Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Erik, een gepensioneerd directeur van een financieringsmaatschappij, koopt een groot vaartuig bij Temptation Island B.V. (TI) waarmee Erik mooie reizen wil gaan maken. Al bij de derde reis gaat het mis: de boot zinkt ter hoogte van de Bermudadriehoek en Erik kan maar ternauwernood worden gered door de Amerikaanse kustwacht. Bij thuiskomst maakt Erik een procedure aanhangig tegen TI. De behandelend rechter beveelt een inlichtingencomparitie waar de algemeen directeur van TI, Jasper, verschijnt. Jasper groet de behandelend rechter op amicale wijze en merkt op dat de voorliggende kwestie hem erg doet denken aan de reis die hij maakte als student met zijn studentenvereniging. De rechter merkt op dat die reis hem ook nog levendig voor de geest staat. Ter zitting krijgt Erik sterk het gevoel dat de rechter er al uit is. Zo merkt de rechter op dat er in de Bermudadriehoek nou eenmaal veel schepen zinken en dat Jasper een uiterst betrouwbare zakenman is die nooit het leven van zijn klanten in gevaar zou brengen.

Erik benadert u en vraagt of er een mogelijkheid is om de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Wat vertelt u hem?

Vraag 2 (6 punten)

Een tegen de Nederlandse grens in Duitsland gevestigd steenkolenmaatschappij veroorzaakt regelmatig vuurregens, dat reeds tweemaal een Nederlands boerenbedrijf ten gevolge daarvan in vlammen is opgegaan. De aan deze zijde van de grens gevestigde Nederlandse veehouders besluiten dat zo snel mogelijk een rechterlijk bevel tot onmiddellijke stopzetting van de verwerkingsprocessen tegen het bedrijf moet worden verkregen totdat afdoende maatregelen door het bedrijf genomen zijn om herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen.

Bij welke rechter of rechters van welk land kunnen de veehouders hun eis tot een rechterlijk verbod aanhangig maken als ze er rekening mee moeten houden dat het bedrijf de internationale bevoegdheid zal betwisten?

Vraag 3 (5 punten)

Jesse Blauw is chiropractor en heeft een eigen chiropractiepraktijk. Hij helpt zijn cliënten van veel blessures af en adverteert dan ook met de slogan: chiropractie, dat is pas fysiotherapie! Wat hem echter al jaren stoort, is dat hij btw moet afdragen aan de belastingdienst, terwijl de fysiotherapeuten zijn vrijgesteld van btw op grond van artikel 11 Wet omzetbelasting. Jesse doet telkens braaf aangifte, maar na de zoveelste belastingaanslag is hij er klaar mee. Hij benadert u en geeft aan dat hij een civiele procedure aanhangig wil maken waarin hij vordert dat de rechter voor recht zal verklaren dat de chiropractiepraktijk van Jesse vrijgesteld is van btw-afdracht.

Stel dat Jesse een bodemprocedure aanhangig maakt bij de civiele rechter, welk oordeel dient de civiele rechter in een dergelijke situatie dan in beginsel geven?

Vraag 4 (6 punten)

Leo de Jong heeft € 28.000,- te vorderen van Mira Grotenhuis en laat haar daarvoor dagvaarden. De kop van het door deurwaarder Van der Horst uitgebracht dagvaardingsexploit luidt als volgt:

Heden, de negentiende mei tweeduizendveertien te 20:15 uur, ten verzoeke van L.G.C. de Jong, die woonplaats kiest ten kantore van Van der Horst Deurwaarders B.V., kantoorhoudend te (1234 AB) Groningen, aan de Oude Kijk in ‘t Jatstraat 24, van wie de heer Lucas van der Horst tot gemachtigde wordt gesteld, heb ik gedagvaard (…)

Aan dit gedeelte van deze dagvaarding kleven drie gebreken. Noem er twee en beargumenteer onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen waarom die punten fout zijn.

Vraag 5 (6 punten)

Angela Bergen, rijk geworden door het maken van videoblogs over het bakken van cakes, besluit het over een andere boeg te gooien. Ze gaat financiële producten aanbieden, omdat ze de wereld van het beleggen toegankelijk wil maken voor de kleine consument. Via haar vennootschap Bergen Met Geld B.V. (BMG) biedt zij consumenten de mogelijkheid om geld te lenen en met dat geld aandelen aan te schaffen. In een mooie brochure wordt uitgelegd dat dit uiterst rendabel zal zijn: de inleg kan wel verdriedubbeld worden! Tim ziet wel wat in deze constructie. Hij geniet een bijstandsuitkering en verwacht veel geld te verdienen en zich daarna fulltime te kunnen toeleggen op zijn droom: carbidschieten. Het verloopt echter anders dan de brochure doet vermoeden. De beurs klapt en de aandelen dalen sterk in waarde. Aan het einde van de looptijd blijft Tim met een restschuld zitten. Hij weigert te betalen en wordt door BMG in rechte betrokken. De rechtbank wijst de vordering van BMG toe. Tim laat een appeldagvaarding betekenen en zijn advocaat dagvaardt BMG om een half jaar later voor het gerechtshof te verschijnen. “Dan kunnen we eerst even goed studeren op dat financiële recht”, aldus de advocaat. BMG wendt zich tot u en vraagt of zij daadwerkelijk een half jaar moet wachten.

Is het rechtens geoorloofd om tegen een termijn van een half jaar te dagvaarden? Zo ja, biedt de wet mogelijkheden om deze termijn te vervroegen?

Vraag 6 (6 punten)

In opdracht van de bowlingvereniging Strike heeft het bedrijf Bowlingkegels B.V. de kegels op de bowlingbanen van de vereniging vervangen. Bowlingkegels B.V. heeft de opdracht uitgevoerd en daarbij gebruik gemaakt van de kegels van haar vaste leverancier, Lam. Reeds binnen een jaar zijn die kegels echter dusdanig versleten dat zij opnieuw moeten worden vervangen. Strike dagvaardt Bowlingkegels B.V., waarbij zij stelt dat Bowlingkegels B.V. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting. Primair vordert Strike deugdelijke nakoming, subsidiair ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. Bij conclusie van antwoord stelt Bowlingkegels B.V. dat zij naar behoren heeft gepresteerd, kegels van goede kwaliteit heeft geleverd en deze op deskundige wijze heeft aangebracht. De rechtbank gelast een comparitie op de voet van artikel 131 Rv. Ter gelegenheid van die comparitie voert Bowlingkegels B.V. nog twee andere argumenten aan.

Op grond van haar algemene voorwaarden (waarvan de toepasselijkheid niet in het geding is) is de vordering van Strike verjaard.

Mocht Strike in het gelijk worden gesteld, dan wil Bowlingkegels B.V. haar eigen leverancier, Lam, in het geding oproepen omdat Bowlingkegels B.V. dan een vordering op Lam te gelde wil maken. Het was immers het materiaal van Lam dat door Bowlingkegels B.V. is gebruikt.

