de obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis?

    1. A (het "vreemde" excentrieke cluster)
    2. B (het "dramatische", emotionele, impulsieve cluster)
    3. C (het "angstige" cluster)

    Vraag 5

    Wanneer iemand psychologisch (genderidentiteit) en biologisch geslacht samenvallen noemt men dit een:

    1. cisgender
    2. egodystoon
    3. identiteitsdiffusie
    4. genderidentiteit

    Vraag 6

    Stelling: iemand met een opposititioneel opstandige stoornis (ODD) heeft vaak ook overeenkomsten met gedragsstoornis (conduct disorder = CD).

    1. Waar
    2. Niet waar

    Vraag 7

    Welke uitspraak is onjuist omtrent angststoornissen?

    1. Heeft een hoge comorbiditeit met depressie
    2. Abnormaliteit is de intensiteit van response niet in verhouding tot de ernst van de dreiging
    3. Abnormaliteit is de aard van de angstresponse zelf
    4. Er is sprake van subjectief lijden/hinder

    Vraag 8

    Wat is geen ondersteuning voor het transdiagnostische model bij angststoornissen?

    1. Cohen's Kappa (interbeoordelaar-betrouwbaarheid) valt bij veel DSM stoornissen tegen.
    2. Er bestaat een gezamenlijke gevoeligheid voor het ontwikkelen van angst- en stemmingsstoornissen.
    3. Een risicofactor voor het ontwikkelen van angststoornissen zijn overbeschermende ouders.
    4. Dezelfde behandeling kan effectief zijn bij verschillende stoornissen.

      Open vragen

      Vraag 1

      Bij angstoornissen wordt vaak gebruik gemaakt van het conditioneringsmodel als onderzoeksparadigma. Leg kort uit wat met de US en CS wordt bedoeld.

      .....read more
      Access: 
      Public
      Oefenpakket Psychopathologie II

      Oefenpakket Psychopathologie II

      Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


      Begrippenlijsten

       

      .....read more

      Tabel 6.1-3 Verwerings-mechanismen

      Ontkenning (denial, narcistisch)

      Het bewustzijn van een pijnlijk aspect van de realiteit vermijden.

      Vertekening (distortion, narcistisch)

      Extreme vervorming van externe realiteit om aan innerlijke behoeftes te voldoen. Hierbij komen onder andere hallucinaties voor.

      Projectie (Narcistisch)

      Het richten van onacceptabele innerlijke impulsen op iets externs.

      Acting out (onontwikkeld)

      Een onbewuste wens of impuls uiten door middel van actie om bewustwording van gevoelens te vermijden.

      Blokkeren (onontwikkeld)

      Het abrupte of tijdelijk onderbreken van het denken.

      Hypochondrie (onontwikkeld)

      Het overdrijven van een ziekte, waarbij verantwoordelijkheid en schuldgevoelens worden vermeden.

      Introjectie (onontwikkeld)

      Het identificeren van kwaliteiten van een persoon of object.

      Passief-agressief gedrag (onontwikkeld)

      Het uiten van agressie tegenover anderen op een indirecte manier door middel van passiviteit en masochisme (het verkrijgen van genot door anderen te vernederen).

      Regressie (onontwikkeld)

      Onbewust verweringsmechanisme waarbij iemand een gedeeltelijke of totale terugkomst van eerdere patronen ondergaat.

      Schizoïde fantasie (onontwikkeld)

      Het willen oplossen van conflicten en verkrijgen van bevrediging. Interpersoonlijk contact wordt vermeden en excentriciteit wordt gebruikt om anderen af te stoten.

      Somatisatie (onontwikkeld)

      Het omzetten van psychische processen in lichaamsuitingen.

      Beheersen (controlling, neurotisch)

      Gebeurtenissen of objecten op een zodanige manier reguleren dat angst geminimaliseerd wordt.

      Verplaatsing (displacement, neurotisch)

      Het verschuiven van een emotie van het ene naar het andere idee. De symbolische representatie van het originele idee zorgt zo voor minder distress.

      Externalisatie (neurotisch)

      In de externe wereld elementen van de eigen persoonlijkheid zien, inclusief stemming en attitudes. Dit is een meer algemene term dan projectie.

      Inhibitie (neurotisch)

      Het bewust limiteren van ego functies om angst te vermijden.

      Intellectualisering (neurotisch)

      Het overmatig gebruiken van intellectuele processen om affectieve expressie of gebeurtenissen te vermijden.

