Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Laura en Dennis procederen over de verkoop van een woning bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. Er vindt een comparitie na antwoord plaats. Beide partijen krijgen daar voldoende gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Na die comparitie na antwoord wijst de rechtbank een tussenvonnis waarin Dennis een bewijsopdracht krijgt. Er worden vervolgens diverse getuigen gehoord, zowel door Dennis als door Laura. Na die getuigenverhoren hebben beide partijen nog een conclusie ingediend waarbij zij beiden ook nieuwe stukken in het geding hebben gebracht. Nadien verzoekt Laura de rechtbank om pleidooi te mogen houden.

Heeft Laura recht op pleidooi?

Vraag 2 (6 punten)

Door een, naar later blijkt, veel te hoge belastingaanslag, raakt Stepan in problemen en wordt failliet verklaard. De aanslagen worden later, na bezwaar en beroep, bijgesteld, maar het kwaad is dan al geschied. Mijnheer Stepan was in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Dolly. Het faillissement raakte door de werking van artikel 63 Fw ook de vermogensbelangen van mevrouw. Terwijl het faillissement nog voortduurt, spreekt mevrouw Dolly die inmiddels gescheiden is, de Staat aan en eist een veroordeling tot schadevergoeding stellende dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Aanvankelijk, bij conclusie van antwoord, bestrijdt de Staat dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Tijdens de comparitie voert de Staat daarenboven nog aan dat enkel de faillissementscurator deze rechtsvordering had mogen instellen (art. 25 lid 1 Fw). Mevrouw stelt dat de Staat dit verweer niet pas ter comparitie naar voren mag brengen en wil dat de rechter dit verweer buiten beschouwing laat.

Wat moet de rechter met betrekking tot dit door mevrouw opgeworpen punt beslissen?

Vraag 3 (6 punten)

Veltman, handelaar in vastgoed en wonende te Groningen, wil Klaassen laten dagvaarden teneinde de rechter een veroordeling van Klaassen tot het betalen van een bedrag groot 30.000 euro te horen uitspreken. Klaassen woont te Essen (Bondsrepubliek Duitsland) en is volgens Jansen verplicht tot betaling omdat het gaat om achterstallige huurtermijnen die Schneider op grond van een huurovereenkomst als huurder verschuldigd is aan Veltman als verhuurder en die een winkelpand voor kledingverkoop betreft in het centrum van Maastricht. Veltman laat Klaassen dagvaarden voor de rechtbank Noord-Nederland. Klaassen verschijnt, maar begint zijn verweer met de betwisting van de bevoegdheid van de rechtbank.

Wat moet de rechtbank omtrent zijn bevoegdheid beslissen?

Vraag 4 (5 punten)

Fruithandel Kiwi en fruitteler Aardbei hebben een geschil over de levering van blauwe bessen. Partijen besluiten het geschil te laten beslechten door een bindend adviseur. Na onderzoek te hebben gedaan, komt de bindend adviseur tot de uitspraak dat Aardbei aan Kiwi schade moet vergoeden. Aardbei heeft daar echter grote bezwaren tegen en is niet van plan het bindend advies na te komen. Volgens hem gaat het hier, zoals de naam al zegt, slechts om een advies en is hij op geen enkele wijze aan het bindend advies gebonden.

Geef gemotiveerd aan of het standpunt van Aardbei juist of onjuist is.

Vraag 5 (6 punten)

Schuldeiser Kapitein heeft tot verhaal van zijn vordering op Kolonel ad 80.000,- euro een executoriaal beslag laten leggen op de bankrekening van Kolonel bij de MKB-Bank. Ten tijde van het beslag stond op deze rekening een positief saldo van 50.000,- euro. Na het beslag betaalt Vermeer, een schuldenaar van Kolonel, zijn schuld aan Kolonel van 30.000,- euro door overschrijving van dit bedrag op dezelfde bankrekening van Kolonel bij de MKB-Bank. Bovendien stort daags na deze creditering de MKB-Bank een bedrag van 10.000,- euro aan door de bank aan Kolonel verschuldigde rente op de beslagen rekening.

Welk bedrag van de rekening wordt door het beslag omvat?

Vraag 6 (5 punten)

Tussen vervoerder Levy en de eigenaar van garage Boomsma is een geschil gerezen naar aanleiding van de aankoop door Levy van een bedrijfswagen. De wagen blijkt na enkele ritjes naar klanten van Levy nogal wat gebreken te vertonen, en Levy heeft daarom besloten dat hij de auto niet langer wil houden. Na enige zinloze woordenwisselingen met de eigenaar van de garage waar hij de auto kocht, wil Levy overgaan tot ontbinding van de overeenkomst. Daarnaast wil hij van de verkoper het aankoopbedrag van 27.000 euro terugvorderen. Volgens zijn zoon, die rechten studeert, kan Levy de zaak zonder advocaat aanhangig maken bij de rechtbank omdat het hier om een kantonzaak gaat. Heeft de zoon gelijk of geen gelijk? En als hij geen gelijk heeft, wat zou Levy moeten doen om bij de kantonrechter te kunnen procederen (het verweer van gedaagde buiten beschouwing latend)?

Vraag 7 (6 punten)

In het arrest Vredo tegen Veenhuis (1993) overweegt de Hoge Raad dat het hof Den Haag tekort geschoten was in 's hofs verplichting tot motivering van zijn beslissing om de door Vredo gevorderde voorziening (verbod Veenhuis om inbreuk te maken op Vredo's octrooirecht inzake mestinjector) te weigeren. Het hof had overwogen zich niet in staat te achten zich in het bestek van een kort geding een gefundeerd oordeel te vormen over de vraag of de door Veenhuis vervaardigde mestinjector onder de beschermingsomvang van Vredo's octrooirecht viel en of dit octrooi ten gevolge van ingediende bezwaren kans maakte te worden herroepen. Hoewel het hof gespecialiseerd was als appelrechter in kort geding in octrooizaken en de president zich in de procedure in eerste aanleg wèl in staat had geacht over beide vragen een uitgebreid en gefundeerd oordeel te geven (met toewijzing van het gevraagde verbod), meende het hof te kunnen volstaan met het hierboven genoemd oordeel.

De Hoge Raad motiveert zijn beslissing dat het hof hiermee niet kan volstaan in de eerste plaats met een algemene overweging over wat de goede procesorde meebrengt hoe rechterlijke beslissingen ten minste moeten worden gemotiveerd en in de tweede plaats met het noemen van de omstandigheden die in dit speciale geval meebrachten dat het hof niet kon volstaan met de motivering die het had gegeven.

