Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018


Vragen

Het tentamen bestaat uit 12 vragen. In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij minimaal 39 punten heb je een 6.

Vraag 1 (6 punten)

Ronde & Koning Vastgoed BV, gevestigd te den Haag, verhuurt aan Sarah een tamelijk bouwvallige woning in Monster (gemeente Westland). Sarah zegt met een brief van 31 juli 2017 de huur op tegen 1 september 2017, omdat zij met ingang van 15 augustus 2017 in Eindhoven gaat wonen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning na ommekomst van de huur in goede staat, schoon en leeg aan de verhuurder oplevert. Op 30 augustus 2017 geeft Sarah voor een aantal vrienden een afscheidsfeest in de woning te Monster. Dit feest loopt danig uit de hand. Eén van de vrienden van Sarah is Sander, die (net als inmiddels Sarah) in Eindhoven woont. Sander heeft teveel drank op en 'verbouwt' tijdens het feestje de gehuurde woning door links en rechts met een mokerhamer deuren, muren, sanitair, keuken en ramen te vernielen en met rode verf op verschillende muren te schrijven “Sander was er ook”. De schade bedraagt € 35.000. Bij de inspectie van de oplevering op 2 september 2017 bemerkt Ronde & Koning Vastgoed B.V. de grote ravage. Op internet zijn filmpjes te vindenover hoe het er tijdens het feestje aan is toegegaan. Het wangedrag van Saner komt in detail naar voren. Op basis hiervan besluit Ronde & Koning Vastgoed B.V. zowel Sarah (uit hoofde van wanprestatie) als Sander (uit hoofde van onrechtmatige daad) te dagvaarden en aan te spreken tot schadevergoeding. Deze vorderingen laat Ronde & Koning Vastgoed B.V., om kostentechnische redenen, opnemen in één dagvaarding die wordt betekend op 4 september 2017. In de dagvaarding staat als roldatum vermeld woensdag 18 oktober 2017.

Welke rechtbank is bevoegd om van de vordering tegen Sarah en Sander kennis te nemen?

Vraag 2 (6 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 1 genoemde door Ronde & Koning Vastgoed B.V. aan Sander en Sarah uitgebrachte dagvaarding bevat abusievelijk niet de op grond van art. 111 lid 2 aanhef en onder j Rv bedoelde aanzegging van art. 140 lid 3 Rv. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. bemerkt dit verzuim een paar weken voor de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017. Op welke wijze kan de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dit verzuim nog eigener beweging herstellen?

Vraag 3 (4 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 2 genoemde omissie in de dagvaarding wordt niet tijdig door de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. onderkend. Op de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017 verschijnen Sarah en Sander niet. De rechter verleent daarop terstond verstek tegen hen beiden en verwijst de zaak voor vonnis naar de rol van twee weken later. Kunnen Sarah en Sander de verstekverlening nog ongedaan maken?

Vraag 4 (4 punten)

Stel: Op de aan de gedaagden Sarah en Sander betekende – hiervoor bij vraag 1 eerder genoemde – dagvaarding verschijnen zij allebei op de aangezegde roldatum bij advocaat. Bij conclusie van antwoord verweren zij zich tegen de schadevergoedingsvordering van Ronde & Koning Vastgoed B.V., daarbij stellende dat zij niet aansprakelijk zijn omdat Ronde & Koning vastgoed B.V. aan Sarag toestemming had gegeven de woning te ‘bewerken’ omdat die, gelet op de bouwvallige staat, toch op de nominatie stond te worden gesloopt. De rechtbank gelast daarna een comparitie van partijen. Noem drie doeleinden van de comparitie na antwoord.

Vraag 5 (6 punten)

Stel: tijdens de hiervoor onder 4. genoemde comparitie betwist Ronde & Koning Vastgoed B.V. uitdrukkelijk dat zij aan Sarah en Sander toestemming heeft gegeven de woning te ‘bewerken’, daarbij stellende dat zij de huuropzegging door Sarah  schriftelijk heeft bevestigd en daarbij Sarah erop heeft gewezen dat hij de woning in goede staat, schoon en leeg op 1 september 2017 moet opleveren. Vastgoed B.V. blijft dan ook bij haar vordering dat Sarah en Sander aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade van € 35.000. Hoe moet de bewijslast worden verdeeld ten aanzien van de vraag of Sarah en/of Sander aansprakelijk zijn voor de schade van € 35.000?