      Isolatie (neurotisch)

      Het scheiden van een idee en een bijbehorend onderdrukt

      Access: 
      Public
      Psychopathology 2 - Utrecht - Notes

      Psychopathology 2 - Utrecht - Notes


      Hoorcollege 1 Week 1

      Algemene inleiding op psychopathologie

      In deze cursus gaan we het hebben over de praktijk van de GGZ. Dit verloopt volgens bepaalde stappen. 1) Eerst meldt de patiënt zich aan. 2) Dan volgt er een intake/psychiatrisch onderzoek. 3) Daarna wordt een behandelplan opgesteld. 4) En als laatste volgt de behandeling. In deze cursus komt vooral stap 2: Het psychiatrisch onderzoek aanbod. Dit bestaat uit exploratie (een anamnese), observatie en psychodiagnostiek.

      Door exploratie en observatie komt men tot een diagnose en classificatie. Een diagnose gaat over de aard, ‘oorzaken’ en gevolgen van de stoornis of symptomen. Een classificatie houdt in het toekennen van een descriptief label met de DSM. In de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) staan descriptieve labels van alle gedragsstoornissen. Belangrijk om hierbij te weten is dat een psychische stoornis een cluster symptomen is van verstoringen in psychische functies die samen gaan met lijden (distress) en disfunctioneren (disability). Soms zijn psychische stoornissen lastig te onderscheiden van lichamelijke stoornissen. Zo kan er een evidente lichamelijke oorzaak zijn die samengaat met psychische symptomen. Een delirium door hersenbeschadiging is hier een voorbeeld van. Ook kan er een potentiële lichamelijke oorzaak zijn met psychische symptomen bijvoorbeeld bij hypothyreoïde (tekort aan schildklier hormoon, waardoor geestelijke processen vertragen). Vervolgens kan er ook een psychische oorzaak zijn die samen gaat met lichamelijke symptomen, zoals bij de conversiestoornis.

      Voor een psychische stoornis moeten dus ten eerste verstoringen in psychische functies zijn. Dit kan op verschillende vlakken. Ten eerste kan er een verstoring zijn in cognitief functioneren, het informatie verwerken. Dit heeft te maken met aandacht, geheugen en waarneming. Bij psychotische stoornissen uit zich dit bijvoorbeeld in wanen, bij depressie door verminderde concentratie en bij angst door piekeren. Ten tweede kan er een verstoring zijn in de affectieve functies, het voelen. Dit heeft te maken met emotie, stemming en regulatie affect. Dit kan zich bij psychotische stoornissen uiten in een vlak affect, bij depressie in anhedonie en bij angst in paniek. Ten derde kunnen er verstoringen zijn in conatieve functies, het doen. Dit heeft te maken met de psychomotoriek. Bij psychotische stoornissen treedt bijvoorbeeld bizar gedrag op, bij depressie lethargie en bij angst dwanghandelingen. Verder is het dus van belang om te bedenken in welke mate er sprake is van lijden, hoeveel last is er van de verstoringen in psychische functies, en van disfunctioneren, in welke mate wordt het functioneren gehinderd door de verstoringen.

      Het psychiatrisch onderzoek heeft als doel om 1) de aard.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 13

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Er worden aanpassingen gemaakt in het boek van Cacioppo. 
      • pagina 562: angst patienten zijn ambivalent over realiteit van de dreiging, in plaats van wat er stond over spinnen angst en de neigende gedachte dat de spin de persoon zou aanvallen. Het gaat hierbij om de veranderende term ambivalentie.
      • Cacioppo heeft het over hoge concordantie bij MZ (monozygotische) tweelingen bij psychische stoornissen, maar alle gedrag heeft een hoge concordantie bij MZ tweelingen.
      • Wat belangrijk is om te weten als psycholoog: stoornissen zijn een groep symptomen, niet de verklaring van symptomen. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er wordt informatie gegeven over GGZ als werkveld en wat voor loopbaan je moet nemen als je deze de GZopleiding wilt doen of klinisch neuropsycholoog wilt worden. Dit is buiten de literatuur om.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld voor het tentamen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Algemene opmerkingen over klinische psychologie

      Klinisch psychologen stellen verschillende vragen. Diagnostiek gaat over het ontstaan en de behandeling. Dus eerst kijken wat er aan de hand is, hoe is het ontstaan en wat kun je eraan doen. Voorbeeld: een man die een zak met niet gebruikte pillen terug wil brengen naar de apotheek. Bij de apotheek ziet hij dat er een gat in de zak zit. De man is bang dat hij pillen verloren is. In de buurt is een basisschool. Het kan zijn dat een kind die pillen inneemt, ziek wordt en dood gaat. Hij ontwikkelt een stoornis door altijd te kijken of hij nog pillen in zijn zakken heeft. Er is een dwang ontstaan. Hij is elke ochtend 20 min. bezig om alles te controleren op pillen die hij anders mogelijk kan verliezen.