Geef aan hoe deze algemene overweging luidt en noem een tweetal omstandigheden die voor de Hoge Raad in dit geval reden waren om het hof op de vingers te tikken.

Vraag 8 (6 punten)

Enkele bewoners van een nieuw complex met seniorenwoningen in Groningen hebben bij de rechter vanwege een geschil over de splitsing van appartementsrechten een verzoekschrift ingediend. Verzoekers hebben echter nagelaten de rechter te verzoeken de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Wat heeft dit, nu het om een verzoekschriftprocedure gaat, voor gevolgen indien een belanghebbende hoger beroep tegen de beschikking in wil stellen?

Vraag 9 (6 punten)

Petrus, die een overeenkomst gesloten heeft met Nicodemus, stelt dat Nicodemus wanprestatie heeft gepleegd. Petrus laat Nicodemus dagvaarden voor de rechtbank, sector civiel. Hij eist primair ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van Nicodemus tot betaling van schadevergoeding en subsidiair veroordeling van Nicodemus tot nakoming op straffe van verbeurte van een dwangsom. Nicodemus, hoewel tijdig en volgens de regels opgeroepen, verschijnt niet en tegen hem wordt verstek verleend. De rechter wijst bij vonnis slechts de subsidiair ingestelde vordering van Petrus toe. Het vonnis wordt daags na de uitspraak aan Nicodemus in persoon betekend. Aanvankelijk onderneemt Nicodemus niets tegen zijn veroordeling, maar als Petrus, na twee en een halve maand, nog net binnen de beroepstermijn hoger beroep instelt, wil Nicodemus alsnog verweer tegen het primair en subsidiair gevorderde gaan voeren.

Nicodemus komt bij u om advies en vraagt zich af of hij dit gelet op het verstrijken van de verzetstermijn nog kan doen en, zo ja, in welke vorm hij dit het beste kan doen, mede gelet op het feit dat hij ook verweer wil voeren tegen het primair gevorderde.

Vraag 10 (6 punten)

Shlomo is bij een particulier onderzoeksinstituut in dienst als subsidiejager. Op een gegeven moment ontstaan problemen in de arbeidsverhouding. Na een gesprek besluiten partijen dat Shlomo een jaar de tijd krijgt om op kosten van het instituut naar een andere baan uit te kijken. Als de werkgever op een gegeven moment echter hoort dat Shlomo tegen betaling masterclasses geeft over subsidieaanvragen met gebruikmaking van de kennis die hij op het instituut heeft opgedaan, spreekt de werkgever Shlomo daarop aan. Afgesproken wordt dat Shlomo dergelijke masterclasses niet meer zal geven. Tegelijk dient de werkgever bij de kantonrechter een verzoek in om de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Tijdens de mondelinge behandeling laat de kantonrechter weten een enkele masterclass te weinig voor ontbinding te vinden en laat doorschemeren het verzoek te zullen afwijzen. Maar terwijl de rechter de dag erna achter zijn bureau de beschikking aan het concipiëren is, voert hij op zijn computer eerst nog een zoekactie op het world wide web (internet) uit. Hij komt een webpagina tegen waar Shlomo tegen uiterst commerciële prijzen cursussen en lezingen aanbiedt waarin hij als 'erkend expert de fijne kneepjes van het subsidie werven' zal onthullen. Als hij dat leest is het voor de kantonrechter duidelijk wat hem te beslissen staat. Zonder verdere plichtplegingen maakt hij een beschikking waarin hij de arbeidsovereenkomst ontbindt. Shlomo is hoogst verontwaardigd, hij had volgens zijn zeggen zijn hosting provider al opdracht gegeven de website buiten gebruik te stellen en wil in hoger beroep gaan tegen de ontbindingsbeschikking. Het onderzoeksinstituut meent dat dat niet mogelijk is.

Wat zijn de kansen van Shlomo om in zijn hoger beroep ontvangen te worden?

Vraag 11 (6 punten)

De onderscheiding eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak met de bijbehorende procesvormen kan in grote lijnen nog wel getrokken worden, maar heeft aan scherpte ingeboet. Illustreer dit aan de hand van de volgende stellingen:

  1. Bij eigenlijke rechtspraak is als procesinleidend geschrift steeds een dagvaarding vereist; bij oneigenlijke rechtspraak is dat een verzoekschrift.

  2. Bij eigenlijke rechtspraak is steeds sprake van een rechtsbetrekking in geschil die bij vonnis wordt beslist; bij oneigenlijke rechtspraak van een beschikking waarbij een rechtstoestand in het leven wordt geroepen, gewijzigd of teniet gedaan.

Beantwoord de vraag aan de hand van de volgende elementen: wat houdt de onderscheiding tussen eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak in, leg uit waarom beide stellingen niet langer meer onder alle omstandigheden waar zijn en illustreer dat aan de hand van een voorbeeld.

Vraag 12 (6 punten)

Paul meent op Florina een vordering te hebben tot betaling van een geldsom wegens verleende diensten op grond van een overeenkomst. Voordat Florina betaalt wordt hij in staat van faillissement verklaard. Paul dient zijn vordering ter verificatie in bij de curator. Als die het bestaan van de vordering betwist, verwijst de rechter-commissaris partijen, na vergeefs geprobeerd te hebben hen tot een schikking te bewegen, naar de zitting van de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken.

Moet, om de zaak bij de rechtbank aanhangig te maken, Paulbij dagvaarding worden opgeroepen om te verschijnen?

Antwoordindicatie

Antwoord vraag 1: Procesverloop; pleidooi

Als bij een comparitie voldoende gelegenheid is geweest om het partijstandpunt adequaat toe te lichten, kan de rechter bepalen dat geen nadere gelegenheid wordt gegeven tot het houden van pleidooi. In casu zijn echter na de comparitie nog bewijsverrichtingen verricht en zijn stukken ingediend. Dan bestaat wel recht op pleidooi.

Vindplaats: Stein/Rueb (2011), § 6.7

Antwoord vraag 2: Procesverloop conclusie van antwoord

De rechter moet het verwerpen. Het verweer van de Staat is een principaal, geen exceptief verweer (art. 128 lid 3 Rv). Het is niet gebaseerd op een regel van zuiver processuele aard die een inhoudelijk oordeel van de rechter over de rechtsbetrekking in geschil blokkeert. Omdat gegeven is dat in de conclusie van antwoord al enig principaal verweer gevoerd is (betwisting van de onrechtmatigheid) kan ook na de conclusie van antwoord nog nieuw principaal verweer (zoals in dit geval door de Staat gevoerd) naar voren gebracht worden. [Bonus: de vraag wie de rechtsvordering had moeten instellen, hangt er hier vanaf of zij ziet op een in de faillissementsboedel vallende vordering. De vordering en rechtsbetrekking in kwestie is die uit onrechtmatige daad. Of een dergelijke vordering in de boedel valt, hangt er vanaf of zij in de huwelijksgemeenschap is gevallen. Het verweer leidt er dus toe dat de rechter een beslissing moet nemen over de rechtsbetrekking die tussen partijen in geschil is.]

