Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Anders huurt van Hiddema een ruimte die hij gebruikt als opslagruimte voor zijn schilderijen. Af en toe neemt hij iemand mee die hij rondleidt en die een werk van hem koopt. Tegenover Hiddema doet Anders het voorkomen alsof sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit hij rechtstreeks en regelmatig schilderijen verkoopt. Achtergrond is de wet die de huurder van middenstandsbedrijfsruimte beschermt (art. 7:290 BW). Als Hiddema te kennen geeft het pand vrij van huur te willen verkopen, weiger Anders de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen met een beroep op deze huurbescherming. Hiddema laat Anders voor de kantonrechter dagvaarden en vordert een verklaring voor recht dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Tussen partijen is betwist of sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreekse levering plaatsvindt. Onderweg naar zijn werk wandelt de kantonrechter op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het gebouw en constateert met eigen ogen dat de ruimte niet voor het publiek toegankelijk is in de zin van de wet.

Kan de kantonrechter op grond van deze waarnemingen als vaststaand aannemen dat geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreeks roerende zaken aan het publiek worden geleverd en de eis toewijzen? Zo nee, wat kan en had hij dan moeten doen? Noem drie mogelijkheden.

Vraag 2 (6 punten)

In een procedure rijst twijfel aan de echtheid van een akte waarin de inmiddels overleden mevrouw Gerritsen verklaart bepaalde schilderijen te hebben verkocht en geleverd aan haar toenmalige secretaris en vermogensbeheerder, Horstman. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeert dat de handtekening vermoedelijk wel echt is, maar dat niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de koopovereenkomst er later boven is gezet. Omdat mevrouw aan het eind van haar leven niet helemaal meer scherp was en omdat Horstman geen goed antwoord kan geven op de vraag hoe hij aan het geld voor de koopsom zou zijn gekomen, gelooft de rechtbank hem niet, neemt op voorhand als vaststaand aan dat de tekst inderdaad later boven de handtekening is gezet en belast Horstman met het (tegen)bewijs dat de akte niet later ingevuld is althans dat de gestelde koopovereenkomst inderdaad gesloten is. Als Horstman merkt dat dezelfde rechter die het deskundigenbericht bevolen heeft ook optreedt als enquêterechter verliest hij alle vertrouwen in een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak. Wat hij vreest wordt bewaarheid: het eindvonnis wordt gewezen door wéér dezelfde rechter die hem niet in zijn bewijslevering geslaagd acht. Als Horstman in hoger beroep grieft over het feit dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij in het tussenvonnis al eerder over de zaak had geoordeeld, wordt hem voor de voeten geworpen dat hij, alvorens hoger beroep in te stellen, éérst het door de wet voor dit soort klachten opgenomen middel had moeten beproeven.

Welk middel is dat? Gesteld dat de appelrechter Horstman in zijn hoger beroep ontvankelijk acht ook zonder dat hij eerst van dit middel gebruik heeft gemaakt, heeft Horstman gelijk en is inderdaad sprake geweest van partijdigheid?

Vraag 3 (6 punten)

Op de Facebookpagina ‘Rechten in Groningen’ ontspint zich een discussie over de vraag of voor het openbaar ministerie ook in civiele zaken een rol is weggelegd. De volgende twee stellingen staan ter discussie. Sommigen menen (1) dat het openbaar ministerie zijn wezenlijke taak op het gebied van de strafrechtpleging heeft en dat in civiele zaken het openbaar ministerie geen rol speelt. Alleen kan het in de feitelijke instanties als (eisende of gedaagde) partij optreden met als bijzonderheid dat het niet verplicht is om bij advocaat te procederen. Anderen menen (2) dat de rol van het openbaar ministerie in civiele zaken verder gaat. Zo heeft het in een aantal civiele zaken waar een publiek belang speelt een bijzondere actiebevoegdheid en heeft het bovendien in alle civiele zaken die bij rechtbank of hof spelen het recht om, desverlangd, gehoord te worden.

Bespreek de twee stellingen. Zijn ze juist of onjuist? Motiveer waarom en geef zo nodig een voorbeeld.

Vraag 4 (6 punten)

Naar aanleiding van een ongeval, veroorzaakt door Bram, wordt door gelaedeerde partij Teun onder meer een schadevergoeding van €500.000 gevorderd. Teun voert in dat kader aan, dat Bram met het veroorzaken van het ongeval een onrechtmatige daad jegens Teun heeft gepleegd. De rechter is van oordeel dat hier inderdaad sprake is van een onrechtmatige daad van Bram, maar hij meent dat hij niet tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding kan komen, omdat volgens hem de omvang van de schade op dit moment niet voldoende duidelijk is.

Stel dat de rechter van oordeel is dat hier sprake is van een onrechtmatige daad. Op grond van de stukken is hij echter ook van oordeel dat der op dit moment niet voldoende duidelijkheid is over de gevorderde schadevergoeding. Wat kan de rechter over de ingestelde vordering beslissen?

Vraag 5 (6 punten)

De Wit laat Houthuijzen dagvaarden ter zake van een vordering tot betaling van de koopprijs voor de tegels die De Wit aan Houthuijzen geleverd heeft. Houthuijzen verschijnt en voert verweer. In de conclusie van antwoord voert hij aan dat hij de koopprijs al aan De Wit betaald heeft. Hij onderbouwt deze stelling met gegevens over het bedrag, tijdstip en betaalwijze. De Wit ontkent betaling ontvangen te hebben. In hoeverre mag Houthuijzen bij de comparitie zijn verweer aanvullen met c.q. verdiepen door aan te voeren dat (1) de dagvaarding aan een gebrek lijdt dat nietigheid met zich meebrengt en/of (2) de vordering tot betaling van de koopprijs verjaard is en/of (3) over deze kwestie al eerder geprocedeerd is waarbij de rechter beslist heeft dat betaald is.

Geef bij elk van deze drie aanvullende verweren gemotiveerd aan of Houthuijzen ze nog in het stadium van de comparitie mag aanvoeren.