Bespreek van deze twee punten of zij nog in het geding kunnen worden ingebracht. Vermeld de relevante wetsartikelen. Nota bene: het is bij de beantwoording van deze vraag niet van belang of de aangevoerde argumenten materieelrechtelijk juist (kunnen) zijn.

Vraag 7 (6 punten)

Lisa en Nynke zijn zusters van elkaar en al jaren in een juridische strijd verwikkeld over de nalatenschap van (wijlen) hun moeder. De rechtbank had, na een aantal tussenvonnissen en een procedure die bijna twee jaar in beslag nam, Lisa in het gelijk gesteld. Nynke is van dat vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof. Ruim drie jaar nadat de dagvaarding in eerste aanleg werd uitgebracht, vindt vandaag bij het hof het pleidooi plaats. Wanneer de advocaat van Lisa het woord krijgt, begint die met de opmerking: „Mevrouw de voorzitter, leden van het hof, ik overhandig u graag een bijgewerkte versie van het fiscale advies dat indertijd bij de dagvaarding in eerste aanleg was gevoegd.” Nynkes advocaat springt op en maakt uitvoerig bezwaar tegen het op dit late tijdstip overleggen van nieuwe stukken. De voorzitter van het hof maant hem te gaan zitten en eerst het stuk eens te bekijken. Met tegenzin bladert de advocaat door het fiscale advies, springt weer omhoog en zegt: „Dit is geen bijgewerkte versie, dit is een compleet nieuw advies. Hierover kan ik niets zeggen zonder eerst overleg met mijn cliënte te voeren en zelfstandig fiscaal advies in te winnen. U dient dit stuk buiten beschouwing te laten.”

Heeft de advocaat van Nynke gelijk?

Vraag 8 (6 punten)

Van januari tot juli 2012 is er in het Stripmuseum een tentoonstelling waarin kostbare striptekeningen van de beroemde tekenaar Bram Brussel worden tentoongesteld. De objecten zijn aan het Stripmuseum in bruikleen gegeven door musea die op het schiereiland De Krim zijn gelegen. In maart 2012 heeft het schiereiland De Krim zich eenzijdig afgescheiden van de Staat Oekraïne waar het deel van uitmaakte. Zowel de musea als de Staat Oekraïne maken aanspraak op teruggave, stellende eigenaar te zijn. Het Stripmuseum kan, ook na een juridisch onderzoek ingesteld te hebben, niet uitmaken wie van beide gelijk heeft. Het besluit haar afgifteverplichting op te schorten totdat duidelijk is aan wie het Stripmuseum de objecten kan afgeven zonder aansprakelijk gesteld te worden voor afgifte of schadevergoeding aan de andere partij. De musea laten daarop het Stripmuseum dagvaarden en vorderen een veroordeling van het Stripmuseum tot afgifte.

Stel dat, terwijl deze procedure loopt, zich twee belanghebbenden aandienen die willen tussenkomen: de Staat Oekraïne en de Staat der Nederlanden. Beide stellen tijdig een incidentele vordering tot tussenkomst in. De Staat Oekraïne stelt rechtmatige eigenaar te zijn van de striptekeningen. De Staat der Nederlanden stelt dat het nodig is om zelf als procespartij op te treden omdat sprake is van nationaal cultureel erfgoed dat bovendien staatseigendom is. De Staat der Nederlanden voelt zich verantwoordelijk voor de nakoming van zijn volkenrechtelijke verplichtingen jegens vreemde staten en wil, door in de aanhangige procedure als procespartij op te treden, voorkomen dat een internationale verplichting wordt geschonden.

Wat moet de rechtbank ten aanzien van deze beide incidentele vorderingen beslissen? Ga bij uw antwoord in op de figuur van de tussenkomst. Ga er bij de beantwoording vanuit dat Nederlands recht van toepassing is en dat staatsimmuniteit geen rol speelt.

Vraag 9 (6 punten)

Tijdens een bezoek in februari 2010 aan het Stadsmuseum botst Luuk, bij het omgaan van de hoek, tegen een medewerker van het museum op. Die draagt op dat moment een in een doos verpakte veertiende-eeuwse kan. Het kostbare, antieke stuk valt op de grond en breekt. Zowel Luuk als de medewerker schrikken behoorlijk. Hoewel Luuk vindt dat hij geen schuld draagt, biedt hij zijn verontschuldigingen aan en laat zijn gegevens achter. Hij is immers verzekerd voor het geval het museum hem zou willen aanspreken.

Luuk hoort echter een hele tijd niets en vertrekt op 15 oktober 2010 voor een stage van zes maanden bij een advocatenkantoor in Sydney. Vlak voordat hij naar Nederland terugkeert, krijgt hij op 1 april 2011 om 12.00 uur (Nederlandse tijd) een e-mail van een huisgenoot in Groningen: „Hee, er was hier zonet een deurwaarder met een vonnis van de rechtbank. Je moet € 150.000,- aan het museum betalen! Geintje zeker?”

Snel schrijft Luuk nog dezelfde dag een e-mail aan het museum waarin hij zegt dat hij niets begrijpt van dat vonnis; hij had immers niets meer gehoord? Bovendien, schrijft hij, is hij het niet eens met de veroordeling tot betaling. Op 29 april 2011 komt hij terug in Assen. Daar leest hij onmiddellijk het vonnis, dat bij verstek tegen hem op 25 maart 2011 is uitgesproken.

Staat Luuk een gewoon rechtsmiddel ter beschikking? Zo ja, welk en op welke dag dient dit uiterlijk te worden ingesteld? Zo neen, waarom niet?

Vraag 10 (6 punten)

Rio, Moniek, Ingrid en Gerard studeren rechten en bereiden zich voor op het tentamen BPR1. Zij discussiëren over de bijzondere procedureregels die gelden bij een procedure in kort geding. Geef aan welke van de hierna volgende stellingen juist, onjuist of gedeeltelijk juist of onjuist zijn.

  1. In kort geding kan het voorkomen dat gedaagde op zeer korte termijn, bijvoorbeeld de volgende dag, wordt gedagvaard om te verschijnen;

  2. In kort geding gaat het om zaken waarin sprake is van een spoedeisende noodzaak tot een onverwijlde voorziening bij voorraad. Als de voorzieningenrechter een dergelijke voorziening treft, is het vonnis van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar;

  3. Als gedaagde eenmaal is gedagvaard om op een bepaalde, door de voorzieningenrechter vastgestelde dag, in kort geding te verschijnen, kan eiser de zaak niet langer eenzijdig intrekken. In elk geval is hij verplicht het verschuldigde griffierecht te betalen.