Vindplaats: Stein/Rueb (2011) § 6.5.2; (Staat/ Van Galen)

Antwoord vraag 3: Internationale bevoegdheid

De EEX-Verordening is van toepassing nu het gaat om de huur van een onroerende zaak die in Nederland is gelegen. Op grond van artikel 22 onder 1 EEX-Vo is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd. Binnen Nederland is echter niet de rechtbank Noord-Nederland, maar uitsluitend de rechtbank Limburg bevoegd (art. 103 Rv). Het gaat hier om een dagvaardingszaak en een bedrijfsruimte in de zin van artikel 290 Boek 7 BW die gelegen is in het arrondissement van de rechtbank Limburg. Op grond van art. 110 lid 1 jo lid 2 Rv zal de rechtbank Noord-Nederland zich onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank Limburg.

Vindplaats: Stein/Rueb (2011) § 3.2.2

Antwoord vraag 4: Bindend advies

Het standpunt van Aardbei is niet juist. Aardbei is volgens de vaststellingsovereenkomst (art. 7:900 lid 1 BW), die de basis vormt voor het bindend advies, gebonden aan de uitspraak. Nakoming kan gevorderd worden bij de rechter. Ook is goed: niet-ontvankelijkverklaring als een partij ondanks de afspraak toch naar de rechter stapt.

Vindplaats: HC; Stein/Rueb (2011) § 14.2, p. 339, § 14.2.2, p. 341

Antwoord vraag 5: Beslag

Er is sprake van een executoriaal derdenbeslag op vorderingsrechten die de geëxecuteerde (Kolonel) op de bank heeft (art. 475 e.v. Rv). In elk geval valt onder het beslag de vordering terzake van het actuele saldo dat ten tijde van de beslaglegging door de bank aan Kolonel verschuldigd was (50.000). Of ook de vorderingen terzake van de later gestorte bedragen onder het beslag vallen (zodat daarop niet opnieuw beslag hoeft te worden gelegd), is beslissend of gezegd kan worden dat deze vorderingen rechtstreeks verkregen zijn uit een ten tijde van de beslaglegging bestaande rechtsverhouding tussen de MKB-Bank en Kolonel (art. 475 lid 1 aanhef Rv). Met betrekking tot het later in opdracht van Vermeer overgeschreven bedrag ad 30.000 is dat niet het geval. Het is de rechtsverhouding tussen Kolonel en Vermeer waarin deze vordering zijn rechtstreekse grondslag vindt. Met betrekking tot de vordering inzake de rente ad 10.000 kan wel gezegd worden dat deze rechtstreeks verkregen wordt uit de rechtsverhouding die op grond van de bankovereenkomst tussen de bank en Kolonel bestaat. Daarin is immers afgesproken dat de bank aan Kolonelrente verschuldigd zal zijn. In totaal is dus een bedrag van 60.000 euro door het beslag getroffen. NB De omvang van het gelegde beslag wordt (in Nederland) niet bepaald door het bedrag van de vordering waarvóór beslag gelegd wordt. Wel bepaalt de omvang van de vordering het bedrag waarop de beslaglegger uiteindelijk maximaal recht heeft bij de verdeling van de executieopbrengst.

Vindplaats: Stein/Rueb (2011) § 17.5.4

Antwoord vraag 6: Rechterlijke macht; bevoegdheid

Nee, om twee redenen niet. Bij ontbinding gaat het om een zaak van onbepaalde waarde. Bij dat soort zaken kan alleen sprake zijn van een kantonzaak als het gaat om een 'aardvordering' (huur-, arbeids- of consumentenkoopgeschil). Daarvan is hier geen sprake. Bovendien bepaalt artikel 93 sub b Rv dat de kantonrechter zaken van onbepaalde waarde alleen behandelt en beslist als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan 25.000 euro. Levy vordert hier ook het door hem betaalde bedrag van 27.000 euro terug. Wil hij dat de zaak als een kantonzaak door de kantonrechter wordt behandeld en beslist dan moet hij zijn vordering terugbrengen tot een veroordeling tot een bedrag van 25.000 of minder.

Vindplaats: Stein/Rueb (2011) § 3.5.2

Antwoord vraag 7: Motiveringsbeginsel; kort geding; controle in cassatie

De algemene eisen die de Hoge Raad stelt, is dat elke rechterlijke beslissing zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden – de hogere rechter daaronder begrepen – controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Hoe ver die plicht gaat hangt af van de omstandigheden van het geval. De omstandigheden die in het geval Vredo/Veenhuis een rol speelden waren dat het ging om een octrooizaak waarbij grote belangen van Vredo op het spel stonden, dat 's hofs gebrek aan motivering Vredo's mogelijkheid om in cassatie te gaan in gevaar had gebracht en het feit dat beide vragen voorwerp waren geweest van een uitvoerig partijdebat.

Vindplaats: Stein/ Rueb (2011) § 2.3.3, § 10.4.2, § 12.3.1. Vredo/ Veenhuis

Antwoord vraag 8: Verzoekschriftprocedure; uitvoerbaarverklaring bij voorraad

Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, heeft het hoger beroep geen schorsende werking. Het verzuim uitvoerbaarheid bij voorraad te vragen, hoeft echter in dit geval geen probleem te zijn aangezien de rechter in geval van de verzoekschriftprocedure de beschikking ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren, eventueel nog in hoger beroep (art. 288 en 360 Rv).

Vindplaats: Stein/ Rueb (2011) § 13.3.8, p. 300, HC

Antwoord vraag 9: Rechtsmiddelen

Ook al is het eindvonnis gewezen (zodat geen zuivering meer mogelijk is), is de verzetstermijn verstreken en is sprake van een verstekvonnis (waartegen alleen hoger beroep openstaat), nu de oorspronkelijk eiser, Petrus, in hoger beroep is gegaan opent artikel 335 lid 1 Rv voor Nicodemus de mogelijkheid om ‘mee te liften’ en verweer te voeren. Hij is dan echter afhankelijk van de door Petrus geformuleerde grieven met betrekking tot de vraag welke beslissingen in hoger beroep ter discussie worden gesteld. Artikel 335 voorziet daarin door Nicodemus het recht te geven op zijn beurt zelf hoger beroep in te stellen. Incidenteel appel instellen is dus de beste vorm van verweer voeren.