Vraag 6 (6 punten)

Kers vordert schadevergoeding van Lams, omdat lams, naar Kers stelt, giftig afval gedumpt heeft. Partijen procederen bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. De rechtbank wijst een tussenvonnis waarin Kers een bewijsopdracht krijgt. Kers roept vervolgens diverse getuigen op, waaronder zichzelf. Als getuige verklaart Kers dat hij (Kers) weet dat Lams op 13 februari 2014 giftige stoffen heeft gedumpt op een verlaten haventerrein, maar dat hij (Kers) daar zelf niet bij was en dat dumpen door Lams dus ook niet zelf heeft gezien. Op de vraag hoe hij (Kers) dan weet van dat voorval, heeft hij geen antwoord. De advocaat van Lams ontkent de gang van zaken als geschetst door Kers en stelt dat de verklaring van Kers dat Lams op 13 februari 2014 giftige stoffen heeft gedumpt niet mag worden meegewogen in het rechterlijk bewijsoordeel, omdat Kers, zoals hij (Kers) zelf al aangaf, die (door hem gestelde) dumping op die datum niet zelf heeft waargenomen. Kers stelt daarentegen dat hij weliswaar partij is in deze zaak, maar dat er ook ander bewijs is dat zijn stelling ondersteunt. Dat aanvullende bewijs betreft verklaringen van andere getuigen die ook hebben verklaard dat Lams giftige stoffen heeft gedumpt. Mag de rechter waarde hechten aan de verklaring van Kers dat Lams op 13 februari 2014 giftige stoffen heeft gedumpt? Ga in uw antwoord in op de genoemde stelling van de advocaat van Lams en het verweer daartegen van Kers.

Vraag 7 (6 punten)

Abbott heeft op 12 april 2012 jegens Solvay een verstekvonnis verkregen waarin Solvay is veroordeeld tot betaling aan Abbott van €3.300. Het vonnis is op 17 april 2012 persoonlijk aan de 18-jarige, bij hem inwonende, zoon van Solvay betekend. Op 10 mei 2012 laat Abbott door de deurwaarder executoriaal beslag leggen op de inboedel van Solvay. De datum voor de executoriale verkoop wordt bepaald op 12 juni 2012. Twee dagen nadat het beslag gelegd is, te weten op 12 mei 2012, ontdekt Solvay dat Abbott in de procedure die leidde tot het verstekvonnis bedrog heeft gepleegd en op die manier het betrokken vonnis jegens hem heeft verkregen. Als Solvay een rechtsmiddel tegen het verstekvonnis wil instellen, staat voor hem dan nog een rechtsmiddel open en, zo ja, welk rechtsmiddel?

Vraag 8 (6 punten)

Tussen Freek, die een tomatenkwekerij uitoefent, en buurman Gerben bestaat een hardnekkig geschil, onder andere over een kas die in het zicht van Gerbens landhuis gelegen is. Na bemiddeling besluiten Freek en Gerben hun geschil bij te leggen. Freek zal onder andere de kas verplaatsen waartegenover bepaalde concessies van Gerben staan. De gemaakte afspraken worden geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst die wordt neergelegd in een notariële akte. Een en ander wordt kracht bijgezet door een boete van 500 euro per dag met een maximum van € 150.000. Als 10 dagen na het afgesproken tijdstip de kas nog niet verplaatst is, stelt Gerben zich op het standpunt dat Freek €5.000 aan boete verbeurd heeft. Hij begint met de invordering door betekening van de grosse van de notariële akte in combinatie met een bevel tot betaling en, als dit na twee dagen uitblijft, gevolgd door beslaglegging door de deurwaarder op Freeks grond. Freek vordert in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, I. te verklaren voor recht dat Gerben onrechtmatig jegens hem (Freek) heeft gehandeld door over te gaan tot het treffen van executiemaatregelen en dat Gerben aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade. II. Gerben te verbieden de grosse (verder) ten uitvoer te leggen en hem te gebieden de genomen executiemaatregelen ongedaan te maken door opheffing van het beslag. Wat zal de voorzieningenrechter ten aanzien van de onder I genoemde eis beslissen?

Vraag 9 (6 punten) (vervolg op vraag 8)

Stel, ongeacht uw antwoord op vraag 8, dat de voorzieningenrechter alleen op de onder II geformuleerd eis hoeft te beslissen. De vraag is of Gerben op basis van de grosse van de notariële akte executiemaatregelen had mogen laten nemen of dat hij eerst een tot nakoming veroordelend vonnis had moeten verwerven. Freek stelt verder dat, zo dit het geval is, de grosse van deze notariële akte volgens hem niet voldoet aan de eisen die de Hoge Raad stelt aan de vordering c.q. Schuld zoals die in de akte is omschreven en neergelegd. Kan de grosse van een notariële akte fungeren als legitimatie tot het nemen van executie- maatregelen? Stel dat aangenomen mag worden dat naar Nederlands recht de grosse als zodanig kan fungeren. Aan welke eisen moet dan volgens de Hoge Raad de vordering voldoen ter invordering waarvan de executiemaatregelen genomen worden en is daar hier aan voldaan?

Vraag 10 (6 punten)

Feike Hiemstra wil scheiden van haar echtgenoot Karel Appel en heeft daartoe een eenzijdig verzoek tot echtscheiding ingediend. Gedurende de echtscheidingsprocedure lopen de ruzies zo hoog op, dat Feike en Karel onmogelijk nog onder één dak kunnen wonen. Feike wil Karel dan ook zo snel mogelijk het huis uit werken. De echtscheidingsbeschikking van de rechter zal evenwel niet op korte termijn worden gegeven, en Feike wil daar zeker niet op wachten. Welke mogelijkheid biedt de wet Feike in zo’n geval?

Vraag 11 (5 punten)

Vanwege een geschil zijn Bryan en Joep een arbitrale procedure begonnen, hetgeen uiteindelijk resulteert in een arbitraal vonnis. Joep is echter zeer ontevreden over de uitkomst die in het vonnis is neergelegd en wil de uitspraak dan ook aantasten. Welke drie mogelijkheden staan Joep (ervan uitgaande dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan) naar de huidige stand van zaken ter beschikking?

