Beginselen van de democratische rechtsstaat: TentamenTests - UL
- 2899 keer gelezen
Eén van de onderwerpen die centraal stond in de zogenoemde ‘Schoolstrijd’, welke leidde tot de grondwetsherziening van 1917, was de invoering van algemeen kiesrecht.
De vrijheid van een staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, noemt men soevereiniteit.
De rechter mag een algemene maatregel van bestuur toetsen aan de Grondwet.
Aangezien rijkswetten gelden voor alle landen van het Koninkrijk, moet een wetsvoorstel tot wijziging van een rijkswet ter stemming worden gebracht in de parlementen van alle landen van het koninkrijk en kan de Koning zo’n wetsvoorstel pas bekrachtigen als die parlementen het wetsvoorstel hebben goedgekeurd.
Preventief toezicht tast de autonomie van decentrale overheden meer aan dan repressief toezicht.
Artikel 89 lid 1 van de Grondwet vormt een bijna letterlijke codificatie van het Meerenberg-arrest (HR 13 januari 1879, W 1879, 4330). In dit arrest stelde de Hoge Raad immers voor het eerst vast dat de Koning (tegenwoordig: regering) zelfstandige algemene maatregelen van bestuur kan uitvaardigen, omdat anders realisering van de verzorgingsstaat onmogelijk zou zijn.
Volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet toetsen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘toetsingsverbod’. Desondanks biedt de Grondwet rechters wél de mogelijkheid wetten aan bepaalde bepalingen van verdragen te toetsen.
In het arrest Prof. Van den Bergh (HR 17 januari 1961, NJ 1963, 248) oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet met zich brengt dat de rechter de inhoud van een wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet, maar wel de wijze waarop de wet tot stand is gekomen.
Op basis van artikel 67 lid 3 Grondwet mogen parlementariërs stemmen zonder dat ze daarover verantwoording hoeven af te leggen aan hun kiezers, maar mogen zij daarbij niet van het partijstandpunt afwijken.
Volgens de vertrouwensregel of vertrouwensnorm heeft het Nederlandse parlement de mogelijkheid haar vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet op te zeggen. Dat kan met een zogeheten motie van wantrouwen. Vanwege het primaat van de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer is de vertrouwensregel in de praktijk echter vooral een controlemiddel van dit orgaan en zal de Eerste Kamer er om die reden niet snel gebruik van maken.
De codificatie in de Grondwet van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid in 1848 betekende tegelijkertijd de vestiging van de vertrouwensregel.
De verplichting die de Hoge Raad in het arrest De Schans afleidt uit artikel 9 Grondwet en artikel 11 EVRM is aan te merken als een zogenoemde ‘positieve verplichting’.
Artikel 2 lid 1 Grondwet staat toe dat nadere voorschriften omtrent het Nederlanderschap kunnen worden neergelegd in een algemene maatregel van bestuur.
In Nederland wordt een dualistische leer ten aanzien van de doorwerking van internationaal recht gehanteerd, omdat verdragsbepalingen altijd rechtstreeks doorwerken in het Nederlandse recht.
Een minister kan de bevoegdheid tot het nemen van bepaalde categorieën besluiten wel mandateren aan ambtenaren die op zijn departement werkzaam zijn, maar hij kan die bevoegdheid niet aan die ambtenaren delegeren.
Welk van de onderstaande grondwetsartikelen kan niet worden beschouwd als een uitdrukking van het legaliteitsbeginsel?
De Nederlandse Grondwet is een ‘rigid constitution’. Dat wil zeggen dat:
De natuurrechtelijke leer van het maatschappelijk contract gaat uit van:
De leden van de Eerste Kamer vertegenwoordigen de provincies op landelijk niveau. De Eerste Kamer wordt immers gekozen door de leden van de provinciale staten.
De casus in de zaak Westland (ABRvS 2 maart 2011, JB 2011, 99) laat een voorbeeld zien van:
Welke stelling over de wijzigingsprocedure van de Grondwet is onjuist?
Welke van de onderstaande opmerkingen over het Nederlandse kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is juist?
Welk van de onderstaande opmerkingen over het gemeentebestuur is juist?
