Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

 

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Bundle items:
Hoorcollege-aantekeningen 2016/2017 Strafprocesrecht - UU
Crossroads: activities
Follow the author: Law Supporter
This content is used in bundle:

Werkgroepopdrachten 2016/2017 Strafprocesrecht - UU

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 1

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 1


Vragen

Vraag 1

Beantwoord de volgende vragen mede aan de hand van de tekst van het EVRM.

a. In de eerste titel van het EVRM worden de door het verdrag gegarandeerde rechten en vrijheden geformuleerd. Welke van de in deze titel geformuleerde rechten zijn relevant voor de inrichting van het strafprocesrecht?

b. Indien het EHRM in een zaak tegen Nederland tot de uitspraak komt dat Nederland het EVRM heeft geschonden, op welke grond is Nederland dan gebonden aan deze uitspraak? Op welke manier kan Nederland uitvoering geven aan de uitspraak? Welke mogelijkheid biedt bijvoorbeeld het Wetboek van Strafvordering om iets te doen aan onherroepelijke uitspraken waarvan door het EHRM wordt vastgesteld dat zij niet in overeenstemming zijn met het EVRM?

Vraag 2

Artikel 6 EVRM is onder meer van toepassing als er sprake is van het ‘bepalen van de gegrondheid van een (…) ingestelde vervolging’ (‘determination of a criminal charge’).

a. In het Özturk-arrest (EHRM 21 februari 1984, AA 1985, 145) maakt het Hof uit dat dit een autonoom begrip is. Wat is de reden dat het EHRM kiest voor een autonome benadering van het begrip ‘determination of a criminal charge’?

In dit arrest is Duitsland van mening dat art. 6 EVRM geen gelding heeft, omdat het gaat om een administratieve boete, en geen strafrechtelijke sanctie. Het Hof is het hier niet mee eens.

b. Op basis van welke criteria wordt vastgesteld of sprake is van een ‘criminal charge’?

c. Vanaf welk moment is iemand “charged with a criminal offence” en vanaf welk moment kan iemand zich dus beroepen op de rechten die artikel 6 EVRM garandeert? Wat is het verschil met het moment waarop iemand zich doorgaans kan beroepen op de rechtsbescherming zoals die in het wetboek van Strafvordering is neergelegd?

Vraag 3

Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sv eist dat politieel en justitieel optreden berusten op een wettelijke grondslag. Het legaliteitsbeginsel sluit niet uit dat ongeschreven rechtsbeginselen en van Straatsburg afkomstige jurisprudentie van invloed zijn op de inrichting van onze strafrechtspleging.

a. Vergelijk het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel uit artikel 1 Sv met de verdragsrechtelijke pendant in artikel 8, tweede lid EVRM. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen beide?

b. Het Hof geeft een op geheime opsporingsmethoden toegesneden invulling aan de vereiste “foreseeability”. Welke?

c. Waarom gebruikt het Hof hier een andere omschrijving van de eis van voorzienbaarheid dan bijvoorbeeld in het arrest Sunday Times t. VK? (In het laatstgenoemde arrest wordt gesteld dat “a norm cannot be regarded as a “law” unless it is formulated with sufficient precision to enable the citizen to regulate his conduct: he must be able - if need be with appropriate advice – to foresee, to a degree that is reasonable in the circumstances, the consequences that a given action may en-tail”.)

d. Aan.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 2

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 2


Vragen

Vraag 1

a. Welk criterium hanteert het EHRM respectievelijk de Hoge Raad om te bepalen of sprake is van ‘privacy’ als bedoeld in artikel 8 lid 1 EVRM?

b. Geldt volgens het EHRM respectievelijk de Hoge Raad ook een recht op privacy ex artikel 8 EVRM ten aanzien van handelingen die zich afspelen in de publieke sfeer?

c. Wat wordt bedoeld met de ‘reasonable expectation of privacy’-doctrine? Wat is het bezwaar tegen het onverkort hanteren van deze doctrine?

Vraag 2

a. In de arresten M.M. t. Nederland (EHRM 8 april 2003, EHRC 2003, 45) en Afluisteren buren (HR 14 januari 2003, NJ 2003, 288) wordt gesignaleerd dat er een inbreuk is gemaakt op de privacy van de verdachte. Wie is er in beide zaken verantwoordelijk voor die inbreuk?

b. Waarom wordt in het arrest Afluisteren buren geoordeeld dat de afgeluisterde gesprekken toch als bewijs mogen worden gebruikt tegen de verdachte?

Vraag 3: Casus Stealth-sms

Op 9 juli 2015 rijdt Alfred met zijn auto over de Voorstraat in Utrecht. Op het moment dat hij de Boothstraat nadert, wordt hij aangehouden door een arrestatieteam van de politie. Op de vloer bij de bijrijdersstoel treffen de politieagenten een plastic tas aan met daarin twee blauwkleurige diepvrieszakjes met witte stof met een totaalgewicht van één kilogram. Uit een test blijkt later dat het hier gaat om cocaïne.

Alfred wordt vervolgd ter zake van het aanwezig hebben van één kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (art. 2 jo. art. 10 Opiumwet). Uit het dossier blijkt dat voorafgaand aan de aanhouding bij de politie vanuit meerdere bronnen informatie was binnengekomen dat Alfred een flinke hoeveelheid cocaïne voorhanden zou hebben en wellicht zelfs in de drug zou handelen. Op basis van die informatie is door de officier van justitie in eerste instantie schriftelijk bevolen dat Alfred vanaf 15 juni 2015 door een observatieteam gedurende vier weken moest worden geobserveerd en dat in die periode ook zijn telefoon moest worden afgeluisterd. Voor de telefoontap had de Rechter-Commissaris een machtiging gegeven. In afgeluisterde telefoongesprekken werd over cocaïne gesproken. Maar ondanks intensieve observaties, lukte het het observatieteam maar niet om Alfred op heterdaad te betrappen op het bezit van cocaïne en tot aanhouding over te gaan. Op basis van een tapgesprek bestaat het vermoeden dat Alfred op 9 juli 2015 ergens in Utrecht cocaïne heeft gekocht. De politie wil daarom onmiddellijk tot aanhouding van Alfred overgaan, maar het observatieteam is Alfred op dat moment net uit het oog verloren. Ook vindt er die dag geen telefoonverkeer plaats via de getapte mobiele telefoon van Alfred. Om die reden besluit de chef van het politieteam om twee stealth-sms-berichten te versturen naar de mobiele telefoon van Alfred, zodat kan worden vastgesteld waar Alfred zich op dat.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 3

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 3


Vragen

Vraag 1

Welk criterium hanteert het EHRM om te bepalen of een of meer deelrechten van artikel 6 EVRM van toepassing zijn in het vooronderzoek?

Vraag 2

Een verdachte en zijn advocaat hebben recht op kennisneming van de processtukken (het dossier).

a. Welke juridische normen gelden in het Nederlandse strafprocesrecht met betrekking tot de samenstelling van de processtukken?

b. Wat is er in de Nederlandse wet geregeld over het recht op kennisneming van de processtukken (toegang tot het dossier)?

Art. 51b Sv beschrijft het recht tot inzage van processtukken door het slachtoffer.

c. In hoeverre zijn deze regels in overeenstemming met de jurisprudentie van het EHRM op dit punt?

d. Wat zijn volgens Van Kempen de belangrijkste knelpunten voor de verdediging met betrekking tot het dossier?

Vraag 3 - Casus Winkeldiefstal

De 19-jarige student Arie Akkermans is een groot liefhebber van muziek. Als gevolg van de economische crisis heeft hij in de zomer van 2013 geen vakantiebaantje kunnen vinden en zit hij krap bij kas. Op een druilerige dinsdagmiddag in september loopt hij rond in een muziekwinkel in Utrecht, op zoek naar goedkope cd’s. Dan ziet hij enkele cd’s liggen van zijn favoriete zangeres Lady GaGa, die echter veel te duur zijn voor zijn budget. Snel grijpt hij een aantal van deze cd’s en stopt ze in zijn tas. Als hij net de winkel uit is gelopen, wordt hij echter vastgegrepen door de oplettende beveiliger Berry Bultmans. Een kwartier later wordt Arie door de gealarmeerde politie meegenomen naar het politiebureau.