Vindplaats: Stein/ Rueb (2011) § 10.2.1 onder 3

Antwoord vraag 10: Doorbreking rechtsmiddelverbod; hoor en wederhoor

Lid 11 van artikel 7:685 bepaalt dat tegen een ontbindingsbeschikking geen hoger beroep kan worden ingesteld. Een appellant toch in zijn hoger beroep ontvangen worden als hij aan zijn klacht ten grondslag legt dat een essentieel vormverzuim is geschonden. Daarvan is sprake als een zó fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Dat is bijvoorbeeld het geval bij veronachtzaming van het beginsel van hoor en wederhoor. In het arrest Organon/Limpens overweegt de HR dat de enkele omstandigheid dat de rechter bij het geven van zijn beslissing uitgaat van een feitelijke vaststelling die afwijkt van hetgeen partijen dienaangaande hadden gesteld, niet een veronachtzaming van een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel oplevert dat doorbreking van het appelverbod gerechtvaardigd is. Maar hier is dat anders: de rechter is tot zijn onjuiste vaststelling gekomen door zich ambtshalve, buiten partijen om, in een onderzoek aangaande feiten te begeven, zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich omtrent de uitkomst van zodanig onderzoek uit te laten. Dat is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Dus kan Shlomo in zijn hoger beroep ontvangen worden als hij daarover klaagt.

Vindplaats: Stein/ Rueb (2011) § 2.8.3, § 10.3.3 en §13.4; Organon/Limpens

Antwoord vraag 11: Inleiding

Bij eigenlijke rechtspraak is sprake van de beslissing van een vermogensrechtelijk geschil die begint met een dagvaarding en die eindigt met een vonnis. De bemoeienis van de rechter op het terrein van het personen- en familierecht wordt aangeduid als oneigenlijke rechtspraak die begint met een verzoekschrift en eindigt met een rechtscheppende beschikking. Beide stellingen zijn niet langer onder alle omstandigheden juist. Niet alle procedures waarbij een vermogensrechtelijk geschil wordt beslist, beginnen met een dagvaarding. Sommige beginnen met een verzoekschrift en eindigen met een beschikking (bijv. geschillen tussen appartementseigenaars - art. 5:138, 5:144 BW). Evenmin eindigen alle procedures die met een verzoekschrift worden ingeleid en waarbij een nieuwe rechtstoestand in het leven wordt geroepen met een beschikking. Sommigen eindigen met een vonnis (bijv. de procedure waarin een schuldenaar in staat van faillissement wordt verklaard - art. 1 Fw). Ook zijn er procedures waarin een personen- en familierechtelijk geschil wordt beslist of waarin een nieuwe rechtstoestand in het leven wordt geroepen die met een dagvaarding beginnen en met een vonnis eindigen (bijv. de niet door de echtscheidingsrechter bevolen verdeling van een huwelijks- of ervengemeenschap – art. 3:178 e.v. BW).

Vindplaats: Stein/Rueb (2011) § 1.3, § 1.4, §13.2

Antwoord vraag 12: Dagvaarding

Nee, hier sprake van een dagvaardingsprocedure die door de enkele verwijzing door de rechter-commissaris aanhangig is (art. 122 leden 1 en 2 Fw). [Bonus: er moet wel worden opgeroepen, maar niet bij dagvaarding]

Vindplaats: Stein/Rueb (2011) § 5.2

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Burgerlijk Procesrecht I - RUG

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018


Het tentamen bestaat uit 12 vragen (deel A en deel B). In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij 39 punten heb je een 6.

Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015), p. 37 wordt opgemerkt: “Men kan constateren dat de rechter in toenemende mate (mede) verantwoordelijk is voor een voortvarend, efficiënt en effectief verlopend proces”. Toch zijn er nog onderdelen waarop de rechter (nog) lijdelijk is en sprake is van processuele partijautonomie. Noem een drietal van deze onderdelen.

Vraag 2 (6 punten)

Daan woont in Leiden en is in dienst van Field BV, een in Duitsland gevestigd bedrijf dat backpacks produceert. Daan is vertegenwoordiger van Field BV voor de Nederlandse markt. Zijn werk verricht hij vanuit Leiden. Field is niet tevreden over de door Daan behaalde resultaten en ontslaat hem. Daan wil dit ontslag aanvechten en een vordering instellen bij de Nederlandse rechter tot doorbetaling van loon. In zijn arbeidscontract staat dat Nederlands recht van toepassing is, maar dat de rechter van de vestigingsplaats van Field in Duitsland exclusief bevoegd is. Is de Nederlandse rechter, gelet op de forumkeuze voor de Duitse rechter in het arbeidscontract tussen Daan en Field, internationaal bevoegd over een door Daan in te stellen rechtsvordering te oordelen?

Vraag 3 (6 punten)

De cliënt van mr. Houdé, de Nederlandse vennootschap Kennis BV, heeft de procedure in eerste aanleg bij de Nederlandse rechter verloren en wil tegen dat vonnis in hoger beroep. De wederpartij is de Spanjaard Antonio Martinez, die woont op een bij Kennis BV bekend adres in Granada (Spanje). Antonio heeft in eerste aanleg woonplaats gekozen bij zijn Nederlandse advocaat, mr. Bartlema. Mr. Houdé denkt dat zij kan volstaan met betekening van de appeldagvaarding bij mr. Bartlema op de voet van artikel 63 Rv, maar daar denkt zijn kantoorgenoot, mr. de Wijer, anders over. Mr. de Wijer zegt: “Artikel 63 Rv geldt alleen voor binnenlandse zaken. Omdat de wederpartij een Spanjaard is met een bekend woonadres in Spanje, een EU-lidstaat, en de procedure zich in Nederland, eveneens een EU-lidstaat, afspeelt, ben je verplicht de weg van de Europese Betekeningsverordening II te bewandelen.” Welke opvatting - die van mr. Houdé of die van mr. de Wijer – is juist?

Vraag 4 (5 punten)

Tussen Koelewijn en van Soest, beiden ondernemer te den Haag, is een geschil ontstaan over de vraag wie er in Zuid Holland gerechtigd is om bepaalde producten op de markt te brengen. Koelewijn vindt dat zij door de starre opstelling van van Soest forse schade lijdt en wil dan ook schadevergoeding van van Soest ontvangen. Aangezien van Soest weigert te betalen maakt Koelewijn een procedure aanhangig bij de rechtbank te den Haag. Tijdens de comparitie zegt Koelewijn, bij monde van zijn advocaat, haar eis te vermeerderen. Van Soest vindt echter dat

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018


Vragen

Het tentamen bestaat uit 12 vragen. In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij minimaal 39 punten heb je een 6.