Vraag 12 (6 punten)

Een in Praag (Tsjechië) wonende Nederlander heeft aldaar roerende zaken verkocht en geleverd aan een eveneens aldaar gevestigd Tsjechisch bedrijf. Het Tsjechische bedrijf doet met enige regelmaat zaken in Nederland en heet dan ook een rekening bij de Regiobank in Amsterdam. Als betaling van de rekening uitblijft wil de verkoper het Tsjechische bedrijf voor de Nederlandse rechter laten dagvaarden. In de koopovereenkomst is niets afgesproken over de bevoegde rechter en de plaats van betaling. Kan de verkoper met zijn rechtsvordering terecht bij de Nederlandse rechter? Zo ja, op welke grond is die bevoegd? Zo nee, wat moet de verkoper dan doen om daar verandering in te brengen?

Antwoordindicatie

Antwoord vraag 1: Beginselen

De (niet) publieke toegankelijkheid is door Hiddema aan haar eis ten grondslag gelegd. Als betwist feit mag de rechter het pas aan zijn beslissing ten grondslag leggen als het is komen vast te staan. Hij mag dit vaststaan echter niet baseren op zijn waarnemingen die hij tijdens zijn niet-officiële bezoekjes heeft gedaan. De wettelijke waarborgen zoals vervat in artikel 201 Rv zijn namelijk niet in acht genomen (art. 149 lid 1 Rv). Bovendien hebben partijen hun standpunt over deze waargenomen feiten niet naar voren kunnen brengen (art. 19 Rv). De kantonrechter had verschillende dingen kunnen doen: een gerechtelijke plaatsopneming bevelen, bij een comparitie partijen de gelegenheid geven om hun standpunt kenbaar te maken of een bewijsopdracht verstrekken.

Vindplaats: Stein/Rueb 2013, paragraaf 2.3.1, § 2.8.3 en § 7.8

Antwoord vraag 2: Beginselen

Het middel dat de wet ten dienste stelt om zich te verweren tegen berechting door een partijdige rechter is de wraking (art. 36 Rv). Het verwijt dat sprake is geweest van een inbreuk op de eis van beoordeling door een onpartijdige rechter gaat niet op omdat het juist in overeenstemming is met de eisen van een behoorlijke rechtspleging dat de rechter die op grond van het voorhanden materiaal een oordeel heeft gegeven over de noodzaak van bewijslevering in dezelfde instantie vervolgens zoveel als mogelijk ook (mee)beslist over de vraag of dit bewijs is geleverd. Bovendien is het de taak van de rechter om te oordelen over de waarschijnlijkheid en aannemelijkheid van de stellingen van partijen.

Vindplaats: Stein/ Rueb (2013), paragraaf 2.6

Antwoord vraag 3: Gens de justice

Stelling (1) is juist voor zover het de strafrechtelijke taak van het OM betreft en de mogelijkheid om als gewone partij in civiele zaken op te treden (inderdaad zonder advocaat – art. 43 lid 2 Rv), maar onvolledig gelet op stelling (2). Deze is juist wat betreft de bijzondere actiebevoegdheid (bijvoorbeeld BW art. 1:267, 1:69 lid 1 onder d, 2:20 (vgl. Stichting Martijn), 2:345 lid 2, Fw art. 1 lid 2) en het recht om gehoord te worden (art. 44 Rv).

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 3.9

Antwoord vraag 4: Dagvaarding

Er is hier naar het oordeel van de rechter sprake van een onrechtmatige daad, Bram is schadeplichtig. De rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, begroot, voor zover dat mogelijk is, de schade in het vonnis. Als dat niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat. De rechter kan in dit geval (ambtshalve) doorverwijzen naar de schadestaatprocedure (art. 612 Rv).

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 5.8 en § 7.1.2

Antwoord vraag 5: Procesverloop

Dat de dagvaarding nietig is, is een exceptief verweer dat al in de conclusie van antwoord aangevoerd had moeten worden (art. 128 lid 3 Rv; Staat/Van Galen). Dit afgezien van het feit dat, nu Houthuijzen is verschenen, dit beroep alleen zal kunnen slagen als het om een gebrek gaat dat Houthuijzen onredelijk in zijn belangen schaadt (art. 122 Rv). Verjaring is een principaal (inhoudelijk) verweer ook al leidt de constatering dat een rechtsvordering verjaard is tot de conclusie dat de eiser niet bevoegd is om de rechtsvordering in te stellen (ontbreken van ius agendi). Aangezien in de conclusie van antwoord al principaal verweer gevoerd is, mag dit in een later stadium van de procedure worden aangevuld met ander principaal verweer (art. 128 lid 3 slot Rv). Ook bij een beroep op gezag van gewijsde is sprake van een principaal verweer.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 6.5.2 onder b. Staat/Van Galen

Antwoord vraag 6: Bewijs

De advocaat van Lams heeft gelijk. Kers verklaart hier niet uit eigen waarneming (art. 163 Rv). Het verweer van Kers heeft betrekking op zijn rol als partij-getuige (art.164 Rv), maar ook een partijgetuige kan alleen uit eigen waarneming verklaren.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 7.3.5 slot en 7.5.11

Antwoord vraag 7: Rechtsmiddelen

Solvay kan tegen het verstekvonnis verzet doen. De termijn van vier weken is nog niet verstreken omdat de termijn nog niet is begonnen is te lopen: de betekening aan de zoon kan niet gelden als een betekening aan Solvay in persoon, er is door hem geen daad gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen executie aan hem bekend was en de executie is nog niet bezegeld door de executoriale verkoop (art. 143 en 144 Rv). Het rechtsmiddel herroeping staat niet open omdat het verstekvonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan (art. 382 Rv).

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 10.2.2 en 10.6.1

Antwoord vraag 8: Kort geding

Afwijzen, want voor toewijzing van een verklaring voor recht is in kort geding geen plaats gelet op het karakter van een voorlopige voorziening. Die zou dan immers de plaats innemen van een beslissing in de bodemprocedure. Dáár moet definitief vastgesteld worden wat de rechtstoestand tussen partijen is en niet in kort geding.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 12.3.3

Antwoord vraag 9: Executie

De grosse van een authentieke akte kan dienstdoen als executoriale titel (art. 430 lid 1 Rv). De notariële akte is een authentieke akte. De HR heeft in Rabobank/ Visser (te kennen uit Rabobank/ Donselaar) beslist dat de vordering ten tijde van het opmaken van de akte moet bestaan, althans dat de vordering zijn onmiddellijke grondslag vindt in een ten tijde van het opmaken bestaande rechtsverhouding (zoals hier het geval is), en dat de grootte van de vordering in de akte omschreven wordt, althans dat de weg wordt aangegeven langs welke de grootte op voor de schuldenaar bindende wijze (hetgeen in de hier genoemde akte ontbreekt) kan worden vastgesteld.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 17.2. HR 2013 Rabobank/ Donselaar. HC 18-3-2014

