Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1 17-04-2013

 

Wat is filosofie?

Filosofie is een wetenschap. Je zou kunnen zeggen dat filosofie de moeilijke kant van het leven kiest. Het behandelt vragen die nog niet beantwoord zijn, zoals: wat is de zin van het leven en wat is werkelijkheid? Tot op dit moment vinden we nog steeds nieuwe dingen in de werkelijkheid (zoals de ruimte). Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

 

Typering van de filosofie

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de filosofie is dat er voortdurend maatschappelijke veranderingen zijn. De vraag is dan hoe ga je daar mee om gaat (bijvoorbeeld dat er nu veel laptops zijn bij colleges).

 

Robotisering betekent dat er steeds meer zaken gaan via machines. Worden we wel gelukkig als alles via robots gaat, en is het wel een goede ontwikkeling? Dat zijn vragen die de filosofie stelt. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgrobots: zeehondjes om een spelletje mee te doen in een verzorgingstehuis in plaats van verzorgend personeel.

 

De manier waarop wij met mensen omgaan, geeft aan hoe je met mensen om moet gaan (sociaal/pedagogisch werk). In het onderwijs bijvoorbeeld gaat de onderwijsvorm van klassikaal naar interactie-intensief. Een samenleving moet de mogelijkheden bieden om op verschillende manieren om te gaan met bijvoorbeeld verschillende posities, zoals dus vorm van onderwijs. Descriptief is echt alleen maar beschrijvend, prescriptief is ook voorschrijvend (bijvoorbeeld: vind ik onze samenleving beter dan andere samenlevingen?). Dan maak je een normatieve beschouwing.

 

Normatieve professionaliteit

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen normen en waarden. Je moet kijken of deze drie kanten zich tot elkaar kunnen verhouden. Op grond van homoseksualiteit kan een (christelijke) school een docent weren. Een homoseksuele docent zal dan niet op zo’n christelijke school gaan werken. Je moet dus kijken of zo’n school goed bij je past.

 

Bezuinigingen kinderopvang.

Door de bezuinigingen in de kinderopvang moeten kinderopvangcentra vaak met grotere groepen en minder leiders gaan werken. Als je je afvraagt of dit nog verantwoordelijk is, loop je tegen de normatieve professionele normativiteit aan.

Mens en gedragswetenschappen onderzoeken en waarnemen kenmerken, gedragingen en situaties om duidelijkheid te krijgen. De filosofie wil juist nieuwe vragen oproepen, zoals : is het wel zeker dat er dyslexie bestaat?

 

Nu komen de kleine ‘sterke’ verhalen op, vroeger was er een groot verhaal. Vroeger was het duidelijk wat goed en kwaad was en hoe je bijvoorbeeld moest leven. Alles was in 1 duidelijk verhaal omvat. Aan het eind van de 20e eeuw is er een ontwikkeling van uniformiteit naar pluriformiteit geweest. De individuele burger is steeds belangrijker geworden.

 

De mens als autonoom subject is zelf in staat om zijn of haar leven in te richten en is ook zelf verantwoordelijk. Het redeneervermogen van de mens is de motor om het leven in te richten. Kennis brengt een beter leven met zich mee. In de 16e eeuw maakten goden en godsdiensten nog de dienst uit, in de 17e eeuw begon het redeneren meer op te komen.

 

De wetgeving handelt soms op een manier waarbij je ethisch anders zou handelen. Ethische vragen zijn bijvoorbeeld: kan je het rechtvaardigen om een kind in de gaten te houden wat betreft zijn internetgedrag, zonder dat hij het zelf weet? Hoort een ouder of leerkracht van tevoren te zeggen dat het internetgedrag in de gaten wordt gehouden? Dilemma: wat weegt zwaarder: de privacy en het zelfbeschikkingsrecht of de zorg en verantwoordelijkheidsplicht.

 

Matthew Lipman doceerde filosofie op de universiteit. Hij was niet enthousiast over hoe zijn studenten in staat waren om te redeneren. Hij heeft een programma ontwikkeld om met kinderen op jonge leeftijd te gaan filosoferen en redeneren. Kinderen die dit ondergingen zijn taalvaardiger en durven zich te manifesteren.

Gareth B Matthews zegt dat de fantasie en verbeeldingskracht meer moesten worden aangesproken. In Nederland is hij met name deze aanpak bekend geworden.

Tecla Rondhuis heeft de aanpak van Matthews geïntroduceerd in scholen.

 

Praktisch informatie (meeneemopdracht en tentamen).

Bij de toetsing van het mediabericht moet het een actueel bericht zijn (dit jaar verschenen).

 

Het doel van het filosofisch gesprek is e leren denken boven de concrete situaties. Je kan in bepaalde situaties legitiem hele verschillende posities innemen, met redelijke argumenten. In de pedagogiek kan dat ook, er zijn meerdere antwoorden. Ook kan je kijken of je zelf ethisch handelt in dat gesprek. Het stimuleert je ook om een andere zienswijze te bekijken. Om de interactie te bevorderen, kan je bijvoorbeeld samen met het kind de hond uitlaten als het gesprek over dieren gaat. Ook moet je gevarieerde vragen stellen, zoals: waarom denk je dat, kun je dat aantonen? Zal dat in de toekomst ook nog zo zijn? Hoe weten we of dat waar is? Neem een socratische houding aan: zorg dat je niet als de juf of meester wordt gezien.

 

Alle drie de boeken dienen volledig bestudeerd te worden. In de Brabander staan er ‘denkvragen’, die kan je doen maar worden niet in het college besproken. Het boek ‘de waarde van opvoeden’ moet zelf bestudeerd worden, er staan vragen op blackboard die later door middel van multiple choice vragen zullen worden getoetst.

Een beperkt aantal vragen gaat over de waarde van opvoeden

20 vragen gaan over het boek van Brabander en de colleges. Met alleen de colleges volgen kom je er dus niet.

 

College 2 24-04-2013

 

Ethiek

In situaties waarin een mens niet vrij is om te handelen, kan men niet spreken van ethiek. Er zijn keuzemogelijkheden in gedrag. Als er bijvoorbeeld een pistool op je hoofd wordt gericht, en diegene die het pistool op je richt zegt: je moet dit doen, (dus in geval van bedreiging) heb je geen mogelijkheid tot vrij handelen. Bij ethiek moet er dus een mate van vrij handelen zijn.

 

Als het welvaartspijl omhoog gaat, neemt de mate van onbehagen toe. Door de toename van levensmiddelen zijn er ook meer keuzemogelijkheden. Er is dan ook meer gelegenheid om foute keuzes te maken. Juist in een omgeving van overvloed worden mensen geteisterd door allerlei keuzemogelijkheden.

 

Onderscheid tussen maximizers en satisfiers

Het voorbeeld dat hier wordt gebruikt is het uitzoeken van een tasje. Als je een maximizer bent loop je alle winkels af om het ideale tasje te vinden. Een week later zie je opeens het unieke tasje dat je zocht. Je bent nooit tevreden. Satisfiers bepalen dat ze een nieuw tasje willen, en vragen zich af waar het aan moet voldoen. Een satisfier heeft concrete eisen, diegene vindt een tasje en dan is het goed.

 

De populaire kijk op het bestaan is dat het hele bestaan een individuele keuze is (maakbare leven). De serieuze kijk op het bestaan is een erkenning van het beperkte leven, je kan bijvoorbeeld ziek zijn, zonder dat jij daar een bewuste keuze in maakt (bewuste levenskunst).

 

Waarden en normen

Je kan verstandige keuzes maken die jou tot een goed levend persoon maken. Het onderscheid tussen waarden en normen is dat waarden weinig zichtbaar zijn. Waarden zitten achter ons gedrag (zoals rechtvaardigheid en naastenliefde). Waarden sturen het gedrag in een bepaalde mate. Normen zijn meer direct op het gedrag van toepassing. Normen zijn belangrijke principes waar we ons handelen op afstemmen. Moraal is ons dagelijks ethisch pakje. Je bezit de moraal, het zit in ieder persoon, je laat je gedrag door impliciete normen en waarden bepalen. Dit geldt ook voor criminelen, daar wordt vaak een heel uitgesproken moraal gehanteerd.

 

Moraal zit ook in bepaalde apparatuur, zoals het winkelkarretje. Toen er nog geen statiegeld in een winkelwagentje hoefde, zwierven de karretjes overal rond. Nu er wel statiegeld in een karretje gaat, staan de karretjes keurig in een rijtje. Bij sommige telefooncellen in Australië werd de telefoon verzwaard, waardoor mensen minder lang gingen bellen (een lang gesprek kan ergernis opwekken voor mensen met een kort telefoontje).

 

Twee hoofdstromen in de ethiek zijn het determinisme en het indeterminisme.

 

Het determinisme is begonnen in de 17e eeuw. Een Franse baron is hiermee begon. Het determinisme zegt dat iedereen wordt geboren zonder te vragen, je hebt het maar te doen met de ouders die je krijgt. Alles wat wij doen en denken is van buiten onszelf vastgelegd en geprogrammeerd. Er is weinig vrijheid van handelen. De diehard deterministen denken dat we volledig genetisch worden geprogrammeerd. We hebben de illusie dat we zelf keuzes maken, maar dat is niet zo.

 

Het indeterminisme zegt dat wij wel vrij zijn om keuzes te maken. We kunnen op verschillende manieren ons gedrag kiezen; als je daarvan uitgaat kan je ook verantwoordelijk gehouden worden voor je keuzes. Mensen zijn in bepaalde mate vrij om te handelen en zijn verantwoordelijk voor hun handelen.

 

In de rechtspraak komen deze twee hoofdstromen ook voor. Kan je bijvoorbeeld kinderen volledig aansprakelijk houden voor hun daden? Handelen in onwetendheid is als iemand bijvoorbeeld stoned is, op dat moment was diegene misschien niet verantwoordelijk voor zijn daden, maar wel op het punt van de middelen nemen. Handelen uit onwetendheid is bijvoorbeeld in het ziekenhuis het verkeerde been afzetten als je de verkeerde informatie hebt. De arts als zodanig kan je er niet verantwoordelijk voor houden; hij wist het niet.

 

Descriptieve ethiek is beschrijvend, wat doe jij in een bepaald geval? Wat doen mensen, en uit welke overwegingen? Normatieve ethiek is meer: hoe hoorde iemand op zo’n moment te handelen?

 

Normatieve ethiek

Aristoteles ging uit van de redelijkheid; je moet streven naar een deugdelijk leven. Hij koos voor de gulden middenweg. Probeer in balans te blijven en matig te leven.

