Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (1)

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De vertrouwensregel is niet vermeld in de Grondwet maar maakt wel deel uit van de Nederlandse constitutie.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

Het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is in de Grondwet verankerd en maakt als zodanig deel uit van de Nederlandse constitutie.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 3

De Trias Politica (of de scheiding der machten) van Montesquieu vindt in het hedendaagse Nederlandse staatsrecht nog altijd strikte toepassing.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 4

Volgens Rousseau's theorie van het 'contrat social' is het uitoefenen van overheidsgezag gebaseerd op vrijwillige aanvaarding daarvan door de burger.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 5

Volgens de Nederlandse Grondwet is uitsluitend de formele wetgever bevoegd om beperkingen aan grondrechten te stellen; daarbij heeft de formele wetgever heeft niet de mogelijkheid om die beperkingsbevoegdheid te delegeren, aangezien het woord 'wet', dat in alle grondwettelijke beperkingsclausules voorkomt, gelezen moet worden als 'wet in formele zin'.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 6

Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 7

Het koninklijk besluit bedoeld in artikel 11:2 Awb is een zogenoemd 'klein KB'.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 8

Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 9

Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 10

Wie van de onderstaande personen maakt in grondwettelijke zin geen deel uit van de Nederlandse regering?

  1. Koningin Beatrix, omdat sinds de Grondwet van 1848 de ministers staatsrechtelijk verantwoordelijk zijn.

  2. Minister-president Rutte. Hij is als premier wel voorzitter van de ministerraad, maar zelf geen lid.

  3. Minister voor Immigratie en Asiel Leers, omdat hij een zogenoemde minister zonder portefeuille is en is ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  4. Staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Hij heeft als staatssecretaris namelijk geen stemrecht in de ministerraad.

Vraag 11

In welke van de onderstaande alternatieven staan de grondwetsartikelen in een historisch juiste volgorde (van oud naar nieuw), gelet op hetgeen u in Beginselen van het Nederlandse staatsrecht heeft kunnen lezen over de ontwikkeling van de rechtsstaat en het constitutionele bestel in Nederland?

  1. Artikel 42 lid 2, artikel 19, artikel 24.

  2. Artikel 24, artikel 42 lid 2, artikel 19.

  3. Artikel 19, artikel 24, artikel 42 lid 2.

  4. Artikel 19, artikel 42 lid 2, artikel 24.

Vraag 12

Tegenwoordig hebben veel wetten het karakter van 'kaderwetgeving'. Dit betekent dat de wetgever in formele zin zelf nauwelijks inhoudelijke normen stelt, maar de bevoegdheid tot inhoudelijke normstelling delegeert aan lagere regelgevers. Hierdoor kan er een zekere spanning met het legaliteitsbeginsel ontstaan. Welk van de onderstaande alternatieven geeft deze spanning juist weer?

  1. Op grond van de door middel van delegatie verkregen bevoegdheid tot inhoudelijke normstelling kunnen lagere regelgevers zelf nieuwe regelgevende bevoegdheden creëren.

  2. Het legaliteitsbeginsel vereist dat er voor elk overheidsoptreden een wettelijke grondslag bestaat. Indien een regelgevende bevoegdheid wordt gedelegeerd aan een lager bestuursorgaan, ontbreekt die wettelijke grondslag.

  3. Doordat de wetgever in formele zin zich in veel gevallen beperkt tot kaderwetgeving, is er van de oorspronkelijke gedachte van het opleggen van verplichtingen aan burgers op basis van formele, democratische gelegitimeerde, wetgeving weinig meer over.

  4. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat overheidsoptreden in overeenstemming met het recht geschiedt. Doordat de echte normstelling veel door de lagere regelgevers geschiedt, kan de rechterlijke controle hierop in het gedrang komen.

Vraag 13

Welke van onderstaande uitspraken over de goedkeuring van verdragen is juist?

  1. Een geheim verdrag behoeft noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend door de Staten-Generaal te worden goedgekeurd.

  2. Indien de Tweede Kamer een verdrag met tweederde meerderheid heeft goedgekeurd behoeft het betrokken voorstel niet aan de Eerste Kamer voorgelegd te worden.

  3. Indien de Tweede Kamer niet, maar een voldoende aantal leden van de Eerste Kamer wel uitdrukkelijke goedkeuring van een verdrag verlangt, behoeft het betrokken voorstel niet aan de Tweede Kamer te worden voorgelegd, maar wel aan de Eerste Kamer.

  4. Een uitdrukkelijk goedgekeurd verdrag gaat boven een stilzwijgend goedgekeurd verdrag.

Vraag 14

Welke van de onderstaande parlementaire rechten c.q. Machtsmiddelen heeft geen grondwettelijke basis?

  1. de motie

  2. het begrotingsrecht

  3. het mondelinge vragenrecht

  4. het recht van interpellatie

Vraag 15

Welke van de onderstaande opmerkingen over de Eerste kamer is onjuist?

  1. De voorzitter van de Eerste Kamer kan weigeren schriftelijke vragen van een lid van de kamer door te sturen naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

  2. Een enquêtecommissie van de Eerste Kamer kan de minister-president dagvaarden om als getuige voor de commissie te verschijnen.

  3. Ministers dienen in de Eerste Kamer te verschijnen om mondelinge vragen van kamerleden te beantwoorden in het vragenuurtje op dinsdagmiddag.

  4. Als de Eerste Kamer een interpellatie houdt, dient de betrokken bewindspersoon in de Kamer aanwezig te zijn om de mondelinge vragen te beantwoorden.

Vraag 16

Welke inwoner van Leiden kon deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart 2010?

  1. Een Nederlandse middelbare scholier die op 10 maart 2010 18 jaar werd.

  2. Een 19-jarige Deense die sinds september 2009 in Leiden studeert.

  3. Een 51-jarige Amerikaan die sinds november 2007 in Den Haag werkzaam is.

  4. Geen van de genoemde personen.

Vraag 17

Wat is de juiste volgorde van de verschillende fasen in de totstandkoming van een verdrag?

  1. 1. ondertekening, 2. parlementaire goedkeuring, 3. inwerkingtreding, 4. bekrachtiging (ratificatie)

  2. 1. parlementaire goedkeuring, 2. bekrachtiging (ratificatie), 3. ondertekening, inwerkingtreding.

  3. 1. bekrachtiging (ratificatie), 2. ondertekening, 3. inwerkingtreding, 4. parlementaire goedkeuring.

  4. 1. ondertekening, 2. parlementaire goedkeuring, 3. bekrachtiging, 4. inwerkingtreding.

Vraag 18

Welke van de volgende organen kunnen in het staatsrechtelijk taalgebruik als synoniemen beschouwd worden?

  1. Kabinet en ministerraad.

  2. Kabinet en regering.

  3. Kroon en regering.

  4. Ministerraad en regering.

Vraag 19

Wat is de positie van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvO TK) in de hiërarchie van regelgeving?

  1. Het RvO TK staat boven de provinciale verordening maar lager dan de algemene maatregel van bestuur.

  2. Het RvO TK is een algemene maatregel van bestuur.

  3. Het RvO TK heeft een hogere status dan een algemene maatregel van bestuur, maar een lagere status dan een wet in formele zin.

  4. Het RvO TK is geen algemeen verbindend voorschrift en heeft geen plaats in de hiërarchie.

Vraag 20

In het bij Tweede Kamerverkiezingen geldende kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging:

  1. kan alleen een stem op een partij uitgebracht worden, niet op een persoon;

  2. heeft het uitbrengen van een voorkeurstem geen enkele betekenis;

  3. komen restzetels doorgaans bij partijen, die de meeste zetels behalen;

  4. is er geen sprake van restzetels.

Vraag 21

De Eerste Kamer beschikt over zowel wetgevende als controlerende bevoegdheden. Welk van de onderstaande bevoegdheden heeft de Eerste Kamer niet?

  1. Het schriftelijk vragenrecht.

  2. Het begrotingsrecht.

  3. Het recht van initiatief.

  4. Het recht van interpellatie.

Vraag 22

De Harmonisatiewet had onder meer tot gevolg dat voor bepaalde studenten met terugwerkende kracht hun recht om ingeschreven te zijn werd beperkt. De Landelijke Studenten Vakbond spande een kort geding aan tegen de Staat. De President van de Rechtbank oordeelde dat hij de Harmonisatiewet aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden mocht toetsen, in casu aan art. 43, waarin de rechtszekerheid wordt genoemd. In een procedure van sprongcassatie bij de Hoge Raad tegen dit vonnis van de Rechtbank, werd door de landsadvocaat gesteld dat de rechter hiertoe niet bevoegd was, mede gezien art. 120 Grondwet.

De Hoge Raad oordeelde omtrent het toetsingsrecht van de rechter, dat de rechter de formele wet:

  1. aan het Statuut mag toetsen, maar niet aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel;

  2. niet aan het Statuut mag toetsen, maar wel aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel;

  3. zowel aan het Statuut als aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel mag toetsen;

  4. noch aan het Statuut, noch aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel mag toetsen.

Vraag 23

De positie van de nationale rechter bij de toepassing van het EU-recht verschilt van die bij de toepassing van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) in die zin dat:

  1. het EU-recht doorwerkt via de artikelen 93 en 94 van de Grondwet en het EVRM een eigen rechtsorde vormt en doorwerkt buiten deze artikelen om;

  2. de nationale rechter bij onduidelijkheid over de uitleg van een bepaling uit het EVRM het Europese Hof voor de Rechten van de Mens om een oordeel moet vragen, terwijl een vergelijkbare mogelijkheid niet bestaat bij het EU-recht.

  3. de burgers voor de nationale rechter rechtstreeks een beroep kunnen doen op bepalingen van EU-recht, maar niet op bepalingen uit het EVRM;

  4. de lagere nationale rechter op grond van artikel 267 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie bevoegd is vragen over de uitleg van het EU-recht voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU, terwijl een vergelijkbare mogelijkheid voor het EVRM niet bestaat.

Vraag 24

Er is in Nederland nog altijd een tekort aan donororganen. Daarom wordt in de Tweede Kamer met een zekere regelmaat gediscussieerd over orgaandonatie. Tijdens een van die discussies wordt gewezen op de betekenis van het grondrecht op onaantastbaarheid van het lichaam. Als de Kamer besluit een regeling te treffen inzake de orgaandonatie dan kan dit volgens artikel 11 Grondwet geregeld worden:

  1. alleen in een formele wet en alleen in het belang van de volksgezondheid;

  2. in zowel een formele wet als in lagere regelgeving en alleen in het belang van de volksgezondheid;

  3. in zowel een formele wet als in lagere regelgeving en voor elk belang;

  4. alleen in een formele wet en voor elk belang.

Vraag 25

Artikel 8 EVRM bepaalt onder meer dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven en zijn familie- of gezinsleven.

Wat kan de Nederlandse rechter doen, indien hij constateert dat een nationale wettelijke bepaling in strijd is met artikel 8 EVRM?

  1. De rechter kan niets doen: weliswaar werkt het EVRM op grond van het monistisch stelsel door binnen de Nederlandse rechtsorde, maar artikel 8 EVRM heeft geen rechtstreekse werking.

  2. De rechter dient het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg in een prejudiciële procedure om advies te vragen.

  3. De rechter kan de nationale wettelijke bepaling buiten toepassing laten wegens strijd met een 'een ieder verbindende' verdragsbepaling.

  4. De rechter kan niets ondernemen, aangezien de in artikel 8 EVRM opgenomen rechten niet in de Grondwet voorkomen.

Vraag 26

Waar we in de Grondwet de formulering 'de wet stelt regels' tegenkomen, heeft de grondwetgever:

  1. de mogelijkheid geopend tot delegatie;

  2. de mogelijkheid geopend tot mandaat;

  3. een delegatieverbod vastgelegd;

  4. een mandaatverbod vastgelegd.

Onderdeel B: Essayvraag

Stel: Door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie wordt een wetsvoorstel ingediend om artikel 120 Grondwet aan te passen en toetsing van wetten aan de klassieke grondrechten mogelijk te maken.

Schrijf een opstel van 1 à 1,5 pagina (250-350 woorden) waarin u:

  • ingaat op de inhoud/betekenis van het toetsingsverbod;

  • enkele argumenten voor en tegen het toetsingsverbod noemt;

  • antwoord geeft op de vraag of er grote veranderingen te verwachten zijn van de

  • voorgestelde grondwetsherziening voor de grondrechtenbescherming in het algemeen;

  • aangeeft of het nu zittende kabinet tijdens haar zittingsperiode kans zal zien de voorgestelde grondwetsherziening te realiseren.

Voorzie uw opstel van een titel, maak duidelijk wat de centrale vraag is en zorg ervoor dat een en ander logisch uitloopt in een slotconclusie. Schrijf uw opstel in goedlopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw opstel gebruik van de begrippen die u in het studiemateriaal bent tegengekomen.

Antwoordindicatie meerkeuzevragen

  1. a

  2. a

  3. b

  4. a

  5. b

  6. a

  7. a

  8. a

  9. a

  10. d

  11. b

  12. c

  13. a

  14. a

  15. c

  16. b

  17. d

  18. c

  19. d

  20. c

  21. c

  22. d

  23. d

  24. c

  25. c

  26. a

Antwoordindicatie onderdeel B: essayvraag

In het essay zou aandacht besteed moeten worden aan de volgende punten:

  • Het toetsingsverbod houdt in dat wetten in formele zin niet aan de Grondwet getoetst mogen worden. Het toetsingsverbod geldt dus slechts voor wetten in formele zin en niet voor lagere wetgeving. Uit art. 120 Grondwet vloeit ook voort dat wetten in formele zin niet aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan ongeschreven rechtsbeginselen getoetst mogen worden.

  • Vindplaats: HR 14 april 1989 (Harmonisatiewet), Ars Aequi Jurisprudentie 1849-2011, p. 232; Beginselen van het Nederlandse staatsrecht (17e dr.), hoofdstuk XII.8.

  • Het verbod van toetsing geldt voor zowel de inhoud van de wet in formele zin als de wijze van totstandkoming van de wet in formele zin, ook de totstandkomingswijze mag niet door de rechter aan de grondwet getoetst worden; zie HR-arrest Prof Van den Bergh.

  • Vindplaats: HR 27 januari 1961 (Prof. Van den Bergh), Ars Aequi Jurisprudentie 1849-2011, p. 63; Beginselen van het Nederlandse staatsrecht (17e dr.), hoofdstuk XII.8.

  • Argumenten tegen het toetsingsverbod:

    • De rechter beslist steeds een concreet geschil en is meer dan de wetgever geneigd vanuit de positie van de individuele burger te denken; dus rechterlijke toetsing is beter voor de individuele rechtsbescherming van de burger.

    • De kwaliteit van wetgeving laat soms te wensen over omdat in het parlement vooral politieke motieven de boventoon voeren in de discussie over wetgeving.

    • Grondwettelijke problemen worden veelal pas duidelijk in de praktijk van de wetstoepassing, de wetgever kan die niet allemaal tevoren voorzien, zodat rechterlijke toetsing een nuttige aanvulling vormt.

    • Door constitutionele toetsing wordt de invloed van de grondwettelijke normen op wetgeving, bestuur en rechtspraak vergroot, waardoor de Grondwet meer reliëf krijgt.

  • Argumenten voor het toetsingsverbod:

    • De rechter is niet democratisch gelegitimeerd en hoeft aan niemand verantwoording af te leggen.

    • De beraadslagingen van de rechter vinden in het geheim plaats.

    • Belangrijke beslissingen zouden dan door een zeer klein aantal personen (rechters) genomen worden en niet door representatief samengestelde organen.

    • De kwaliteit van wetgeving kan ook goed worden bewaakt in het totstandkomingsproces, door bijvoorbeeld de Raad van State en de Eerste Kamer.

  • Van onderstaande argumenten hoeven er slechts twee te worden genoemd:

  • Toetsing van wetgeving aan de grondwettelijke grondrechten zal waarschijnlijk geen aardverschuiving met zich brengen, sinds 1953 kan de rechter namelijk wetten reeds toetsen aan een ieder verbindende verdragsbepalingen en in diverse verdragen zijn min of meer dezelfde grondrechten gegarandeerd als in de Grondwet. Er wordt dus al getoetst aan die grondrechten.

  • Bovendien wordt lagere wetgeving al gewoon getoetst aan de grondwettelijke grondrechten (want het toetsingsverbod ziet niet op lagere wetgeving). Er is veel meer lagere wetgeving dan wetgeving in formele zin, dus de meeste regels in Nederland worden al lang aan de Grondwet getoetst.

  • Op sommige punten kan toetsing aan de Grondwet echter iets toevoegen aan de verdragstoetsing, namelijk daar waar de Grondwet andere grondrechten beschermd dan de verdragen of specifieker eisen stelt aan bepaalde grondrechtenbeperkingen dan de verdragen doen.

 

  • Het kabinet zal er in ieder geval niet in slagen om de grondwetsherziening geheel af te ronden, want voor grondwetsherziening geldt een zwaardere procedure die inhoudt dat de behandeling van het grondwetswijzigingsvoorstel plaatsvindt in twee lezingen. Tussen beide lezingen moet de Tweede Kamer worden ontbonden en moeten er verkiezingen plaatsvinden. Na die verkiezingen moet een nieuw kabinet derhalve het wetsvoorstel in tweede lezing door de Staten-Generaal geleiden.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2833