      Hoe moet je onderzoeken?

      • Psychometrisch onderzoek: onderzoek waarmee je kenmerken/eigenschappen van personen kan onderzoeken, vaak via vragenlijsten. Nadelen aan deze methode: Onbewust gedrag kan niet onderzocht worden via een vragenlijst en sociaal wenselijke antwoorden.
      • Psychofysiologie: meten aan het lichaam van een individu wat voor veranderingen er optreden. Voorbeeld uit niet klinisch onderzoek: man kon raden wat de naam van een nog niet geboren kind zou worden. De zwangere vrouw moest een aantal namen opschrijven onder andere de naam van het nog niet geboren kind. Als de naam die ze had gekozen werd opgelezen
      .....read more
      Access: 
      Public
      Collegeaantekeningen Psychopathologie II compleet

      Collegeaantekeningen Psychopathologie II compleet

      Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


       

      College 1: Algemene inleiding

      (Marcel van den Hout, 6 februari 2013).

       

      Het doel van de cursus Psychopathologie II is door exploratie en observatie leren komen tot diagnose en classificatie van stoornissen. Een hulpmiddel hiervoor is psychiatrisch onderzoek. Eerst wordt uitgelegd wat psychische stoornissen definieert, daarna wordt ingegaan op het psychiatrisch onderzoek.

       

      Psychische stoornissen

      ‘Een psychische stoornis is een psychisch syndroom met verstoringen in psychische functies, in combinatie met lijden (distress) en disfunctioneren (disability).’ In dit gedeelte zal deze definitie in delen worden uitgelegd. Onder psychisch worden geestelijke, niet-lichamelijke verschijnselen verstaan. Het onderscheid tussen lichaam en geest is echter een lastig, filosofisch onderscheid. Verder wordt er pas gesproken van een stoornis als er hinder is voor de patiënt of de omgeving van de patiënt. Psychische functies zijn er in drie soorten:

      - Cognitieve functies (denken). Dit heeft onder andere te maken met bewustzijn, waarneming en aandacht.

      - Affectieve functies (voelen). Dit heeft te maken met emotie, stemming en regulatie van affect.

      - Conactieve functies (doen). Dit heeft te maken met psychomotoriek.

       

      Er wordt pas gesproken van een psychische stoornis als er sprake is van lijden. Maar hoeveel lijden is er nodig om te kunnen spreken van een stoornis? Dit is niet altijd duidelijk en de grenzen zijn arbitrair omdat lijden een subjectieve beleving is. Disfunctioneren is een objectievere maat die bekijkt in welke mate functioneren gehinderd wordt door verstoringen. Een voorbeeld hiervan is of iemand na een auto-ongeluk nog kan werken.

       

      Psychiatrisch Onderzoek

      Het psychiatrisch onderzoek kent drie doelen:

      1) De aard van de psychische symptomen in kaart brengen. Een speciele anamnese bepaalt de hoofdklacht. Verder is het belangrijk om een differentiaal diagnose te stellen waarbij andere klachten worden uitgesloten.

      2) De ernst en gevolgen van de symptomen vaststellen door middel van een sociale anamnese. In welke mate is er sprake van lijden en disfunctioneren?

      3) Het vaststellen van mogelijke etiologische factoren door middel van een biografische anamnese. Het vaststellen van etiologie is echter moeilijk omdat men de oorzaak van psychische stoornissen vaak niet goed weet. Toch is het goed om een poging te doen om de oorzaken in kaart te brengen. Zijn er bijvoorbeeld gebeurtenissen in de jeugd, factoren in persoonlijkheid of actuele stressoren die aanleiding zou kunnen zijn voor de symptomen? Wees met dit vaststellen voorzichtig en terughoudend.

       

      Aan de hand van het bovenstaande wordt de diagnose gesteld, die een uitgebreide uitspraak doet over de symptomen ofwel huidige klachten, kwetsbaarheidsfactoren, luxerende factoren en gevolgen. Luxerende factoren bekijken hoe het beloop in de tijd was en of er processen zijn geweest die de klachten in gang gezet kunnen hebben. Dit is allemaal een.....read more

      Access: 
      Public
      Artikelen gastcolleges - Blok 2 Psychopathologie II - Bundel

      Artikelen gastcolleges - Blok 2 Psychopathologie II - Bundel

      ...

      Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

      Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

      Image

      In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Psychologie, jaar 2&3 aan de Universiteit Utrecht

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Psychologie - UU B2/3 op JoHo.org

      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Check all content related to:
      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      904 1
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      Image

      Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

      Werkzaamheden: o.a.

      • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
      • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
      • PR & communicatie werkzaamheden

      Interesse? Reageer of informeer