Hem wordt medegedeeld dat hij wordt verdacht van winkeldiefstal (art. 310 Sr), dat hij het recht heeft om te zwijgen en dat hij het recht heeft een advocaat te consulteren. Arie geeft aan dat hij graag een advocaat wil consulteren. Deze wordt gebeld en zegt zo snel mogelijk naar het bureau te komen. Na twee uur is de advocaat echter nog niet verschenen en hij beantwoordt hij ook zijn telefoon niet meer. Door de aanwezige opsporingsambtenaren wordt nu beslist dat Arie toch mag worden verhoord.

Volgens het proces-verbaal van de politie legt hij de volgende verklaring af:

‘Vandaag, 6 september 2013, was ik in Plato. Ik heb een aantal cd’s gepakt en in mijn tas gedaan. Ik wilde ze meenemen zonder te betalen. Toen ik de kassa voorbij was werd ik aangesproken’.

Beveiliger Bultmans verklaart tegenover de politie het volgende:

‘Op 6 september 2013 heb ik gezien dat een voor mij onbekende persoon diverse cd’s in zijn tas stopte en vervolgens de winkel verliet zonder te betalen. Deze persoon heb ik buiten aangehouden. Deze persoon gaf op te zijn Arie Akkermans’.

Arie wordt vervolgd ter zake van diefstal (art. 310 Sr). In het dossier bevinden zich drie bewijsstukken: (1) het proces-verbaal houdende de verklaring van Arie, (2) het proces-verbaal houdende de.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 4

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 4


Vragen

Vraag 1

a. Wat is de kern van het privilege against self-incrimination en wat is de ratio daarachter?

b. In de voorgeschreven arresten komen situaties voor waarin het EHRM het privilege against self-incrimination juist wel of juist niet van toepassing acht. Kunt u aan de hand daarvan aangeven wat de reikwijdte van het beginsel is?

Vraag 2

Noem drie bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering die een uitvloeisel zijn van het nemo tenetur-beginsel.

Vraag 3

In HR 15 juni 2004, NJ 2004, 464 (Beroep op zwijgrecht als bewijs?) wordt door de Hoge Raad de cassatieklacht over de wijze waarop het Hof is omgegaan met de weigering van de verdachte om te verklaren over de vuurwapens anders beoordeeld dan de cassatieklacht betreffende de sieraden.

a. Verklaar dit verschil.

b. In welk arrest van het EHRM wordt op deze materie ingegaan? Kunnen de betreffende overwegingen van de Hoge Raad de toets die in dat arrest wordt aangelegd doorstaan?

Vraag 4 - Casus Verbroken relatie

Op donderdagavond 19 maart 2015 doet Hilde op het politiebureau te Utrecht aangifte tegen haar inmiddels ex-vriend Florian wegens verkrachting (art. 242 Sr). Gedurende hun relatie zou Florian haar meerdere malen hebben gedwongen tot seksueel contact, voor het laatst op de avond van woensdag 18 maart 2015. Bij dit laatste contact zou geen condoom zijn gebruikt. Tegen agente Schippers die de aangifte opneemt beschrijft Hilde de relatie als zeer tumultueus. Buitenshuis gedroeg Florian zich als het ideale vriendje, maar achter de voordeur zou de relatie vooral hebben bestaan uit een aaneenschakeling van intimidaties door Florian. Daardoor was Hilde naar eigen zeggen te bang om eerder aangifte te doen en de relatie te verbreken. Om haar veiligheid te garanderen is ze diezelfde woensdagavond nog (tijdelijk) ingetrokken bij een vriendin.

De volgende dag gaan opsporingsambtenaren Schippers en Van Vliet naar de woning van Florian om zijn kant van het verhaal te horen. Volgens Florian is er op 18 maart geen seksueel contact geweest tussen hem en Hilde en is de beschuldiging van verkrachting onzin. Ook de bewering dat Hilde de relatie zou hebben verbroken zou onjuist zijn. Volgens Florian is hij degene die de relatie heeft verbroken, waarop Hilde in woede zou zijn ontstoken en de woning zou hebben verlaten.

Later brengt Hilde de opsporingsambtenaren nog in contact met de buurvrouw van de woning waar Florian en Hilde woonden. Deze buurvrouw verklaart dat zij op de avond van 18 maart 2015 voor de zoveelste keer veel tumult was in de woning van Florian en Hilde en dat het duidelijk was te horen dat Hilde uiteindelijk een veilig heenkomen moest zoeken.

De opsporingsambtenaren besluiten de zaak voor te leggen aan de officier van justitie. Deze vindt dat er voldoende belastende informatie is om Florian als verdachte aan te merken. Om de beschuldigingen van Hilde.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 5

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 5


Vragen

Vraag 1 - Casus ‘Overval op juwelier’

Deel I

Op 2 januari 2013 wordt in Utrecht juwelier Goudmans overvallen. De dader draagt een rode pet en heeft een doek voor zijn mond en is bijna niet herkenbaar. Wel ziet Goudmans dat hij lang bruin haar heeft. De dader bedreigt Goudmans ernstig. Goudmans slaagt er nog in om de dader met een zwaar voorwerp een flinke dreun te verkopen tegen zijn slaap maar wordt dan door de dader overmeesterd. Bij forensisch onderzoek in de winkel wordt op het zware voorwerp waarmee Goudmans de dader heeft geslagen, bloed aangetroffen. Hiervan wordt een DNA-profiel gemaakt dat overeen blijkt te komen met het profiel van ene Henry P. dat reeds was opgeslagen in de DNA-databank (geheel conform de daarvoor geldende regels). Stuurstra is taxichauffeur in Utrecht. Hij verklaart op 8 januari 2013 tegen de politie dat op 2 januari 2013 een man met rode pet en bruin lang haar met een flinke wond aan zijn hoofd door hem vanuit de straat van de juwelier naar een huis is gebracht op het adres Asstraat nummer 1 te Utrecht. De man betaalde met een creditcard. Deze creditcard blijkt op naam van Henry P. te staan. De woning Asstraat nummer 1 staat ook op naam van Henry P. Op basis van deze gegevens wordt Henry P. als verdachte aangemerkt van de overval op de juwelier. Hij blijkt echter onvindbaar. Bij een geheel rechtmatig verlopen doorzoeking van de woning aan de Asstraat 1 worden in een vuilniszak juwelen gevonden die afkomstig blijken te zijn van de overval. Op 20 januari kan Henry P. alsnog worden aangehouden. Tijdens een geheel rechtmatig verlopen verhoor verklaart hij dat hij op 2 januari bij de juwelier is geweest, maar dat hij na even te hebben rondgekeken weer is vertrokken. Henry P. wordt gedagvaard en hem wordt overtreding van artikel 312 Sr ten laste gelegd. Zijn advocaat verzoekt op het onderzoek ter terechtzitting om getuige Stuurstra (de taxichauffeur) te horen. Deze getuige blijkt na flinke inspanningen door de politie echter onvindbaar. De rechtbank wijst het verzoek om getuige Stuurstra op zitting te horen af op de grond dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. De advocaat voert vervolgens het verweer dat gebruik als bewijs van het proces-verbaal met daarin de verklaring van getuige Stuurstra in strijd zou zijn met artikel 6 lid 3 sub d EVRM. Naar de mening van de advocaat moet de rechter die verklaring dus uitsluiten.

Vraag 1a

Moet de rechter op grond van de jurisprudentie van het EHRM het proces-verbaal van het verhoor van Stuurstra inderdaad uitsluiten van het bewijs?

Vraag 1b

Op welke wijze heeft de Hoge Raad invulling gegeven aan deze problematiek? Hoe verhoudt deze invulling zich tot de jurisprudentie van het EHRM?.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 6

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 6


Vragen

Vragen bij de voorgeschreven stof

Vraag 1

Welke uitgangspunten (‘general principles’) hanteert het EHRM in de context van onrechtmatig verkregen bewijs bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM?

Vraag 2

De meeste verdragsrechten zijn niet absoluut, maar artikel 3 EVRM is wel (deels) absoluut. In hoeverre leidt een schending van artikel 3 EVRM tijdens het opsporingsonderzoek ertoe dat niet meer van een fair trial in de zin van artikel 6 EVRM kan worden gesproken? Bespreek aan de hand van het arrest Gäfgen t. Duitsland de factoren die een rol spelen bij de beoordeling van deze vraag door het EHRM.

Vraag 3

Beantwoord aan de hand van de arresten Afvoerpijp (HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376) en Criteria voor toepassing bewijsuitsluiting ex 359a Sv (HR 19 februari 2013, NJ 2013, 308) de volgende vragen:

  1. Artikel 359a Sv biedt de rechter de mogelijkheid rechtsgevolgen te verbinden aan een vormverzuim. De jurisprudentie van de Hoge Raad ter zake is echter niet ruim van aard. Welke beperkingen verbindt de Hoge Raad aan de toepassing van artikel 359a Sv?