Vraag 1 (6 punten)

Ronde & Koning Vastgoed BV, gevestigd te den Haag, verhuurt aan Sarah een tamelijk bouwvallige woning in Monster (gemeente Westland). Sarah zegt met een brief van 31 juli 2017 de huur op tegen 1 september 2017, omdat zij met ingang van 15 augustus 2017 in Eindhoven gaat wonen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning na ommekomst van de huur in goede staat, schoon en leeg aan de verhuurder oplevert. Op 30 augustus 2017 geeft Sarah voor een aantal vrienden een afscheidsfeest in de woning te Monster. Dit feest loopt danig uit de hand. Eén van de vrienden van Sarah is Sander, die (net als inmiddels Sarah) in Eindhoven woont. Sander heeft teveel drank op en 'verbouwt' tijdens het feestje de gehuurde woning door links en rechts met een mokerhamer deuren, muren, sanitair, keuken en ramen te vernielen en met rode verf op verschillende muren te schrijven “Sander was er ook”. De schade bedraagt € 35.000. Bij de inspectie van de oplevering op 2 september 2017 bemerkt Ronde & Koning Vastgoed B.V. de grote ravage. Op internet zijn filmpjes te vindenover hoe het er tijdens het feestje aan is toegegaan. Het wangedrag van Saner komt in detail naar voren. Op basis hiervan besluit Ronde & Koning Vastgoed B.V. zowel Sarah (uit hoofde van wanprestatie) als Sander (uit hoofde van onrechtmatige daad) te dagvaarden en aan te spreken tot schadevergoeding. Deze vorderingen laat Ronde & Koning Vastgoed B.V., om kostentechnische redenen, opnemen in één dagvaarding die wordt betekend op 4 september 2017. In de dagvaarding staat als roldatum vermeld woensdag 18 oktober 2017.

Welke rechtbank is bevoegd om van de vordering tegen Sarah en Sander kennis te nemen?

Vraag 2 (6 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 1 genoemde door Ronde & Koning Vastgoed B.V. aan Sander en Sarah uitgebrachte dagvaarding bevat abusievelijk niet de op grond van art. 111 lid 2 aanhef en onder j Rv bedoelde aanzegging van art. 140 lid 3 Rv. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. bemerkt dit verzuim een paar weken voor de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017. Op welke wijze kan de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dit verzuim nog eigener beweging herstellen?

Vraag 3 (4 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 2 genoemde omissie in de dagvaarding wordt niet tijdig door de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. onderkend. Op de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017 verschijnen Sarah en Sander niet. De rechter verleent daarop terstond verstek tegen hen beiden en verwijst de zaak voor vonnis naar de rol van twee weken later. Kunnen

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Bram heeft net een nieuwe Porsche gekocht en rijdt wat rondjes door zijn woonplaats Den Bosch. Hij is nog niet goed bekend met de auto en rijdt daardoor gebrekkig over de weg. Als hij op enig moment ook aan het spelen is met het navigatiesysteem, gaat het mis. Hij botst tegen de Audi van Karel aan. Als gevolg van de botsing kan Karel een jaar niet werken. Karel stelt Bram aansprakelijk, maar Bram wijst alle aansprakelijkheid van de hand. Ooggetuige Trudie heeft alles gezien en gehoord, zo vertelt zij tegenover de camera van Brabant TV. “Ik hoorde een zwaar brommend geluid en zag iets zwarts voorbij razen. Die man reed wel 180 km/h en ook nog eens op de verkeerde weghelft. Hij knalde frontaal op die Audi.” Tijdens de procedure bij de rechtbank stelt Bram dat er sprake is van een kop-staartbotsing. Dat wordt in geen enkel processtuk betwist. Ook de rechter gaat daarvan uit. Totdat de rechter op een avond op de website van Brabant TV terechtkomt. Hij ziet het nieuwbericht over het ongeluk en bekijkt het fragment. Hij voelt zich onjuist voorgelicht door Bram en Karel. Hij kruipt daarom achter de computer om het vonnis direct af te ronden. Hij wijst de vordering toe en verwijst in zijn rechtsoverwegingen zelfs nog naar het bewust tv-fragment. Leg uit wat de rechter verkeerd heeft gedaan. Betrek in uw antwoord de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Vraag 2 (6 punten)

Freek van Lanschot woont in Rotterdam. Als hij met zijn auto voor een overleg in Utrecht moet zijn, veroorzaakt hij door zijn fout een ongeval. Daarbij loopt de auto van Petra Hogendijk schade op. Het gaat om €35.000. De zaak kan niet in minne worden geschikt, omdat Freek elke aansprakelijkheid ontkent: volgens hem heeft hij helemaal geen fout gemaakt. Petra wil Freek voor de rechter dagvaarden teneinde hem te laten veroordelen tot schadevergoeding. Ze beperkt haar vordering tot €25.000 omdat ze bij de kantonrechter wil procederen en het liefst bij de rechter in haar woonplaats Groningen. De advocaat van Freek laat weten dat zijn cliënt er niets voor voelt om naar Groningen af te reizen. Is het mogelijk om op die manier de kantonrechter bevoegd te maken en, zo ja, bij welke rechtbank of rechtbanken kan zij de zaak dan aanhangig maken?

Vraag 3 (6 punten)