Vraag 6 (7 punten)

Na de, hiervoor in vraag 4 genoemde, comparitie van partijen bepaalt de rechtbank in de zaak van Ronde & Koning Vastgoed B.V. tegen Sarah en Sander een datum voor vonnis. Bij het schrijven van het vonnis gaat de rechter op internet op zoek naar informatie over het gebeuren in de woning op 30 augustus 2017. Hij stuit daarbij op de filmpjes over het gedrag van Sander en ziet daarop ook beelden van de bouwvallige staat van de woning. In het vonnis wordt vervolgens overwogen dat het gedrag van Sander niet door de beugel kan, maar niet leidt tot aansprakelijkheid omdat de rechter de slechte staat van de woning zelf heeft geconstateerd in de filmpjes die op internet circuleren. De rechter acht dan ook het verweer van Sarah en Sander bij conclusie van antwoord – dat Ronde & Koning Vastgoed B.V. toestemming had gegeven voor de ‘bewerking’ van de woning – zeer plausibel juist vanwege de slechte staat van de woning. De rechter gaat om die reden ook voorbij aan het verweer van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dat zij bij de opzegging door Sarah nog eens had gewezen op de verplichting de woning in goede staat, schoon en leeg op te leveren. In het dictum worden de vorderingen van Ronde & Koning Vastgoed B.V. afgewezen. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. is het met de afwijzing niet eens en overweegt hoger beroep in te stellen, maar hij vraagt zich af wat hij in dat verband als grief zal aanvoeren. Welke twee mogelijkheden zou u hem aanraden gelet op de handelswijze van de rechter en zijn beslissing om het door Ronde & Koning Vastgoed B.V. gevoerde verweer te passeren?

Vraag 7 (7 punten)

Stel dat de rechter, in afwijking van het in vraag 6 gestelde, in de procedure van R&K Vastgoed B.V. tegen Sarah en Sander het volgende vonnis wijst:

Beoordeling van het geschil

[......]

Stelt vast dat (i) Sarah in haar contractuele verhouding met Albert Vastgoed B.V. geen wanprestatie heeft gepleegd en (ii) Sander onrechtmatig heeft gehandeld jegens R&K vastgoed B.V.
Aangezien Sander  de door Albert Vastgoed B.V. gestelde schade heeft betwist en laatstgenoemde te dien aanzien bewijs heeft aangeboden zal de rechtbank R&K Vastgoed B.V. in de gelegenheid stellen het bewijs te leveren

Rechtdoende:

  1. Wijst de vordering tegen Sarah af.
  2. Laat Ronde & Koning Vastgoed B.V. in het kader van haar vordering tegen Sander toe de door haar gestelde schade te bewijzen
  3. Houdt verder iedere beslissing aan.

Ronde & Koning Vastgoed B.V. is het met deze beslissing niet eens. Zij wenst sowieso hoger beroep in te stellen tegen de afwijzing van de tegen Sarah ingestelde vordering. Zij vraagt zich af of zij dan ook hoger beroep kan stellen tegen de bewijsopdracht ten aanzien van haar vordering tot schadevergoeding tegen Sander.

Wat is je advies?

Vraag 8 (6 punten)

Honduras BV laat een vordering ter hoogte van € 70.000,- van Paraguay BV ook na schriftelijke aanmaning onbetaald, waarop Paraguay besluit om Honduras in rechte te betrekken. De advocaat van Paraguay BV stelt een procesinleiding op en dient deze langs elektronische weg in bij de rechter. Van de griffier ontvangt de advocaat van Paraguay een oproepingsbericht, dat hij per e-mail aan Honduras stuurt. Honduras BV verschijnt op de laatste dag waarop zij dat uiterlijk moest (27 september 2017) niet in het geding. Daarop stuurt de advocaat van Paraguay BV het oproepingsbericht per aangetekende post aan Honduras BV. Op 25 oktober 2017 is Honduras nog steeds niet in het geding verschenen. Zal de rechter verstek verlenen tegen Honduras of een andere beslissing moeten geven nu Honduras niet verschenen is?