Vraag 11 (6 punten)

Daan Bouterse is autocoureur bij de renstal Touren & Contouren. Na een huwelijk van vijfentwintig jaar is hij van zijn vrouw Luca gescheiden. Daan blijft in het huis in Amsterdam wonen en Luca verhuist naar Middelburg. Onderling spreken zij af dat Daan aan Luca maandelijks een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud zal voldoen van € 3.500,- en leggen zulks vast in een echtscheidingsconvenant. Luca heeft echter grote moeite om de echtscheiding te accepteren en meldt de directeur van Touren & Contouren dat Daan tijdens wedstrijden zoveel crasht, omdat hij voorafgaand aan elke wedstrijd een halve fles vodka nuttigt. Daan wordt op non-actief gesteld en na een buitengewoon belastend onderzoek van een half jaar blijkt dat Daan niets te verwijten valt. Hij mag weer racen, maar zijn goede naam is bezoedeld. Daan is woedend door deze actie van Luca en wil een verzoekschrift indienen om de alimentatieverplichting te matigen tot nihil wegens ernstig grievend gedrag van Luca (vgl. art. 1:399 jo. 1:401 BW).

Welke rechter is (absoluut en relatief) bevoegd om van het verzoek van Daan kennis te nemen?

Vraag 12 (6 punten)

Mevrouw Zomers voelt zich in haar eer en goede naam aangetast door de publicatie van een boek van journalist Piet Mondriaan. Daarin wordt naar haar mening een kwetsend beeld van haar neergezet van een louter op geld en goed belust persoon. Zij meent recht te hebben op schadevergoeding en laat, na verlof daartoe verkregen te hebben van de voorzieningenrechter, door de deurwaarder beslagen leggen op de bankrekeningen van Mondriaan, op zijn inboedel (die afgevoerd wordt, inclusief zijn computer zodat hij niet meer kan werken) en op zijn huis dat hij toevallig net in de verkoop heeft.

  1. De voorzieningenrechter had aan zijn verlof de voorwaarde verbonden dat mevrouw Zomers binnen veertien dagen na de beslaglegging de eis in hoofdzaak zou instellen. Zij laat Mondriaan op de dag van de beslaglegging dagvaarden om in kort geding te verschijnen voor de voorzieningenrechter en vordert een voorschot van 50.000 euro op de te betalen schadevergoeding. Veertien dagen later wijst de voorzieningenrechter de vordering bij wijze van voorlopige voorziening toe.

  2. Als de deurwaarder, in opdracht van mevrouw Zomers en na de voorgeschreven betekeningen te hebben verricht, het beslag wil laten volgen door een executoriale verkoop, voert Mondriaan op twee punten verweer. In de eerste plaats stelt Mondriaan dat er dan wel eerst weer opnieuw beslag gelegd zal moeten worden. Het eerder gelegde beslag is volgens hem vervallen omdat is nagelaten tijdig een eis in hoofdzaak in te stellen. De kort geding-procedure die mevrouw Zomers begonnen is, kan niet als hoofdzaak in de zin van de wet beschouwd worden, aldus Mondriaan. In de tweede plaats voert Mondriaan aan dat, zo de kort geding-procedure wel als hoofdzaak beschouwd zou mogen worden en het gelegde beslag dus niet vervallen is, daarmee nog niet gezegd is dat dit kort geding-vonnis als executoriale titel gebruiken mag worden. De appeltermijn is immers nog niet verstreken, zodat het nog niet in kracht van gewijsde gegaan en hij zal hoger beroep instellen. Een vonnis is volgens Mondriaan alleen executabel als het uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. En dat was dit vonnis niet.

Heeft Mondriaan op deze twee punten gelijk?

Antwoordindicatie

Antwoord vraag 1: Beginselen (onpartijdigheid)

De schijn van partijdigheid moet door de rechter worden vermeden. In dit geval is minst genomen sprake van schijn van partijdigheid, wat een schending van art. 6 EVRM oplevert. Erik dient ex art. 36-37 Rv de behandelend rechter te wraken waarna de wrakingskamer zal oordelen over zijn verzoek (39 Rv).

Vindplaats: Stein/Rueb (2013) § 2.6

Antwoord vraag 2: Bevoegdheid (internationaal)

De EEX-Verordening is toepasselijk nu de gedaagde in Duitsland, een door de EEX-Verordening gebonden land, woon(vestiging)plaats heeft terwijl het om een niet uitgezonderde burgerlijke zaak (onrechtmatige daad) gaat. Hoofdregel is dat de veehouders het bedrijf voor de Duitse rechter kunnen dagvaarden omdat de vestigingsplaats van het bedrijf in Duitsland is. Nu het gaat om een gedaagde die in een EEX-Staat gevestigd is, kunnen de veehouders er ook voor kiezen om de zaak bij hun eigen, Nederlandse, rechter aanhangig te maken. Deze zal bevoegd zijn omdat het verbod gegrond wordt op onrechtmatige daad en volgens het HvJEU onder 'schadebrengende feit' ook de plaats moet worden verstaan waar de schade geleden wordt c.q. zal worden.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013) § 3.2.2

Antwoord vraag 3: Bevoegdheid (staatsrechtelijk)

Tegen de aanslag staat een met voldoende waarborgen omgeven bestuursrechtelijke rechtsgang open bij de belastingrechter. In die procedure kan Jesse aanvoeren dat artikel 11 Wet OB ten onrechte niet jegens hem is toegepast. De civiele rechter zal Jesse niet-ontvankelijk moeten verklaren.

Vindplaats: Stein/Rueb (2014) § 3.4.2

Antwoord vraag 4: Dagvaarding (betekenen)

“Heden, de negentiende mei tweeduizendveertien te 20:15 uur, ten verzoeke van L.G.C. de Jong, die woonplaats kiest ten kantore van Van der Horst Deurwaarders B.V., kantoorhoudend te (1234 AB) Groningen, aan de Oude Kijk in ‘t Jatstraat 24, van wie de heer Lucas van der Horst tot gemachtigde wordt gesteld, heb ik gedagvaard:” Er zijn drie gebreken: (1) L.G.C. de Jong: de voornamen van rekwirant dienen voluit te worden geschreven (artikel 45 lid 3 aanhef en sub b Rv); (2) Er dient een advocaat te worden gesteld, geen deurwaarder als gemachtigde (artikel 111 lid 2 aanhef en sub c Rv), omdat de sector civiel van de rechtbank bevoegd is (artikel 93 aanhef en sub a jo. 79 lid 2 Rv); (3) Er is betekend op een tijdstip waarop in principe geen exploit mag worden gedaan, immers tussen acht uur ’s avonds en zeven uur ’s ochtends. Van toestemming van de voorzieningenrechter blijkt niet (artikel 64 lid 1 Rv).

Vindplaats: Stein / Rueb (2013) § 5.3

Antwoord vraag 5: Verschijnen verweerder

De wet kent alleen minimumtermijnen voor dagvaarding, dus het is inderdaad rechtens geoorloofd om gedaagde op een termijn van een half jaar te dagvaarden. De wet biedt gedaagde de mogelijkheid om de dienende dag naar voren te halen. BMG kan ex art. 126 jo. 353 lid 1 Rv een zogenoemd anticipatie-exploot uitbrengen waarmee de termijn waarop zij is opgeroepen wordt verkort.

Vindplaats: Stein/Rueb (2014) § 5.6

Antwoord vraag 6: Procesverloop (concentratie)

Ad i. Een beroep op verjaring is een verweer ten principale. Het vereiste van concentratie van verweer brengt in beginsel mee dat alle weren ten principale in de conclusie van antwoord moeten worden opgenomen (artikel 128 lid 3 Rv). Zolang de goede procesorde evenwel niet in het geding is, staat het gedaagde vrij zijn verweer ten principale in een later stadium, bijvoorbeeld ter comparitie, aan te vullen. Ja, dit verweer mag nog gevoerd worden. Ad ii. Voor het oproepen van een derde in vrijwaring is rechterlijke toestemming vereist. Daartoe is nodig dat een incidentele eis tot oproeping in vrijwaring wordt ingesteld. Dat dient evenwel te worden gedaan voor alle weren (artikel 210 lid 1 Rv). Het laatste moment daarvoor was derhalve de conclusie van antwoord: neen, deze oproeping in vrijwaring kan niet meer worden gevorderd.

Vindplaats: Stein/Rueb(2013) § 6.5.2 / 8.5

Antwoord vraag 7: Pleidooi, producties, hoor en wederhoor

Partijen dienen in de gelegenheid te worden gesteld zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle bescheiden en andere gegevens die in de procedure ter kennis van de rechter zijn gebracht (beginsel van hoor en wederhoor, artikel 19 Rv). Wanneer een stuk dermate laat (in dit geval: ten pleidooie bij het hof) in het geding wordt gebracht, dat de wederpartij dientengevolge niet voldoende in staat is zich daarover uit te laten, mag zij (de wederpartij) zich daarop beroepen. De rechter biedt de wederpartij dan de gelegenheid zich alsnog over het stuk uit te laten, dan wel houdt hij bij zijn beslissing ten nadele van de wederpartij geen rekening met het stuk (artikel 85 lid 4 Rv). In casu kan het hof derhalve beslissen dat aan (de advocaat van) Nynke nog de gelegenheid wordt geboden zich over het stuk uit te laten, dan wel dat het met stuk geen rekening zal houden, indien het ten nadele van Nynke zal beslissen.

Vindplaats: Stein / Rueb (2013) § 2.3.1

Antwoord vraag 8: Samenvoeging (tussenkomst)

Beide staten vorderen toestemming van de rechter om als procespartij te mogen tussenkomen en een eigen vordering in te stellen tegen (een van de) partijen. Bij tussenkomst wil de derde een eigen zelfstandig recht tegenover de procespartijen geldend maken teneinde daarmee zijn belang te dienen. Dat belang moet gelegen zijn in het willen voorkomen van benadeling of verlies van een hem toekomend recht door een uitspraak in de hoofdprocedure. De Staat Oekraïne is het belang gelegen in het feit dat een mogelijk eigendomsrecht en daaraan verbonden afgifterecht bedreigd wordt door de hoofdprocedure mocht de rechtbank de eis van de Krim-musea toe te wijzen. Bij de Staat der Nederlanden is niet duidelijk welk eigen vermogensrecht bedreigd wordt. De Staat wil een algemeen publiek belang dienen. Maar daarvoor is de rechtsfiguur van de tussenkomst niet bedoeld. De rechtbank moet dus de incidentele vordering van de Staat Oekraïne toewijzen en die van de Staat der Nederlanden afwijzen.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013) § 8.6

Antwoord vraag 9: Rechtsmiddelen (verzet)

Omdat het om een verstekvonnis gaat, staat het rechtsmiddel verzet (geen hoger beroep, artikel 335 lid 1 Rv) open op grond van artikel 143 lid 1 Rv. De termijn voor het instellen van verzet is neergelegd in lid 2 van artikel 143 Rv. De betekening van het vonnis heeft in casu geen werking: betekening moet in persoon geschieden; achterlating van het exploit bij een huisgenoot is niet voldoende. Pim heeft evenwel een daad van bekendheid met het vonnis verricht door een e-mail aan het museum te sturen. De termijn bedraagt vier weken, te rekenen vanaf de dag van die daad. Dat betekent dat 29 april 2011 de laatste dag is waarop de verzetsdagvaarding kan worden uitgebracht.

Vindplaats: Stein / Rueb (2013) § 10.2

Antwoord vraag 10: Kort geding

Ad (1) Juist. In principe gelden wel de gebruikelijke dagvaardingstermijnen van artikel 114-116 Rv, maar als er echt haast bij is, dan kunnen deze verkort worden. De vaststelling van de dag van de zitting ('appointeren') kan gelden als termijnverkorting in de zin van artikel 117 Rv. Ad (2) De spoedeisendheid is inderdaad een vereist, maar het vonnis is niet van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad. De voorzieningenrechter moet het uitdrukkelijk bepalen. Wel kan hij dat, anders dan in gewone procedures waar een vordering nodig is (art. 233 Rv), ambtshalve doen (art. 258 Rv). Ad (3) Onjuist, dat kan eiser wel, namelijk tot aan de eerste uitroeping van de zaak ter zitting. Griffierecht is dan niet verschuldigd (Procesreglement kort gedingen).

Vindplaats: Stein/Rueb (2013) § 12.7

Antwoord vraag 11: Verzoekschriftprocedure

De absolute competentie volgt uit art. 42 RO. De rechtbank, niet-zijnde de kantonrechter, is absoluut bevoegd. De relatieve competentie is geregeld in art. 262, onder a Rv. De rechtbank te Amsterdam is bevoegd kennis te nemen van het verzoek van Daan.

Vindplaats: Stein/Rueb (2014) § 13.3.3-13.3.4

Antwoord vraag 12: Beslag en executie

HR in Ajax/Reule. Mondriaan heeft geen gelijk. Beide argumenten zijn onjuist. De HR heeft in Ajax/ Reule beslist dat ook het instellen van eis in kort geding geldt als het instellen van een eis in hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv, mits het resulteert in een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling. Het feit dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, maakt het nog niet ongeschikt voor executie. In Nederland zijn vonnissen direct executabel, maar als hoger beroep wordt ingesteld wordt de tenuitvoerlegging geschorst (art. 704, 233 en 350 Rv).

Vindplaats: Stein/Rueb § 9.3.3 en § 18.5

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Burgerlijk Procesrecht I - RUG

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018


Het tentamen bestaat uit 12 vragen (deel A en deel B). In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij 39 punten heb je een 6.

Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015), p. 37 wordt opgemerkt: “Men kan constateren dat de rechter in toenemende mate (mede) verantwoordelijk is voor een voortvarend, efficiënt en effectief verlopend proces”. Toch zijn er nog onderdelen waarop de rechter (nog) lijdelijk is en sprake is van processuele partijautonomie. Noem een drietal van deze onderdelen.

Vraag 2 (6 punten)

Daan woont in Leiden en is in dienst van Field BV, een in Duitsland gevestigd bedrijf dat backpacks produceert. Daan is vertegenwoordiger van Field BV voor de Nederlandse markt. Zijn werk verricht hij vanuit Leiden. Field is niet tevreden over de door Daan behaalde resultaten en ontslaat hem. Daan wil dit ontslag aanvechten en een vordering instellen bij de Nederlandse rechter tot doorbetaling van loon. In zijn arbeidscontract staat dat Nederlands recht van toepassing is, maar dat de rechter van de vestigingsplaats van Field in Duitsland exclusief bevoegd is. Is de Nederlandse rechter, gelet op de forumkeuze voor de Duitse rechter in het arbeidscontract tussen Daan en Field, internationaal bevoegd over een door Daan in te stellen rechtsvordering te oordelen?

Vraag 3 (6 punten)

De cliënt van mr. Houdé, de Nederlandse vennootschap Kennis BV, heeft de procedure in eerste aanleg bij de Nederlandse rechter verloren en wil tegen dat vonnis in hoger beroep. De wederpartij is de Spanjaard Antonio Martinez, die woont op een bij Kennis BV bekend adres in Granada (Spanje). Antonio heeft in eerste aanleg woonplaats gekozen bij zijn Nederlandse advocaat, mr. Bartlema. Mr. Houdé denkt dat zij kan volstaan met betekening van de appeldagvaarding bij mr. Bartlema op de voet van artikel 63 Rv, maar daar denkt zijn kantoorgenoot, mr. de Wijer, anders over. Mr. de Wijer zegt: “Artikel 63 Rv geldt alleen voor binnenlandse zaken. Omdat de wederpartij een Spanjaard is met een bekend woonadres in Spanje, een EU-lidstaat, en de procedure zich in Nederland, eveneens een EU-lidstaat, afspeelt, ben je verplicht de weg van de Europese Betekeningsverordening II te bewandelen.” Welke opvatting - die van mr. Houdé of die van mr. de Wijer – is juist?

Vraag 4 (5 punten)

Tussen Koelewijn en van Soest, beiden ondernemer te den Haag, is een geschil ontstaan over de vraag wie er in Zuid Holland gerechtigd is om bepaalde producten op de markt te brengen. Koelewijn vindt dat zij door de starre opstelling van van Soest forse schade lijdt en wil dan ook schadevergoeding van van Soest ontvangen. Aangezien van Soest weigert te betalen maakt Koelewijn een procedure aanhangig bij de rechtbank te den Haag. Tijdens de comparitie zegt Koelewijn, bij monde van zijn advocaat, haar eis te vermeerderen. Van Soest vindt echter dat

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018


Vragen

Het tentamen bestaat uit 12 vragen. In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij minimaal 39 punten heb je een 6.

Vraag 1 (6 punten)

Ronde & Koning Vastgoed BV, gevestigd te den Haag, verhuurt aan Sarah een tamelijk bouwvallige woning in Monster (gemeente Westland). Sarah zegt met een brief van 31 juli 2017 de huur op tegen 1 september 2017, omdat zij met ingang van 15 augustus 2017 in Eindhoven gaat wonen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning na ommekomst van de huur in goede staat, schoon en leeg aan de verhuurder oplevert. Op 30 augustus 2017 geeft Sarah voor een aantal vrienden een afscheidsfeest in de woning te Monster. Dit feest loopt danig uit de hand. Eén van de vrienden van Sarah is Sander, die (net als inmiddels Sarah) in Eindhoven woont. Sander heeft teveel drank op en 'verbouwt' tijdens het feestje de gehuurde woning door links en rechts met een mokerhamer deuren, muren, sanitair, keuken en ramen te vernielen en met rode verf op verschillende muren te schrijven “Sander was er ook”. De schade bedraagt € 35.000. Bij de inspectie van de oplevering op 2 september 2017 bemerkt Ronde & Koning Vastgoed B.V. de grote ravage. Op internet zijn filmpjes te vindenover hoe het er tijdens het feestje aan is toegegaan. Het wangedrag van Saner komt in detail naar voren. Op basis hiervan besluit Ronde & Koning Vastgoed B.V. zowel Sarah (uit hoofde van wanprestatie) als Sander (uit hoofde van onrechtmatige daad) te dagvaarden en aan te spreken tot schadevergoeding. Deze vorderingen laat Ronde & Koning Vastgoed B.V., om kostentechnische redenen, opnemen in één dagvaarding die wordt betekend op 4 september 2017. In de dagvaarding staat als roldatum vermeld woensdag 18 oktober 2017.

Welke rechtbank is bevoegd om van de vordering tegen Sarah en Sander kennis te nemen?

Vraag 2 (6 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 1 genoemde door Ronde & Koning Vastgoed B.V. aan Sander en Sarah uitgebrachte dagvaarding bevat abusievelijk niet de op grond van art. 111 lid 2 aanhef en onder j Rv bedoelde aanzegging van art. 140 lid 3 Rv. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. bemerkt dit verzuim een paar weken voor de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017. Op welke wijze kan de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dit verzuim nog eigener beweging herstellen?

Vraag 3 (4 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 2 genoemde omissie in de dagvaarding wordt niet tijdig door de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. onderkend. Op de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017 verschijnen Sarah en Sander niet. De rechter verleent daarop terstond verstek tegen hen beiden en verwijst de zaak voor vonnis naar de rol van twee weken later. Kunnen

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Bram heeft net een nieuwe Porsche gekocht en rijdt wat rondjes door zijn woonplaats Den Bosch. Hij is nog niet goed bekend met de auto en rijdt daardoor gebrekkig over de weg. Als hij op enig moment ook aan het spelen is met het navigatiesysteem, gaat het mis. Hij botst tegen de Audi van Karel aan. Als gevolg van de botsing kan Karel een jaar niet werken. Karel stelt Bram aansprakelijk, maar Bram wijst alle aansprakelijkheid van de hand. Ooggetuige Trudie heeft alles gezien en gehoord, zo vertelt zij tegenover de camera van Brabant TV. “Ik hoorde een zwaar brommend geluid en zag iets zwarts voorbij razen. Die man reed wel 180 km/h en ook nog eens op de verkeerde weghelft. Hij knalde frontaal op die Audi.” Tijdens de procedure bij de rechtbank stelt Bram dat er sprake is van een kop-staartbotsing. Dat wordt in geen enkel processtuk betwist. Ook de rechter gaat daarvan uit. Totdat de rechter op een avond op de website van Brabant TV terechtkomt. Hij ziet het nieuwbericht over het ongeluk en bekijkt het fragment. Hij voelt zich onjuist voorgelicht door Bram en Karel. Hij kruipt daarom achter de computer om het vonnis direct af te ronden. Hij wijst de vordering toe en verwijst in zijn rechtsoverwegingen zelfs nog naar het bewust tv-fragment. Leg uit wat de rechter verkeerd heeft gedaan. Betrek in uw antwoord de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Vraag 2 (6 punten)

Freek van Lanschot woont in Rotterdam. Als hij met zijn auto voor een overleg in Utrecht moet zijn, veroorzaakt hij door zijn fout een ongeval. Daarbij loopt de auto van Petra Hogendijk schade op. Het gaat om €35.000. De zaak kan niet in minne worden geschikt, omdat Freek elke aansprakelijkheid ontkent: volgens hem heeft hij helemaal geen fout gemaakt. Petra wil Freek voor de rechter dagvaarden teneinde hem te laten veroordelen tot schadevergoeding. Ze beperkt haar vordering tot €25.000 omdat ze bij de kantonrechter wil procederen en het liefst bij de rechter in haar woonplaats Groningen. De advocaat van Freek laat weten dat zijn cliënt er niets voor voelt om naar Groningen af te reizen. Is het mogelijk om op die manier de kantonrechter bevoegd te maken en, zo ja, bij welke rechtbank of rechtbanken kan zij de zaak dan aanhangig maken?

Vraag 3 (6 punten)

Advocaat Gerritsen is een drukbezette heer. Haast kenmerkt zijn werk. De heer Frankema vraagt Gerritsen namens hem een zaak te beginnen tegen zijn buurman die een schuur voor een deel op zijn grond heeft gebouwd. Gerritsen stelt een dagvaarding op waarin hij echter een eis vergeet op te nemen. Als roldatum vermeldt hij in de dagvaarding woensdag 28 oktober 2015. Dat is.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In 1979 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak in de zaak Johanna Airey versus Ierland. De centrale vraag die het Hof moest beslissen was of Ierland voldaan had aan zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiende verdragsverplichting om te waarborgen dat mevrouw Airey bij de burgerlijke rechter terecht kon om haar recht op een judicial separation (vergelijkbaar met onze scheiding van tafel en bed) uit te oefenen. Ierland voerde aan dat mevrouw Airey het recht had om zelf de voor een judicial separation benodigde procedure bij de Ierse High Court te voeren. Het Hof oordeelde dat het enkele daartoe gerechtigd zijn onvoldoende was. Het verdrag eist van de verdragsluitende Staten méér, namelijk dat deze ervoor zorgen dat de onder hun rechtsmacht vallende onderdanen in staat zijn een dergelijk recht ook daadwerkelijk uit te oefenen. En dat laatste was voor mevrouw Airey een stap te ver, onder andere gelet op de geringe financiële middelen waarover ze kon beschikken, de opleiding die ze had genoten en de vergeefse pogingen die ze had gedaan om een solicitor te vinden die bereid was om voor haar het verzoek tot judicial separation in te dienen en door de justitiële molens heen te loodsen. Dat wijst sterk in de richting van een verplichting voor de verdragsluitende Staten om te zorgen voor een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtshulp en zo vatte Ierland het ook op. Ierland voerde aan dat het in het leven roepen en in stand houden van een dergelijk stelsel voor gefinancierde rechtshulp in personen- en familierechtelijke zaken de financiële spankracht van de Ierse overheidsfinanciën verre te boven zou gaan. In hoeverre ging het EHRM hierin mee? Vloeide volgens het Hof inderdaad uit artikel 6 EVRM zonder meer een verplichting voort voor een verdragsluitende Staat om te voorzien in een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand als het gaat om een burgerlijke zaak als waarvan hier sprake is?

Vraag 2 (6 punten)

Mark woont in Rolde. Hij huurt een winkelpand van Mul. Mul woont in Apeldoorn. Het betreft een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:290 BW. Het verhuurde pand ligt in Deventer. Na enkele jaren ontstaat een geschil rond de huurovereenkomst. In verband met dat geschil laat Mul Mark dagvaarden voor de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Mark verschijnt en neemt een conclusie van antwoord waarin hij inhoudelijk verweer voert. Op de comparitie na antwoord brengt Mark opeens naar voren dat Mul hem niet voor de juiste rechter heeft gedagvaard. Dat had de rechtbank Overijssel moeten zijn. Mul voert aan dat Mark daar niet pas bij de comparitie na antwoord mee aan kan komen zetten. Welke beslissing(en) zal de rechter nemen.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Op het vrijgezellenfeest van zijn neef Jan beklaagt Tonny zich over de rechtbank Noord-Nederland. Hij wacht al twee jaar op een vonnis in eenvoudige procedure die hij tegen de Gemeente Groningen voert. In die twee jaar is er niets gebeurd: de laatste mededeling van de rechtbank was dat zij vonnis zou wijzen. Brieven van hemzelf en van zijn advocaat hebben niets geholpen, er is nog altijd geen uitspraak. Neef Jan herinnert zich zijn colleges burgerlijk procesrecht en zegt dat zijn oom recht heeft op een schadevergoeding. Zijn vriendin Erna, die ook een cursus rechten heeft gevolgd in haar tussenjaar, is het met hem eens en komt met de volgende twee stellingen:

  1. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM kan in de lopende procedure worden ingesteld. Daartoe dient de Staat als derde in de procedure betrokken te worden.

  2. Verder dienen voldoende feiten en omstandigheden te worden gesteld om de vordering te onderbouwen, zowel wat de onredelijkheid van de duur betreft als, wanneer eenmaal vaststaat dat de redelijke termijn is overschreden, de immateriële schade die door Tonny is geleden (spanning, frustratie, ergernis etc.).

Geef van beide stellingen gemotiveerd aan of zij juist, onjuist of deels juist, deels onjuist zijn.

Vraag 2 (5 punten)

Kristel is een getalenteerde gitariste en studeert aan het conservatorium in Groningen. Zij zoekt een nieuwe gitaar en komt uit bij gitaarbouwer Charles van Es. Kristel laat haar oog vallen op een gitaar die volgens Charles is vervaardigd door gitaarbouwer Giroud aan het begin van de 17e eeuw. Kristel is meteen enthousiast en koopt de gitaar voor € 25.000,--. Als zij haar gitaar laat zien aan gitaarprofessional Floor Quitarin kermt ze uit: “Dat is waarlijk geen Giroud-gitaar!” Kristel besluit Charles in rechte te betrekken en vordert veroordeling van Charles van Es tot schadevergoeding wegens wanprestatie. De rechter, zelf een verdienstelijk gitarist, besluit na het zien van de gitaar om eens op Google te zoeken naar afbeeldingen van een ‘echte’ Giroud-gitaar. Na het bekijken van die foto’s concludeert de rechter dat de gitaar van Kristel inderdaad niet gebouwd kan zijn door Giroud en vernietigt de tussen Kristel en Charles gesloten koopovereenkomst.

Op welke twee punten gaat de rechter de fout in?

Vraag 3 (6 punten)

Omstreeks maart 2013 ploft bij de eigenaren van de winkelpanden van de bekende warenhuisketen D&F een epistel op de mat. Afzender: de directie van D&F. De strekking: beste vastgoedeigenaren, het gaat extreem slecht met D&F en daarom betalen we u van maart tot en met juni even geen huur. En na die vier maanden moet de huur structureel omlaag. We komen deze week.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Erik, een gepensioneerd directeur van een financieringsmaatschappij, koopt een groot vaartuig bij Temptation Island B.V. (TI) waarmee Erik mooie reizen wil gaan maken. Al bij de derde reis gaat het mis: de boot zinkt ter hoogte van de Bermudadriehoek en Erik kan maar ternauwernood worden gered door de Amerikaanse kustwacht. Bij thuiskomst maakt Erik een procedure aanhangig tegen TI. De behandelend rechter beveelt een inlichtingencomparitie waar de algemeen directeur van TI, Jasper, verschijnt. Jasper groet de behandelend rechter op amicale wijze en merkt op dat de voorliggende kwestie hem erg doet denken aan de reis die hij maakte als student met zijn studentenvereniging. De rechter merkt op dat die reis hem ook nog levendig voor de geest staat. Ter zitting krijgt Erik sterk het gevoel dat de rechter er al uit is. Zo merkt de rechter op dat er in de Bermudadriehoek nou eenmaal veel schepen zinken en dat Jasper een uiterst betrouwbare zakenman is die nooit het leven van zijn klanten in gevaar zou brengen.

Erik benadert u en vraagt of er een mogelijkheid is om de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Wat vertelt u hem?

Vraag 2 (6 punten)

Een tegen de Nederlandse grens in Duitsland gevestigd steenkolenmaatschappij veroorzaakt regelmatig vuurregens, dat reeds tweemaal een Nederlands boerenbedrijf ten gevolge daarvan in vlammen is opgegaan. De aan deze zijde van de grens gevestigde Nederlandse veehouders besluiten dat zo snel mogelijk een rechterlijk bevel tot onmiddellijke stopzetting van de verwerkingsprocessen tegen het bedrijf moet worden verkregen totdat afdoende maatregelen door het bedrijf genomen zijn om herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen.

Bij welke rechter of rechters van welk land kunnen de veehouders hun eis tot een rechterlijk verbod aanhangig maken als ze er rekening mee moeten houden dat het bedrijf de internationale bevoegdheid zal betwisten?

Vraag 3 (5 punten)

Jesse Blauw is chiropractor en heeft een eigen chiropractiepraktijk. Hij helpt zijn cliënten van veel blessures af en adverteert dan ook met de slogan: chiropractie, dat is pas fysiotherapie! Wat hem echter al jaren stoort, is dat hij btw moet afdragen aan de belastingdienst, terwijl de fysiotherapeuten zijn vrijgesteld van btw op grond van artikel 11 Wet omzetbelasting. Jesse doet telkens braaf aangifte, maar na de zoveelste belastingaanslag is hij er klaar mee. Hij benadert u en geeft aan dat hij een civiele procedure aanhangig wil maken waarin hij vordert dat de rechter voor recht zal verklaren dat de chiropractiepraktijk van Jesse vrijgesteld is van btw-afdracht.

Stel dat Jesse een bodemprocedure aanhangig maakt bij de civiele rechter, welk oordeel dient de civiele rechter in een dergelijke situatie dan in beginsel geven?

Vraag 4 (6 punten)

Leo de Jong heeft € 28.000,- te vorderen van.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

Erik, Tim en Jasper, die momenteel de bacheloropleiding Rechten volgen aan de RuG, hebben een discussie over de betekenis van de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Dombo Beheer B.V. tegen Nederland (EHRM 27 oktober 1993). Ze stellen elkaar de vraag of een of meer van de volgende drie stellingen juist is:

  1. De indertijd in Nederland geldende regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen, was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM.

  2. De toepassing van de regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM omdat Dombo BV van de Nederlandse rechters niet de gelegenheid had gekregen om haar zaak op zodanige wijze te presenteren dat zij niet in een beduidend slechtere positie verkeerde ten opzichte van haar wederpartij (NMB).

  3. De thans geldende regel van Nederlands recht dat een verklaring die de procespartij als getuige aflegt onder bepaalde voorwaarden beperkte bewijskracht heeft, is volgens de Hoge Raad niet in strijd met artikel 6 EVRM zoals uitgelegd door het EHRM in de Dombo-zaak.

Geef van elk van deze drie stellingen aan of zij juist is of niet.

Vraag 2 (6 ptn)

De in Keulen (Duitsland) gevestigde natuursteenhandel Kohle GmbH heeft een conflict met de in Groningen (Nederland) gevestigde BV Kamperman die verband houdt met de levering in het voorjaar van 2013 van een partij tegels voor Kohles kantoorruimte. Kohle is niet tevreden met de tegels die door Kamperman, zoals afgesproken, in Keulen zijn afgeleverd. Dit omdat de tegels door het ontbreken van een coating niet slijtvast zijn en dus niet de eigenschappen vertonen die Kohle op grond van de overeenkomst had mogen verwachten. Kohle weigert de (volledige) koopsom te betalen, zolang Kamperman het gebrek niet verhelpt, dan wel vermindering van de koopprijs aanbiedt. Kamperman stelt zich op het standpunt dat Kohle precies gekregen heeft waar hij recht op had en dat de overeenkomst niet voorzag in de levering van tegels met een coating.

Kamperman wil dat Kohle de koopprijs betaalt door, zoals afgesproken, ervoor te zorgen dat de rekening die Kamperman aanhoudt bij zijn bank in Groningen gecrediteerd wordt met het verschuldigde bedrag. Kamperman vraagt zich af of hij een eventuele rechtsvordering bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig kan maken, dan wel of hij in Duitsland moet procederen. Kohle heeft bij voorbaat te kennen gegeven zich tegen een procedure in Nederland te zullen verzetten. Hij beroept zich erop dat hij woonplaats heeft in Duitsland en dus rechtens niet hoeft te accepteren dat hij als verweerder in een procedure in Nederland wordt betrokken.

Welke rechter is bevoegd om kennis.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Anders huurt van Hiddema een ruimte die hij gebruikt als opslagruimte voor zijn schilderijen. Af en toe neemt hij iemand mee die hij rondleidt en die een werk van hem koopt. Tegenover Hiddema doet Anders het voorkomen alsof sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit hij rechtstreeks en regelmatig schilderijen verkoopt. Achtergrond is de wet die de huurder van middenstandsbedrijfsruimte beschermt (art. 7:290 BW). Als Hiddema te kennen geeft het pand vrij van huur te willen verkopen, weiger Anders de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen met een beroep op deze huurbescherming. Hiddema laat Anders voor de kantonrechter dagvaarden en vordert een verklaring voor recht dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Tussen partijen is betwist of sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreekse levering plaatsvindt. Onderweg naar zijn werk wandelt de kantonrechter op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het gebouw en constateert met eigen ogen dat de ruimte niet voor het publiek toegankelijk is in de zin van de wet.

Kan de kantonrechter op grond van deze waarnemingen als vaststaand aannemen dat geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreeks roerende zaken aan het publiek worden geleverd en de eis toewijzen? Zo nee, wat kan en had hij dan moeten doen? Noem drie mogelijkheden.