 

Seneca en Epicurus: probeer in harmonie met je omgeving te leven.

Thomas van Aquino: liet zich door zijn christelijke principes leiden.

Bentham: waar is de samenleving het meest mee gediend?

Kant: je hebt de plicht om op een bepaalde manier te handelen.

Nussbaum, Levinas, en Foucault gingen uit van het menselijk individu, ze wilden dat men zo goed mogelijk probeerden om met je naasten te leven.

 

Teleologie

Het handelen weeg je af aan de gevolgen die je gedrag heeft. Syrië is een oorlog begonnen: aan de ene kant begin je met de denkwijze dat er onrecht is aangedaan, en dat de oorlog later goed is voor de bevolking. Het moet dus tot een mooi resultaat leiden. Hierbij kan je ook denken aan een leugentje om bestwil. De hele handeling is te rechtvaardigen door het gevolg.

 

Deontologie

Je hebt bepaalde principes en op basis daarvan moet je handelen, bijvoorbeeld altijd eerlijk zijn, ongeacht wat de gevolgen zijn (deotologie).

 

Bij het verzet in de2e wereldoorlog hielden veel joodse onderduikers het onderduiken niet meer uit. Een joodse man was er zo mee klaar, dat hij overdag naar buiten ging. Het risico hiervan was dat de hele verzetsgroep en de andere ondergedoken joden zouden kunnen worden geëxecuteerd als de man werd gevonden. De man weigerde binnen te blijven, dus hebben ze hem geëxecuteerd om daarmee heel veel mensen te redden. Vanuit de teleologie was dit de goede keuze. Een deontoloog zou uiteindelijk zeggen: dan moet die hele groep maar geëxecuteerd, maar je mag niet iemand doden.

 

Ieder mens moet van zijn leven zoveel mogelijk van zijn leven een kunstwerk te maken, en zijn eigen mogelijkheden proberen te benutten. Voor zover mogelijk moet je het einde van je leven kunnen beslissen, en op welke manier.

 

Hedonisme

Je kiest voor het gedrag wat jou het meeste genot oplevert. Je kan denken aan fysiek genot, maar ook aan intellectueel genot, dingen die het bestaan aangenamer maken.

 

Utilisme

Bentham zegt dat je met berekenen het juiste handelen kan bereiken. Je moet dan berekenen hoeveel pijn en hoeveel genot een handeling oplevert. Bentham zocht naar een manier waarop je zo weinig mogelijk pijn en zo veel mogelijk genot kon bereiken. Hij had letterlijk een uitgerekende moraal. Hij heeft ooit aan een geliefde geschreven dat zij een ideale kandidate was, en zij heeft nee gezegd. Hij schreef aan haar dat ze er volgens de berekeningen beter aan deed om ja te zeggen.

 

Normatieve ethiek: Is utilisme ook van toepassing op dieren of planten? Als je een oor op een muis laat groeien, levert dat veel genot op voor de mens, maar hoe zit dat met de muis?

 

Deontologische ethiek

Volgens Kant gaat het erom principes (regels) te maken die onder alle omstandigheden leidraad voor het handelen blijven. ‘Wat u wilt dat u niet geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Deze principes zijn universele wetten en richtlijnen waar je je gedrag op kan baseren, zoals eerlijkheid. Dit valt onder de categorische imperatief, zoals ook dat je niet mag doden. Het is je plicht om in een bepaald geval op een bepaalde manier te handelen.

 

Levenskunst

Foucault vond het belangrijk om van je eigen bestaan een levenskunst te maken. Hij heeft gezocht naar vrijheidspraktijken, dat betekent zonder andere mensen dwars te zitten je leven te verrijken. Zelftechnieken: wees zoveel mogelijk dirigent over je eigen bestaan. Medische instellingen moesten zich veel meer richten op de wensen van de patiënten.

 

Ethische dilemma’s

Micro ethiek houdt in dat een mens denkt: wat moet ik nu? Hoe moet ik me gedragen?

 

Macro ethiek is veel grootschaliger, het gaat bijvoorbeeld om de arm-rijk verhouding. Hoe kunnen wij in Nederland verantwoorden dat wij alles hebben wat we willen, maar een klein stukje verder zijn er kinderen die geen water hebben?

Duurzaamheid: in toenemende mate worden er allemaal eetproducten en bloemen hiernaartoe gevlogen. We strijden voor een betere wereld door middel van donatie en protesten probeert men wat te doen voor een betere wereld. Men is bereidt om vreselijke dingen te doen om een bepaald doel te bereiken. Zijn alle middelen toegestaan om een doel te bereiken? Er komen steeds meer nieuwe mogelijkheden, zoals een baby-catalogus. Het is mogelijk om allemaal wensen te regelen. Tot hoever gaan we met medisch ingrijpen? Dit geldt ook voor orgaanhandel, hoever kan je daarmee gaan? Mensen die bijvoorbeeld geld krijgen voor een orgaan, als ze geen andere mogelijkheid zien, kan dat nog?

 

Cultuur en ethiek:

Cultuur werd eerst opgevat met een grote C. Dit betekent dat het vooral om literatuur en dergelijke ging. Nu wordt cultuur opgevat met een kleine c: alle menselijke producten zijn resultaat van de cultuur. De mens is een cultuurwezen. We zijn een veel ruimer begrip van cultuur gaan gebruiken. Cultuur is veel dynamischer geworden. Vroeger waren musea cultuur, maar we bedenken steeds nieuwe uitingen die ook deel uitmaken van cultuur.

 

Wat elke cultuur gemeen heeft zijn symbolen (bijvoorbeeld oranje voor Nederland), modevoorbeelden (bijvoorbeeld sportsterren), rituelen (bijvoorbeeld Koninginnedag, jaarmarkten) en waarden (elke cultuur heeft centrale waarden, dus in elke cultuur bestaan er bijvoorbeeld opvattingen over wat mooi en lelijk is, en wat goed en slecht is). Het opvallende aan cultuur is dat de buitenste laag het meest zichtbaar is, zoals muziek, kleding en eetgewoonten. Ga je meer naar binnen in een cultuur, dan kom je religie en taal tegen, en nog meer naar binnen zijn de normen en waarden, die zijn het minst zichtbaar en het minst veranderlijk.

 

Ga je bij cultuur en ethiek uit van het individu of van de groep? Als je ervan uitgaat dat iedere individu verantwoordelijk is voor zijn handelen, dan ga je uit van een morele autonomie (individu). Dit gebeurt het vaakst. Er zijn ook culturen waaruit meer uit een collectief standpunt geredeneerd wordt. Je handelt uit het belang van familie of een groep (morele heteronomie).

 

Als je uit gaan van het universalisme gelden regels echt voor iedereen, er zijn dan vaststaande principes. Daartegenover staat het relativisme, wat inhoudt dat ethiek cultuurgebonden is. Je kan gedrag ethisch alleen maar beoordelen binnen de context waarin het gedaan is. Anders kan je er geen uitspraak over doen.

Het pluralisme vindt beide extremen te ver gaan, wie bepaalt namelijk wat de universele normen zijn? De relativist heeft er helemaal niks over te zeggen, de pluralist zegt dat er verschillende soorten contexten zijn, wat we kunnen doen is proberen of we het over bepaalde waarden eens kunnen worden.

Cultureel globalisme is een vorm van universalisme.

 

 

College 3 08-05-2013

Moreel relativisme

Normen en waarden verschillen per cultuur en veranderen ook door de tijd heen. Andere landen zijn makkelijk te bereiken en ook informatie over de hele wereld is makkelijk bereikbaar door de media. Moreel relativisme houdt in dat er niet één juiste moraal is, maar dat er verschillende soorten normen en waarden zijn. Je moet dat volgens het moreel relativisme respecteren. Dit is wel een inconsistent punt van het moreel relativisme, want er wordt gezegd dat er geen absolute moraal is, maar wel dat de verschillende normen en waarden moeten worden gerespecteerd.

Ethiek en wetenschap; misleiding

We hebben enorm veel uitdrukkingen voor de niet-waarheid. Als de werkelijkheid zo eenvoudig zou zijn dat je alleen waarheid en bedrog zou hebben, zou dat simpel zijn. We kunnen niet definitief vaststellen wat waar is. Misleiding is ons met de paplepel ingegoten. Het is een vorm van overleven. Het is een dagelijks gebruik, ook in het dierenrijk. Hierbij kan je bijvoorbeeld aan de kameleon denken. De kameleon past zijn kleur aan om de overlevingskansen te vergroten.

Dit doen mensen ook. We zijn onderling gewend om misleidend gedrag te vertonen. Peuters doen dit ook. Als er een peuter alleen wordt gelaten met een schaal koekjes en de moeder zegt dat de peuter van de koekjes af moet blijven, kan de peuter de verleiding (vaak) toch niet weerstaan. Dan komt moeder terug en de moeder vraagt of het kind van de koekjes heeft gegeten. Het kind zegt nee, ook al is er bewijs dat hij het wel heeft gedaan.

Jonge kinderen zijn erop uit zoveel mogelijk pijn en straf te vermijden, daarom zijn ze van nature geneigd om te misleiden. In China wordt er een feestje gegeven als een kind voor het eerst een leugentje vertelt. Uit onderzoek blijkt dat ouders veel positiever denken over de eerlijkheid van kinderen als ze hebben misleid. Het zit dus ook een beetje ingebakken in de mens. (genetisch). Frans de Waal geeft aan dat misleiding niet alleen aangeleerd is, maar ook aangeboren.

Misleiding en tunnelvisie

Misleidend denken is bijvoorbeeld ook tunnelvisie in de wetenschap. Het streven van de wetenschap is om de waarheid te ontdekken. Dat zou inhouden dat er maar 1 waarheid is. Maar er is recentelijk uitgekomen dat we onze visie vaak moeten herzien. In plaats van naar de waarheid te zoeken, moeten we zoeken naar de optie met de meeste waarschijnlijkheid. Er zijn vele vormen van niet-waarheid. Er kunnen fouten gemaakt worden door onwetendheid, maar ook door bewust bedrog.