Antwoord vraag 10: Verzoekschriftprocedure

Feike kan de rechter verzoeken haar bij voorlopige voorziening het uitsluitend recht op het gebruik van de echtelijke woning toe te kennen met het bevel dat haar echtgenoot de woning dient te verlaten en niet meer mag betreden. Art. 821 jo. 822 lid 1 sub a Rv.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 13.5.1 Ad 4; HC 4-3-2014

Antwoord vraag 11: Arbitrage

  1. Arbitraal hoger beroep, mits overeengekomen (art. 1050 Rv).

  2. Vernietiging (art. 1064 Rv), zie voor de gronden art. 1065 Rv.

  3. Herroeping (art. 1064 Rv), zie voor de gronden art. 1068 Rv.

Vindplaats; Stein/Rueb (2013), paragraaf 14.1.18. HC 26-2-2014.

Antwoord vraag 12: Conservatoir beslag, rechtsmacht

De gedaagde is gevestigd in Tsjechië. Tsjechië is geen EU-lidstaat, dus de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet vastgesteld worden aan de hand van de artikelen 2-9 Rv (art. 1 Rv). Daarin is geen grond te vinden die de Nederlandse rechter bevoegd maakt. Uit de vraag blijkt niet dat Tsjechische koper vrijwillig voor de Nederlandse rechter wil verschijnen. De artikelen 10 en 767 Rv wijzen de verkoper dan de weg. Hij moet aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof vragen tot het leggen van conservatoir beslag onder de Regiobank. Nadat beslag gelegd is, kan hij de Tsjechische koper voor de rechtbank Amsterdam laten dagvaarden en veroordeling tot betaling van de koopsom vorderen.

Vindplaats: Stein/Rueb (2013), paragraaf 3.2.4 en 18.3.5

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Burgerlijk Procesrecht I - RUG

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018


Het tentamen bestaat uit 12 vragen (deel A en deel B). In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij 39 punten heb je een 6.

Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015), p. 37 wordt opgemerkt: “Men kan constateren dat de rechter in toenemende mate (mede) verantwoordelijk is voor een voortvarend, efficiënt en effectief verlopend proces”. Toch zijn er nog onderdelen waarop de rechter (nog) lijdelijk is en sprake is van processuele partijautonomie. Noem een drietal van deze onderdelen.

Vraag 2 (6 punten)

Daan woont in Leiden en is in dienst van Field BV, een in Duitsland gevestigd bedrijf dat backpacks produceert. Daan is vertegenwoordiger van Field BV voor de Nederlandse markt. Zijn werk verricht hij vanuit Leiden. Field is niet tevreden over de door Daan behaalde resultaten en ontslaat hem. Daan wil dit ontslag aanvechten en een vordering instellen bij de Nederlandse rechter tot doorbetaling van loon. In zijn arbeidscontract staat dat Nederlands recht van toepassing is, maar dat de rechter van de vestigingsplaats van Field in Duitsland exclusief bevoegd is. Is de Nederlandse rechter, gelet op de forumkeuze voor de Duitse rechter in het arbeidscontract tussen Daan en Field, internationaal bevoegd over een door Daan in te stellen rechtsvordering te oordelen?

Vraag 3 (6 punten)

De cliënt van mr. Houdé, de Nederlandse vennootschap Kennis BV, heeft de procedure in eerste aanleg bij de Nederlandse rechter verloren en wil tegen dat vonnis in hoger beroep. De wederpartij is de Spanjaard Antonio Martinez, die woont op een bij Kennis BV bekend adres in Granada (Spanje). Antonio heeft in eerste aanleg woonplaats gekozen bij zijn Nederlandse advocaat, mr. Bartlema. Mr. Houdé denkt dat zij kan volstaan met betekening van de appeldagvaarding bij mr. Bartlema op de voet van artikel 63 Rv, maar daar denkt zijn kantoorgenoot, mr. de Wijer, anders over. Mr. de Wijer zegt: “Artikel 63 Rv geldt alleen voor binnenlandse zaken. Omdat de wederpartij een Spanjaard is met een bekend woonadres in Spanje, een EU-lidstaat, en de procedure zich in Nederland, eveneens een EU-lidstaat, afspeelt, ben je verplicht de weg van de Europese Betekeningsverordening II te bewandelen.” Welke opvatting - die van mr. Houdé of die van mr. de Wijer – is juist?

Vraag 4 (5 punten)

Tussen Koelewijn en van Soest, beiden ondernemer te den Haag, is een geschil ontstaan over de vraag wie er in Zuid Holland gerechtigd is om bepaalde producten op de markt te brengen. Koelewijn vindt dat zij door de starre opstelling van van Soest forse schade lijdt en wil dan ook schadevergoeding van van Soest ontvangen. Aangezien van Soest weigert te betalen maakt Koelewijn een procedure aanhangig bij de rechtbank te den Haag. Tijdens de comparitie zegt Koelewijn, bij monde van zijn advocaat, haar eis te vermeerderen. Van Soest vindt echter dat

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018


Vragen

Het tentamen bestaat uit 12 vragen. In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij minimaal 39 punten heb je een 6.