Advocaat Gerritsen is een drukbezette heer. Haast kenmerkt zijn werk. De heer Frankema vraagt Gerritsen namens hem een zaak te beginnen tegen zijn buurman die een schuur voor een deel op zijn grond heeft gebouwd. Gerritsen stelt een dagvaarding op waarin hij echter een eis vergeet op te nemen. Als roldatum vermeldt hij in de dagvaarding woensdag 28 oktober 2015. Dat is.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In 1979 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak in de zaak Johanna Airey versus Ierland. De centrale vraag die het Hof moest beslissen was of Ierland voldaan had aan zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiende verdragsverplichting om te waarborgen dat mevrouw Airey bij de burgerlijke rechter terecht kon om haar recht op een judicial separation (vergelijkbaar met onze scheiding van tafel en bed) uit te oefenen. Ierland voerde aan dat mevrouw Airey het recht had om zelf de voor een judicial separation benodigde procedure bij de Ierse High Court te voeren. Het Hof oordeelde dat het enkele daartoe gerechtigd zijn onvoldoende was. Het verdrag eist van de verdragsluitende Staten méér, namelijk dat deze ervoor zorgen dat de onder hun rechtsmacht vallende onderdanen in staat zijn een dergelijk recht ook daadwerkelijk uit te oefenen. En dat laatste was voor mevrouw Airey een stap te ver, onder andere gelet op de geringe financiële middelen waarover ze kon beschikken, de opleiding die ze had genoten en de vergeefse pogingen die ze had gedaan om een solicitor te vinden die bereid was om voor haar het verzoek tot judicial separation in te dienen en door de justitiële molens heen te loodsen. Dat wijst sterk in de richting van een verplichting voor de verdragsluitende Staten om te zorgen voor een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtshulp en zo vatte Ierland het ook op. Ierland voerde aan dat het in het leven roepen en in stand houden van een dergelijk stelsel voor gefinancierde rechtshulp in personen- en familierechtelijke zaken de financiële spankracht van de Ierse overheidsfinanciën verre te boven zou gaan. In hoeverre ging het EHRM hierin mee? Vloeide volgens het Hof inderdaad uit artikel 6 EVRM zonder meer een verplichting voort voor een verdragsluitende Staat om te voorzien in een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand als het gaat om een burgerlijke zaak als waarvan hier sprake is?

Vraag 2 (6 punten)

Mark woont in Rolde. Hij huurt een winkelpand van Mul. Mul woont in Apeldoorn. Het betreft een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:290 BW. Het verhuurde pand ligt in Deventer. Na enkele jaren ontstaat een geschil rond de huurovereenkomst. In verband met dat geschil laat Mul Mark dagvaarden voor de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Mark verschijnt en neemt een conclusie van antwoord waarin hij inhoudelijk verweer voert. Op de comparitie na antwoord brengt Mark opeens naar voren dat Mul hem niet voor de juiste rechter heeft gedagvaard. Dat had de rechtbank Overijssel moeten zijn. Mul voert aan dat Mark daar niet pas bij de comparitie na antwoord mee aan kan komen zetten. Welke beslissing(en) zal de rechter nemen.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Op het vrijgezellenfeest van zijn neef Jan beklaagt Tonny zich over de rechtbank Noord-Nederland. Hij wacht al twee jaar op een vonnis in eenvoudige procedure die hij tegen de Gemeente Groningen voert. In die twee jaar is er niets gebeurd: de laatste mededeling van de rechtbank was dat zij vonnis zou wijzen. Brieven van hemzelf en van zijn advocaat hebben niets geholpen, er is nog altijd geen uitspraak. Neef Jan herinnert zich zijn colleges burgerlijk procesrecht en zegt dat zijn oom recht heeft op een schadevergoeding. Zijn vriendin Erna, die ook een cursus rechten heeft gevolgd in haar tussenjaar, is het met hem eens en komt met de volgende twee stellingen:

  1. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM kan in de lopende procedure worden ingesteld. Daartoe dient de Staat als derde in de procedure betrokken te worden.

  2. Verder dienen voldoende feiten en omstandigheden te worden gesteld om de vordering te onderbouwen, zowel wat de onredelijkheid van de duur betreft als, wanneer eenmaal vaststaat dat de redelijke termijn is overschreden, de immateriële schade die door Tonny is geleden (spanning, frustratie, ergernis etc.).

Geef van beide stellingen gemotiveerd aan of zij juist, onjuist of deels juist, deels onjuist zijn.

Vraag 2 (5 punten)

Kristel is een getalenteerde gitariste en studeert aan het conservatorium in Groningen. Zij zoekt een nieuwe gitaar en komt uit bij gitaarbouwer Charles van Es. Kristel laat haar oog vallen op een gitaar die volgens Charles is vervaardigd door gitaarbouwer Giroud aan het begin van de 17e eeuw. Kristel is meteen enthousiast en koopt de gitaar voor € 25.000,--. Als zij haar gitaar laat zien aan gitaarprofessional Floor Quitarin kermt ze uit: “Dat is waarlijk geen Giroud-gitaar!” Kristel besluit Charles in rechte te betrekken en vordert veroordeling van Charles van Es tot schadevergoeding wegens wanprestatie. De rechter, zelf een verdienstelijk gitarist, besluit na het zien van de gitaar om eens op Google te zoeken naar afbeeldingen van een ‘echte’ Giroud-gitaar. Na het bekijken van die foto’s concludeert de rechter dat de gitaar van Kristel inderdaad niet gebouwd kan zijn door Giroud en vernietigt de tussen Kristel en Charles gesloten koopovereenkomst.

Op welke twee punten gaat de rechter de fout in?

Vraag 3 (6 punten)

Omstreeks maart 2013 ploft bij de eigenaren van de winkelpanden van de bekende warenhuisketen D&F een epistel op de mat. Afzender: de directie van D&F. De strekking: beste vastgoedeigenaren, het gaat extreem slecht met D&F en daarom betalen we u van maart tot en met juni even geen huur. En na die vier maanden moet de huur structureel omlaag. We komen deze week.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Erik, een gepensioneerd directeur van een financieringsmaatschappij, koopt een groot vaartuig bij Temptation Island B.V. (TI) waarmee Erik mooie reizen wil gaan maken. Al bij de derde reis gaat het mis: de boot zinkt ter hoogte van de Bermudadriehoek en Erik kan maar ternauwernood worden gered door de Amerikaanse kustwacht. Bij thuiskomst maakt Erik een procedure aanhangig tegen TI. De behandelend rechter beveelt een inlichtingencomparitie waar de algemeen directeur van TI, Jasper, verschijnt. Jasper groet de behandelend rechter op amicale wijze en merkt op dat de voorliggende kwestie hem erg doet denken aan de reis die hij maakte als student met zijn studentenvereniging. De rechter merkt op dat die reis hem ook nog levendig voor de geest staat. Ter zitting krijgt Erik sterk het gevoel dat de rechter er al uit is. Zo merkt de rechter op dat er in de Bermudadriehoek nou eenmaal veel schepen zinken en dat Jasper een uiterst betrouwbare zakenman is die nooit het leven van zijn klanten in gevaar zou brengen.

Erik benadert u en vraagt of er een mogelijkheid is om de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Wat vertelt u hem?