Vroeger dachten mensen dat geestelijke en mentale problemen een fysieke oorzaak hadden. Henry Cotton dacht dat de geestelijke problemen door infecties veroorzaakt werden. Zijn behandelmethode begon met tanden verwijderen. Als iemand dan nog afwijkend verdrag vertoonde, werden er organen verwijderd. De agressieve uitingen verdwenen, en de mensen kregen minder energie. Het werd gezien als een correct resultaat. Egas Moniz ging nog verder. Hij was van mening dat psychische stoornissen te maken hadden met verkeerde hersenverbindingen en te veel druk op de hersenen. Hij ging hersenverbindingen doorsnijden. Het resultaat hiervan was dat de patiënt minder agressie vertoonde. Er waren veel ex-soldaten die agressief en afwijkend gedrag vertoonden. Walter Freeman sloeg een ijsprikker in de voorhoofdholte. De meeste mensen zijn hier niet gezond van teruggekomen, maar ze werden wel rustiger. Geleidelijk aan kwam er meer kritiek op deze behandelmethoden, omdat de persoonlijkheid van de patiënt enorm veranderde. Dat inzicht heeft er toe geleid dat er werd bekeken of de aanpak van Cotton, Monix en Freeman wel succesvol was. Het bleek dat deze drie wetenschappers dossiers bijhielden, maar er bleken meer patiënten te overlijden dan er werd vermeld in de dossiers. In de jaren ’60 is men gaan overstappen naar chemische middelen (pillen).

Erfelijkheidsonderzoek

Een bekend onderzoek is het erfelijkheidsonderzoek (het nature nurture debat, in hoeverre heeft de omgeving invloed op de intelligentie van iemand). Er werd onderzoek gedaan met tweelingen, en een wetenschapper die dit onderzocht had concludeerde dat intelligentie voor 85% met erfelijkheid samenhing. Jonge onderzoekers wilden het onderzoek nog een keer herhalen, maar de onderzochten waren nergens te vinden. Men is tot de conclusie gekomen dat dit onderzoek nooit heeft plaatsgevonden. Er zijn ook recente gevallen, zoals Diederik Stapel; hij heeft zijn resultaten verzonnen.

Gehoorzaamheidstest van Milgram

Het onderzoek zat als volgt in elkaar: de teacher (de proefpersoon) gaf een stroomschok aan de learner als hij een fout antwoord gaf en deze stroomschokken werden steeds sterker. Bijna 70% van de proefpersonen waren bereid tot de dodelijke stroomschokken te gaan. Op gezag van de researcher waren mensen bereid een dodelijke stroomschok te geven. Onderzoekers melden zich soms aan bij een criminele organisatie om onderzoek te doen. De vraag is of dit ethisch acceptabel is, want je bedriegt wel mensen. Dit is disguised research. Vanuit de teleologische visie (het doel heiligt de middelen) zou dit wel mogen.

Sociale wenselijkheid

Mensen hebben de neiging veel te aardig te zijn: we geven vaak antwoorden die de onderzoeker graag wil horen. Als je aan mensen vraagt: denk je dat dit waar is of niet waar, komt hier in 60 % van de gevallen waar uit. Mensen zijn meer geneigd te zeggen dat iets waar is dan onwaar. Als je een 4 puntschaal hebt (niet mee eens, een beetje mee oneens, een beetje mee eens, mee eens), zal een groot aantal op de positie 3 scoren.

Gevolgen

Het Zimbardo experiment (oftewel het Stanford prison experiment) heeft een grote invloed gehad op de NVO beroepscode en de APA beroepscode. Er is op de Stanford universiteit zo realistisch mogelijk een gevangenis nagebouwd en de onderzoekers wilden bekijken welke sociale processen een rol speelden in die gevangenis. Het doel was om te onderzoeken of het mogelijk was het gevangenisleven wat humaner te maken.

Er werd in het onderzoek van tevoren niet gezegd of iemand bewaker of gevangene was. Het was de bedoeling dat het experiment 14 dagen zou duren, maar het werd eerder afgebroken. Iedereen was verzekerd van eten en drinken en er mocht geen fysiek geweld zijn. De eerste dag was er een ontregelde gevangene: hij kon het niet aan dat hij werd kaalgeschoren en dat hij zijn identiteit kwijtraakte. Hij stopte met het experiment. De tweede dag was er een gevecht tussen de gevangenen (hiërarchie tussen de gevangenen moest worden vastgesteld). Dag 3 hebben gevangenen geprobeerd te ontsnappen. Op dag 4 hielden 2 gevangenen het niet meer uit, daarna raakten gevangenen apathisch. De bewakers begonnen treiterijen uit te halen. Als iets hen niet beviel, vernederden ze de gevangenen. Op dag 6 is het experiment stopgezet.

Integriteit

Integriteit heeft te maken met de vraag of het ethisch verantwoord is wat je aan mensen vraagt bij een onderzoek. Er werd in de jaren ’60 en ’70 onderzoek gedaan naar het effect van zoete etenswaren op tandbederf bij geestelijk gehandicapten. De geestelijk gehandicapten werden gedwongen veel snoepjes te eten. De vraag is of de onderzoekers dit konden maken.

Presentatie

Hoe presenteer je resultaten? De media wil mooie duidelijke boodschappen. De media loopt aan tegen twijfelende wetenschappers. Er worden dan uitspraken gedaan zoals: het werkt vaak, maar niet altijd. Het is heel belangrijk om je niet te laten verleiden tot uitspraken die je niet kan waarmaken als wetenschapper. Er zijn instellingen die vragen om onderzoek te doen en die hebben vaak belang bij een gunstig resultaat. Het is van belang om in het begin meteen afspraken te maken over het naar buiten brengen van onderzoeksresultaten. Als de resultaten bijvoorbeeld niet gunstig zijn, kan zo’n bedrijf bijvoorbeeld de resultaten innemen als er van tevoren geen afspraken zijn gemaakt.

Gebruik van resultaten

Er zijn nu allerlei technische mogelijkheden, zoals het invriezen van embryo’s. De vraag is of er van alle mogelijkheden die onderzoek mogelijk maakt, ook gebruik van moet worden gemaakt. Je moet bekijken of het ook nog ethisch verantwoord is.

Beroepsethiek

Beroepsethiek wordt gevormd als wetenschappers samen tot afspraken komen. Zijn er universele afspraken te maken die wereldwijd gelden? Er worden wel pogingen gedaan. Onderzoeksresultaten verzinnen is al bijna overal niet goed. Op een gegeven moment word je lid van een bepaalde beroepsgroep. Als je regels overtreedt van je beroepsgroep en je ethisch niet aan bepaalde afspraken houdt, neem je persoonlijk risico en stel je je beroepsveld ook ter discussie.

Verschillende beroepscodes.

Een beroepscode is voor een professional handig. Soms kom je in situaties waarin je niet weet hoe je het moet aanpakken, dan kunnen de beroepscodes aanwijzingen geven. Het is een wegwijzer. Het biedt ook aan cliënten de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Mensen kunnen na het tuchtrecht, mocht het nodig zijn, ook geschorst worden. De beroepscode probeert het professioneel gedrag in goede banen te leiden.

Ethisch ondernemen

Social responsibility (reactief)

Als pedagogisch ondernemer realiseer je je dat je verantwoordelijk gehouden kan worden voor effecten (bewust of onbewust). Bijvoorbeeld bij een Bart Smit treintje, de verf bleek giftig te zijn. Bart Smit heeft een bericht in de krant gezet en de mensen die het treintje hadden gekocht konden hun geld terug krijgen. Dat is social responsibility. Reactief betekent dat iets na een gevolg wordt gedaan: het is gedaan naar aanleiding van dat kinderen ziek werden.

Social responsiveness (proactief )

Dit betekent dat je van tevoren dingen aangeeft, zoals: houd dit plastic bij jonge kinderen weg, dan nemen wij de gevolgen niet voor onze rekening. Dan wordt de verantwoordelijkheid bij iemand anders gelegd. Lucky Luke had in de jaren ’70 een shag in zijn mond. Later werd de shag vervangen door een strootje (in de jaren ’90). Toen was men er meer van overtuigd dat roken slecht was en dat kinderen niet gestimuleerd door Lucky Luke mochten worden om te gaan roken.

 

 

College 4 15-05-2013

In de politieke en maatschappelijke filosofie gaat het over het macro niveau, dit overstijgt de positie van het individu.

Sociale en politieke filosofie

De politieke filosofie stelt als basisvraag: op welke principes is de rechtsstaat gebaseerd? De vraag is waar de rechtvaardiging voor deze principes vandaan wordt gehaald. Dit gebeurt op normatief niveau. Hier gaat het om politiek filosofische beginselen. Er wordt veronderstelt dat er in de staatsvorm een contract is dat gesloten is tussen burgers en overheid. Je moet dit voorstellen als een beschouwing. De sociaal contract filosofen gaan ervan uit dat er een natuurstaat is (zonder leiding). Toch wordt er voor een sociaal contract gekozen. Ook wordt er van natuurrecht gesproken (mensen hebben het recht om vrij te handelen en de eigen belangen te beschermen). Hoe kom je op grond daarvan (dus het natuurrecht) tot een staatsvorm? Mensen willen hun eigen belangen bereiken, maar er spelen dan verschillende belangen mee, dus mensen willen verschillende kanten op. Er wordt van alles gedaan om het eigen belang na te komen, maar dit lukt niet. Er begint een overlegvorm te ontstaan (samenleving zo inrichten dat we de individuele belangen zo goed mogelijk kunnen waarmaken). Dit is dan een sociaal contract.

Sociaal Contract filosofen

Thomas Hobbes

Hobbes had geen verheven beeld van de mens: “De mens voert een oorlog van allen tegen allen”. Hij was negatief en zag alleen de onhebbelijkheden van mensen. Deze onhebbelijkheden konden alleen verbeterd worden door een centrale macht. Voordat er een staatsvorm was, was er een natuurtoestand: een strijd op leven en dood. Hobbes zag de enige manier om tot stabiliteit en veiligheid te komen, was afspraken te maken met elkaar, waar men zich aan diende te houden. Bij overtreding zou daar ook een sanctie op moeten staan. Het was noodzakelijk dat er een soeverein werd erkend, dus één centrale machtsinstantie. Als mensen zich niet aan de regels van deze soeverein hielden, werden ze door deze soeverein ook gestraft. Het was niet mogelijk om de machtige tot verantwoording te roepen.