Vraag 9 (5 punten)

De Wijer BV is een bedrijf dat meetapparatuur voor de luchtvaartindustrie vervaardigt. Door het bedrijf wordt al enige tijd gewerkt aan een scanapparaat om motoren van vliegtuigen op haarscheurtjes te controleren. Aangezien het niet lukt om dit apparaat naar behoren te laten functioneren, wordt uitvinder Melissa in de arm genomen. Bij het verstrekken van de opdracht aan Melissa wordt afgesproken dat, als de aanpassing succesvol is, Melissa gedurende 5 jaar 10% van de opbrengsten van de verkoop van het product ontvangt. Gedurende twee jaar geniet Melissa aanzienlijke inkomsten vanwege het feit dat de verkoop van het apparaat zeer goed loopt. Na die twee jaar wordt dat echter plotseling veel minder. Als Melissa de Wijer BV daarop aanspreekt, krijgt ze te horen dat de verkoop drastisch gedaald is. Melissa is er echter van overtuigd dat de betalingen door De Wijer ten onrechte achterwege blijven. Melissa heeft de opbrengsten hard nodig en spant daarom een kort geding aan tegen De Wijer waarin zij veroordeling van de Wijer tot openlegging van diens boeken (bedrijfsadministratie) vordert. De Wijer verschijnt en voert verweer. Op grond van hetgeen in het kort geding naar voren komt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de Wijer inderdaad opbrengsten voor Melissa achterhoudt. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Melissa dan ook af. Daags na de uitspraak laat Melissa haar advocaat weten dat zij zich niet wil neerleggen bij deze uitkomst. Zij meent dat haar vordering, wanneer ze de mogelijkheid krijgt om bewijs te leveren, wel degelijk kans van slagen heeft. Melissa wil daarvoor onder andere diverse getuigen laten horen en een onafhankelijke accountant onderzoek naar de administratie van de Wijer laten uitvoeren. De advocaat ziet twee mogelijkheden: hoger beroep instellen of een bodemprocedure beginnen. Wat raad je Melissa aan in dit geval aan?

Vraag 10 (6 punten)

Samira, wonende te Groningen en kantoor houdend als advocaat in het arrondissement van de rechtbank Noord-Nederland, wil gaan scheiden van haar, eveneens in Groningen wonende, vrouw Yasmine. Met het oog op haar privacy heeft Samira er weinig zin in het geding te laten afspelen bij de rechtbank Noord-Nederland, waar zij immers beroepshalve regelmatig te maken heeft met de rechters aldaar. Ook al zijn ze het op dat moment over weinig punten eens, zij vermoedt dat haar vrouw daar ook zo over denkt. Als Samira het verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, indient, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren en verwijzen?

Vraag 11 (6 punten)

Oliemaatschappij Zwart Goud NV en het benzinestation GoedkopeBenzine BV hebben een geschil over de hoeveelheid van de door Zwart Goud NV aan GoedkopeBenzine BV geleverde benzine. Conform de tussen hen gesloten overeenkomst leggen zij dit geschil aan een arbiter voor. Partijen wisselen hun memories, er vindt een zitting plaats en er wordt schriftelijk bewijs geleverd. In het arbitrale vonnis wordt GoedkopeBenzine in het gelijk gesteld: er is niet voldoende benzine geleverd. De enige motivering die de arbiter daarvoor geeft is: „Mercurius gaat momenteel achteruit en daarom is alles relatief.” Zwart Goud is woedend over dit in haar ogen ridicule arbitrale vonnis en vordert vernietiging daarvan bij het gerechtshof. Zij stelt daartoe dat het arbitrale vonnis niet met redenen is omkleed. GoedkopeBenzine BV brengt daartegen in dat de arbiter wel degelijk een motivering voor zijn vonnis heeft gegeven, zij het een curieuze. Hoe groot acht u de kans dat het gerechtshof op vordering van Zwart Goud NV het arbitrale vonnis, in het licht van de rechtspraak van de Hoge Raad, zal vernietigen?