Vraag 2 (6 punten)

Een tegen de Nederlandse grens in Duitsland gevestigd steenkolenmaatschappij veroorzaakt regelmatig vuurregens, dat reeds tweemaal een Nederlands boerenbedrijf ten gevolge daarvan in vlammen is opgegaan. De aan deze zijde van de grens gevestigde Nederlandse veehouders besluiten dat zo snel mogelijk een rechterlijk bevel tot onmiddellijke stopzetting van de verwerkingsprocessen tegen het bedrijf moet worden verkregen totdat afdoende maatregelen door het bedrijf genomen zijn om herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen.

Bij welke rechter of rechters van welk land kunnen de veehouders hun eis tot een rechterlijk verbod aanhangig maken als ze er rekening mee moeten houden dat het bedrijf de internationale bevoegdheid zal betwisten?

Vraag 3 (5 punten)

Jesse Blauw is chiropractor en heeft een eigen chiropractiepraktijk. Hij helpt zijn cliënten van veel blessures af en adverteert dan ook met de slogan: chiropractie, dat is pas fysiotherapie! Wat hem echter al jaren stoort, is dat hij btw moet afdragen aan de belastingdienst, terwijl de fysiotherapeuten zijn vrijgesteld van btw op grond van artikel 11 Wet omzetbelasting. Jesse doet telkens braaf aangifte, maar na de zoveelste belastingaanslag is hij er klaar mee. Hij benadert u en geeft aan dat hij een civiele procedure aanhangig wil maken waarin hij vordert dat de rechter voor recht zal verklaren dat de chiropractiepraktijk van Jesse vrijgesteld is van btw-afdracht.

Stel dat Jesse een bodemprocedure aanhangig maakt bij de civiele rechter, welk oordeel dient de civiele rechter in een dergelijke situatie dan in beginsel geven?

Vraag 4 (6 punten)

Leo de Jong heeft € 28.000,- te vorderen van.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

Erik, Tim en Jasper, die momenteel de bacheloropleiding Rechten volgen aan de RuG, hebben een discussie over de betekenis van de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Dombo Beheer B.V. tegen Nederland (EHRM 27 oktober 1993). Ze stellen elkaar de vraag of een of meer van de volgende drie stellingen juist is:

  1. De indertijd in Nederland geldende regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen, was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM.

  2. De toepassing van de regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM omdat Dombo BV van de Nederlandse rechters niet de gelegenheid had gekregen om haar zaak op zodanige wijze te presenteren dat zij niet in een beduidend slechtere positie verkeerde ten opzichte van haar wederpartij (NMB).

  3. De thans geldende regel van Nederlands recht dat een verklaring die de procespartij als getuige aflegt onder bepaalde voorwaarden beperkte bewijskracht heeft, is volgens de Hoge Raad niet in strijd met artikel 6 EVRM zoals uitgelegd door het EHRM in de Dombo-zaak.

Geef van elk van deze drie stellingen aan of zij juist is of niet.

Vraag 2 (6 ptn)

De in Keulen (Duitsland) gevestigde natuursteenhandel Kohle GmbH heeft een conflict met de in Groningen (Nederland) gevestigde BV Kamperman die verband houdt met de levering in het voorjaar van 2013 van een partij tegels voor Kohles kantoorruimte. Kohle is niet tevreden met de tegels die door Kamperman, zoals afgesproken, in Keulen zijn afgeleverd. Dit omdat de tegels door het ontbreken van een coating niet slijtvast zijn en dus niet de eigenschappen vertonen die Kohle op grond van de overeenkomst had mogen verwachten. Kohle weigert de (volledige) koopsom te betalen, zolang Kamperman het gebrek niet verhelpt, dan wel vermindering van de koopprijs aanbiedt. Kamperman stelt zich op het standpunt dat Kohle precies gekregen heeft waar hij recht op had en dat de overeenkomst niet voorzag in de levering van tegels met een coating.

Kamperman wil dat Kohle de koopprijs betaalt door, zoals afgesproken, ervoor te zorgen dat de rekening die Kamperman aanhoudt bij zijn bank in Groningen gecrediteerd wordt met het verschuldigde bedrag. Kamperman vraagt zich af of hij een eventuele rechtsvordering bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig kan maken, dan wel of hij in Duitsland moet procederen. Kohle heeft bij voorbaat te kennen gegeven zich tegen een procedure in Nederland te zullen verzetten. Hij beroept zich erop dat hij woonplaats heeft in Duitsland en dus rechtens niet hoeft te accepteren dat hij als verweerder in een procedure in Nederland wordt betrokken.

Welke rechter is bevoegd om kennis.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Anders huurt van Hiddema een ruimte die hij gebruikt als opslagruimte voor zijn schilderijen. Af en toe neemt hij iemand mee die hij rondleidt en die een werk van hem koopt. Tegenover Hiddema doet Anders het voorkomen alsof sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit hij rechtstreeks en regelmatig schilderijen verkoopt. Achtergrond is de wet die de huurder van middenstandsbedrijfsruimte beschermt (art. 7:290 BW). Als Hiddema te kennen geeft het pand vrij van huur te willen verkopen, weiger Anders de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen met een beroep op deze huurbescherming. Hiddema laat Anders voor de kantonrechter dagvaarden en vordert een verklaring voor recht dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Tussen partijen is betwist of sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreekse levering plaatsvindt. Onderweg naar zijn werk wandelt de kantonrechter op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het gebouw en constateert met eigen ogen dat de ruimte niet voor het publiek toegankelijk is in de zin van de wet.

Kan de kantonrechter op grond van deze waarnemingen als vaststaand aannemen dat geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreeks roerende zaken aan het publiek worden geleverd en de eis toewijzen? Zo nee, wat kan en had hij dan moeten doen? Noem drie mogelijkheden.

Vraag 2 (6 punten)

In een procedure rijst twijfel aan de echtheid van een akte waarin de inmiddels overleden mevrouw Gerritsen verklaart bepaalde schilderijen te hebben verkocht en geleverd aan haar toenmalige secretaris en vermogensbeheerder, Horstman. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeert dat de handtekening vermoedelijk wel echt is, maar dat niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de koopovereenkomst er later boven is gezet. Omdat mevrouw aan het eind van haar leven niet helemaal meer scherp was en omdat Horstman geen goed antwoord kan geven op de vraag hoe hij aan het geld voor de koopsom zou zijn gekomen, gelooft de rechtbank hem niet, neemt op voorhand als vaststaand aan dat de tekst inderdaad later boven de handtekening is gezet en belast Horstman met het (tegen)bewijs dat de akte niet later ingevuld is althans dat de gestelde koopovereenkomst inderdaad gesloten is. Als Horstman merkt dat dezelfde rechter die het deskundigenbericht bevolen heeft ook optreedt als enquêterechter verliest hij alle vertrouwen in een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak. Wat hij vreest wordt bewaarheid: het eindvonnis wordt gewezen door wéér dezelfde rechter die hem niet in zijn bewijslevering geslaagd acht. Als Horstman in hoger beroep grieft over het feit dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij in het tussenvonnis al eerder over de zaak had geoordeeld, wordt.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