John Locke

Locke had bepaalde opvattingen over hoe de staatsvorm eruitzag. Hij was veel positiever over de mens. De mens beschikte over redelijke vermogens en het was een redelijk principe dat je de mensen vrijheid en gelijkheid bood. Verder vond hij dat mensen die goederen verwierven door arbeid, dan ook recht hadden om daar aanspraak en zeggenschap over te hebben. Eigendom diende dus beschermd te worden. Hij zag de natuurtoestand als een samenleving waarin mensen in groepen in redelijke anarchie met elkaar optrokken. Om de eigendommen te beschermen, zag hij het sociaal contract als een manier om praktisch en handig te regelen dat er afspraken werden gemaakt over rechten van het individu. Je gaf tijdelijk bepaalde rechten af aan de centrale macht, maar als de centrale macht de bevoegdheden niet goed uitvoerde, kon je de centrale macht afzetten. Dat is het begin van het politiek liberalisme. Het was een vorm van politieke onderhandeling. Locke vond het belangrijk dat de centrale macht geen dictatuur was. Het uitvaardigen van wetten en sancties werd door de centrale macht gedaan, maar het uitvoeren door een ander stelsel.

Charles Montesquieu

Montesquieu bedacht de Trias Politica:

  • Wetgevende macht (in Nederland het parlement)

  • Uitvoerende macht (in Nedrland de ambtenaren en politie)

  • Rechterlijke macht (in Nederland justitie)

Deze drie machtsvormen kunnen tegen over elkaar corrigerend werken en kunnen elkaar controleren, zodat er geen dictatorschap ontstaat.

J.J. Rousseau

Rousseau vond dat de mens in de natuurstaat in een ideale wereld leefde en de opkomst van het privé bezit was het begin van de verloedering van de mens. De natuurtoestand was een prachtige situatie, men leefde in vrijheid. Door de opkomst van eigendom en cultuur en afspraken ontstonden er halfbeschavingen en ijdeltuiterij. De ideale natuurtoestand verviel. Rousseau heeft bijna de D66 ideologie, hij was een groot voorstander van een algemene volksvergadering. Hij vond dat je je rechten tijdelijk afgaf, maar je kon het in referenda terugkrijgen. De overheid was uitdrukking van de algehele wil van het volk.

John Rawls

Rawls ging niet uit van een natuurtoestand, maar hij redeneerde vanuit een oorspronkelijke situatie (fictief). De oorspronkelijke situatie was naar zijn interpretatie een situatie waarin je zonder een specifieke identiteit te hebben zo rechtvaardig mogelijk werd behandeld, en waar belangen van iedereen zo goed mogelijk werden veiliggesteld. Om dit voor elkaar te krijgen, moet je op de een over andere manier samenwerken en regels bedenken (voor iedereen zo rechtvaardig mogelijk). We moeten de overheid zien in te richten vanuit het idee dat het voor iedereen rechtvaardig is. We moeten dit doen vanuit een sluier van onwetendheid. Je zoekt naar regels die voor iedereen maximaal rechtvaardig zijn. Positieve discriminatie kan soms te rechtvaardigen zijn om iemand waarmee het niet goed gaat in het leven toch te steunen. Mindere prestaties van kinderen uit lagere sociale milieus wordt deels door scholen veroorzaakt. Scholen maken geen onderscheid, geven vaak aan iedere leerling een gelijke behandeling. Dit was misschien niet rechtvaardig. Daarom is er een discussie in het onderwijs over differentiatie in het onderwijs. Sommige leerlingen kregen hierdoor meer ondersteuning. Sesamstraat werd bijvoorbeeld ontwikkeld om kinderen te helpen die in een mindere positie waren (als ze bijvoorbeeld een slechte taalontwikkeling hadden).

Sociale ontwikkeling

Hoe is de samenleving ingericht? Wat is de rechtvaardiging van hoe de samenleving is ingericht? De verzorgingsstaat is selectief en uitsluitend: er is onvoldoende zorg voor de menselijke waardigheid. Nussbaum heeft kritiek op Rawls. Er is wereldwijde ongelijkheid, wat is een sociaal contract dan waard als er zulke hoge ongelijkheid is tussen landen.

Waarom zou je je zorgen maken voor anderen? Waarom zou je ze ondersteunen? Je kan zorgen voor een ander individu (micro niveau) zo bekijken dat je het als morele houding hebt. Je vindt het belangrijk dat ieder mens een maximale kwaliteit van leven dient te hebben. Als je daar kan helpen dien je dat te stimuleren.

Zorg uit plicht (Kant). Zuivere plicht is wanneer je vanuit jezelf als een wet beschouwt dat het je taak als mens is om voor je medemens te zorgen als daar reden voor is, het is een onvoorwaardelijke plicht. Onzuivere plichtmatige zorg: als je de zorg van kinderen op je neemt als het bijvoorbeeld je baan is, of als je er veel waardering voor krijgt.

Nussbaum zegt dat de zorg voor je medemens plaatsvindt door liefde. Het is een universeel basisrecht om zorg te krijgen.

Margalit

Margalit zei dat we mensen zijn en redelijke wezens. Het is niet meer dan fatsoenlijk om voor elkaar te zorgen. Je laat elkaar niet zitten. Dit moet gebeuren in een beschaafde cultuur. Als je als mens in een gebrekkige toestand leeft, maakt dat je nederig. Ieder mens heeft recht op een zo goed mogelijk menselijk bestaan. Margalit spreekt zich uit tegen de moderne samenleving, tegen de bureaucratie. Dat vindt hij institutionele vernedering. Hij vindt institutionele regels onnodig vernederend.

Geloof en Rede

Historische conflicten

Het onderscheid in de samenlevingen is lange tijd gedomineerd geweest door het Christendom. Kerk en staat hingen sterk samen. De Christelijke kerk bepaalde hoe de samenleving en werkelijkheid in elkaar staken. In het begin van de 17e eeuw ontstond er een sterk conflict tussen geloof en rede. De heliocentrische revolutie: volgens het geloof was de aarde het centrum van alles. Galileo kon niet anders vaststellen dan dat de zon het middelpunt van het heelal was. Dat was tegen de geloofsleer in, die stelde namelijk dat alles om de aarde heen draaide. Galileo werd voor de kerkelijke rechtbank gedaagd en hij diende zijn visie in te trekken. Omdat de natuurwetenschappen zich zo sterk ontwikkelden, was de geloofsleer niet meer te handhaven.

Mechanistisch wereldbeeld in 17e eeuw: De wetenschap is geleidelijk aan de positie van geloofsleer gaan overnemen. Kant is een belangrijke filosoof geweest in de Verlichting. Geloof en rede zijn heel verschillende zaken. Er valt niet te bewijzen of er een God is, maar er valt ook niet te bewijzen dat er geen God is. Het geloven in God valt buiten het domein van waarneming en verstand. Het heeft heel veel mensenlevens gekost (ketters) tot dit werd geaccepteerd

Godsbewijzen

Anselmus van Canterbury zocht naar manieren om te bewijzen dat God bestaat. Hij gebruikte een ontologisch argument (zie sheet 4). Het cosmologisch argument beteken: de werkelijkheid bestaat en ontwikkelt zich in een keten van oorzaakgevolg. Voordat het leven in beweging kwam moet er een eerste oorzaak zijn geweest, een veroorzaker. Schopenhauer vroeg zich af of het God was die de mens heeft gemaakt, of dat de mens God heeft gemaakt.

Ontwerp: men is er opgekomen dat God meer de planmaker is. Ooit is er een God geweest die een 1e levensvorm gecreëerd heeft, en het daarna heeft overgelaten aan dat wezen om te kijken hoe het zich zou ontwikkelen. Intelligent Design is in de VS opgekomen.

Een Anti-metafysisch standpunt over religieuze opvoeding is dat het niet hoort om kinderen te vermoeien met onzin.

God wordt vaak voorgesteld als een mens, kinderen hebben ook een antropomorfisch beeld van God.

Filosofie als maatschappijkritiek

Er is sprake van een vooruitgang en zo zien we onze cultuur ook. Logisch gezien is er geen noodzaak dat er alleen menselijke vooruitgang is. Naarmate de welvaart stijgt, daalt het geluk van mensen. Aan de ene kant maakt de stijging van technologisering ons vrij van de natuur (bijvoorbeeld licht maken, we hebben geen zonlicht nodig voor licht), maar is dat in alle opzichten een vooruitgang en zorgt het echt voor meer vrijheid? Worden we niet juist afhankelijker van technologie (denk bijvoorbeeld aan mobieltjes). In hoeverre zijn we slaaf of baas over technologie.

Onze wereld is steeds kleiner geworden en meer geglobaliseerd. We leven in een risicosamenleving: de samenleving wordt steeds meer gestuurd, maar als er ook maar iets misgaat, heeft het enorme gevolgen voor de hele samenleving.

Vervreemding en dialectiek

Door mechanisering wordt de mens steeds meer een instrument in het productie proces. Hegel zegt dat de mens tot steeds betere ideeën voor de ontwikkeling komt, en de samenleving kan hierdoor menswaardiger worden. Marx zegt juist dat de omstandigheden waarin we leven bepalen hoe we denken. Hij pleit voor een werkelijke revolutie: de samenleving draaide op arbeiders die werden uitgebuit, zij werden niet als volwaardige individuen behandeld.

Vrijheid

Negatieve vrijheid betekent dat mensen vrij zijn; dingen zijn niet verboden, maar het is niet mogelijk om te doen (bijvoorbeeld een analfabeet die wil lezen). Positieve vrijdag is het daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de vrijheden. Door vervreemding maken mensen soms geen gebruik van zijn vrijheden, de mens zou dit meer moeten doen.

Fromm heeft een concentratiekamp overleeft. Hij stelt dat mensen de neiging hebben om zich aan te sluiten/te onderwerpen aan een macht, want dit biedt zekerheid en gebondenheid (nazisme).

H. Arendt zegt dat arbeiden alle handelingen zijn die we dagelijks uitvoeren zonder erbij na te denken, werken is het proberen om bepaalde resultaten te bereiken en het handelen gaat echt om projecten, het vinden van de ultieme vorm van burgerschap.

De belangrijkste sociaal politieke leuzen zijn rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid. Het zijn drie belangrijke principes waaraan je een samenleving kan toetsen, maar in de praktijk is het niet altijd duidelijk hoe je het vorm moet geven.

 

 

 

College 5 29-05-2013

 

Wereldwijd zijn er heel veel kinderen die geen onderwijs krijgen. Dit gebeurt vooral bij meisjes. Het boek van Archard gaat over de rechten van het kind.

De rechten van het kind
Lockes belangstelling voor de opvoeding is ontstaan dorodat hij zeven jaar in Nederland is geweest. De opvoeding in Nederland leek in vergelijking met de opvoeding in Engeland heel mild. Locke was van mening dat de rede een belangrijk instrument was om tot goede dingen te komen. Je moest zien te achterhalen hoe het kind redeneerde. Als het kind dit nog niet goed deed, moest je hem hierop toespreken. Hij zag het redeneren als een teken van volwassenheid. Een kind kon nog niet voldoende gebruik maken van zijn redelijkheid. De rol van opvoeding was het kind tot redeneren brengen: “bringing to reason”. Dit betekent met redelijkheid een kind tot rede proberen te brengen.

Hij zag een verklaring om ouders het gezag te geven over kinderen. Ouders hadden het recht om namens het kind besluiten te nemen. Het kind was niet in staat om zelfstandig besluiten te nemen (want het kind kon nog niet redeneren). Volwassenheid zag hij als het punt waarop iemand tot redelijke ontwikkeling kon komen. Leeftijd maakte niet uit.

De Romeinse wetgeving was heel anders: van oorsprong werd de vader gezien als de soeverein die over leven en dood kon beslissen, over iedereen die onder zijn dak vertoefde. De heer des huizes was de alleenheerser. Locke vond dit geen goede fundering van de ouderlijke macht. Ouders bezitten hun nageslacht niet, ze nemen alleen een tijd de zeggenschap waar. Als het redeneren van het kind toeneemt, verdwijnt deze zeggenschap.

Een offerkind was een van de oudste zoons die aan het klooster werd gegeven met een som geld. Dit werd ook als godsdienstig gezien. Er werd ook een contract getekend, dat de familie ook geen contact meer op mocht nemen met het kind.

Zeven actuele problemen
Er zijn zeven actuele problemen die Locke in de 17e eeuw al had gedefinieerd. Locke zag dat bepaalde regelingen die werden getroffen voor kinderen niet altijd goed meeliepen met de psychologische ontwikkeling van de kinderen. Er zijn echt stapsgewijze regelingen, zoals het stemrecht vanaf 18 jaar. Verder worden kinderen vooral gezien als volwassen die nog niet af zijn. Locke vond juist dat kinderen binnen hun mogelijkheden fantastische personen waren. Ze waren nog beperkt in hun denken, maar volwaardig binnen hun categorie. Als het over de rechten van kinderen gaat: hebben kinderen hun eigen rechten of zijn de rechten alleen maar af te leiden van de rechten die volwassenen hebben? Locke zag het als volgt: hebben ouders volledig zeggenschap over hun kinderen en in hoeverre hebben kinderen zelf rechten? Hoe verhouden deze rechten zich tegenover de rechten van de kinderen? Nog een vraagstuk is wie er in de eerste plaats de macht heeft om kinderen op te voeden. Is dat aan de ouders of aan de overheid? De overheid eist dat kinderen onderwijs krijgen. Ouders hebben niet de macht om zelf te bepalen wat de kinderen doen. De overheid is hiervoor de eerste macht. Bij opvoeding zijn de ouders de primaire macht. (behalve als het fout gaat).

Op grond waarvan kan je zeggen dat een gezin recht heeft om uitspraak te doen over de ontwikkeling van kinderen.

Is het te verwachten dat biologische ouders de beste opvoeders zijn voor een kind? Is dat altijd zo? En waarom dan? Dat zijn de zeven actuele problemen die Locke al eerder aan de orde stelde.

Onderscheid tussen concepts en conceptions
Een concept gaat over het globale verschil tussen categorieën. De ene categorie definieert de andere categorie. Je hebt bijvoorbeeld het concept rechtvaardigheid wat tegenover onrecht staat.
Conception gaat over hoe je een begrip praktisch kan toepassen. Je gaat verdere invulling geven aan bijvoorbeeld het begrip childhood

Concept van childhood.
Ariés Thesis deed onderzoek naar hoe de samenleving omging met kinderen, en welke rol de kinderen kregen. Het was eigenlijk heel merkwaardig dat in West-Europa de categorie ‘kinderen’ geen betekenisvolle categorie was. Zolang kinderen niet in de weg liepen werden ze getolereerd. Ze werden niet gezien als volwassenen die niet af waren, ze waren er gewoon. Ariés kwam tot de conclusie dat er rond 1700 een maatschappelijk besef begon te ontstaan. Dit besef was: we hebben een groep kinderen, we moeten er wat mee. Ariés kwam tot die vaststelling, omdat er rond 1700 voorzieningen begonnen te komen voor kinderen. Er begon een kinderwereld te ontstaan (kinderkleding, speelgoed etc.). In schilderkunst, kleding en in dagboeken kwamen de kinderen meer in beeld.

Kritieken:
Een punt van kritiek was dat Ariés alleen maar naar de schilderijen heeft gekeken alsof deze realistisch waren, maar in 1700 was er nog veel symboliek in schilderijen, een schilderij was vaak een ideaalbeeld.
Je gaat soms zonder erbij na te denken naar het verleden kijken met een hedendaagse bril. Onze opvatting over het kind-zijn was heel anders dan van vroeger.

Cruelty thesis (zwarte legende)
Het was niet dat ze vroeger geen beeld hadden van kinderen, maar ze bemoeiden zich zo weinig mogelijk met kinderen, omdat kindersterfte hoog was. Cruelty thesis was voor ouders om zich niet te binden en te hechten aan een kind. Ze hielden bewust afstand van hun kinderen.

Witte legende
De vraag is of ouders wel zo afstandelijk waren. Het feit dat dode kinderen toch op sommige schilderijen zijn gezet (als een soort van geest op de achtergrond), geeft het idee dat ouders wel om de kinderen gaven en zeer betrokken waren bij hun kinderen.

Conceptions of childhood
Grenzen houdt in dat er veel belang wordt gehecht aan de leeftijd van het kind en dat daar veel wettelijke regelingen op worden afgestemd. Ook zijn er rites om bepaalde fases af te sluiten, zoals een musical in groep 8. Het begrip dimensies ligt meer in de richting van Locke. Kinderen worden ingedeeld in de mate waarin ze in staat zijn mentale redeneringen te houden. De vraag bij dimensies is: wanneer zijn kinderen verantwoordelijk voor hun daden? Het begrip divisions is meer in ontwikkelingspsychologische termen. We verzinnen steeds nieuwe begrippen om fasen een plaatsje te geven.

Kindren in de 16e eeuw werden als mini-volwassenen gezien. Een jongen kreeg een broek aan als hij in staat was een zwaard te dragen.

Het onbeschreven blad houdt in dat een kind wordt beïnvloed en ontwikkeld. Het zondige kind was vanuit het streng christelijke denken. De mens is geneigd tot zondigheid, dit moet er met geweld uitgeslagen worden. Rousseau ging uit van het onschuldige kind, dat kinderen van nature goed waren. De visie van de Romantiek was dat een kind een vreugde was voor de ouders. Ouders moesten er zorgvuldig mee omgaan en beschermen. Een kind kan ook als economische kracht worden gezien (kinderarbeid, bijvoorbeeld in Bangladesh). Ook kan je kinderen als de toekomst zien.

Opvattingen veranderen.
Gescheiden werelden: de kindertijd is een wereld apart van volwassenheid. Er zijn heel veel voorzieningen voor kinderen. Je kan kind-zijn ook zien als een fase van ontwikkeling.

Childhood is een fase, adulthood is een staat, een zijnssituatie.

Als je kinderen vanuit het standpunt van volwassenen bekijkt, zijn kinderen incomplete volwassenen, ze zijn klein, emotioneel labiel en onrijp, hebben te weinig kennis en hebben allerlei fobieën en fixaties.

Deel II
Er zijn twee soorten rechten: morele rechten en legale rechten. Morele rechten betekent dat je van mening kan zijn en morele gronden hebt, over hoe bijvoorbeeld de opvoeding zou moeten zijn. Niet alle morele rechten zijn vastgesteld;  een voorbeeld hiervoor is of kinderen het recht hebben om in een rookvrije omgeving opgevoed te worden. De A-C rechten zijn voor volwassenen en voor kinderen (bijv. recht op zorg, medische hulp). C-rechten zijn specifieke rechten voor kinderen zoals recht op onderwijs en voeding.

In 1990 zijn de universele rechten van het kind in werking getreden. Het is universeel, voor sommige landen is het een beetje aangepast.

 

Bevrijding
In de jaren 60 gebeurde er maatschappelijk iets. De vrijheid van het individu stond voorop. Kinderen werden door volwassenen nog helemaal naar hun hand gezet. Er kwamen voorvechters van kinderen. Alle volwassen probeerden jonge mensen onder de duim te houden, dus mensen gingen zich bezig houden met de rechten van het kind. Ze wilden dat leeftijddiscriminatie zou stoppen. Ze gingen zich sterk maken voor het idee dat kinderen zelfstandig ook dingen mochten kiezen. De incompetence thesis was het idee dat mensen hun leven zelf niet in konden delen. De mensen van de Child liberation movement gingen zich daarvoor inzetten. Dit is ook te zien in kinderboeken van bijvoorbeeld Guus Kuijer en Annie M.G. Schmidt.

Verzorgers
Caretaker thesis houdt in dat kinderen niet zo goed voor zichzelf kunnen beslissen. Ouders zijn rationeel en autonomische beslissingmakers. Kinderen verdienen toezicht, advies en ondersteuning.

Heel veel kinderen onder de 8 jaar hebben obesitas. De mensen van Child liberation movement zeggen hierover dat het kind zelf mag kiezen. De caretaker thesis zegt dat de ouder moet ingrijpen. Als het niet door ouders wordt gedaan, is het dan de verantwoordelijk van de overheid om in te grijpen? Wie kan je verantwoordelijk houden voor dit soort verschijnselen?

Arbitrair
Het idee dat kinderen niet competent zijn om zelf besluiten te nemen, daar wordt tegenin gebracht dat dat een arbitraire zaak is. We veronderstellen dat leeftijd en competentie aan elkaar gekoppeld zijn. Acurateness betekent dat rechten gebaseerd zijn op competentie testen.

De vraag is of volwassenen wel zo competent zijn. Zou je kinderen niet moeten betrekken in stemmen? In de jaren ‘40 had Korczak een kinderraad. Als kinderen niet tevreden waren met gedrag van mensen, konden ze diegenen voor de kinderraad brengen. In Nederland ontstaan er steeds meer kinderrechten.

In de rechten van het kind wordt niet gedefinieerd wat de rechten zijn met seksualiteit. Over seksuele opvoeding wordt niet gesproken.

Er zijn gunstige en ongunstige kanten aan de rechten van het kind. All or nothing effect.

Als je voor teveel regels gaat, krijg je een wijze van omgang met elkaar, waarbij iedereen rechten claimt. Dan krijg je i.p.v. iets gezamenlijks iets individueels. Je kan nooit alles perfect op elkaar afstemmen.

Kinderen in de rechtzaak
Kinderen worden soms opgeroepen als getuigen of overtreders. Daar zitten inconsistenties in. Volgens de wetgeving mogen kinderen tot op een bepaalde leeftijd niet capabel gezien worden voor hun eigen daden, maar er wordt wel waarde gehecht aan de getuigenis.   Wanneer kan je kinderen volledig verantwoordelijk houden voor criminele daden?

 

College 6 05-06-2013

 

Het recht om kinderen te krijgen en op te voeden
Om een kind op te voeden is het eerst aan de orde of er kinderen geboren kunnen worden. Heeft ieder volwassen mens recht op het voortbrengen van nieuw leven? Iedere volwassene heeft het recht om te huwen en om een gezin te stichten. Archard geeft aan dat dit een negatief recht is: in potentie heeft iedereen het recht, maar er is geen plicht om van dat recht gebruik te maken. Het is een passief recht. Sommige mensen willen er geen gebruik van maken. Sommige mensen juist wel, maar die kunnen er soms niet toe in staat zijn. Het wordt ook wel een aangeboren wens genoemd om een gezin te willen stichten, maar tot nu toe is er geen gen gevonden dat voor de wil voor het hebben van een gezin zorgt. Er zijn ook redenen waarom sommige mensen geen kinderen willen. Vroeger hadden ouders vaak een kinderwens zodat er later iemand voor hen zou zorgen (een ‘suspicious’ reden). Het creëren van nieuw leven is een goede reden.

In hoeverre heeft het recht om kinderen te ‘maken’ het recht om die kinderen ook op te voeden? Proprietarian, bloedband en interests zijn wel argumenten waarom mensen die kinderen ter wereld brengen, ze ook zelf op mogen voeden. Proprietarian betekent dat twee mensen een kind ‘maken’ en door die arbeid zijn ze ook de eigenaar van het kind.

Bloedband betekent dat door het overdragen van een genetisch pakket het er ook toe leidt dat een kind het best past bij de verwekkers. Als kinderen worden gescheiden van hun biologische ouders, heeft dat soms dramatische gevolgen. Ouders hebben belangen bij het goed opvoeden van de kinderen. Een alternatief opvoedingsarrangement is bijvoorbeeld de kibboets.

Ouderlijke rechten en plichten
Priority thesis houdt in dat als ouders gebruiken maken van het recht om nieuw nageslacht te maken, ze ook de plicht hebben om voor deze kinderen te zorgen.

Als je als doel stelt dat kinderen de best mogelijke opvoeding, dan leg je de lat te hoog. Dan zou je op zoek moeten gaan naar de beste kernverzorgers. Dan kom je in de reprogenetics: voor de geboorte de beste situatie regelen voor het kind. Dus we moeten niet als doel hebben de best mogelijke opvoeding, maar adequate opvoeding.

Gezin en overheid
De overheid is in Engeland de belangrijkste organisatie die zich met gezinnen bezighoudt. In Nederland zijn er ook nog kerken die een rol kunnen spelen. Het basisuitgangspunt hoe de overheid en gezinnen zich tegenover elkaar gedragen houdt in dat ouders het eerste opvoedrecht hebben. Ouders hebben recht op autonomie (ze mogen het zelf doen) en privacy. Interventie komt pas als ouders zich niet aan opvoedingsregels en/of verantwoordelijkheden houden.

De staat heeft als verantwoordelijk dat het kind zich in een gunstige omgeving en onder gunstige omstandigheden ontwikkelt,, en pas wanneer er dingen fout gaan grijpt de overheid in. De overheid is een politiek instituut dat bepaalde keuzes maakt.

Opvoeden vindt altijd plaats in een samenleving, in een bepaalde maatschappij. Er zijn twee  veronderstellingen binnen de liberal standard. Er wordt verondersteld dat opvoeding in het kerngezin de beste manier van opvoeding zou zijn. De tweede veronderstelling is dat dit in een besloten gezin in waarin ouders het voor het zeggen hebben.

Kritiek
Wanneer je een huwelijk aangaat, is er een kans dat het in een scheiding uitloopt. Je kan vraagtekens plaatsen bij het idee dat het kerngezin zo ideaal is. Je hebt er als kind niet voor gekozen, maar je hebt wel een intense relatie met je gezin. De vraag is dus of een klein gezin ook wel zo ideaal is. Het is in een klein gezin een hele andere manier van opvoeden dan in een groot gezin. Archard pleit ervoor dat kinderen meer met leeftijdgenoten omgaan. Hij wil meer soorten collectieve opvoeding.

Privacy
Privacy heeft iets intiems, maar er schuilt ook gevaar in privacy (bijvoorbeeld als een kind wordt mishandeld in een gezin, niemand die het ziet).

Kindermishandeling
Kindermishandeling is nog niet zo lang ‘ontdekt’. Vanaf de jaren 60 werden er vanuit ziekenhuis gevallen ontdekt van kinderen met gebroken botten. Er ontstond het idee dat er veel kinderen waren met broze botten. Het werd aanvankelijke opgevat als een medisch probleem. Hierna werd er door pedagogen gezegd dat kinderen werden mishandeld, dat de ouders dit deden door middel van te ruw opvoedingsgedrag. Er kwam het besef dat het leek alsof er veel meer gevallen waren, maar het werd nu als iets herkenbaars gezien.

Als je een omschrijving zoekt voor het begrip kindermishandeling, moet je in je omschrijving zoeken naar vaststelbare herkenbare kenmerken. Dan kan je kijken over wat soort mishandeling je het hebt, zoals negeren, fysieke mishandeling, seksuele mishandeling en emotionele mishandeling. Je moet goed verwoorden wat het precies is.

Wat wij als vreselijk zien, wordt in andere culturen als normaal gezien. Zoals bijvoorbeeld dat er verminkingen worden aangebracht bij kinderen(riten).

Als je voor alle kinderen goede voorzieningen treft, zijn er toch een behoorlijk aantal kinderen die onder de armoede grens opgroeien. Is dat geen vorm van structurele achterstelling?

Seksuele mishandeling komt in alle typen gezinnen voor. Seksuele mishandeling komt het minst voor. Seksuele mishandeling is iets wat aanvankelijk begint als speciale aandacht, maar wat uiteindelijk uitloopt op seksuele mishandeling. Een kind heeft de macht niet om het tegen te gaan. Pedofielen brengen in dat kinderen het wilden, alsof er een gelijke machtssituatie is.

Collectivistisch voorstel
Archard spreekt zich uit voor ‘modest collectivism’. Hij heeft kritiek op het kerngezin als het ideale gezin/opvoedingsomgeving. Hij pleit voor een combinatie: de opvoeding gebeurt in het kerngezin, maar het gezin moet proberen er collectieve momenten in te plaatsen. Hij vindt dat er een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is voor voorschoolse activiteiten. Hij pleit voor het verdelen van opvoedingstaken over meer ouders en opvoeders. Hij wil meer collectieve waardering voor kinderen. De wijze waarop een samenleving de kinderen behandelt, zegt het meest over een samenleving.

De standaardburger
De vraag is wat typerend is voor de mens van tegenwoordig in de westerse samenleving. De westerse samenleving wordt steeds meer ingericht op een standaardburger. Dit is een consument die over allerlei middelen bevat, die hij of zij kan besteden. Deze consument is tegelijkertijd coproducent: hij maakt zijn eigen leven en eigen geluk. Wie geen geluk heeft, heeft het niet goed aangepakt. Geluk heb je zelf in de hand.

De autonoom burger is zelf verantwoordelijk. Als het niet goed gaat heb je het verkeerd aangepakt. De burger is ook zelfredzaam. Het idee wordt geschapen dat je alles naar eigen wens kan inrichten en dat er een verlies is sociale binding. Je hoeft je niet bezig te houden met anderen, je regelt het zelf. We hebben ook te maken met claimgedrag: je betaalt voor een universitaire studie, dan wil je goed behandeld worden, anders wil je je geld terug. Free riding is proberen van allemaal voorzieningen mee te profiteren.

Als je een groep van een dominante/normale mens maakt, sluit je bepaalde mensen uit, en ontstaan er groepen van abnormale en marginale mensen.

Waarheid en werkelijkheid
Bestaat er een absolute werkelijkheid buiten onze zintuiglijke waarneming? Hoe kan je de werkelijkheid vaststellen? Emmanuel Kant was een aanhanger van het rationalisme. A-priori kennis past in het rationalisme. Dit is kennis die je bij voorbaat weet door nadenken. Een voorbeeld hiervan is dat je van  tevoren weet dat een cirkel rond is. Wat voor kleur een cirkel is kan je alleen bepalen als je het hebt gezien. Dit is de kant van het empirisme. Kennis van de werkelijkheid kunnen we verkrijgen door zintuiglijke waarneming. Dit is a-posteriore kennis. Synthetische oordelen betekent elementen samenvoegen: een rode cirkel is een synthetische uitspraak. Analytische oordelen betekent het ontleden van onderdelen, bijvoorbeeld alleen de kleur rood.

Inductie betekent dat je door middel van enkelvoudige waarnemingen een totaal opbouwt.

Kritisch rationalisme
Popper had kritiek op het empirisme: “ik kan tot sint juttemis waarnemingen blijven doen, maar je kan niet met enkel zintuigelijke waarnemingen iets concluderen”. Absolute zekerheid is te hoog begrepen en daarom pleit Popper voor falsificatie. Hij wil dat mensen een hypothese maken met het doel om die te weerleggen.

De rationele autonome mens
Nietzsche zegt dat we als mens te hoogmoedig zijn over onze opvattingen over de werkelijkheid. De mens beschouwt zichzelf als middelpunt van het leven. Wij geven onszelf gelijk; wij hebben de taal gecreeërd, en daarmee leggen we de werkelijkheid uit. We creëeren onze eigen werkelijkheid. We verklaren onze eigen begrippen en verklaren daarmee onze werkelijkheid.

Taal en werkelijkheid
De Sausure: wij gaan ervan uit dat woorden samenhangen met een bepaalde werkelijkheid. Als je bijvoorbeeld koffie besteld, verwacht je koffie. We zijn geneigd om aan stukken realiteit een begrip of een woord aan te koppelen. Taal is een machtsmiddel, we kunnen er dingen mee voor elkaar krijgen. Wat maakt ons tot een individu? Volgens De Sausure is dat pas als we deel uitmaken van de sociale structuur.

Taal en macht
De mens is resultaat van de maatschappelijke structuur. Foucault ziet de mens

Foucault ziet drie belangrijke fases:

  1. Soevereine macht, openbare vergelding, mensen die zich niet gedroegen, werden openbaar terechtgesteld.
  2. Disciplinaire macht, mensen die overtredingen begingen werden opgesloten, er was centraal toezicht. Er werd gepoogd de mensen weer genormaliseerd te krijgen. We worden in toenemende maten in de gaten te houden met camera’s.
  3. Biomacht, via voorlichting en financiële prikkels wordt verkeerd gedrag voorkomen en gereguleerd.

 

College 7 12-06-2013

 

Existentiefilosofie. Existentie is letterlijk leven. De voorbeelden die de docent geeft zijn dus ‘uit het leven gegrepen’. Er was een discussie over facebook. Een vriend van de docent werd opgebeld, met de vraag: waarom heb jij mijn berichtje nog niet geliked? Deze vriend vond het niet zo interessant, maar wilde van het drama af zijn dus deed het toen toch maar. Maar liken we het nou echt? Wat liken we nou echt? (Facebook termen).

Experiment
Je kan niet volledig zijn als je antwoord geeft op de vraag, wie ben ik? Labels veranderen namelijk. Als iemand bijvoorbeeld vroeger wel van voetbal hield, maar nu niet meer, is dat label veranderd. Is een label wel wie je echt bent? Ben je bijvoorbeeld een ochtendhumeur? Wat staat er op een label, wat jij van jezelf vindt of wat anderen van je vinden?

Wie jij bent kan je niet vastleggen en is veranderlijk. Je kunt nooit in een label objectief opvatten wie jij bent. Een label is maar een deel van jou. Een label is iets wat je van buitenaf geeft (objectief). Zelfbeleving is veel meer dan labels. Aan dingen kunnen we een label plakken. De mens is dynamischer, meer open dan dingen. Het is belangrijk dat we de ander dus niet als een ding benaderen, maar als een mens. Je hebt geen labels nodig voor jezelf. Je weet wie je bent.

De grote existentiële thema’s
Existentie gaat vooraf aan de essentie. Primair betekent ook dat je vrij bent. Je kunt veranderen, het maakt niet uit wat er op je label staat. Primair is zelfbeleving, secundair is ratio. Secundair is leven op de automatische piloot. Primair betekent dat er chaos is, er is geen essentie in het leven. Secundair is de betekenis en zin die mensen aan het leven geven.

Alleen jijzelf ben verantwoordelijk om je leven voort te zetten en of je iets van je leven maakt. Sartre zegt dat we proberen onze verantwoordelijkheid te ontkennen of te ontlopen. Volgens Sartre moet je je verantwoordelijkheid gebruiken. Vrees gaat over een specifieke situatie. Angst gaat over het hele bestaan.

Existentiële eenzaamheid houdt in dat je alleen wordt geboren en je alleen moet sterven.

Oerervaring existentiefilosofie.
Volgens de existentiefilosofie wordt er veel te veel gelabeld, dus zijn ze teruggegaan naar de zelfbeleving van de mens.

Kierkegaard
Kierkegaard zegt dat bewustwording in stappen gaat. De eerste stap is het esthetische stadium. Iemand die geen bewuste keuzes maakt, doet wat andere mensen zeggen dat goed is. Diegene volgt wat andere mensen vinden en zeggen. Het is een rationeel wezen. Een voorbeeld hiervan is een beroemdheid.

In het ethische stadium denken mensen zelf na. Keuzes worden bewust gemaakt. ‘Ik moet doen wat bij mij past’.

Religieuze stadium. Deze mensen voelen zich verbonden met een geheel. Iemand die in deze fase zit, voelt zich heel goed ingebed. Diegene kan heel goed aanvoelen wat voor keuzes er gemaakt moeten worden.

Heidegger
Heidegger stelt dat we veel keuzes hebben. Mens zijn is kunnen zijn, er zijn heel veel mogelijkheden en keuzes. Je ontwerpt jezelf, jij maakt de keuzes, niemand anders. Hangt ook af van de situatie wat voor keuze je maakt.

Iedereen heeft een fundamentele keuze. Je kan eigenlijk zijn of oneigenlijk zijn. Hoe je met dingen omgaat, daar gaat het om. Het gaat om je intentie. Je hebt de vrijheid om ergens iets van te vinden. Ook al kan je de situatie niet veranderen, je kan er wel iets van vinden. Je kan wel veranderen met hoe je met iets omgaat. Dit is de innerlijke vrijheid. Omdat de mens niet samen te vatten is in een label, gebruikt Heidegger het begrip er-zijn. Primair is dan er-zijn en secundair is labels en namen geven.

Wat is er-zijn? Het is niet te vangen in labels. Er-zijn wordt beperkt door bepaalde dingen, zoals sterfelijkheid. Je kan eigenlijk en oneigenlijk leven. Ook kan je jezelf ontwerpen. Je hebt geen theorie of labels nodig voor jezelf. We zijn altijd in een bepaalde zorg betrokken.

Emmanuel Levinas
Als jij een label geeft aan een ander, zoals ADHD, is dat jouw label. Het etiket zegt meer over jou dan over de anderen. Dit mag niet ethisch gezien. Je moet de ander zichzelf laten zijn. Je kunt anderen dus niet labelen.

De andersheid van de ander, dat je de ander niet in jouw label kan stoppen, noemt Levinas alteriteit. Dat betekent dat er iets onherleidbaars zit in de ander. Je moet recht doen aan de andersheid van de ander. Probeer uit het oogpunt van de ander te kijken, laat je leiden door het leven van de ander. Jouw idee van de ander (daar moet je van uitgaan) is niet waar. De filosofie van nu doet geen recht aan de alteriteit. Je moet een stap terugzetten en echt proberen vanuit de ander te kijken.

Bij Levinas was primair de ethische relatie, hoe je omgaat met de ander. Je bent verantwoordelijk om de ander als ander te zien, om diegene niet in hokjes te stoppen. (primair). Over het secundaire zegt Levinas dat het soms noodzakelijk is, maar dat je moet proberen in de ethische relatie te blijven.

Je moet uitkijken met je labels. Start met een blanco blad als je met een cliënt bent. Sluit aan bij de belevingswereld van de cliënt. Start met de relatie, daarna komt de diagnose. De diagnose is maar een label. Dit is niet veranderlijk en is maar een klein deel. Een mens is wel veranderlijk. Je kan een label opplakken (bijv autist), maar de persoon is veel meer dan alleen dat label.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - UL

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

Image


College 1: Filosofie

Cursus informatie

Dit vak bestaat uit twee delen. Deel A en deel B. Deel A is het tentamen bestaande uit 40 MC vragen, waarbij het boek Brabander met zijn thema’s de leidraad is. Deel B bestaat een meeneemopdracht (zie blackboard). In beide gevallen moeten deze een voldoende moeten zijn. De meeneemopdracht bestaan uit 2 delen, deel 2 van de meeneemopdracht is dat je een filosofisch gesprek met kind van 8-14 jaar voert, waarbij wij rekening moeten houden met de NVO beroepscode.

Wat is filosofie?

Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

Een aantal bekende filosofische uitingen zijn:

  • Socrates: “Ik weet alleen dat ik niets weet”

  • Decard: “Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben.”

  • Rousseau / Lo >

    Heraclitus: “Panta rhei” (betkent:alles stroomt,niets blijft het zelfde)

Voor het tentamen hoeven wij niet elk detail te weten van de filosofen die in het boek staat, echter moeten we wel over de basiskennis van deze filosofen beschikken. Een voorbeeld hiervan is bij welke thema’s/stromingen zij horen.

Normatieve professionaliteit

Als praktisch pedagoog moet je je realiseren dat je veel kennis en kunde hebt, maar ook je eigen opvattingen spelen een rol. Je hebt als professional te maken met wetten en regelgeving. Je hebt te maken met regels en instellingen voor wie je werkt (bijvoorbeeld de beroepscode), los van je wetenschappelijke kennis als pedagoog, zoals je eigen opvattingen en gevoel van rechtvaardigheid.

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen visie, inclusief persoonlijke opvattingen over vrijheid, en rechtvaardigheid. Deze mix bepaalt hoe je de pedagogische praktijk opvat. Je moet kijken hoe deze drie perpectieven zich tot elkaar kunnen verhouden.

Typering van de filosofie

Filosofie wordt gezien als denkoefening. Het omvat denkbeelden over vrijheid en gezondheid van mensen, hoe men hier tegen aan kijkt, en enzovoorts. Waar worden wij nu gelukkig van?

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de.....read more

Access: 
JoHo members
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Hoorcollegeaantekeningen bij week 6 & 7 uit 2014/2015.


Filosofie College 6 (20-5-15): Children rights and childhood

Childhood

We hebben in Nederland geen duidelijk begrip van het concept childhood. Dit is een periode die kenmerkend is voor het kind. Vragen die hier bij komen kijken zijn: wat is de maatschappelijke status? Hoe kunnen we hier een algemeen begrip aan hangen? En wat is een kind?

John Locke (1632 – 1794)

John Locke is een belangrijk persoon als het gaat om de rechten van het kind. In zijn tijd (17e eeuw) had de wetenschap nog een andere betekenis. Wetenschappers waren geleerde types die van allerlei zaken af wisten (kerk en natuur). Locke was een bekende arts en één van de eerste die nieuwe chirurgische ingrepen durfde toe te passen, hiermee heeft hij het leven van een graaf gered. Zo kreeg hij een belangrijke positie. In 1662 moest hij vluchten met deze graaf, omdat zij werden verdacht van een aanslag op de Engelse koning.

Lockes belangstelling voor de opvoeding is ontstaan doordat hij zeven jaar in Nederland is geweest. Het viel hem op dat volwassenen in Nederland heel coulant zijn richting hun kinderen. Dit was anders dan in het strenge puriteinse Engeland. Dit heeft hem gemotiveerd om te pleiten voor child centered education. Voor een kind was het typerend dat het weinig feitelijke en morele kennis had. De rol van opvoeding was het kind tot redeneren brengen: “bringing to reason”. Dit betekent een kind tot redelijkheid en bezinning brengen. Hiervoor was ook onderwijs belangrijk. Hij zag dat je dit niet door straffen en belonen moest doen, maar door rede in het kind te praten, om ze zo tot hogere processen te brengen. Dit was een revolutionair idee. Volgens Locke komt het kind op de wereld als vreemdeling en volwassenen hebben het recht om namens het kind besluiten te nemen en moeten het kind de weg wijzen, omdat het kind een beperkte mate van verstandelijke kennis heeft en informatie mist. Volwassenheid is een stadium van rationaliteit die niks met leeftijd te maken heeft. Het kind wordt daarnaast niet als eigendom gezien.

Via de Romeinse wetgeving werd er heel anders naar het conceptie (klinkt vreemd maar dit woord klopt echt. Er is namelijk uitgelegd over concept en conceptie) kind gekeken: van oorsprong werd de vader gezien als de soeverein die over leven en dood kon beslissen, wat betreft iedereen die onder zijn dak leefde. De heer des huizes was de alleenheerser. Locke vond dit geen goede fundering van de ouderlijke macht. Ouders bezitten hun nageslacht niet, ze hebben hun kinderen alleen in bruikleen, naarmate het kind ouder wordt en meer kan redeneren neemt de zeggenschap van de ouder.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1 17-04-2013

 

Wat is filosofie?

Filosofie is een wetenschap. Je zou kunnen zeggen dat filosofie de moeilijke kant van het leven kiest. Het behandelt vragen die nog niet beantwoord zijn, zoals: wat is de zin van het leven en wat is werkelijkheid? Tot op dit moment vinden we nog steeds nieuwe dingen in de werkelijkheid (zoals de ruimte). Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

 

Typering van de filosofie

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de filosofie is dat er voortdurend maatschappelijke veranderingen zijn. De vraag is dan hoe ga je daar mee om gaat (bijvoorbeeld dat er nu veel laptops zijn bij colleges).

 

Robotisering betekent dat er steeds meer zaken gaan via machines. Worden we wel gelukkig als alles via robots gaat, en is het wel een goede ontwikkeling? Dat zijn vragen die de filosofie stelt. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgrobots: zeehondjes om een spelletje mee te doen in een verzorgingstehuis in plaats van verzorgend personeel.

 

De manier waarop wij met mensen omgaan, geeft aan hoe je met mensen om moet gaan (sociaal/pedagogisch werk). In het onderwijs bijvoorbeeld gaat de onderwijsvorm van klassikaal naar interactie-intensief. Een samenleving moet de mogelijkheden bieden om op verschillende manieren om te gaan met bijvoorbeeld verschillende posities, zoals dus vorm van onderwijs. Descriptief is echt alleen maar beschrijvend, prescriptief is ook voorschrijvend (bijvoorbeeld: vind ik onze samenleving beter dan andere samenlevingen?). Dan maak je een normatieve beschouwing.

 

Normatieve professionaliteit

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen normen en waarden. Je moet kijken of deze drie kanten zich tot elkaar kunnen verhouden. Op grond van homoseksualiteit kan een (christelijke) school een docent weren. Een homoseksuele docent zal dan niet op zo’n christelijke school gaan werken. Je moet dus kijken of zo’n school goed bij je past.

 

Bezuinigingen kinderopvang.

Door de bezuinigingen in de kinderopvang moeten kinderopvangcentra vaak met grotere groepen en minder leiders gaan werken. Als je je afvraagt of dit nog verantwoordelijk is, loop je tegen de.....read more

Access: 
Public
Inleiding in de praktische filosofie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

College- en werkgroepaantekeningen bij Inleiding praktische filosofie voor Pedagogen - UL

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

Image


College 1: Filosofie

Cursus informatie

Dit vak bestaat uit twee delen. Deel A en deel B. Deel A is het tentamen bestaande uit 40 MC vragen, waarbij het boek Brabander met zijn thema’s de leidraad is. Deel B bestaat een meeneemopdracht (zie blackboard). In beide gevallen moeten deze een voldoende moeten zijn. De meeneemopdracht bestaan uit 2 delen, deel 2 van de meeneemopdracht is dat je een filosofisch gesprek met kind van 8-14 jaar voert, waarbij wij rekening moeten houden met de NVO beroepscode.

Wat is filosofie?

Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

Een aantal bekende filosofische uitingen zijn:

  • Socrates: “Ik weet alleen dat ik niets weet”

  • Decard: “Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben.”

  • Rousseau / Lo >

    Heraclitus: “Panta rhei” (betkent:alles stroomt,niets blijft het zelfde)

Voor het tentamen hoeven wij niet elk detail te weten van de filosofen die in het boek staat, echter moeten we wel over de basiskennis van deze filosofen beschikken. Een voorbeeld hiervan is bij welke thema’s/stromingen zij horen.

Normatieve professionaliteit

Als praktisch pedagoog moet je je realiseren dat je veel kennis en kunde hebt, maar ook je eigen opvattingen spelen een rol. Je hebt als professional te maken met wetten en regelgeving. Je hebt te maken met regels en instellingen voor wie je werkt (bijvoorbeeld de beroepscode), los van je wetenschappelijke kennis als pedagoog, zoals je eigen opvattingen en gevoel van rechtvaardigheid.

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen visie, inclusief persoonlijke opvattingen over vrijheid, en rechtvaardigheid. Deze mix bepaalt hoe je de pedagogische praktijk opvat. Je moet kijken hoe deze drie perpectieven zich tot elkaar kunnen verhouden.

Typering van de filosofie

Filosofie wordt gezien als denkoefening. Het omvat denkbeelden over vrijheid en gezondheid van mensen, hoe men hier tegen aan kijkt, en enzovoorts. Waar worden wij nu gelukkig van?

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de.....read more

Access: 
JoHo members
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Hoorcollegeaantekeningen bij week 6 & 7 uit 2014/2015.


Filosofie College 6 (20-5-15): Children rights and childhood

Childhood

We hebben in Nederland geen duidelijk begrip van het concept childhood. Dit is een periode die kenmerkend is voor het kind. Vragen die hier bij komen kijken zijn: wat is de maatschappelijke status? Hoe kunnen we hier een algemeen begrip aan hangen? En wat is een kind?

John Locke (1632 – 1794)

John Locke is een belangrijk persoon als het gaat om de rechten van het kind. In zijn tijd (17e eeuw) had de wetenschap nog een andere betekenis. Wetenschappers waren geleerde types die van allerlei zaken af wisten (kerk en natuur). Locke was een bekende arts en één van de eerste die nieuwe chirurgische ingrepen durfde toe te passen, hiermee heeft hij het leven van een graaf gered. Zo kreeg hij een belangrijke positie. In 1662 moest hij vluchten met deze graaf, omdat zij werden verdacht van een aanslag op de Engelse koning.

Lockes belangstelling voor de opvoeding is ontstaan doordat hij zeven jaar in Nederland is geweest. Het viel hem op dat volwassenen in Nederland heel coulant zijn richting hun kinderen. Dit was anders dan in het strenge puriteinse Engeland. Dit heeft hem gemotiveerd om te pleiten voor child centered education. Voor een kind was het typerend dat het weinig feitelijke en morele kennis had. De rol van opvoeding was het kind tot redeneren brengen: “bringing to reason”. Dit betekent een kind tot redelijkheid en bezinning brengen. Hiervoor was ook onderwijs belangrijk. Hij zag dat je dit niet door straffen en belonen moest doen, maar door rede in het kind te praten, om ze zo tot hogere processen te brengen. Dit was een revolutionair idee. Volgens Locke komt het kind op de wereld als vreemdeling en volwassenen hebben het recht om namens het kind besluiten te nemen en moeten het kind de weg wijzen, omdat het kind een beperkte mate van verstandelijke kennis heeft en informatie mist. Volwassenheid is een stadium van rationaliteit die niks met leeftijd te maken heeft. Het kind wordt daarnaast niet als eigendom gezien.

Via de Romeinse wetgeving werd er heel anders naar het conceptie (klinkt vreemd maar dit woord klopt echt. Er is namelijk uitgelegd over concept en conceptie) kind gekeken: van oorsprong werd de vader gezien als de soeverein die over leven en dood kon beslissen, wat betreft iedereen die onder zijn dak leefde. De heer des huizes was de alleenheerser. Locke vond dit geen goede fundering van de ouderlijke macht. Ouders bezitten hun nageslacht niet, ze hebben hun kinderen alleen in bruikleen, naarmate het kind ouder wordt en meer kan redeneren neemt de zeggenschap van de ouder.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1 17-04-2013

 

Wat is filosofie?

Filosofie is een wetenschap. Je zou kunnen zeggen dat filosofie de moeilijke kant van het leven kiest. Het behandelt vragen die nog niet beantwoord zijn, zoals: wat is de zin van het leven en wat is werkelijkheid? Tot op dit moment vinden we nog steeds nieuwe dingen in de werkelijkheid (zoals de ruimte). Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

 

Typering van de filosofie

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de filosofie is dat er voortdurend maatschappelijke veranderingen zijn. De vraag is dan hoe ga je daar mee om gaat (bijvoorbeeld dat er nu veel laptops zijn bij colleges).

 

Robotisering betekent dat er steeds meer zaken gaan via machines. Worden we wel gelukkig als alles via robots gaat, en is het wel een goede ontwikkeling? Dat zijn vragen die de filosofie stelt. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgrobots: zeehondjes om een spelletje mee te doen in een verzorgingstehuis in plaats van verzorgend personeel.

 

De manier waarop wij met mensen omgaan, geeft aan hoe je met mensen om moet gaan (sociaal/pedagogisch werk). In het onderwijs bijvoorbeeld gaat de onderwijsvorm van klassikaal naar interactie-intensief. Een samenleving moet de mogelijkheden bieden om op verschillende manieren om te gaan met bijvoorbeeld verschillende posities, zoals dus vorm van onderwijs. Descriptief is echt alleen maar beschrijvend, prescriptief is ook voorschrijvend (bijvoorbeeld: vind ik onze samenleving beter dan andere samenlevingen?). Dan maak je een normatieve beschouwing.

 

Normatieve professionaliteit

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen normen en waarden. Je moet kijken of deze drie kanten zich tot elkaar kunnen verhouden. Op grond van homoseksualiteit kan een (christelijke) school een docent weren. Een homoseksuele docent zal dan niet op zo’n christelijke school gaan werken. Je moet dus kijken of zo’n school goed bij je past.

 

Bezuinigingen kinderopvang.

Door de bezuinigingen in de kinderopvang moeten kinderopvangcentra vaak met grotere groepen en minder leiders gaan werken. Als je je afvraagt of dit nog verantwoordelijk is, loop je tegen de.....read more

Access: 
Public
Inleiding in de praktische filosofie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
WorldSupporter and development goals
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1738