Vraag 1 (6 punten)

Ronde & Koning Vastgoed BV, gevestigd te den Haag, verhuurt aan Sarah een tamelijk bouwvallige woning in Monster (gemeente Westland). Sarah zegt met een brief van 31 juli 2017 de huur op tegen 1 september 2017, omdat zij met ingang van 15 augustus 2017 in Eindhoven gaat wonen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning na ommekomst van de huur in goede staat, schoon en leeg aan de verhuurder oplevert. Op 30 augustus 2017 geeft Sarah voor een aantal vrienden een afscheidsfeest in de woning te Monster. Dit feest loopt danig uit de hand. Eén van de vrienden van Sarah is Sander, die (net als inmiddels Sarah) in Eindhoven woont. Sander heeft teveel drank op en 'verbouwt' tijdens het feestje de gehuurde woning door links en rechts met een mokerhamer deuren, muren, sanitair, keuken en ramen te vernielen en met rode verf op verschillende muren te schrijven “Sander was er ook”. De schade bedraagt € 35.000. Bij de inspectie van de oplevering op 2 september 2017 bemerkt Ronde & Koning Vastgoed B.V. de grote ravage. Op internet zijn filmpjes te vindenover hoe het er tijdens het feestje aan is toegegaan. Het wangedrag van Saner komt in detail naar voren. Op basis hiervan besluit Ronde & Koning Vastgoed B.V. zowel Sarah (uit hoofde van wanprestatie) als Sander (uit hoofde van onrechtmatige daad) te dagvaarden en aan te spreken tot schadevergoeding. Deze vorderingen laat Ronde & Koning Vastgoed B.V., om kostentechnische redenen, opnemen in één dagvaarding die wordt betekend op 4 september 2017. In de dagvaarding staat als roldatum vermeld woensdag 18 oktober 2017.

Welke rechtbank is bevoegd om van de vordering tegen Sarah en Sander kennis te nemen?

Vraag 2 (6 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 1 genoemde door Ronde & Koning Vastgoed B.V. aan Sander en Sarah uitgebrachte dagvaarding bevat abusievelijk niet de op grond van art. 111 lid 2 aanhef en onder j Rv bedoelde aanzegging van art. 140 lid 3 Rv. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. bemerkt dit verzuim een paar weken voor de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017. Op welke wijze kan de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dit verzuim nog eigener beweging herstellen?

Vraag 3 (4 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 2 genoemde omissie in de dagvaarding wordt niet tijdig door de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. onderkend. Op de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017 verschijnen Sarah en Sander niet. De rechter verleent daarop terstond verstek tegen hen beiden en verwijst de zaak voor vonnis naar de rol van twee weken later. Kunnen

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Bram heeft net een nieuwe Porsche gekocht en rijdt wat rondjes door zijn woonplaats Den Bosch. Hij is nog niet goed bekend met de auto en rijdt daardoor gebrekkig over de weg. Als hij op enig moment ook aan het spelen is met het navigatiesysteem, gaat het mis. Hij botst tegen de Audi van Karel aan. Als gevolg van de botsing kan Karel een jaar niet werken. Karel stelt Bram aansprakelijk, maar Bram wijst alle aansprakelijkheid van de hand. Ooggetuige Trudie heeft alles gezien en gehoord, zo vertelt zij tegenover de camera van Brabant TV. “Ik hoorde een zwaar brommend geluid en zag iets zwarts voorbij razen. Die man reed wel 180 km/h en ook nog eens op de verkeerde weghelft. Hij knalde frontaal op die Audi.” Tijdens de procedure bij de rechtbank stelt Bram dat er sprake is van een kop-staartbotsing. Dat wordt in geen enkel processtuk betwist. Ook de rechter gaat daarvan uit. Totdat de rechter op een avond op de website van Brabant TV terechtkomt. Hij ziet het nieuwbericht over het ongeluk en bekijkt het fragment. Hij voelt zich onjuist voorgelicht door Bram en Karel. Hij kruipt daarom achter de computer om het vonnis direct af te ronden. Hij wijst de vordering toe en verwijst in zijn rechtsoverwegingen zelfs nog naar het bewust tv-fragment. Leg uit wat de rechter verkeerd heeft gedaan. Betrek in uw antwoord de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Vraag 2 (6 punten)

Freek van Lanschot woont in Rotterdam. Als hij met zijn auto voor een overleg in Utrecht moet zijn, veroorzaakt hij door zijn fout een ongeval. Daarbij loopt de auto van Petra Hogendijk schade op. Het gaat om €35.000. De zaak kan niet in minne worden geschikt, omdat Freek elke aansprakelijkheid ontkent: volgens hem heeft hij helemaal geen fout gemaakt. Petra wil Freek voor de rechter dagvaarden teneinde hem te laten veroordelen tot schadevergoeding. Ze beperkt haar vordering tot €25.000 omdat ze bij de kantonrechter wil procederen en het liefst bij de rechter in haar woonplaats Groningen. De advocaat van Freek laat weten dat zijn cliënt er niets voor voelt om naar Groningen af te reizen. Is het mogelijk om op die manier de kantonrechter bevoegd te maken en, zo ja, bij welke rechtbank of rechtbanken kan zij de zaak dan aanhangig maken?

Vraag 3 (6 punten)

Advocaat Gerritsen is een drukbezette heer. Haast kenmerkt zijn werk. De heer Frankema vraagt Gerritsen namens hem een zaak te beginnen tegen zijn buurman die een schuur voor een deel op zijn grond heeft gebouwd. Gerritsen stelt een dagvaarding op waarin hij echter een eis vergeet op te nemen. Als roldatum vermeldt hij in de dagvaarding woensdag 28 oktober 2015. Dat is.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In 1979 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak in de zaak Johanna Airey versus Ierland. De centrale vraag die het Hof moest beslissen was of Ierland voldaan had aan zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiende verdragsverplichting om te waarborgen dat mevrouw Airey bij de burgerlijke rechter terecht kon om haar recht op een judicial separation (vergelijkbaar met onze scheiding van tafel en bed) uit te oefenen. Ierland voerde aan dat mevrouw Airey het recht had om zelf de voor een judicial separation benodigde procedure bij de Ierse High Court te voeren. Het Hof oordeelde dat het enkele daartoe gerechtigd zijn onvoldoende was. Het verdrag eist van de verdragsluitende Staten méér, namelijk dat deze ervoor zorgen dat de onder hun rechtsmacht vallende onderdanen in staat zijn een dergelijk recht ook daadwerkelijk uit te oefenen. En dat laatste was voor mevrouw Airey een stap te ver, onder andere gelet op de geringe financiële middelen waarover ze kon beschikken, de opleiding die ze had genoten en de vergeefse pogingen die ze had gedaan om een solicitor te vinden die bereid was om voor haar het verzoek tot judicial separation in te dienen en door de justitiële molens heen te loodsen. Dat wijst sterk in de richting van een verplichting voor de verdragsluitende Staten om te zorgen voor een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtshulp en zo vatte Ierland het ook op. Ierland voerde aan dat het in het leven roepen en in stand houden van een dergelijk stelsel voor gefinancierde rechtshulp in personen- en familierechtelijke zaken de financiële spankracht van de Ierse overheidsfinanciën verre te boven zou gaan. In hoeverre ging het EHRM hierin mee? Vloeide volgens het Hof inderdaad uit artikel 6 EVRM zonder meer een verplichting voort voor een verdragsluitende Staat om te voorzien in een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand als het gaat om een burgerlijke zaak als waarvan hier sprake is?

Vraag 2 (6 punten)

Mark woont in Rolde. Hij huurt een winkelpand van Mul. Mul woont in Apeldoorn. Het betreft een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:290 BW. Het verhuurde pand ligt in Deventer. Na enkele jaren ontstaat een geschil rond de huurovereenkomst. In verband met dat geschil laat Mul Mark dagvaarden voor de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Mark verschijnt en neemt een conclusie van antwoord waarin hij inhoudelijk verweer voert. Op de comparitie na antwoord brengt Mark opeens naar voren dat Mul hem niet voor de juiste rechter heeft gedagvaard. Dat had de rechtbank Overijssel moeten zijn. Mul voert aan dat Mark daar niet pas bij de comparitie na antwoord mee aan kan komen zetten. Welke beslissing(en) zal de rechter nemen.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Op het vrijgezellenfeest van zijn neef Jan beklaagt Tonny zich over de rechtbank Noord-Nederland. Hij wacht al twee jaar op een vonnis in eenvoudige procedure die hij tegen de Gemeente Groningen voert. In die twee jaar is er niets gebeurd: de laatste mededeling van de rechtbank was dat zij vonnis zou wijzen. Brieven van hemzelf en van zijn advocaat hebben niets geholpen, er is nog altijd geen uitspraak. Neef Jan herinnert zich zijn colleges burgerlijk procesrecht en zegt dat zijn oom recht heeft op een schadevergoeding. Zijn vriendin Erna, die ook een cursus rechten heeft gevolgd in haar tussenjaar, is het met hem eens en komt met de volgende twee stellingen:

  1. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM kan in de lopende procedure worden ingesteld. Daartoe dient de Staat als derde in de procedure betrokken te worden.

  2. Verder dienen voldoende feiten en omstandigheden te worden gesteld om de vordering te onderbouwen, zowel wat de onredelijkheid van de duur betreft als, wanneer eenmaal vaststaat dat de redelijke termijn is overschreden, de immateriële schade die door Tonny is geleden (spanning, frustratie, ergernis etc.).

Geef van beide stellingen gemotiveerd aan of zij juist, onjuist of deels juist, deels onjuist zijn.

Vraag 2 (5 punten)

Kristel is een getalenteerde gitariste en studeert aan het conservatorium in Groningen. Zij zoekt een nieuwe gitaar en komt uit bij gitaarbouwer Charles van Es. Kristel laat haar oog vallen op een gitaar die volgens Charles is vervaardigd door gitaarbouwer Giroud aan het begin van de 17e eeuw. Kristel is meteen enthousiast en koopt de gitaar voor € 25.000,--. Als zij haar gitaar laat zien aan gitaarprofessional Floor Quitarin kermt ze uit: “Dat is waarlijk geen Giroud-gitaar!” Kristel besluit Charles in rechte te betrekken en vordert veroordeling van Charles van Es tot schadevergoeding wegens wanprestatie. De rechter, zelf een verdienstelijk gitarist, besluit na het zien van de gitaar om eens op Google te zoeken naar afbeeldingen van een ‘echte’ Giroud-gitaar. Na het bekijken van die foto’s concludeert de rechter dat de gitaar van Kristel inderdaad niet gebouwd kan zijn door Giroud en vernietigt de tussen Kristel en Charles gesloten koopovereenkomst.

Op welke twee punten gaat de rechter de fout in?

Vraag 3 (6 punten)

Omstreeks maart 2013 ploft bij de eigenaren van de winkelpanden van de bekende warenhuisketen D&F een epistel op de mat. Afzender: de directie van D&F. De strekking: beste vastgoedeigenaren, het gaat extreem slecht met D&F en daarom betalen we u van maart tot en met juni even geen huur. En na die vier maanden moet de huur structureel omlaag. We komen deze week.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Erik, een gepensioneerd directeur van een financieringsmaatschappij, koopt een groot vaartuig bij Temptation Island B.V. (TI) waarmee Erik mooie reizen wil gaan maken. Al bij de derde reis gaat het mis: de boot zinkt ter hoogte van de Bermudadriehoek en Erik kan maar ternauwernood worden gered door de Amerikaanse kustwacht. Bij thuiskomst maakt Erik een procedure aanhangig tegen TI. De behandelend rechter beveelt een inlichtingencomparitie waar de algemeen directeur van TI, Jasper, verschijnt. Jasper groet de behandelend rechter op amicale wijze en merkt op dat de voorliggende kwestie hem erg doet denken aan de reis die hij maakte als student met zijn studentenvereniging. De rechter merkt op dat die reis hem ook nog levendig voor de geest staat. Ter zitting krijgt Erik sterk het gevoel dat de rechter er al uit is. Zo merkt de rechter op dat er in de Bermudadriehoek nou eenmaal veel schepen zinken en dat Jasper een uiterst betrouwbare zakenman is die nooit het leven van zijn klanten in gevaar zou brengen.

Erik benadert u en vraagt of er een mogelijkheid is om de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Wat vertelt u hem?

Vraag 2 (6 punten)

Een tegen de Nederlandse grens in Duitsland gevestigd steenkolenmaatschappij veroorzaakt regelmatig vuurregens, dat reeds tweemaal een Nederlands boerenbedrijf ten gevolge daarvan in vlammen is opgegaan. De aan deze zijde van de grens gevestigde Nederlandse veehouders besluiten dat zo snel mogelijk een rechterlijk bevel tot onmiddellijke stopzetting van de verwerkingsprocessen tegen het bedrijf moet worden verkregen totdat afdoende maatregelen door het bedrijf genomen zijn om herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen.

Bij welke rechter of rechters van welk land kunnen de veehouders hun eis tot een rechterlijk verbod aanhangig maken als ze er rekening mee moeten houden dat het bedrijf de internationale bevoegdheid zal betwisten?

Vraag 3 (5 punten)

Jesse Blauw is chiropractor en heeft een eigen chiropractiepraktijk. Hij helpt zijn cliënten van veel blessures af en adverteert dan ook met de slogan: chiropractie, dat is pas fysiotherapie! Wat hem echter al jaren stoort, is dat hij btw moet afdragen aan de belastingdienst, terwijl de fysiotherapeuten zijn vrijgesteld van btw op grond van artikel 11 Wet omzetbelasting. Jesse doet telkens braaf aangifte, maar na de zoveelste belastingaanslag is hij er klaar mee. Hij benadert u en geeft aan dat hij een civiele procedure aanhangig wil maken waarin hij vordert dat de rechter voor recht zal verklaren dat de chiropractiepraktijk van Jesse vrijgesteld is van btw-afdracht.

Stel dat Jesse een bodemprocedure aanhangig maakt bij de civiele rechter, welk oordeel dient de civiele rechter in een dergelijke situatie dan in beginsel geven?

Vraag 4 (6 punten)

Leo de Jong heeft € 28.000,- te vorderen van.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

Erik, Tim en Jasper, die momenteel de bacheloropleiding Rechten volgen aan de RuG, hebben een discussie over de betekenis van de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Dombo Beheer B.V. tegen Nederland (EHRM 27 oktober 1993). Ze stellen elkaar de vraag of een of meer van de volgende drie stellingen juist is:

  1. De indertijd in Nederland geldende regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen, was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM.

  2. De toepassing van de regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM omdat Dombo BV van de Nederlandse rechters niet de gelegenheid had gekregen om haar zaak op zodanige wijze te presenteren dat zij niet in een beduidend slechtere positie verkeerde ten opzichte van haar wederpartij (NMB).

  3. De thans geldende regel van Nederlands recht dat een verklaring die de procespartij als getuige aflegt onder bepaalde voorwaarden beperkte bewijskracht heeft, is volgens de Hoge Raad niet in strijd met artikel 6 EVRM zoals uitgelegd door het EHRM in de Dombo-zaak.

Geef van elk van deze drie stellingen aan of zij juist is of niet.

Vraag 2 (6 ptn)

De in Keulen (Duitsland) gevestigde natuursteenhandel Kohle GmbH heeft een conflict met de in Groningen (Nederland) gevestigde BV Kamperman die verband houdt met de levering in het voorjaar van 2013 van een partij tegels voor Kohles kantoorruimte. Kohle is niet tevreden met de tegels die door Kamperman, zoals afgesproken, in Keulen zijn afgeleverd. Dit omdat de tegels door het ontbreken van een coating niet slijtvast zijn en dus niet de eigenschappen vertonen die Kohle op grond van de overeenkomst had mogen verwachten. Kohle weigert de (volledige) koopsom te betalen, zolang Kamperman het gebrek niet verhelpt, dan wel vermindering van de koopprijs aanbiedt. Kamperman stelt zich op het standpunt dat Kohle precies gekregen heeft waar hij recht op had en dat de overeenkomst niet voorzag in de levering van tegels met een coating.

Kamperman wil dat Kohle de koopprijs betaalt door, zoals afgesproken, ervoor te zorgen dat de rekening die Kamperman aanhoudt bij zijn bank in Groningen gecrediteerd wordt met het verschuldigde bedrag. Kamperman vraagt zich af of hij een eventuele rechtsvordering bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig kan maken, dan wel of hij in Duitsland moet procederen. Kohle heeft bij voorbaat te kennen gegeven zich tegen een procedure in Nederland te zullen verzetten. Hij beroept zich erop dat hij woonplaats heeft in Duitsland en dus rechtens niet hoeft te accepteren dat hij als verweerder in een procedure in Nederland wordt betrokken.

Welke rechter is bevoegd om kennis.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Anders huurt van Hiddema een ruimte die hij gebruikt als opslagruimte voor zijn schilderijen. Af en toe neemt hij iemand mee die hij rondleidt en die een werk van hem koopt. Tegenover Hiddema doet Anders het voorkomen alsof sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit hij rechtstreeks en regelmatig schilderijen verkoopt. Achtergrond is de wet die de huurder van middenstandsbedrijfsruimte beschermt (art. 7:290 BW). Als Hiddema te kennen geeft het pand vrij van huur te willen verkopen, weiger Anders de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen met een beroep op deze huurbescherming. Hiddema laat Anders voor de kantonrechter dagvaarden en vordert een verklaring voor recht dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Tussen partijen is betwist of sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreekse levering plaatsvindt. Onderweg naar zijn werk wandelt de kantonrechter op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het gebouw en constateert met eigen ogen dat de ruimte niet voor het publiek toegankelijk is in de zin van de wet.

Kan de kantonrechter op grond van deze waarnemingen als vaststaand aannemen dat geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreeks roerende zaken aan het publiek worden geleverd en de eis toewijzen? Zo nee, wat kan en had hij dan moeten doen? Noem drie mogelijkheden.

Vraag 2 (6 punten)

In een procedure rijst twijfel aan de echtheid van een akte waarin de inmiddels overleden mevrouw Gerritsen verklaart bepaalde schilderijen te hebben verkocht en geleverd aan haar toenmalige secretaris en vermogensbeheerder, Horstman. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeert dat de handtekening vermoedelijk wel echt is, maar dat niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de koopovereenkomst er later boven is gezet. Omdat mevrouw aan het eind van haar leven niet helemaal meer scherp was en omdat Horstman geen goed antwoord kan geven op de vraag hoe hij aan het geld voor de koopsom zou zijn gekomen, gelooft de rechtbank hem niet, neemt op voorhand als vaststaand aan dat de tekst inderdaad later boven de handtekening is gezet en belast Horstman met het (tegen)bewijs dat de akte niet later ingevuld is althans dat de gestelde koopovereenkomst inderdaad gesloten is. Als Horstman merkt dat dezelfde rechter die het deskundigenbericht bevolen heeft ook optreedt als enquêterechter verliest hij alle vertrouwen in een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak. Wat hij vreest wordt bewaarheid: het eindvonnis wordt gewezen door wéér dezelfde rechter die hem niet in zijn bewijslevering geslaagd acht. Als Horstman in hoger beroep grieft over het feit dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij in het tussenvonnis al eerder over de zaak had geoordeeld, wordt.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