  2. Aan de hand van welke factoren wordt vastgesteld of aan een vormverzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg?

  3. In het arrest Criteria voor toepassing bewijsuitsluiting ex 359a Sv (HR 19 februari 2013, NJ 2013, 308) wordt door de Hoge Raad een relatie gelegd tussen de mogelijke uitoefening van de bevoegdheid tot bewijsuitsluiting op grond van art. 359a Sv enerzijds en een schending van de in art. 6 en 8 EVRM gegarandeerde rechten anderzijds. Bespreek deze relatie.

  4. In zijn artikel bespreekt Kuiper een ‘doel-middel benadering’ van vormfouten. Wat verstaat hij daaronder? Op welke wijze wordt deze benadering (volgens Kuiper) door de Hoge Raad toegepast in het arrest Criteria voor toepassing bewijsuitsluiting ex 359a Sv?

Vraag 4 - Casus Nachtclub Yam Yam (vervolg van week 4)

Als bekend uit de casus behandeld in week 4 worden Alex en Ben, beiden eigenaar van de nachtclub Yam Yam, verdacht van mensenhandel (art. 273f Sr). Besloten is te infiltreren in hun organisatie; daartoe is undercover agente A1705 als paaldanseres gaan werken in de nachtclub en heeft zij geprobeerd op vertrouwelijke voet te komen met Alex en Ben, wat na enige tijd lukt. Anders dan in week 4 mag u als gegeven aannemen dat de handelswijze van agente A1705 voldoet aan de door het EHRM gestelde maatstaven ten aanzien van het respecteren van de privacy ex artikel 8 EVRM. Er is dus geen probleem betreffende mogelijk uitgelokte verklaringen van Alex die op gespannen voet zouden staan met het nemo-teneturbeginsel. We veranderen echter het verloop van de casus: A1705 hoort van Alex dat Alex en Ben de.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.

Werkgroepopdrachten 2015/2016 Strafprocesrecht - UU

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1


Vragen

Vraag 1

Het Nederlandse strafproces wordt wel aangeduid als ‘gematigd accusatoir’. Wat wordt daarmee bedoeld?

Vraag 2

Wat is het verschil tussen interne openbaarheid en externe openbaarheid?

Vraag 3

Welke twee betekenissen kunnen worden gegeven aan het onmiddellijkheidsbeginsel? Welke betekenis wordt in Nederland gehanteerd?

Vraag 4

Het strafproces heeft “de macht van een monopolist”! Wat wordt daarmee bedoeld?

Vraag 5

Sluit artikel 1 Sv uit dat strafvorderlijke regels worden gebaseerd op ongeschreven recht?

Vraag 6

Analyseer het arrest HR 12 december, 1978, NJ 1979, 142 (Braak bij Binnentreden) volgens de aanwijzingen in de Handleiding arrestanalyse.

Vraag 7

Casus
Sjaak B. wordt ervan verdacht de zestienjarige Patricia zwaar te hebben mishandeld. Hij wordt door de politie aangehouden, voor de officier van justitie geleid en meteen daarna verhoord door drie agenten. Sjaak vraagt of zijn advocaat bij het verhoor aanwezig mag zijn. De verhorende politieambtenaren weigeren dit. Sjaak, die een labiele indruk maakt, wordt tijdens het verhoor door de drie agenten omsloten. Tijdens het eerste verhoor van vier uur, geeft hij zo af en toe antwoord op een vraag, maar meestal zwijgt hij. Sjaak wordt vervolgens door de officier van justitie in verzekering gesteld en krijgt de gelegenheid zijn advocaat te raadplegen. De daaropvolgende twee dagen wordt hij nog tweemaal verhoord. Elk verhoor duurt drie uur en vindt plaats in afwezigheid van de raadsman. Tijdens de beide verhoren hangen er foto’s van het toegetakelde slachtoffer op een prikbord, daarnaast hangen foto’s van Sjaaks dochter. Zij is ongeveer even oud als Patricia. Na het derde verhoor bekent hij tijdens een emotionele uitbarsting, Patricia te hebben mishandeld. Na zijn bekentenis wordt Sjaak op last van de rechter-commissaris door een psychiater van het Pieter Baan Centrum onderzocht. Deze maakt een rapport van haar bevindingen. Sjaak vraagt de rechter-commissaris om inzage in het rapport. Deze weigert dit omdat inzage naar zijn mening Sjaaks geestelijke gezondheidstoestand geen goed zal doen. De terechtzitting vindt op verzoek van de advocaat plaats achter gesloten deuren om zo de privacy van de verdachte te kunnen beschermen. Ter terechtzitting vraagt de advocaat van Sjaak de rechter een tweede psychiater aan te wijzen; hij wil een contra-expertise omdat het rapport is gebaseerd op een ondeugdelijk onderzoek. De rechter weigert dit. Tevens verzoekt hij het slachtoffer te mogen ondervragen, ook dit weigert de rechter omdat Patricia duidelijk heeft gemaakt niet met de verdachte geconfronteerd te willen worden.

Welke uitgangspunten en beginselen van het strafprocesrecht zijn in deze casus in het geding?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het Nederlandse strafproces wordt gekenmerkt als gematigd accusatoir, omdat de verdachte in de beginfase vooral object van onderzoek is en als zodanig de uitoefening van dwangmiddelen heeft te dulden. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft het proces een meer accusatoir karakter. Hij/zij wordt.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2


Vragen

Vraag 1

Wat is de cautie en wat zijn de consequenties van een cautieverzuim?

Vraag 2

Op welk moment moet de verdachte op zijn recht op consultatie van een raadsman worden gewezen en wat zijn de consequenties van een verzuim daarvan?

Vraag 3

a. Waarom behoort de verdediging tijdens het vooronderzoek kennis te kunnen nemen van de processtukken?

b. Kunnen beperkingen aan de kennisneming van processtukken in het vooronderzoek worden gesteld? Zo ja, welke?

c. Op welke wijze kan de verdediging zich verweren tegen een beslissing om de processtukken aan de verdachte te onthouden?

Vraag 4

Mag iemand voor de tweede maal worden onderworpen aan hetzelfde dwangmiddel ter zake van hetzelfde feit?

Vraag 5

De in Utrecht woonachtige A en B slaan C een bloedneus, midden op het Domplein, voor het oog van terrasbezoekers. Dit is strafbaar als mishandeling (artikel 300 Sr) zowel als openlijke geweldpleging (artikel 141 Sr). C doet dan ook in gezelschap van getuige D aangifte tegen A en B. De volgende dag ziet een politieagent A en B lopen. Voor welk van de genoemde feiten kan hij A en B aanhouden?

Vraag 6

Waarom was in het arrest HR 11 maart 2008, NJ 2008, 329 (Aanslag op Hoog Catharijne) sprake van een onrechtmatige doorzoeking?

Vraag 7

Onder welke omstandigheden is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden vereist?

Vraag 8

Casus
In een onopvallend dienstvoertuig surveilleren opsporingsambtenaren Aalberse en Brugman op de Utrechtse Kromme Nieuwegracht. Het valt hen op dat op een pleintje waar veel fietsen staan een jongeman zoekend rondkijkt. Deze jongen, Roderick, loopt kritisch langs de rij fietsen en pakt (na een vliegensvlugge actie met een tang) één van de fietsen. Als hij er op weg wil fietsen, wordt hij door Aalberse aangehouden terzake van diefstal. Hij wordt door Aalberse en Brugman meegenomen naar het bureau en wordt daar, na een onderhoud met hulpofficier van justitie Cornelisse, ingesloten. De politie wil Roderick verhoren.

Wat moeten de opsporingsambtenaren in dit geval doen om de identiteit van Roderick vast te stellen?

Vraag 9

a. Wat is een verhoor?

b. Welke waarborgen moeten in acht worden genomen voordat met het verhoor mag worden begonnen?

Vraag 10

Casus
Roderick verklaart (nadat alle waarborgen in acht zijn genomen) tijdens zijn verhoor: “Ik sprak in de kroeg met een vriend over geldnood. Naderhand werd ik aangesproken door een man die het gesprek had opgevangen. Hij vertelde mij wel een leuke bijverdienste te hebben. Hij bood mij 35 euro voor elke fiets die ik voor hem zou stelen. Ik ben toen voor hem fietsen gaan stelen. Ik lever ze steeds bij hem af. Ik wil niet zeggen wie die man is, want ik ben bang voor hem. Ik steel vrijwel dagelijks een fiets voor hem.” De twee opsporingsambtenaren blijven bij Roderick aandringen op het geven van de.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3


Vragen

Vraag 1

Welke taken en bevoegdheden hebben de politie en de bijzondere opsporingsdiensten?