Vraag 12 (7 punten)

Bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 6 september 2017 is Anoek veroordeeld tot betaling van € 45.000 aan Sophie. Ook nadat het vonnis aan haar is betekend en haar door de deurwaarder is aangezegd binnen twee dagen aan de veroordeling te voldoen, blijft Aneok in gebreke met de betaling. Sophie laat daarom op 12 september 2017 beslag leggen op het strandhuis van Anoek, die ten minste € 40.000 waard is. Van dit beslag trekt Anoek zich echter niets aan. Ze verkoopt en het huisje op 13 september 2017 aan Niels, die niets weet van het geschil tussen Anoek en Sophie weet, noch van het gelegde beslag. Niels betaalt een koopprijs van € 85.000. De levering geschiedt door feitelijke terhandstelling. Als de deurwaarder op 15 september 2017 de dag en het uur van de openbare verkoop van het huisje aan Niels komt betekenen, hoort hij dat het huis van eigenaar veranderd is.

Sophie stelt zich op het standpunt dat Aoek het huisje na het gelegde beslag niet meer kon verkopen en leveren. Niels stelt zich op het standpunt dat hij het huisje te goeder trouw heeft gekocht (hij wist en kon ook niet weten van het beslag) en dat hij het huisje in volle, onbezwaarde en onbeslagen eigendom heeft verkregen, zodat deze niet meer in het openbaar verkocht kan worden. Wie heeft er gelijk?

Antwoordindicatie

Vraag 1 (6 punten)

RECHTERLIJKE MACHT; BEVOEGDHEID. Stein/ Rueb (2015), § 3.6, p. 76. Wat de absolute en sectorbevoegdheid betreft, is de kantonrechter van de rechtbank bevoegd. De vorderingen tegen Sarah en Sander zijn gegrond op respectievelijk wanprestatie en onrechtmatige daad, beide burgerlijke zaken (art. 42 RO). De kantonrechter is bevoegd omdat het bij de vordering tegen B om een huurgeschil gaat (art. 7:208 en 7:224 BW). Dus een aardzaak waarvoor de competentiegrens van 25.000,-- euro niet geldt (art. 93 aanhef en onder c Rv). Deze aardzaak-bevoegdheid trekt de connexe waardezaakvorderingen met zich mee, zoals de in deze zaak tegen Sander ingestelde od-vordering (art. 94 lid 2 Rv). Wat de relatieve bevoegdheid betreft is de rechtbank Noord-Nederland exclusief bevoegd. Voor huurwoonruimtevorderingen geldt immers artikel 103 tweede volzin. Dat voorziet in een uitsluitende bevoegdheid van de rechter binnen wiens rechtsgebied de huurwoning is gelegen. Hier is dat Vlagtwedde, gelegen in het arrondissement van de rechtbank Noord-Nederland. Met deze 103-bevoegdheid is ook de bevoegdheid ten aanzien van de connexe od-vordering tegen medegedaagde Sander gegeven (art. 107 Rv). Het ex-clusieve karakter van de bevoegdheidsregel in artikel 103 Rv sluit bevoegdheid op grond van de artikelen 99 (woonplaats gedaagde) en 102 (plaats schadebrengend feit) uit. Ook artikel 101 (woonplaats c.q. werkelijk verblijf consument) is niet van toepassing nu artikel 103 als bijzondere regeling in de bescherming van consument-huurders voorziet.

Vraag 2 (6 punten)

DAGVAARDING: HERSTEL VERZUIM. Stein/Rueb (2015), § 5.10, p. 114. Bij een verzuim in het exploot van dagvaarding of bij het uitbrengen ervan is de nulliteitenregeling van artikel 120-124 Rv van toepassing en niet die van de artikelen 65 en 66 Rv. Eerstgenoemde is immers een lex specialis, speciaal geschreven voor het dagvaardingexploot, terwijl de laatstgenoemde op alle andere privaatrechtelijke exploten, bijvoorbeeld een beslagexploot, ziet. Al hetgeen in art. 111 lid 2 is voorgeschreven moet op straffe van nietigheid in acht genomen worden (art. 120 lid 1 Rv). De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. kan dit gebrek herstellen bij herstelexploot uitgebracht vóór de in de dagvaarding aangezegde roldatum. Bij dit herstel moet wel de termijn van dagvaarding in acht worden genomen (art. 120 lid 3 Rv). Maar dat is in dit geval geen probleem gelet op het feit dat de advocaat het gebrek 'enkele weken voor' de aangezegde dag al heeft ontdekt (onder KEI-Rv zal dat anders worden). Dat die controle is uitgevoerd, moet uit het antwoord blijken.

Vraag 3 (4 punten)

PROCESVERLOOP: VERSTEK. Stein/Rueb (2015), § 10.2.1, p 268 onder 1; HC3A. Tijdens college is uitdrukkelijk het hier van belang zijnde verschil tussen de verstekverlening en het wijzen van een verstekvonnis behandeld. In de casus is gegeven dat de rechter verstek heeft verleend, dus daar moet van worden uitgegaan. Noch de vraag of dat terecht is gebeurd noch de artikelen 121 en 122 Rv die voorschrijven wat de rechter moet of had moeten doen, zijn voor de beantwoording van belang. Gevraagd wordt immers of de door de verstekverlening bezwaarde procespartijen (Sarah en Sander) nog in rechte iets kunnen ondernemen om die verstekverlening ongedaan te maken. Artikel 142 Rv geeft sinds 1897 het antwoord: zolang geen eind(verstek)vonnis is gewezen kunnen Sarah en Sander alsnog in de procedure verschijnen (bij advocaat) en daarmee het verstek zuiveren (art. 142 Rv).

Vraag 4 (4 punten)

PROCESVERLOOP: COMPARITIE. Stein/Rueb (2015), § 6.6, p. 128-129; CvdW HC4A. (1) Schikking (art. 87 Rv); (2) inlichtingen (art. 88 Rv) en (3) het maken van procesafspraken indien geen schikking wordt bereikt.

Vraag 5 (6 punten)

BEWIJSLASTVERDELING BEVRIJDEND VERWEER. Stein/ Rueb (2015), § 7.2.1, p. 170-171. Sarah en Sander moeten de door hen gestelde toestemming bewijzen. Voor het door Ronde & Koning ingeroepen rechtsgevolg (aansprakelijkheid Sarah en Sander) is volgens de hoofdregel (art. 150 Rv) nodig dat de feiten komen vast te staan waaraan het materiële privaatrecht dit rechtsgevolg verbindt. Te kort gezegd zijn dat wanprestatie en/of onrechtmatige daad. Maar die feiten worden met het verweer dat Sarah en Sander voeren niet betwist. Ze betwisten immers niet dat ze de woning 'gesloopt' hebben zodat de woning niet in de staat waarin het ter beschikking is gesteld kan worden teruggegeven, dat ze inbreuk gemaakt hebben op Ronde & Koning's eigendomsrecht en dat ze door dit gedrag Ronde & Koning schade berokkend hebben. Dan moet de rechter ervan uitgaan dat die feiten vaststaan en niet meer door Ronde en Koning bewezen hoeven te worden (art. 149 Rv). Wat Sarah en Sander aanvoeren is dat hun inbreuk gelegitimeerd zou zijn door Ronde & Koning's toestemming. Dat wordt door Ronde en Koning  wèl voldoende betwist en moet dus nog wèl bewezen worden. De vraag is nu: wie draagt de bewijslast en daarmee het bewijsrisico? Sarah en Sander doen een beroep op een rechtvaardigingsgrond. Dat is een zelfstandig rechtsfeit met als rechtsgevolg dat het de aansprakelijkheid wegneemt. Een dergelijk bevrijdend verweer moet (ook weer volgens de hoofdregel) bewezen worden door degene die zich op dat rechtsgevolg beroept, dus door Sarah en Sander. NB De omkeringsregel is niet van toepassing: de instructie van Ronde & Koning om de woning in goede staat, schoon en leeg op te leveren is geen norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade. Ook geeft de casus geen aanleiding tot een andere bewijslastverdeling op grond van de redelijkheid en billijkheid.