Zelfstandige bestuursorganen (zbo’s):
Stel, het bestuur van een linksradicale vereniging uit Oss is van plan een persconferentie te houden bij één van de bestuursleden thuis. De burgemeester verwacht ordeverstoringen. De Wet Openbare Manifestaties geeft de burgemeester de bevoegdheid om:
Van Ommeren maakt in zijn in de reader opgenomen artikel onderscheid tussen het legaliteitsbeginsel en het rechtsstaatbeginsel. Welke van de onderstaande opmerkingen hierover is juist?
Georges vraagt zich af in hoeverre het voor de overheid mogelijk is een gerechtvaardigde inbreuk op zijn in artikel 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven te maken. Aan welke van de volgende eisen hoeft daarbij niet te worden voldaan?
Welk van de onderstaande opmerkingen met betrekking tot de algemene maatregel van bestuur is juist?
Welk van de onderstaande opmerkingen over de (mede)wetgevende bevoegdheid van de Tweede Kamer is onjuist?
Uit het arrest Van Gend en Loos (HvJ EG 5 februari 1963, zaak 26/62, Jur. 1963, 8) blijkt dat het EU- recht:
De grondwetsherziening van 1848 is in het bijzonder van belang vanwege:
In Beginselen van het Nederlandse staatsrecht wordt opgemerkt dat het legaliteitsbeginsel in de Nederlandse praktijk slechts in formele zin wordt nageleefd.
Welke van de onderstaande opmerkingen hierover is juist?
Volgens de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen:
In de sfeer van het EU-recht is een prejudiciële vraag:
Welke van de onderstaande uitspraken is correct?
Welk(e) van de onderstaande stellingen is/zijn juist?
I. In tegenstelling tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat de Nederlandse Grondwet geen sociale grondrechten.
II. Uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens volgen voor de verdragsstaten zowel onthoudingsverplichtingen als zogenoemde ‘positieve’ verplichtingen.
In welk van de onderstaande grondwetsbepalingen ligt het parlementaire budgetrecht verankerd?
De overgang van een klassiek-liberale naar een sociale rechtsstaat heeft onder andere gezorgd voor:
Volgens het Spoorwegstaking-arrest (HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688):
Een gemeentelijke verordening:
In dit vak is veel aandacht besteed aan de belangrijke functie die de grond- en mensenrechten vervullen binnen de rechtsstaat. Centrale onderwerpen daarbij zijn de verschillende categorieën van grondrechten en de wijze waarop beperkingen kunnen worden gesteld aan de uitoefening van grondrechten.
Schrijf een opstel van 250-350 woorden waarin u:
aangeeft wat de verschillen zijn tussen klassieke en sociale grondrechten, zowel wat betreft het karakter van de rechten als wat betreft de afdwingbaarheid voor de rechter;
schetst welke instantie de Grondwet aanwijst als eerstverantwoordelijke voor de inperking van grondrechten en welke methoden van grondrechtenbeperking in de Grondwet worden gehanteerd (verwijs daarbij naar voorbeelden);
uiteenzet in hoeverre de Grondwet delegatie van de bevoegdheid om grondrechten te beperken toelaatbaar acht;
duidelijk maakt in hoeverre een mensenrechtenverdrag zoals het EVRM andere beperkingsclausules kent – en dus andere eisen stelt aan de inperking van een grondrecht – dan de Grondwet.
Voorzie het opstel van een titel, maak duidelijk wat het onderwerp is en zorg ervoor dat het geheel een duidelijk en logisch overzicht biedt. Schrijf uw opstel in goed lopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw opstel gebruik van de begrippen die u in de studiestof bent tegengekomen en verwijs telkens naar de relevante wetsbepalingen.
Voor dit opstel kunt u maximaal 10 punten verdienen: voor elk genoemd aandachtspunt maximaal 2,5 punten. Het opstel wordt ook beoordeeld op structuur en opbouw en op een correct taalgebruik (voor taalkundige gebreken kunnen maximaal 2 punten van het totaal van 10 worden afgetrokken).
1. De Nederlandse Grondwet wordt wel een ‘rigide’ Grondwet genoemd. Licht toe waarom de Grondwet een inflexibel karakter heeft.
2. Kenmerkend voor het Nederlandse staatsbestel is dat niet alle essentiële constitutionele rechtsregels in de Grondwet zijn opgenomen. De vertrouwensregel vormt hiervan het bekendste voorbeeld. Leg uit wat de vertrouwensregel inhoudt, wanneer deze regel is ontstaan, en waarom deze regel altijd buiten de Grondwet is gehouden.
3. Een van de gedachten achter de grondwetsherzieningsprocedure is dat het volk de kans krijgt zich middels zijn actieve kiesrecht uit te spreken over een voorgestelde grondwetsherziening. Beschrijf op welk moment van de herzieningsprocedure dit kiesrecht kan worden uitgeoefend en aan welke eisen iemand moet voldoen om van dit recht gebruik te kunnen maken?
4. Een op handen zijnde grondwetsherziening is de toevoeging van het recht op een eerlijk proces. Hoewel dit recht momenteel niet in de Grondwet is te vinden, is de staat er al wel aan gebonden. Waar is dit recht wel te vinden en zou opneming in de Nederlandse Grondwet wel of geen meerwaarde hebben, en waarom?
a
a
a
b
a
b
a
b
b
a
b
a
b
a
a
d
b
b
b
c
d
b
a
b
c
c
b
c
d
b
c
d
a
c
d
d
c
d
d
a
Klassieke grondrechten richten zich in de eerste plaats op overheidsonthouding (creëren een vrijheidssfeer voor het individu waar de overheid zich niet in moet mengen) (1 punt). Sociale grondrechten vergen echter veeleer een inspanning van de overheid om op een bepaald terrein actief op te treden door bepaalde voorzieningen te treffen. (1 punt)
Doordat de sociale grondrechten niet heel precies aangeven hoe ver die inspannings- of zorgverplichting van de overheid nu precies gaat zijn deze rechten, anders dan de klassieke rechten, minder goed afdwingbaar door middel van rechterlijke procedures. (0,5 punt)
Uit het systeem van de Grondwet vloeit voort dat de formele wetgever het eerstaangewezen orgaan is om de grondrechten in te perken. In de meeste grondrechtenartikelen wordt aangegeven dat zij door middel van een wet kunnen worden ingeperkt (1 punt). Daarnaast wordt, bijvoorbeeld in artikel 9 lid 2, in de grondwettelijke beperkingsclausules doorgaans aangegeven met het oog op welk doel de wetgever het betreffende recht mag beperken (doelcriteria, term hoeft niet per se genoemd, mag ook worden omschreven) (1 punt). In sommige grondwetsartikelen, artikelen 12 en 13, komt men daarnaast nog procedurevoorschriften tegen: de procedure die gevolgd moet worden op het moment dat een bepaald recht wordt ingeperkt (0,5 punt), bijvoorbeeld bij binnentreden in een woning (inperking huisrecht) moet altijd een verslag worden gemaakt.
Uit de tekst van de grondwettelijke grondrechtenartikelen kan worden afgeleid of de Grondwet toelaat dat de wetgever in formele zin de bevoegdheid on het betreffende recht in te perken mag delegeren (0,5 punt). Als men in die tekst een vorm van het werkwoord “regelen” (0,5 punt), de term “regeling” (0,5 punt) of de term “bij of krachtens de wet” (0,5 punt) tegenkomt geeft dit aan dat delegatie door de wetgever in formele zin aan een lagere regelgever is toegestaan (0,5 punt).
Het belangrijkste verschil tussen de grondwettelijke beperkingsclausules en die in het EVRM is dat in die laatste de eis is opgenomen dat de beperking “noodzakelijk in een democratische samenleving” moet zijn (0,5 punt). Deze eis houdt (a) een noodzakelijkheidsvoorwaarde (0,5 punt) en (b) een evenredigheidsvoorwaarde /proportionaliteitsvoorwaarde in (0,5 punt). Dit betekent dat (a) de beperking moet worden ingegeven door een dringende maatschappelijke noodzaak (0,5 punt) en (b) de beperking in een redelijke verhouding moet staan tot het doel dat met de beperking wordt nagestreefd (0,5 punt).
De uitsplitsing naar noodzakelijkheidsvoorwaarde en proportionaliteitsvoorwaarde hoeft niet te worden gemaakt voor het behalen van het volle aantal punten. Een gedegen toelichting op de zinsnede “noodzakelijk in een democratische samenleving” en een gemotiveerde vertaalslag daarvan naar, in ieder geval, proportionaliteit/evenredigheid is wel vereist. Voor het antwoord dat de bepalingen in de Gw en het EVRM een verschillend wetsbegrip kennen en een juiste toelichting daarop wordt maximaal 1,5 punt toegekend.
1. Dat de Nederlandse Grondwet inflexibel/rigide is, blijkt uit het feit dat zij moeilijk te wijzigen is (1 punt voor een algemene omschrijving van het inflexibele/rigide karakter van de Grondwet waarbij verwezen wordt naar de zware wijzigingsprocedure). Wijziging geschiedt in twee lezingen (0,5 punt; géén punt voor de enkele opmerking dat de Kamer ontbonden dient te worden, dit an sich maakt de Grondwet immers niet rigide), waarbij in tweede lezing een tweederdemeerderheid vereist is (0,5 punt). Zie art. 137 Grondwet (0,5 punt).
2. De vertrouwensregel houdt in dat een minister of het kabinet als geheel zijn ontslag aan de Koning dient aan te bieden/dient op te stappen zodra blijkt dat de Tweede Kamer geen vertrouwen meer heeft in de betreffende minister dan wel het kabinet (1 punt voor een goede uitleg van de vertrouwensregel waarbij iets wordt gezegd over ontslag/opstappen, Tweede Kamer (of volksvertegenwoordiging/parlement) en het opzeggen van vertrouwen).
Het bestaan van de vertrouwensregel is definitief vast komen te staan tijdens de Luxemburgse kwestie, tussen 1866 en 1868 (0,5 punt voor het noemen van de Luxemburgse kwestie óf een juist jaartal). Bij de laatste grondwetsherziening heeft de grondwetgever er bewust voor gekozen de vertrouwensregel niet te codificeren, opdat deze regel flexibel blijft. Met andere woorden, door het ‘buiten de Grondwet houden’ van de vertrouwensregel wordt de ontwikkeling van deze regel niet bemoeilijkt (1 punt; géén punt voor de opmerking dat het niet nodig was om de vertrouwensregel te codificeren omdat deze algemeen bekend is/gewoonterecht is geworden).
3. Dit kiesrecht kan worden uitgeoefend tussen de twee lezingen in. De Tweede Kamer wordt ontbonden en bij de daaropvolgende Tweede Kamerverkiezingen kan de burger zich over de op handen zijnde Grondwetsherziening uitspreken door op de partij/politicus te stemmen die zijn visie op deze wijziging vertegenwoordigt. (1 punt voor een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om een verkiezing van de Tweede Kamer die tussen de twee lezingen/midden in de grondwetsherzieningsprocedure plaatsvindt). Om zijn stem te kunnen uitbrengen dient iemand (op de dag van de kandidaatstelling) Nederlander te zijn (0,5 punt) en de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt (0,5 punt). Zie art. 54 Grondwet óf art. B1 Kieswet (0,5 punt).
4. Het recht op een eerlijk proces is te vinden in art. 6 van het EVRM (1 punt; 0,5 punt voor het enkel noemen van het EVRM; alternatief kan worden genoemd art. 14 IVBPR; géén punt wordt toegekend voor een verwijzing naar de UVRM, omdat dit document geen bindend karakter heeft). Betoogd kan worden dat dit geen meerwaarde zal hebben: immers, de Nederlandse rechter kan nu ook al toetsen aan art. 6 EVRM, nu dit artikel een ieder verbindend is (1 punt; géén punt voor de opmerking dat het recht op een eerlijk proces nu ook al bindend is, dit betekent namelijk nog niet dat iemand er voor de rechter een beroep op kan doen, en opname in de Grondwet kan dan wel degelijk een meerwaarde hebben). Zie art. 93 Grondwet (0,5 punt). Alternatief kan betoogd worden dat, ook al kan de rechter nu al aan dit recht toetsen, opname in de Grondwet symbolische waarde kan hebben, omdat het van belang is dit fundamentele recht ook in onze Grondwet te verankeren (maximaal 1 punt voor een goede toelichting op het belang van het opnemen van dergelijke fundamentele rechten in de Nederlandse Grondwet, ook al staan deze al in het EVRM).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat 10 oefententamens te gebruiken bij het vak Beginselen van de democratische rechtsstaat aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2603 |
Add new contribution