Vraag 2

Is het verkennend onderzoek een vorm van opsporing?

Vraag 3

Wat is het verschil tussen opsporingsbevoegdheden en controlebevoegdheden?

Vraag 4

a. Omschrijf het begrip ‘voortgezette toepassing van bevoegdheden’.

b. Omschrijf de begrippen ‘sfeercumulatie’ en ‘sfeerovergang’.

Vraag 5

Wat is het verschil tussen een observant, een informant en een infiltrant?

Vraag 6

Wat is het verschil tussen stelselmatige en niet-stelselmatige observatie? Waarom is dit verschil relevant?

Vraag 7

Wat is het verschil tussen gecontroleerde aflevering, doorlevering en doorlating?

Vraag 8

De bijzondere opsporingsbevoegdheden uit de Titels IVA, V, VA, VB en VC van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden aangewend tegen mensen in verschillende hoedanigheden. Noem ten minste vijf van deze hoedanigheden en vermeld telkens tenminste één bepaling waarin deze hoedanigheid wordt genoemd.

Vraag 9

Leg uit waarom door de invoering van artikel 46 Sr (strafbare voorbereiding) het klassieke opsporingsonderzoek bij ernstige misdrijven in een vroeger stadium kan aanvangen.

Vraag 10

De officier van justitie krijgt van een betrouwbare informant de informatie dat A en B wapens hebben aangeschaft ter voorbereiding van door hen te plegen moorden op een aantal vooraanstaande politici. Nadat zij deze informatie heeft geverifieerd ontstaat bij de of-ficier van justitie het redelijk vermoeden dat A en B op de door de informant omschreven wijze bezig zijn die moorden te beramen. Zij wil een bevel tot stelselmatige observatie van A en B geven. Betoog dat het bevel kan worden gebaseerd op artikel 126g Sv.

Vraag 11

Casus
Bij de politie in Utrecht komt de anonieme tip binnen dat een echtpaar van in de zestig zich bezighoudt met het verkopen van cocaïne en andere drugs. Het echtpaar – Ida en Harry – heeft (onder hun woning) een noodlijdende snackbar aan de Tuinstraat te Utrecht. Het is een groot deel van de dag druk rondom deze snackbar. Mensen parkeren in het wilde weg, gaan naar binnen en komen binnen enkele minuten weer naar buiten zonder zichtbare aankopen. Buurtbewoners hebben hier veel last van. De anonieme tipgever denkt dat Ida en Harry drugsdealers zijn. Zij zijn onlangs gesignaleerd in een nieuwe, grote Volvo, terwijl iedereen weet dat de snackbar nauwelijks opbrengsten genereert.  De politie controleert deze tip voor zover dat kan. Ida en Harry blijken inderdaad in het bewuste pand te wonen en een snackbar te exploiteren; de opbrengsten van die snackbar stellen, volgens de belastingdienst, niet veel voor. De wijkagent meldt desgevraagd aan opsporingsambtenaren Alberts en Brink, die op deze zaak zijn gezet, dat hij bij zijn rondes door de wijk geregeld ziet dat mensen bij de woning van Ida en Harry aanbellen of buiten staan. Hij heeft ook wel eens een grote Volvo voor de deur zien staan.  Alberts en Brink willen een nader onderzoek naar het.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Welke twee gronden spelen een rol bij de beslissing van de officier van justitie om al dan niet (verder) te vervolgen?

Vraag 2

Welke correctiemechanismen bestaan er op de koppeling van het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel?

Vraag 3

a. Is het aanbieden van een transactie een daad van vervolging?

b. Is het uitvaardigen van een strafbeschikking een daad van vervolging?

Vraag 4

Wat is de kern van het Zeeuwse motorrijder-arrest?

Vraag 5

Een café in een vissersdorp wordt door de brandweer gecontroleerd. De brandweer-commandant constateert dat niet aan alle brandveiligheidsvoorschriften is voldaan, maar zegt tegen de eigenaar van het café dat de officier van justitie niet tot strafvervolging zal overgaan. Niettemin wordt de eigenaar van het café gedagvaard. Ter terechtzitting stelt hij dat er sprake is van een toezegging waaraan de officier van justitie gebonden is. Heeft het verweer kans van slagen?

Vraag 6

Noem vier functies van de dagvaarding in het strafproces.

Vraag 7

Welke situaties kunnen tot gevolg hebben dat de dagvaarding nietig wordt verklaard?

Vraag 8

Casus
De stichting ‘Blij Konijn’ is opgericht met het doel om op te komen voor de belangen van dieren in het algemeen en het welzijn van konijnen in het bijzonder. Daartoe voert zij campagne en verzamelt zij informatie over wantoestanden in de konijnenhouderij. Op een gegeven moment krijgt Blij Konijn een melding binnen, waaruit blijkt dat enkele konijnenhouders konijnen in kleine draadgazen kooien houden zonder afleidingsmateriaal. Zestig procent van de dieren lijdt aan poot- en wervelkolomproblemen; de uitval is ruim 10 procent. De organisatie laat door een deskundige beoordelen of de dieren inderdaad in hun welzijn worden aangetast. De deskundige bevestigt wat Blij Konijn al vermoedde: er is sprake van ernstige aantas-ting van het welzijn van de dieren. Blij Konijn doet aangifte bij de politie jegens zes konijnenhouders wegens overtreding van artikel 2.1 eerste lid van de Wet Dieren. Artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren houdt een verbod op dierenmishandeling in en luidt als volgt:

‘Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen’.

Uit art. 8.11 lid 1 Wet Dieren volgt dat dit een misdrijf is en ingevolge art. 8.12 lid 1 staat daarop als maximumstraf een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van de vierde categorie. Enkele weken nadat Blij Konijn aangifte heeft gedaan van de dierenmishandeling ontvangt zij een brief van de officier van justitie met de mededeling dat er niet zal worden vervolgd.

a. Is de officier van justitie hiertoe bevoegd? Op grond van welk beginsel en/of welk(e) artikel(en)?

b. Kan Blij Konijn nog iets ondernemen tegen de beslissing van de officier van justitie?

Stel (anders dan hierboven): De officier.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5


Vragen

Vraag 1

Op welke gronden kan de rechter de sluiting van de deuren bevelen?

Vraag 2

Noem de bepalingen over het onderzoek ter terechtzitting waarmee wordt beoogd de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter te waarborgen.

Vraag 3

a. Op welke gronden kan de rechter bepalen dat de verdachte de zittingzaal moet verlaten?

b. Op welke gronden kan de rechter bepalen dat de getuige de zittingzaal moet verlaten?

Vraag 4

a. Als de raadsman wel, maar de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, is er dan sprake van een strafproces op tegenspraak of een strafproces bij verstek?

b. Wat is het voordeel, en wat het nadeel voor de verdachte van een procedure bij verstek?

Vraag 5

Wat is een regiezitting?

Vraag 6

Welke preliminaire verweren kan de verdachte voeren?

Vraag 7

Waarom is het van belang dat schriftelijke bewijsstukken ter zitting worden voorgelezen?

Vraag 8

Binnen welke termijn na de sluiting van het onderzoek dient de rechtbank uitspraak te doen?