BelPraat BV brengt sinds een week een nieuwe smartphone op de markt. De verkopen van het nieuwe product verlopen boven verwachting, tot een concurrent, RapBel BV, ontdekt dat dit nieuwe model wel heel erg lijkt op het door RapBel ontworpen model dat zij al enige tijd op de markt brengt. RapBel is van mening dat BelPraat inbreuk maakt op het intellectuele eigendomsrecht van Rapbel. Zij wil dan ook dat Belpraat direct stopt met de verkoop van de desbetreffende smartphone. Belpraat weigert dit echter. Daarop begint RapBel een kortgedingprocedure en vordert dat BelPraat wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop van de smartphone. In de kortgedingprocedure wordt RapPel in het gelijk gesteld. Na betekening van het vonnis aan BelPraat stopt zij inderdaad met de verkoop maar wil zich toch niet bij het kortgedingvonnis neerleggen. BelPraat begint daarom een bodemprocedure. De rechter in de bodemprocedure stelt BelPraat in het gelijk. Inmiddels zit BelPraat echter met een voorraad verouderde smartphones en moet zij deze tegen dumpprijzen van de hand doen. Wie moet deze schade dragen en op welke grond?

Vraag 2 (6 ptn)

Tussen Arie en Renske heeft een aanrijding plaatsgehad. Arie laat Renske dagvaarden en vordert in rechte een veroordeling van Renske tot vergoeding van de door hem, Arie, geleden materiële en immateriële schade van respectievelijk 100.000 euro en 10.000 euro. De rechtbank, sector civiel, wijst op 20 augustus 2012 een interlocutoir tussenvonnis. In dat vonnis staat in het dictum een beslissing dat Renske schuldig is aan de aanrijding en dat Renske derhalve de gevorderde materiële schade aan Arie moet vergoeden. Verder beslist de rechtbank dat Arie de door hem gestelde immateriële schade zal mogen bewijzen. Op 22 maart 2013 wijst de rechtbank eindvonnis, waarbij de vordering van Arie tot vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt afgewezen. Zowel Renske als Arie willen hoger beroep instellen. Kan dat?

Vraag 3 (5 ptn)

Milieuvereniging 'Toekomstwater” doet een exploit van dagvaarding uitgaan waarin zij de Staat der Nederlanden als exploitant van de elektriciteitsmaatschappij 'De noordput' oproept om te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord- Nederland om een verbod tegen zich te horen uitspreken tot verdere lozing van warm afvalwater, zolang de vereiste vergunningen niet zijn afgegeven. De vordering wordt gebaseerd op artikel 162 Boek 6 Burgerlijk Wetboek. De Staat betwist dat de vereniging bevoegd zou zijn om een dergelijke rechtsvordering in te stellen (geen ‘ius agendi’).

Is de vereniging bevoegd om een dergelijke rechtsvordering in te stellen en aan de hand van welke criteria moet de voorzieningenrechter dat beoordelen?

Vraag 4 (6 ptn)

Tristan heeft van Satish een bedrag van 15.000 euro te vorderen wegens verleende transportdiensten. Als Satish weigert te betalen, wordt hij op vordering van Tristan.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Laura en Dennis procederen over de verkoop van een woning bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. Er vindt een comparitie na antwoord plaats. Beide partijen krijgen daar voldoende gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Na die comparitie na antwoord wijst de rechtbank een tussenvonnis waarin Dennis een bewijsopdracht krijgt. Er worden vervolgens diverse getuigen gehoord, zowel door Dennis als door Laura. Na die getuigenverhoren hebben beide partijen nog een conclusie ingediend waarbij zij beiden ook nieuwe stukken in het geding hebben gebracht. Nadien verzoekt Laura de rechtbank om pleidooi te mogen houden.

Heeft Laura recht op pleidooi?

Vraag 2 (6 punten)

Door een, naar later blijkt, veel te hoge belastingaanslag, raakt Stepan in problemen en wordt failliet verklaard. De aanslagen worden later, na bezwaar en beroep, bijgesteld, maar het kwaad is dan al geschied. Mijnheer Stepan was in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Dolly. Het faillissement raakte door de werking van artikel 63 Fw ook de vermogensbelangen van mevrouw. Terwijl het faillissement nog voortduurt, spreekt mevrouw Dolly die inmiddels gescheiden is, de Staat aan en eist een veroordeling tot schadevergoeding stellende dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Aanvankelijk, bij conclusie van antwoord, bestrijdt de Staat dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Tijdens de comparitie voert de Staat daarenboven nog aan dat enkel de faillissementscurator deze rechtsvordering had mogen instellen (art. 25 lid 1 Fw). Mevrouw stelt dat de Staat dit verweer niet pas ter comparitie naar voren mag brengen en wil dat de rechter dit verweer buiten beschouwing laat.

Wat moet de rechter met betrekking tot dit door mevrouw opgeworpen punt beslissen?

Vraag 3 (6 punten)

Veltman, handelaar in vastgoed en wonende te Groningen, wil Klaassen laten dagvaarden teneinde de rechter een veroordeling van Klaassen tot het betalen van een bedrag groot 30.000 euro te horen uitspreken. Klaassen woont te Essen (Bondsrepubliek Duitsland) en is volgens Jansen verplicht tot betaling omdat het gaat om achterstallige huurtermijnen die Schneider op grond van een huurovereenkomst als huurder verschuldigd is aan Veltman als verhuurder en die een winkelpand voor kledingverkoop betreft in het centrum van Maastricht. Veltman laat Klaassen dagvaarden voor de rechtbank Noord-Nederland. Klaassen verschijnt, maar begint zijn verweer met de betwisting van de bevoegdheid van de rechtbank.

Wat moet de rechtbank omtrent zijn bevoegdheid beslissen?

Vraag 4 (5 punten)

Fruithandel Kiwi en fruitteler Aardbei hebben een geschil over de levering van blauwe bessen. Partijen besluiten het geschil te laten beslechten door een bindend adviseur. Na onderzoek te hebben gedaan, komt de bindend adviseur tot de uitspraak dat Aardbei aan Kiwi schade moet vergoeden. Aardbei heeft daar echter grote bezwaren tegen en is niet van plan het bindend advies na te komen. Volgens hem.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Burgerlijk Procesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 3, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1809 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering