Beginselen van de democratische rechtsstaat: TentamenTests - UL
- 2851 keer gelezen
De vertrouwensregel is niet vermeld in de Grondwet maar maakt wel deel uit van de Nederlandse constitutie.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is in de Grondwet verankerd en maakt als zodanig deel uit van de Nederlandse constitutie.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
De Trias Politica (of de scheiding der machten) van Montesquieu vindt in het hedendaagse Nederlandse staatsrecht nog altijd strikte toepassing.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens Rousseau's theorie van het 'contrat social' is het uitoefenen van overheidsgezag gebaseerd op vrijwillige aanvaarding daarvan door de burger.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens de Nederlandse Grondwet is uitsluitend de formele wetgever bevoegd om beperkingen aan grondrechten te stellen; daarbij heeft de formele wetgever heeft niet de mogelijkheid om die beperkingsbevoegdheid te delegeren, aangezien het woord 'wet', dat in alle grondwettelijke beperkingsclausules voorkomt, gelezen moet worden als 'wet in formele zin'.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het koninklijk besluit bedoeld in artikel 11:2 Awb is een zogenoemd 'klein KB'.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Wie van de onderstaande personen maakt in grondwettelijke zin geen deel uit van de Nederlandse regering?
Koningin Beatrix, omdat sinds de Grondwet van 1848 de ministers staatsrechtelijk verantwoordelijk zijn.
Minister-president Rutte. Hij is als premier wel voorzitter van de ministerraad, maar zelf geen lid.
Minister voor Immigratie en Asiel Leers, omdat hij een zogenoemde minister zonder portefeuille is en is ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Hij heeft als staatssecretaris namelijk geen stemrecht in de ministerraad.
In welke van de onderstaande alternatieven staan de grondwetsartikelen in een historisch juiste volgorde (van oud naar nieuw), gelet op hetgeen u in Beginselen van het Nederlandse staatsrecht heeft kunnen lezen over de ontwikkeling van de rechtsstaat en het constitutionele bestel in Nederland?
Artikel 42 lid 2, artikel 19, artikel 24.
Artikel 24, artikel 42 lid 2, artikel 19.
Artikel 19, artikel 24, artikel 42 lid 2.
Artikel 19, artikel 42 lid 2, artikel 24.
Tegenwoordig hebben veel wetten het karakter van 'kaderwetgeving'. Dit betekent dat de wetgever in formele zin zelf nauwelijks inhoudelijke normen stelt, maar de bevoegdheid tot inhoudelijke normstelling delegeert aan lagere regelgevers. Hierdoor kan er een zekere spanning met het legaliteitsbeginsel ontstaan. Welk van de onderstaande alternatieven geeft deze spanning juist weer?
Op grond van de door middel van delegatie verkregen bevoegdheid tot inhoudelijke normstelling kunnen lagere regelgevers zelf nieuwe regelgevende bevoegdheden creëren.
Het legaliteitsbeginsel vereist dat er voor elk overheidsoptreden een wettelijke grondslag bestaat. Indien een regelgevende bevoegdheid wordt gedelegeerd aan een lager bestuursorgaan, ontbreekt die wettelijke grondslag.
Doordat de wetgever in formele zin zich in veel gevallen beperkt tot kaderwetgeving, is er van de oorspronkelijke gedachte van het opleggen van verplichtingen aan burgers op basis van formele, democratische gelegitimeerde, wetgeving weinig meer over.
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat overheidsoptreden in overeenstemming met het recht geschiedt. Doordat de echte normstelling veel door de lagere regelgevers geschiedt, kan de rechterlijke controle hierop in het gedrang komen.
Welke van onderstaande uitspraken over de goedkeuring van verdragen is juist?
Een geheim verdrag behoeft noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend door de Staten-Generaal te worden goedgekeurd.
Indien de Tweede Kamer een verdrag met tweederde meerderheid heeft goedgekeurd behoeft het betrokken voorstel niet aan de Eerste Kamer voorgelegd te worden.
Indien de Tweede Kamer niet, maar een voldoende aantal leden van de Eerste Kamer wel uitdrukkelijke goedkeuring van een verdrag verlangt, behoeft het betrokken voorstel niet aan de Tweede Kamer te worden voorgelegd, maar wel aan de Eerste Kamer.
Een uitdrukkelijk goedgekeurd verdrag gaat boven een stilzwijgend goedgekeurd verdrag.
Welke van de onderstaande parlementaire rechten c.q. Machtsmiddelen heeft geen grondwettelijke basis?
de motie
het begrotingsrecht
het mondelinge vragenrecht
het recht van interpellatie
Welke van de onderstaande opmerkingen over de Eerste kamer is onjuist?
De voorzitter van de Eerste Kamer kan weigeren schriftelijke vragen van een lid van de kamer door te sturen naar de verantwoordelijke bewindspersoon.
Een enquêtecommissie van de Eerste Kamer kan de minister-president dagvaarden om als getuige voor de commissie te verschijnen.
Ministers dienen in de Eerste Kamer te verschijnen om mondelinge vragen van kamerleden te beantwoorden in het vragenuurtje op dinsdagmiddag.
Als de Eerste Kamer een interpellatie houdt, dient de betrokken bewindspersoon in de Kamer aanwezig te zijn om de mondelinge vragen te beantwoorden.
Welke inwoner van Leiden kon deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart 2010?
Een Nederlandse middelbare scholier die op 10 maart 2010 18 jaar werd.
Een 19-jarige Deense die sinds september 2009 in Leiden studeert.
Een 51-jarige Amerikaan die sinds november 2007 in Den Haag werkzaam is.
Geen van de genoemde personen.
Wat is de juiste volgorde van de verschillende fasen in de totstandkoming van een verdrag?
1. ondertekening, 2. parlementaire goedkeuring, 3. inwerkingtreding, 4. bekrachtiging (ratificatie)
1. parlementaire goedkeuring, 2. bekrachtiging (ratificatie), 3. ondertekening, inwerkingtreding.
1. bekrachtiging (ratificatie), 2. ondertekening, 3. inwerkingtreding, 4. parlementaire goedkeuring.
1. ondertekening, 2. parlementaire goedkeuring, 3. bekrachtiging, 4. inwerkingtreding.
Welke van de volgende organen kunnen in het staatsrechtelijk taalgebruik als synoniemen beschouwd worden?
Kabinet en ministerraad.
Kabinet en regering.
Kroon en regering.
Ministerraad en regering.
Wat is de positie van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvO TK) in de hiërarchie van regelgeving?
Het RvO TK staat boven de provinciale verordening maar lager dan de algemene maatregel van bestuur.
Het RvO TK is een algemene maatregel van bestuur.
Het RvO TK heeft een hogere status dan een algemene maatregel van bestuur, maar een lagere status dan een wet in formele zin.
Het RvO TK is geen algemeen verbindend voorschrift en heeft geen plaats in de hiërarchie.
In het bij Tweede Kamerverkiezingen geldende kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging:
kan alleen een stem op een partij uitgebracht worden, niet op een persoon;
heeft het uitbrengen van een voorkeurstem geen enkele betekenis;
komen restzetels doorgaans bij partijen, die de meeste zetels behalen;
is er geen sprake van restzetels.
De Eerste Kamer beschikt over zowel wetgevende als controlerende bevoegdheden. Welk van de onderstaande bevoegdheden heeft de Eerste Kamer niet?
Het schriftelijk vragenrecht.
Het begrotingsrecht.
Het recht van initiatief.
Het recht van interpellatie.
De Harmonisatiewet had onder meer tot gevolg dat voor bepaalde studenten met terugwerkende kracht hun recht om ingeschreven te zijn werd beperkt. De Landelijke Studenten Vakbond spande een kort geding aan tegen de Staat. De President van de Rechtbank oordeelde dat hij de Harmonisatiewet aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden mocht toetsen, in casu aan art. 43, waarin de rechtszekerheid wordt genoemd. In een procedure van sprongcassatie bij de Hoge Raad tegen dit vonnis van de Rechtbank, werd door de landsadvocaat gesteld dat de rechter hiertoe niet bevoegd was, mede gezien art. 120 Grondwet.
De Hoge Raad oordeelde omtrent het toetsingsrecht van de rechter, dat de rechter de formele wet:
aan het Statuut mag toetsen, maar niet aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel;
niet aan het Statuut mag toetsen, maar wel aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel;
zowel aan het Statuut als aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel mag toetsen;
noch aan het Statuut, noch aan het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel mag toetsen.
De positie van de nationale rechter bij de toepassing van het EU-recht verschilt van die bij de toepassing van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) in die zin dat:
het EU-recht doorwerkt via de artikelen 93 en 94 van de Grondwet en het EVRM een eigen rechtsorde vormt en doorwerkt buiten deze artikelen om;
de nationale rechter bij onduidelijkheid over de uitleg van een bepaling uit het EVRM het Europese Hof voor de Rechten van de Mens om een oordeel moet vragen, terwijl een vergelijkbare mogelijkheid niet bestaat bij het EU-recht.
de burgers voor de nationale rechter rechtstreeks een beroep kunnen doen op bepalingen van EU-recht, maar niet op bepalingen uit het EVRM;
de lagere nationale rechter op grond van artikel 267 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie bevoegd is vragen over de uitleg van het EU-recht voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU, terwijl een vergelijkbare mogelijkheid voor het EVRM niet bestaat.
Er is in Nederland nog altijd een tekort aan donororganen. Daarom wordt in de Tweede Kamer met een zekere regelmaat gediscussieerd over orgaandonatie. Tijdens een van die discussies wordt gewezen op de betekenis van het grondrecht op onaantastbaarheid van het lichaam. Als de Kamer besluit een regeling te treffen inzake de orgaandonatie dan kan dit volgens artikel 11 Grondwet geregeld worden:
alleen in een formele wet en alleen in het belang van de volksgezondheid;
in zowel een formele wet als in lagere regelgeving en alleen in het belang van de volksgezondheid;
in zowel een formele wet als in lagere regelgeving en voor elk belang;
alleen in een formele wet en voor elk belang.
Artikel 8 EVRM bepaalt onder meer dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven en zijn familie- of gezinsleven.
Wat kan de Nederlandse rechter doen, indien hij constateert dat een nationale wettelijke bepaling in strijd is met artikel 8 EVRM?
De rechter kan niets doen: weliswaar werkt het EVRM op grond van het monistisch stelsel door binnen de Nederlandse rechtsorde, maar artikel 8 EVRM heeft geen rechtstreekse werking.
De rechter dient het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg in een prejudiciële procedure om advies te vragen.
De rechter kan de nationale wettelijke bepaling buiten toepassing laten wegens strijd met een 'een ieder verbindende' verdragsbepaling.
De rechter kan niets ondernemen, aangezien de in artikel 8 EVRM opgenomen rechten niet in de Grondwet voorkomen.
Waar we in de Grondwet de formulering 'de wet stelt regels' tegenkomen, heeft de grondwetgever:
de mogelijkheid geopend tot delegatie;
de mogelijkheid geopend tot mandaat;
een delegatieverbod vastgelegd;
een mandaatverbod vastgelegd.
Stel: Door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie wordt een wetsvoorstel ingediend om artikel 120 Grondwet aan te passen en toetsing van wetten aan de klassieke grondrechten mogelijk te maken.
Schrijf een opstel van 1 à 1,5 pagina (250-350 woorden) waarin u:
ingaat op de inhoud/betekenis van het toetsingsverbod;
enkele argumenten voor en tegen het toetsingsverbod noemt;
antwoord geeft op de vraag of er grote veranderingen te verwachten zijn van de
voorgestelde grondwetsherziening voor de grondrechtenbescherming in het algemeen;
aangeeft of het nu zittende kabinet tijdens haar zittingsperiode kans zal zien de voorgestelde grondwetsherziening te realiseren.
Voorzie uw opstel van een titel, maak duidelijk wat de centrale vraag is en zorg ervoor dat een en ander logisch uitloopt in een slotconclusie. Schrijf uw opstel in goedlopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw opstel gebruik van de begrippen die u in het studiemateriaal bent tegengekomen.
a
a
b
a
b
a
a
a
a
d
b
c
a
a
c
b
d
c
d
c
c
d
d
c
c
a
In het essay zou aandacht besteed moeten worden aan de volgende punten:
Het toetsingsverbod houdt in dat wetten in formele zin niet aan de Grondwet getoetst mogen worden. Het toetsingsverbod geldt dus slechts voor wetten in formele zin en niet voor lagere wetgeving. Uit art. 120 Grondwet vloeit ook voort dat wetten in formele zin niet aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan ongeschreven rechtsbeginselen getoetst mogen worden.
Vindplaats: HR 14 april 1989 (Harmonisatiewet), Ars Aequi Jurisprudentie 1849-2011, p. 232; Beginselen van het Nederlandse staatsrecht (17e dr.), hoofdstuk XII.8.
Het verbod van toetsing geldt voor zowel de inhoud van de wet in formele zin als de wijze van totstandkoming van de wet in formele zin, ook de totstandkomingswijze mag niet door de rechter aan de grondwet getoetst worden; zie HR-arrest Prof Van den Bergh.
Vindplaats: HR 27 januari 1961 (Prof. Van den Bergh), Ars Aequi Jurisprudentie 1849-2011, p. 63; Beginselen van het Nederlandse staatsrecht (17e dr.), hoofdstuk XII.8.
Argumenten tegen het toetsingsverbod:
De rechter beslist steeds een concreet geschil en is meer dan de wetgever geneigd vanuit de positie van de individuele burger te denken; dus rechterlijke toetsing is beter voor de individuele rechtsbescherming van de burger.
De kwaliteit van wetgeving laat soms te wensen over omdat in het parlement vooral politieke motieven de boventoon voeren in de discussie over wetgeving.
Grondwettelijke problemen worden veelal pas duidelijk in de praktijk van de wetstoepassing, de wetgever kan die niet allemaal tevoren voorzien, zodat rechterlijke toetsing een nuttige aanvulling vormt.
Door constitutionele toetsing wordt de invloed van de grondwettelijke normen op wetgeving, bestuur en rechtspraak vergroot, waardoor de Grondwet meer reliëf krijgt.
Argumenten voor het toetsingsverbod:
De rechter is niet democratisch gelegitimeerd en hoeft aan niemand verantwoording af te leggen.
De beraadslagingen van de rechter vinden in het geheim plaats.
Belangrijke beslissingen zouden dan door een zeer klein aantal personen (rechters) genomen worden en niet door representatief samengestelde organen.
De kwaliteit van wetgeving kan ook goed worden bewaakt in het totstandkomingsproces, door bijvoorbeeld de Raad van State en de Eerste Kamer.
Van onderstaande argumenten hoeven er slechts twee te worden genoemd:
Toetsing van wetgeving aan de grondwettelijke grondrechten zal waarschijnlijk geen aardverschuiving met zich brengen, sinds 1953 kan de rechter namelijk wetten reeds toetsen aan een ieder verbindende verdragsbepalingen en in diverse verdragen zijn min of meer dezelfde grondrechten gegarandeerd als in de Grondwet. Er wordt dus al getoetst aan die grondrechten.
Bovendien wordt lagere wetgeving al gewoon getoetst aan de grondwettelijke grondrechten (want het toetsingsverbod ziet niet op lagere wetgeving). Er is veel meer lagere wetgeving dan wetgeving in formele zin, dus de meeste regels in Nederland worden al lang aan de Grondwet getoetst.
Op sommige punten kan toetsing aan de Grondwet echter iets toevoegen aan de verdragstoetsing, namelijk daar waar de Grondwet andere grondrechten beschermd dan de verdragen of specifieker eisen stelt aan bepaalde grondrechtenbeperkingen dan de verdragen doen.
Het kabinet zal er in ieder geval niet in slagen om de grondwetsherziening geheel af te ronden, want voor grondwetsherziening geldt een zwaardere procedure die inhoudt dat de behandeling van het grondwetswijzigingsvoorstel plaatsvindt in twee lezingen. Tussen beide lezingen moet de Tweede Kamer worden ontbonden en moeten er verkiezingen plaatsvinden. Na die verkiezingen moet een nieuw kabinet derhalve het wetsvoorstel in tweede lezing door de Staten-Generaal geleiden.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat 10 oefententamens te gebruiken bij het vak Beginselen van de democratische rechtsstaat aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2833 |
Add new contribution