BelPraat BV brengt sinds een week een nieuwe smartphone op de markt. De verkopen van het nieuwe product verlopen boven verwachting, tot een concurrent, RapBel BV, ontdekt dat dit nieuwe model wel heel erg lijkt op het door RapBel ontworpen model dat zij al enige tijd op de markt brengt. RapBel is van mening dat BelPraat inbreuk maakt op het intellectuele eigendomsrecht van Rapbel. Zij wil dan ook dat Belpraat direct stopt met de verkoop van de desbetreffende smartphone. Belpraat weigert dit echter. Daarop begint RapBel een kortgedingprocedure en vordert dat BelPraat wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop van de smartphone. In de kortgedingprocedure wordt RapPel in het gelijk gesteld. Na betekening van het vonnis aan BelPraat stopt zij inderdaad met de verkoop maar wil zich toch niet bij het kortgedingvonnis neerleggen. BelPraat begint daarom een bodemprocedure. De rechter in de bodemprocedure stelt BelPraat in het gelijk. Inmiddels zit BelPraat echter met een voorraad verouderde smartphones en moet zij deze tegen dumpprijzen van de hand doen. Wie moet deze schade dragen en op welke grond?

Vraag 2 (6 ptn)

Tussen Arie en Renske heeft een aanrijding plaatsgehad. Arie laat Renske dagvaarden en vordert in rechte een veroordeling van Renske tot vergoeding van de door hem, Arie, geleden materiële en immateriële schade van respectievelijk 100.000 euro en 10.000 euro. De rechtbank, sector civiel, wijst op 20 augustus 2012 een interlocutoir tussenvonnis. In dat vonnis staat in het dictum een beslissing dat Renske schuldig is aan de aanrijding en dat Renske derhalve de gevorderde materiële schade aan Arie moet vergoeden. Verder beslist de rechtbank dat Arie de door hem gestelde immateriële schade zal mogen bewijzen. Op 22 maart 2013 wijst de rechtbank eindvonnis, waarbij de vordering van Arie tot vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt afgewezen. Zowel Renske als Arie willen hoger beroep instellen. Kan dat?

Vraag 3 (5 ptn)

Milieuvereniging 'Toekomstwater” doet een exploit van dagvaarding uitgaan waarin zij de Staat der Nederlanden als exploitant van de elektriciteitsmaatschappij 'De noordput' oproept om te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord- Nederland om een verbod tegen zich te horen uitspreken tot verdere lozing van warm afvalwater, zolang de vereiste vergunningen niet zijn afgegeven. De vordering wordt gebaseerd op artikel 162 Boek 6 Burgerlijk Wetboek. De Staat betwist dat de vereniging bevoegd zou zijn om een dergelijke rechtsvordering in te stellen (geen ‘ius agendi’).

Is de vereniging bevoegd om een dergelijke rechtsvordering in te stellen en aan de hand van welke criteria moet de voorzieningenrechter dat beoordelen?

Vraag 4 (6 ptn)

Tristan heeft van Satish een bedrag van 15.000 euro te vorderen wegens verleende transportdiensten. Als Satish weigert te betalen, wordt hij op vordering van Tristan.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Laura en Dennis procederen over de verkoop van een woning bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. Er vindt een comparitie na antwoord plaats. Beide partijen krijgen daar voldoende gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Na die comparitie na antwoord wijst de rechtbank een tussenvonnis waarin Dennis een bewijsopdracht krijgt. Er worden vervolgens diverse getuigen gehoord, zowel door Dennis als door Laura. Na die getuigenverhoren hebben beide partijen nog een conclusie ingediend waarbij zij beiden ook nieuwe stukken in het geding hebben gebracht. Nadien verzoekt Laura de rechtbank om pleidooi te mogen houden.

Heeft Laura recht op pleidooi?

Vraag 2 (6 punten)

Door een, naar later blijkt, veel te hoge belastingaanslag, raakt Stepan in problemen en wordt failliet verklaard. De aanslagen worden later, na bezwaar en beroep, bijgesteld, maar het kwaad is dan al geschied. Mijnheer Stepan was in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Dolly. Het faillissement raakte door de werking van artikel 63 Fw ook de vermogensbelangen van mevrouw. Terwijl het faillissement nog voortduurt, spreekt mevrouw Dolly die inmiddels gescheiden is, de Staat aan en eist een veroordeling tot schadevergoeding stellende dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Aanvankelijk, bij conclusie van antwoord, bestrijdt de Staat dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Tijdens de comparitie voert de Staat daarenboven nog aan dat enkel de faillissementscurator deze rechtsvordering had mogen instellen (art. 25 lid 1 Fw). Mevrouw stelt dat de Staat dit verweer niet pas ter comparitie naar voren mag brengen en wil dat de rechter dit verweer buiten beschouwing laat.

Wat moet de rechter met betrekking tot dit door mevrouw opgeworpen punt beslissen?

Vraag 3 (6 punten)

Veltman, handelaar in vastgoed en wonende te Groningen, wil Klaassen laten dagvaarden teneinde de rechter een veroordeling van Klaassen tot het betalen van een bedrag groot 30.000 euro te horen uitspreken. Klaassen woont te Essen (Bondsrepubliek Duitsland) en is volgens Jansen verplicht tot betaling omdat het gaat om achterstallige huurtermijnen die Schneider op grond van een huurovereenkomst als huurder verschuldigd is aan Veltman als verhuurder en die een winkelpand voor kledingverkoop betreft in het centrum van Maastricht. Veltman laat Klaassen dagvaarden voor de rechtbank Noord-Nederland. Klaassen verschijnt, maar begint zijn verweer met de betwisting van de bevoegdheid van de rechtbank.

Wat moet de rechtbank omtrent zijn bevoegdheid beslissen?

Vraag 4 (5 punten)

Fruithandel Kiwi en fruitteler Aardbei hebben een geschil over de levering van blauwe bessen. Partijen besluiten het geschil te laten beslechten door een bindend adviseur. Na onderzoek te hebben gedaan, komt de bindend adviseur tot de uitspraak dat Aardbei aan Kiwi schade moet vergoeden. Aardbei heeft daar echter grote bezwaren tegen en is niet van plan het bindend advies na te komen. Volgens hem.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Burgerlijk Procesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 3, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1595
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.