Vraag 9

Casus
Na een bezoek aan zijn familie rijdt Jeroen, vergezeld door zijn kennis Ria, met de auto naar huis. Gerard steekt vóór Jeroens auto de straat over. Jeroen schept Gerard die zwaargewond op straat blijft liggen. Even later verschijnt een surveillanceauto van de politie. Als de agenten informeren wat er is gebeurd, begint Ria, nog helemaal overstuur, uit te roepen dat zij nog zo had gezegd dat Jeroen niet zo belachelijk hard moest rijden. Jeroen zegt op dwingende toon tegen Ria dat zij haar mond moet houden en hij ontkent met grote stelligheid dat hij te hard heeft gereden. De politie maakt een ambtsedig proces-verbaal op van de verklaring van Ria en van die van Jeroen. Bovendien verricht de politie onderzoek naar de remsporen en de schade ter plekke. Anderhalve maand later wordt Gerard – die bij het ongeval zwaar gewond is geraakt en lange tijd in het ziekenhuis moet verblijven, alwaar hij langzaam herstelt – na te zijn beëdigd, door de rechter-commissaris gehoord. Hij verklaart dat Jeroen met hoge snelheid aan kwam rijden. Gerard moest overigens desgevraagd toegeven dat hij niet op een zebrapad overstak. Van Gerards verklaring maakt de griffier een ambtsedig proces-verbaal op, dat door hem en de rech-ter-commissaris wordt ondertekend. Ria wordt eveneens door de rechter-commissaris gehoord. Zij verklaart dat zij inderdaad had uitgeroepen dat Jeroen niet zo hard had moeten rijden. Maar daarmee bedoelde zij niet dat hij de maximumsnelheid had overschreden; zij vond dat je in de stad niet harder zou moeten rijden dan 30 km/u, terwijl Jeroen 50 km/u reed. Ook hiervan maakt de griffier een ambtsedig proces-verbaal op, dat door hem en de rechter-commissaris wordt ondertekend. Jeroen en zijn raadsman zijn niet in de gelegenheid gesteld  de verhoren van de rechter-commissaris bij te wonen, noch om aan de rechter-commissaris vragen op te geven (artikel 186 jo. 186a Sv). Een maand.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6


Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met het negatief-wettelijk bewijsstelsel?

Vraag 2

Welke bewijsmiddelen mag de rechter voor de bewezenverklaring gebruiken?

Vraag 3

a. Geef een aantal voorbeelden van feiten of omstandigheden van algemene bekendheid.

b. Geef een aantal voorbeelden van ‘eigen waarneming’ van de rechter.

Vraag 4

Welke bewijsminima bevat het Nederlandse stelsel?

Vraag 5

a. Wat is de ratio van de bewijsuitsluitingsregel?

b. Wat houdt de zgn. Schutznorm in?

Vraag 6

Casus
L wordt gedagvaard om terecht te staan voor de meervoudige kamer van de arrondissements-rechtbank te Rotterdam. Hem wordt ten laste gelegd dat: 

‘hij op of omstreeks 5 april 2006 op de Coolsingel te Rotterdam, dan wel ergens in Nederland, opzettelijk heeft geschonden, een geheim, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij dat uit hoofde van zijn functie als gemeenteambtenaar bij de gemeente Rotterdam moest bewaren, namelijk heeft hij, toen en aldaar opzettelijk als gemeenteambtenaar deel uitmakende van de commissie ‘Burgemeester Zout’, een verslaggever van het Rotterdams Nieuwsblad opgebeld en hem verteld dat, volgens de bevindingen van de commissie, burgemeester Zout een ton aan declaraties niet kon verantwoorden, dit, terwijl hij een geheimhoudingsplicht had (artikel 272 Sr).”

In het dossier bevinden zich de volgende bewijsstukken:

  • Een proces-verbaal telefoontap. Hierin is opgenomen een letterlijke uitwerking van het telefoongesprek dat L op 5 april 2006 voerde met een journalist van het Rotterdams Nieuwsblad. Het verslag bevat de volgende passages.

J(ournalist): Wat kun je me vertellen over de bevindingen van de commissie?   

L: Je weet best dat ik daarover niets kan vertellen.

 J: Maar kun je me bevestigingen dat de burgemeester niet erg heeft meegewerkt aan het onderzoek?    

L: Inderdaad, de burgemeester leed aan een opvallend verlies van geheugen.   

J: Klopt het dat de burgemeester honderdduizend euro te veel heeft gedeclareerd?   

L: Inderdaad: de burgemeester heeft (niet goed verstaanbaar; maar het klinkt als: een ton)…. Meer kan ik niet zeggen.    

J: Bedankt.

  • Een bevel van de officier van justitie te Rotterdam tot het opnemen van gesprekken ge-voerd met de telefoon van L vanuit zijn werkkamer in het gemeentehuis van Rotterdam, gedurende de maand april 2006. 

  • Een proces-verbaal verhoor journalist Rotterdams Nieuwsblad. Deze verklaart zich te willen beroepen op zijn verschoningsrecht als journalist. Hij wil niet bekendmaken wie de bron was van het gewraakte artikel.

  • Een ondertekende geheimhoudingsverklaring van L, waarin hij belooft dat hij niets van wat hem uit hoofde van zijn lidmaatschap van de commissie Zout ter ore komt voortijdig aan de buitenwereld bekend zal maken.

  • Een artikel uit het Rotterdams dagblad van de bovenbedoelde journalist, waarin o.a. de zin-snede voorkomt: ‘een anonieme, maar zeer betrouwbare bron in het gemeentehuis meldt dat de burgemeester een ton aan declaraties niet kan verantwoorden’.

Verdachte L is ter.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7


Vragen

Vraag 1

De wetgever onderscheidt een achttal vragen die de rechter moet beantwoorden voor het geven van een eindbeslissing in een strafzaak. Welke vragen zijn dit en waar staan die in de wet?

Vraag 2

Dient de rechter zijn beslissingen op de formele vragen in het vonnis te vermelden?

Vraag 3

De verplichting om bepaalde beslissingen in het vonnis op te nemen en die beslissingen te motiveren heeft drie functies. Welke zijn dat?

Vraag 4

a. Ten aanzien van bepaalde soorten verweren van de verdachte moet de rechter op grond van artikel 358 lid 3 Sv zijn beslissing hierop in het vonnis kenbaar maken. Om welke verweren gaat het?

b. Kan de rechter betogen van de verdediging die niet onder de in dit voorschrift genoemde verweren vallen, onbeantwoord laten?

Vraag 5

Casus
A wordt vervolgd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 308 Sr). De tenlastelegging is geldig overeenkomstig artikel 261 Sv en omvat alle onderdelen van de delictsomschrijving. A zegt dat hij in een conflict van plichten verkeerde en de keuze voor zijn maatschappelijke plicht liet prevaleren boven zijn wettelijke plicht. Hij handelde proportioneel en subsidiair. De rechter aanvaardt dit verweer.

a. Kwalificeer het verweer.

b. Welke einduitspraak zal de rechter geven en dient hij zijn beslissing in het vonnis op te nemen en te motiveren? Geef de toepasselijke wetsartikelen.

Vraag 6

Casus
Tijdens een gevecht op het Janskerkhof in Utrecht trekt Albert een mes en steekt daarmee Bertus, die ook met een mes zwaait, in de buik. Bertus overlijdt aan de verwonding. Albert staat terecht ter zake van doodslag. De tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv en bevat een feitsomschrijving waarin alle bestanddelen van artikel 287 Sr zijn verwerkt. De raadsman van Albert voert ter terechtzitting twee verweren: 1. Albert had geen opzet om Bertus te doden. 2. Albert handelde in noodweer.

De rechter acht geen van beide verweren aannemelijk. Moet hij de verwerping ervan in zijn vonnis uitdrukkelijk motiveren? Noem ook de relevante wetsbepalingen.

Vraag 7

Lees het arrest HR 5 februari 1980, NJ 1980, 342 (Heroïne in de dakgoot) en beantwoord de onderstaande vragen schriftelijk en gemotiveerd.

a. Welke klacht voert de verdediging in het arrest Heroïne in de dakgoot aan tegen het arrest van het Hof?

b. Hoe wordt dit middel door de Hoge Raad beoordeeld?

c. Het Heroïne in de dakgoot-arrest is gewezen onder het oude artikel 359 Sv. Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 359 Sv echter gewijzigd. Stel dat de rechter het verweer van de verdediging ook na 1 januari 2005 zou willen verwerpen. Welke eisen worden er sedert 1 januari 2005 door het wetboek en de jurisprudentie gesteld aan het verweer en de verwerping van zo’n verweer door de rechter? 259a Sv

.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.

Samenvattingen en studiehulp voor Rechten Bachelor 2/3 aan de Universiteit Utrecht

Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht voor de opleiding Rechten, jaar 2 & 3, aan de Universiteit Utrecht.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Bestuursrecht ga je naar Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht

Goederenrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Goederenrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Goederenrecht voor de opleiding Rechten, jaar 2 & 3, aan de Universiteit Utrecht.

Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

Algemene Rechtsleer: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Algemene Rechtsleer: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Image
  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Algemene Rechtsleer voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3, aan de Universiteit Utrecht.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
European Law: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

European Law: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Image
  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak European Law voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht en recente aanvulling maak je het best gebruik van de zoekfuctie en zoek op titel van je studieboek, auteur of naam van een voorgeschreven arrest.
Materieel Strafrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Materieel Strafrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Image
  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Materieel Strafrecht voor de opleiding Rechtsgeleerheid jaar 2/3, aan de Universiteit Utrecht.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht
Verbintenissenrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Verbintenissenrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Image
  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Verbintenissenrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid jaar 2/3 aan de Universiteit Utrecht.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht
Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UU

Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UU

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Constitutioneel Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2 & 3, aan de Universiteit Utrecht.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Bestuursrecht ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten Utrecht B2/3 op JoHo.org.

Vennootschappen en Rechtspersonen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht

Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht

Op deze pagina worden studiematerialen voor de studie Rechten, Universiteit Utrecht (UU), gedeeld. Alle JoHo samenvattingen van studieboeken, artikelen, arresten en tentamens staat op JoHo WorldSupporter gedeeld. 

Voor een volledig overzicht van beschikbare AANvullende studiematerialen voor deze studie richting ga je naar de startpagina voor JoHo Samenvattingen Shop: rechten op JoHo.org.

Oefententamens Strafprocesrecht - UU

Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Deel A Open vragen

De auteurs van het op Blackboard gepubliceerde artikel 'Het verdachtenverhoor: nieuwe dynamiek voor een vaste waarde' (Tijdschrift voor de Politie, jaargang 79/nr. 4/17) stellen dat het verdachtenverhoor - ondanks recente ontwikkelingen en toenemende complexiteit - niet aan belang heeft ingeboet.

Vraag 1

Licht toe waarom de auteurs tot deze conclusie komen. (10 punten / max 200 woorden)

Vraag 2

Noem twee correctiemechanismen op het opportuniteitsbeginsel. Licht toe wat deze correctiemechanismen inhouden en waar zij zijn opgenomen in de wet. (15 punten / max 300 woorden)

 

Deel B Casus “De alerte getuige”

Op maandagochtend 4 april 2019 komt bij de politie een melding binnen van een oplettende getuige. Een aantal gemaskerde mannen zou bezig zijn in te breken bij een woning. Als de politie ter plaatse komt, kan in de omgeving van de woning een drietal verdachten worden aangehouden die voldoen aan de opgegeven signalementen. Twee van hen hebben een grote tas met inbrekerswerktuig bij zich. De derde roept vlak voor de aanhouding tegen zijn handlangers, duidelijk hoorbaar voor de politieagenten: ‘Oh nee! Ik heb mijn tas binnen laten liggen!’ Naar aanleiding van het bovenstaande gaat de politie direct over tot een nader onderzoek in de desbetreffende woning. Meteen bij het betreden van de woning wordt duidelijk dat er een XTC-laboratorium aanwezig is in de keuken. Een 56-jarige man, genaamd Karel, die in de woning aanwezig is, wordt ook aangehouden op verdenking van het bereiden en/of vervaardigen van XTC-pillen (artikel 2, aanhef en onder B of D jo. art. 10 lid lid 4 Opiumwet. XTC bevat namelijk MDMA, een harddrug die op de zogenaamde “lijst I” van de Opiumwet staat). De XTC en de materialen worden in beslag genomen.

Vraag 3

Was het betreden van de woning rechtmatig? (20 punten / max 400 woorden)

 

Vervolg: Ga er los van het antwoord op vraag 1 van uit dat het binnentreden rechtmatig was. Karel is rechtmatig aangehouden en meegenomen naar het bureau. Hij blijkt al vaker voor het bereiden/ vervaardigen van XTC te zijn veroordeeld. Hij wordt op rechtmatige wijze verhoord en in verzekering gesteld en uiteindelijk wil de officier van justitie dat de rechter-commissaris een bevel tot bewaring verleent en doet daartoe een vordering.

Vraag 4

Kan een bevel tot bewaring tegen Peter worden verleend? (30 punten / max 600 woorden)

 

We keren terug naar de drie inbrekers. De inbrekers worden vervolgd wegens poging tot diefstal met braak, in vereniging gepleegd, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd (art. 311 lid 1, aanhef en onder 3e , 4e en 5e , jo lid 2 Sr). De drie verdachten beroepen zich alle drie op hun zwijgrecht. In het dossier zit een proces-verbaal van de politie waarin verslag wordt gedaan van de aanhouding van de verdachten. Ook is er een proces-verbaal van sporenonderzoek in de woning en een proces-verbaal van technisch onderzoek. Uit deze processen-verbaal blijkt dat het inbrekerswerktuig dat is aangetroffen, is gebruikt voor de inbraak en dat er vingerafdrukken van alle drie

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 15/16: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 15/16: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2015/2016.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A. Casus: De Motorclub

Deel I

De motorclub ‘The Eagles’ bestaat uit een twintigtal leden met een passie voor Harley Davidsons. Bij de politie en het Openbaar Ministerie bestaat het vermoeden dat de motorclub zich bezig houdt met illegale activiteiten. In de afgelopen drie jaar zijn verschillende leden van de club, onder wie Sjaak (de president van de club), veroordeeld voor gewelds- en drugsdelicten. Bovendien rijden de leden van de motorclub altijd op de duurste en nieuwste motoren, terwijl uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat Sjaak leeft van een bijstandsuitkering en geen andere bron van inkomsten heeft.

Begin april 2015 meldt zich een zekere Kees bij de politie. Kees is vrachtwagenchauffeur. Hij wil wraak nemen op Sjaak, omdat Sjaak zijn vrouw heeft lastiggevallen. Kees vertelt de politie dat hij in het vrachtwagencircuit heeft gehoord dat de club handelt in automatische vuurwapens (dit is strafbaar op grond van art. 2 lid 1 WWM jo. art. 31 lid 1 WWM jo. art. 55 lid 3 sub a WWM). Ook vertelt hij de politie dat hij heeft vernomen dat deze handel via de Rotterdamse haven plaatsvindt.

Ten behoeve van het onderzoek wordt op de mobiele telefoons van enkele leden van de club een telefoontap geplaatst. Uit deze telefoontaps blijkt dat die leden van de club regelmatig praten over ‘kratten meisjes’ en hoe die het beste vervoerd kunnen worden. Ambtshalve is bij de politie bekend dat ‘meisjes’ als synoniem voor drugs, wapens of andere illegale goederen wordt gebruikt. Hoewel duidelijk is dat de club druk bezig is met de ‘kratten meisjes’, lukt het de politie niet om op basis van de telefoontaps vast te stellen waar de clubleden in handelen. Bovendien vormt de club een gesloten netwerk, waardoor het niet goed mogelijk is om een agent op onopvallende wijze lid te laten worden.

Net op moment dat het onderzoek naar de club dreigt vast te lopen, meldt Kees zich opnieuw, nu bij de officier van justitie. Kees vertelt dat hij is gevraagd om lid te worden van de motorclub, omdat hij als vrachtwagenchauffeur de club goede diensten kan verlenen. De officier van justitie laat deze kans niet liggen en vraagt Kees om lid te worden van de club. Op deze manier kan worden achterhaald waar de motorclub zich precies mee bezig houdt. De officier van justitie en Kees spreken af dat Kees de ontgroening van de club zal doorlopen: het plegen van strafbare feiten is daarbij niet uitgesloten. De officier van justitie legt de met Kees gemaakte afspraken schriftelijk vast, conform de wettelijke vereisten.

Kees doet alles wat nodig is om de leden van de club te.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 1 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 1 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2014/2015.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A, Casus Woeste Wilfried

Deel I

Mohammed van Manen en Wilfried van Wateren zijn al enkele jaren buren in de Rozenstraat in de Bloemenbuurt. Omdat Wilfried door de economische crisis met zijn klusbedrijf de laatste tijd nauwelijks opdrachten binnenhaalt, is hij begonnen met de verbouwing van zijn eigen huis. In de buurt staat Wilfried bekend als ‘Woeste Wilfried’, niet alleen omdat hij een woest uiterlijk heeft, maar ook omdat hij erg tekeer kan gaan als hij kwaad is. De verbouwing van zijn huis pakt hij aan op een manier die past bij zijn bijnaam: met grof geweld. De verbouwing veroorzaakt dan ook veel overlast voor de buren, met name voor Mohammed. De containers met bouwafval staan voor de deur van Mohammed en het voortdurende boren, zagen en timmeren heeft al meermalen tot woordenwisselingen geleid. Daardoor is de spanning tussen de buurmannen flink opgelopen.

Op een mooie zomeravond zit Mohammed in de tuin na te genieten van een heerlijke barbecue. Op dat moment wordt de rust verstoord door het indringende geluid van een slijptol. Het lawaai is afkomstig uit de woning van Wilfried. Voor Mohammed is de maat vol. Hij loopt de tuin van Wilfried in en roept richting de openstaande tuindeuren of Wilfried niet kan stoppen met die herrie. Wilfried komt oververhit zijn huis uit gestormd. ‘Stomme idioot, ik mag in mijn huis doen wat ik wil! Ik zal jou eens verbouwen.’ Terwijl hij slaande bewegingen richting Mohammed maakt, voegt hij daar nog aan toe: ‘Mijn tuin uit of ik haal een mes en snij je kapot!’ Daarop draait Wilfried zich om en rent zijn huis in. Even later komt hij weer naar buiten gestormd en schreeuwt: ‘Ben je hier nou nog?! Wegwezen, ik heb hier een mes.’ En hij maakt met zijn hand een beweging richting zijn broekzak.

Op dat moment grijpt wijkagent Paulus in. De wijkagent was net bezig met zijn ronde in de Bloemenbuurt. Hij is op het geschreeuw afgekomen en heeft de hele woordenwisseling tussen Mohammed en Wilfried gehoord. Wijkagent Paulus houdt Wilfried aan en fouilleert hem. Daarbij wordt er in een van Wilfrieds broekzakken een stiletto gevonden.

Vervolgens wordt Wilfried meegenomen naar het bureau en verhoord door de hulpofficier van justitie in verband met bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285 Sr). Na dat verhoor beveelt de hulpofficier de inverzekeringstelling van Wilfried.

Vraag 1a

Beoordeel de rechtmatigheid van de fouillering door de wijkagent.

Vraag 1b

Beoordeel de rechtmatigheid van het bevel tot inverzekeringstelling.

Deel II

De politie van bureau Bloemenbuurt krijgt de dag na de aanhouding van Wilfried een anonieme tip binnen over een donkergrijze Mercedes-Benz.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 2 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2014/2015.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A Casus: De advocaat-stagiaire

Deel I

Marja is een pas afgestudeerde juriste met een uitdagende functie als advocaat-stagiaire. Een heel interessante functie, maar echt rijk wordt ze er (nog) niet van. Desondanks laat Marja geen uitverkoop schieten en is ze na werktijd nog vaak te vinden in de dure winkels op de Dam. Al gauw stapelen haar geldproblemen zich op. In een poging om haar diverse schulden af te betalen, neemt Marja een rigoureus besluit: samen met haar vriend Martijn richt ze de gehele zolder van haar woning in als wietplantage. Ze besluiten het goed aan te pakken en investeren in professionele lampen en een flink aantal stekjes. Al snel kunnen Marja en Martijn hun eerste oogst verkopen aan één van de hoofdstedelijke coffeeshops. Marja's geldzorgen lijken eindelijk opgelost.

Het gesjouw met lampen, zakken zand en stekjes is hun opdringerige buurvrouw Truus niet ontgaan. Truus heeft door de vele hennepplanten ook behoorlijk wat last van stank. Ze is ervan overtuigd dat Marja ‘één van de grootste drugsdealers van ons land is’ en besluit daarom anoniem de politie in te lichten over haar vermoedens. Aan de telefoon vertelt Truus uitvoerig wat ze allemaal heeft gezien en geroken en geeft ze een uitgebreide beschrijving van Marja. Politieagenten Boom en De Vries gaan naar aanleiding van de melding naar de woning van Marja. De agenten ruiken buiten een sterke hennepgeur en constateren dat de zolderramen van de woning geblindeerd zijn. Bij terugkeer op het politiebureau wordt contact opgenomen met de energiemaatschappij en uit de opgevraagde gegevens blijkt dat Marja buitensporig veel elektriciteit gebruikt. De officier van justitie overweegt Marja te vervolgen ter zake van overtreding van artikel 3 sub b jo. artikel 11 lid 3 Opiumwet, maar wil daartoe meer duidelijkheid over de omvang van de eventuele hennepplantage en over de klantenkring van Marja.

Hij vaardigt het bevel uit om de gesprekken die worden gevoerd via Marja's mobiele telefoon op te nemen. De rechter-commissaris geeft de hiervoor benodigde machtiging af die voldoet aan alle in de wet gestelde eisen. De machtiging wordt verleend voor een periode van twee weken.

Vraag 1

Beoordeel of het opnemen van de telefoongesprekken rechtmatig is geschied.

Deel II

De methode heeft succes. De eerste dag al horen agenten Boom en Van Dijk, die zijn belast met het afluisteren, dat Marja telefonisch contact heeft met Willem, eigenaar van coffeeshop Smoke. In het gesprek geeft Marja aan dat ze nu naar Willem toekomt om de opbrengst van haar tweede oogst bij hem af te leveren. Gealarmeerd springen agenten Boom en Van Dijk in hun dienstvoertuig en spoeden zich naar coffeeshop Smoke Happy. Wanneer beide.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 12/13: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 12/13: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2012/2013.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A Casus: De Val

Deel I

Op 1 oktober 2007 krijgt de politie in Twello telefoon van een verwarde Karel Koning dat er in zijn tuin aan de Drumstraat een ongeluk heeft plaatsgevonden. Ter plaatse treffen de opsporingsambtenaren een man, genaamd Stefan, aan die kreunend onderaan de stalen brandtrap in de tuin van Karel ligt. Terwijl het inmiddels gearriveerde ambulancepersoneel druk doende is Stefan op een brancard te krijgen en de brancard de steile stalen trap op te hijsen, vertelt een dronken Karel de voor zijn huis toegestroomde buurtgenoten dat hij Stefan alleen een ‘heel klein duwtje’ heeft gegeven, en dat deze toen ‘zomaar’ van de trap is gevallen.

Terwijl de belangstelling toeneemt, let niemand op Karel die de straat uitwaggelt. Stefan overlijdt op weg naar het ziekenhuis aan de verwondingen opgelopen door de val van de trap. De politie wenst Karel te horen op verdenking van doodslag. Nu hij zich al een tijd niet meer in en rond zijn huis heeft vertoond, wordt vermoed dat hij zich in het huis van zijn zoon Jaap ophoudt. Verschillende keren aanbellen bij Jaap levert niets op, maar buurtbewoners vertellen de politie Jaap en een oudere man wel eens voor de ramen te zien.

Op 1 november 2007 begeven drie politieagenten, in bezit van een schriftelijke machtiging van de hulpofficier van justitie tot binnentreden in een woning ter aanhouding van Karel, zich naar de woning van Jaap. Zij bellen aan, maar er wordt niet open gedaan. Zij kijken door het raam naar binnen en zien een slapende man op de bank liggen. Daarop beuken zij de voordeur in. Zij maken de slapende man wakker en vragen hem naar zijn naam en adres. De man geeft aan Karel Koning te zijn en op de Drumstraat te Twello te wonen. De agenten houden hem daarop aan en geven hem de cautie. Terwijl twee van de agenten Karel mee naar de auto nemen, loopt Bas, de derde agent, de trap op. De deur die toegang geeft tot de zolderkamer blijkt afgesloten. Bas forceert deze deur en treft in de kamer een grote hoeveelheid planten aan, die eruit zien als hennepplanten. Hij verzamelt de planten en neemt deze mee naar de auto. Met de planten en Karel rijden de drie agenten naar het politiebureau. Bij aankomst wordt Karel voorgeleid aan de officier van justitie. De drie agenten maken intussen een proces-verbaal van aanhouding van Karel en een procesverbaal van inbeslagneming van de hennepplanten op.

Vraag 1

Is het betreden van de woning van Jaap rechtmatig geschied?

Ga er bij de beantwoording van de volgende vragen telkens van uit dat het betreden.....read more

Access: 
Public
Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Vraag 1

Bespreek aan de hand van het arrest Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk (EHRM 15 december 2011, EHRC 2012, 56) of de zogenoemde ‘sole or decisive rule’ een absoluut karakter heeft.

Casus

Op 9 oktober 2013 rijdt Jelle met zijn auto over de Zijlsingel in Leiden. Op het moment dat hij de Kooilaan nadert, wordt hij aangehouden door een arrestatieteam van de politie. Op de vloer bij de bijrijdersstoel treffen de politieagenten een plastic tas aan met daarin twee blauwkleurige diepvrieszakjes met witte stof met een totaalgewicht van één kilogram. Uit een test blijkt later dat het hier gaat om cocaïne.