Vraag 2 (6 punten)

In een procedure rijst twijfel aan de echtheid van een akte waarin de inmiddels overleden mevrouw Gerritsen verklaart bepaalde schilderijen te hebben verkocht en geleverd aan haar toenmalige secretaris en vermogensbeheerder, Horstman. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeert dat de handtekening vermoedelijk wel echt is, maar dat niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de koopovereenkomst er later boven is gezet. Omdat mevrouw aan het eind van haar leven niet helemaal meer scherp was en omdat Horstman geen goed antwoord kan geven op de vraag hoe hij aan het geld voor de koopsom zou zijn gekomen, gelooft de rechtbank hem niet, neemt op voorhand als vaststaand aan dat de tekst inderdaad later boven de handtekening is gezet en belast Horstman met het (tegen)bewijs dat de akte niet later ingevuld is althans dat de gestelde koopovereenkomst inderdaad gesloten is. Als Horstman merkt dat dezelfde rechter die het deskundigenbericht bevolen heeft ook optreedt als enquêterechter verliest hij alle vertrouwen in een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak. Wat hij vreest wordt bewaarheid: het eindvonnis wordt gewezen door wéér dezelfde rechter die hem niet in zijn bewijslevering geslaagd acht. Als Horstman in hoger beroep grieft over het feit dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij in het tussenvonnis al eerder over de zaak had geoordeeld, wordt.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

BelPraat BV brengt sinds een week een nieuwe smartphone op de markt. De verkopen van het nieuwe product verlopen boven verwachting, tot een concurrent, RapBel BV, ontdekt dat dit nieuwe model wel heel erg lijkt op het door RapBel ontworpen model dat zij al enige tijd op de markt brengt. RapBel is van mening dat BelPraat inbreuk maakt op het intellectuele eigendomsrecht van Rapbel. Zij wil dan ook dat Belpraat direct stopt met de verkoop van de desbetreffende smartphone. Belpraat weigert dit echter. Daarop begint RapBel een kortgedingprocedure en vordert dat BelPraat wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop van de smartphone. In de kortgedingprocedure wordt RapPel in het gelijk gesteld. Na betekening van het vonnis aan BelPraat stopt zij inderdaad met de verkoop maar wil zich toch niet bij het kortgedingvonnis neerleggen. BelPraat begint daarom een bodemprocedure. De rechter in de bodemprocedure stelt BelPraat in het gelijk. Inmiddels zit BelPraat echter met een voorraad verouderde smartphones en moet zij deze tegen dumpprijzen van de hand doen. Wie moet deze schade dragen en op welke grond?

Vraag 2 (6 ptn)

Tussen Arie en Renske heeft een aanrijding plaatsgehad. Arie laat Renske dagvaarden en vordert in rechte een veroordeling van Renske tot vergoeding van de door hem, Arie, geleden materiële en immateriële schade van respectievelijk 100.000 euro en 10.000 euro. De rechtbank, sector civiel, wijst op 20 augustus 2012 een interlocutoir tussenvonnis. In dat vonnis staat in het dictum een beslissing dat Renske schuldig is aan de aanrijding en dat Renske derhalve de gevorderde materiële schade aan Arie moet vergoeden. Verder beslist de rechtbank dat Arie de door hem gestelde immateriële schade zal mogen bewijzen. Op 22 maart 2013 wijst de rechtbank eindvonnis, waarbij de vordering van Arie tot vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt afgewezen. Zowel Renske als Arie willen hoger beroep instellen. Kan dat?

Vraag 3 (5 ptn)

Milieuvereniging 'Toekomstwater” doet een exploit van dagvaarding uitgaan waarin zij de Staat der Nederlanden als exploitant van de elektriciteitsmaatschappij 'De noordput' oproept om te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord- Nederland om een verbod tegen zich te horen uitspreken tot verdere lozing van warm afvalwater, zolang de vereiste vergunningen niet zijn afgegeven. De vordering wordt gebaseerd op artikel 162 Boek 6 Burgerlijk Wetboek. De Staat betwist dat de vereniging bevoegd zou zijn om een dergelijke rechtsvordering in te stellen (geen ‘ius agendi’).

Is de vereniging bevoegd om een dergelijke rechtsvordering in te stellen en aan de hand van welke criteria moet de voorzieningenrechter dat beoordelen?

Vraag 4 (6 ptn)

Tristan heeft van Satish een bedrag van 15.000 euro te vorderen wegens verleende transportdiensten. Als Satish weigert te betalen, wordt hij op vordering van Tristan.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Laura en Dennis procederen over de verkoop van een woning bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. Er vindt een comparitie na antwoord plaats. Beide partijen krijgen daar voldoende gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Na die comparitie na antwoord wijst de rechtbank een tussenvonnis waarin Dennis een bewijsopdracht krijgt. Er worden vervolgens diverse getuigen gehoord, zowel door Dennis als door Laura. Na die getuigenverhoren hebben beide partijen nog een conclusie ingediend waarbij zij beiden ook nieuwe stukken in het geding hebben gebracht. Nadien verzoekt Laura de rechtbank om pleidooi te mogen houden.

Heeft Laura recht op pleidooi?

Vraag 2 (6 punten)

Door een, naar later blijkt, veel te hoge belastingaanslag, raakt Stepan in problemen en wordt failliet verklaard. De aanslagen worden later, na bezwaar en beroep, bijgesteld, maar het kwaad is dan al geschied. Mijnheer Stepan was in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Dolly. Het faillissement raakte door de werking van artikel 63 Fw ook de vermogensbelangen van mevrouw. Terwijl het faillissement nog voortduurt, spreekt mevrouw Dolly die inmiddels gescheiden is, de Staat aan en eist een veroordeling tot schadevergoeding stellende dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Aanvankelijk, bij conclusie van antwoord, bestrijdt de Staat dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Tijdens de comparitie voert de Staat daarenboven nog aan dat enkel de faillissementscurator deze rechtsvordering had mogen instellen (art. 25 lid 1 Fw). Mevrouw stelt dat de Staat dit verweer niet pas ter comparitie naar voren mag brengen en wil dat de rechter dit verweer buiten beschouwing laat.

Wat moet de rechter met betrekking tot dit door mevrouw opgeworpen punt beslissen?

Vraag 3 (6 punten)

Veltman, handelaar in vastgoed en wonende te Groningen, wil Klaassen laten dagvaarden teneinde de rechter een veroordeling van Klaassen tot het betalen van een bedrag groot 30.000 euro te horen uitspreken. Klaassen woont te Essen (Bondsrepubliek Duitsland) en is volgens Jansen verplicht tot betaling omdat het gaat om achterstallige huurtermijnen die Schneider op grond van een huurovereenkomst als huurder verschuldigd is aan Veltman als verhuurder en die een winkelpand voor kledingverkoop betreft in het centrum van Maastricht. Veltman laat Klaassen dagvaarden voor de rechtbank Noord-Nederland. Klaassen verschijnt, maar begint zijn verweer met de betwisting van de bevoegdheid van de rechtbank.

Wat moet de rechtbank omtrent zijn bevoegdheid beslissen?

Vraag 4 (5 punten)

Fruithandel Kiwi en fruitteler Aardbei hebben een geschil over de levering van blauwe bessen. Partijen besluiten het geschil te laten beslechten door een bindend adviseur. Na onderzoek te hebben gedaan, komt de bindend adviseur tot de uitspraak dat Aardbei aan Kiwi schade moet vergoeden. Aardbei heeft daar echter grote bezwaren tegen en is niet van plan het bindend advies na te komen. Volgens hem.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Burgerlijk Procesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 3, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1696
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.