Jelle wordt vervolgd ter zake van het aanwezig hebben van één kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (art. 2 jo. art. 10 Opiumwet). Uit het dossier blijkt dat voorafgaand aan de aanhouding – met machtiging van de rechter-commissaris – op grond van art. 126m Sv rechtmatig telefoongesprekken van Jelle zijn afgeluisterd, waarin over cocaïne werd gesproken.

Naar aanleiding van de inhoud van deze opnames heeft de officier justitie op grond van art. 126g Sv een rechtsgeldig bevel gegeven tot stelselmatige observatie van Jelle, met het doel om hem op heterdaad te betrappen op het bezit van cocaïne en tot aanhouding over te gaan. Op basis van een tapgesprek bestaat het vermoeden dat Jelle op woensdagochtend 9 oktober 2013 ergens in Leiden cocaïne heeft gekocht. De politie wil daarom onmiddellijk tot aanhouding van Jelle overgaan, maar het observatieteam is Jelle op dat moment net uit het oog verloren. Ook vindt er die dag geen telefoonverkeer plaats via de getapte mobiele telefoon van Jelle. Om die reden besluit de politie om twee stealth-sms-berichten te versturen naar de mobiele telefoon van Jelle, zodat kan worden vastgesteld waar Jelle zich op dat moment (ongeveer) bevindt. Deze informatie leidt ertoe dat hij enige tijd later kan worden aangehouden in Oegstgeest, waarbij de cocaïne in zijn auto wordt aangetroffen.

Door een zogenoemde stealth-sms (‘stille sms’) te verzenden kan de politie op elk gewenst moment vaststellen met welke zendmast een bepaalde telefoon tijdens het ontvangen van dat bericht in verbinding staat. Wanneer iemand een sms-bericht ontvangt, wordt door de ontvangende mobiele telefoon contact gemaakt met een zendmast. De politie kan hiervan gebruik maken om een telefoon te lokaliseren, in de zin dat bepaald kan worden binnen het bereik van welke zendmast de telefoon zich bevindt. Normaliter lukt dat alleen als de betreffende telefoon wordt gebruikt. Door een stealth-sms te zenden hoeft de politie niet te wachten totdat de gebruiker van de telefoon zelf belt of een bericht verstuurt, dan wel door een derde wordt gebeld of bericht. Een stealth-sms is een sms-bericht zonder inhoud, waarvan de ontvanger niet kan zien dat hij dat bericht heeft ontvangen,

.....read more
Access: 
Public
Extra oefententamen 2: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 2: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Het beginsel van interne openbaarheid speelt een belangrijke rol in het Nederlandse strafproces. Beperkingen op het beginsel zijn echter in het vooronderzoek en in het eindonderzoek mogelijk. Daardoor kan het voorkomen dat bepaalde stukken niet aan de processtukken worden toegevoegd, waardoor zelfs ten tijde van het eindonderzoek de verdediging deze stukken niet te zien krijgt.

Vraag 1

a. Geef aan op welke wijze in het Nederlandse recht is geregeld welke stukken aan de processtukken moeten worden toegevoegd en of hierop een uitzondering mogelijk is.

b. Hoe verhoudt deze regeling zich tot de jurisprudentie van het EHRM op dit punt?

Casus

Jasper wordt gedagvaard wegens vernieling (art. 350 Sr).

In het dossier zitten de volgende stukken. Alle betrokkenen zijn volwassen. De afkorting PV staat voor ‘proces-verbaal’.

  1. Een PV van verhoor door de politie van getuige Lotte, die verklaart: ‘Ik zag een groep van vier jongemannen lopen. De kleinste van de groep herkende ik als Jasper, een buurjongen. Jasper had een groene jas aan. Ik zag dat hij met een verfspuitbus een graffiti tag zette in de vorm van een pentagram. Daarna gooide hij de spuitbus weg. Ik heb toen de politie gebeld met dit verhaal en heb duidelijk het signalement en de naam van Jasper doorgegeven. Ik doe hierbij aangifte van vernieling, want mijn muur is nu beklad. en dat is een heel gedoe om die weer schoon te krijgen.’

  2. Een PV van verhoor door de politie van verdachte Jasper, die verklaart: ‘Ik liep door de straat waar Lotte woont. Ik woon daar ook. Ik heb geen graffiti tag gezet. Ik had een groene jas aan. We waren met z’n vieren. Ik ben de kleinste van de groep’.

  3. Een PV van bevindingen van opsporingsambtenaren Jansen en Mulder, waarin staat dat zij naar aanleiding van de melding van Lotte meteen poolshoogte zijn gaan nemen. Op de muur van Lotte zien zij een graffiti tag in de vorm van een pentagram. De verf was nog nat. Op een pleintje verderop treffen zij vier mannen en ze horen dat één van hen (de kleinste, met een groene jas) ‘Jasper’ wordt genoemd. De mannen worden aangehouden terzake van vernieling (art. 350 Sr) en voorgeleid op het bureau. Nadat zij de cautie hebben gekregen en met een advocaat hebben gesproken, zijn de ze door de politie verhoord. De spuitbus die Jasper volgens Lotte zou hebben weggegooid is de dag na het voorval niet meer teruggevonden.

  4. Een aantal PV’s van verhoor door de politie van de andere verdachten. Zij ontkennen iedere betrokkenheid bij het zetten van de tag en verklaren ook alle drie dat zij niet gezien hebben dat Jasper een tag zette en dat hij ook geen spuitbus met verf bij zich had.

Ga er van uit dat

.....read more
Access: 
Public
Extra oefententamen 3: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 3: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Deel A: Casus lekkende rechercheur

Bij de politie Rotterdam is al enige tijd een man werkzaam als rechercheur, genaamd Piet. Piet staat onder leiding van een districtschef, waarbij al enige tijd het vermoeden bestaat dat Piet informatie lekt over zijn werk naar het criminele milieu. De chef komt er toevalligerwijs achter dat Jurian, de neef van Piet met wie Piet altijd op dinsdagmiddag voetbalt, een van de verdachten is in het grootschalige opsporingsonderzoek naar drugshandel door de biljartclub “Angels of the sea”. Omdat de chef graag wil weten of zijn vermoedens kloppen, besluit hij deze vermoedens verder te gaan onderzoeken en daartoe maakt hij een gefingeerd proces-verbaal op, waarin wordt gerelateerd dat een lid van de biljartclubclub aan de CIE bijzonder waardevolle informatie over een op
handen zijnde transport heeft gegeven. Aan Piet wordt gevraagd dit p-v te bezorgen bij de Ovj belast met het onderzoek naar de “Angels of the sea”. Ondertussen wordt door de districtschef opdracht gegeven om Piet te observeren. Opsporingsambtenaar Eva van de Nationale Recherche wordt ingeschakeld als observant. Hij zit op dinsdagmiddag vanaf 13.00 uur aan een tafeltje
bij de voetbalclub van Piet. Om 13.30 uur komt Piet binnen, gaat bij Jurian aan tafel zitten en overhandigt hem direct een papier: “Moet je dit eens lezen”. Na lezing gaat Jurian naar buiten en staat daar enige tijd te telefoneren. Als hij terugkomt, hoort Eva hem tegen Piet zeggen: “Hij is
woest en komt nu direct naar mijn huis.” Eva volgt Piet en Jurian naar het huis van
Jurian. Kort nadat Piet en Jurian naar binnen zijn gegaan, ziet Eva dat een man bij het
huis aanbelt en wordt binnengelaten. Een kwartier later ziet Eva de man en Jurian het huis
verlaten, en later ook Piet. De volgende dag verschijnt Piet op zijn werk. Hij kijkt een beetje bleek. Vervolgens wordt hij aangehouden.

Vraag 1

Was de observatie, onder leiding van Eva, rechtmatig?

Vervolgens wil het toeval dat de Ovj ook een bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie in het huis van Jurian heeft gegeven. Uit onderzoek was gebleken dat veel Angels, waaronder ook de verdachten in het drugsonderzoek vallen, regelmatig bij hem thuis komen. Een paar dagen eerder is door de politie in het huis van Jurian afluisterapparatuur geplaatst. De opname van dezelfde dag als waarop de observatie plaatsvond, laat in de namiddag een woedende stem horen die schreeuwt: “Waar is dat papier?”, “Wie is die vent?”, “Hoezo weet je dat niet, agentje? Dan ga je dat nu uitzoeken! Anders is het over met de deal, nee, dan is het over met jou!” En een andere stem: “Hé, don’t shoot the messenger, kom mee, laat hem met rust.”

Nadat Piet is overgebracht naar een van de verhoorkamers, delen de verhorende

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2626
Last updated
01-09-2023