Vraag 6 (7 punten)

HOOR EN WEDERHOOR; BEWIJS. Stein/Rueb (2015), § 2.3.1, p. 27, § 7.5.1; Schook/Vergeer. De toestemming is van belang voor de beslissing of Sarah en Sander (B en C) al dan niet aansprakelijk zijn en conform Ronde & Koning's (A) eis veroordeeld moeten worden. De rechter mag een dergelijk, voor de beslissing op de eis relevant, feit alleen aan zijn oordeel ten grondslag leggen als het is gesteld en volgens de regels van afd. 1.3.6 Rv is komen vast te staan (art. 149 lid 1 Rv). Dat er toestemming zou zijn gegeven, wordt door A op de comparitie uitdrukkelijk be- twist. Om het vast te doen staan, is bewijslevering noodzakelijk. De rechter in de vraag probeert aan bewijslevering te ontkomen door op internet te kijken naar de staat van de woning en daaruit het vaststaan van de toestemming af te leiden. Maar als hij dat doet zonder partijen (met name A) gelegenheid te geven hun standpunt daarover naar voren te brengen, schendt hij het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv). Een specifieke toepassing hiervan zien we in Schook/ Vergeer. Dat is de eerste mogelijkheid om de beslissing van de rechter in hoger beroep onderuit te halen (1). De tweede is het vervolg daarop: als de rechter het vaststaan van het feit van de toestemming niet als vaststaand had mogen aannemen enkel en alleen op grond van het onderzoek dat hij via internet had ingesteld, dan betekent dat dat hij het vaststaan van dat feit (de toestemming) alleen mag aannemen als het bewezen is. Immers A betwist uitdrukkelijk dat zij die toestemming gegeven heeft. De rechter had de juistheid van de stellingen van Sarah en Sandder niet z o3 maar mogen aannemen. Hij had een bewijsopdracht moeten geven. Door zulks na te laten, heeft hij het bepaalde in artikel 166 Rv geschonden (2).

Vraag 7 (7 punten)

RECHTSMIDDELEN: TUSSENVONNIS. Stein/Rueb (2015), § 10.3.5; Ponteecen/ Stratex; HC4A en CvdW; Flach 2017 Nestor. Ronde & Koning Vastgoed B.V. (A) moet het advies krijgen om een verzoek bij de kantonrechter in te dienen voor verlof om tegelijker met het beroep tegen de afwijzing van de tegen Sarah (B) ingestelde eis (eindvonnis) ook hoger beroep in te mogen stellen tegen de bewijsopdracht met betrekking tot de vordering tegenSander (C) (tussenvonnis). Zonder een dergelijk verlof zou A in een direct ingesteld hoger beroep dat zich ook richt tegen de bewijsopdracht voor dat onderdeel niet ontvankelijk worden verklaard. Die bewijsopdracht is immers een interlocutoir tussenvonnis waartegen het tweede lid van artikel 337 tussentijds hoger beroep uitsluit. Weliswaar is in het arrest Ponteecen/ Stratex door de Hoge Raad beslist dat een uitzondering op dit verbod mogelijk is als sprake is van een deelvonnis waar de rechter definitief geheel of gedeeltelijk op de eis bij dictum beslist heeft, maar in hetzelfde arrest heeft de Hoge Raad ook beslist dat deze doorbreking van het tussentijds appel-verbod niet geldt als het eindvonnisdeel tegen de ene procespartij is gewezen (hier: B) en het tussenvonnisdeel met betrekking tot de andere procespartij (hier: C). Als de doorbrekingsregel niet geldt, dan betekent dat voor A dat zij moet wachten met instellen van appel tegen de bewijsopdracht totdat het eindvonnis met betrekking tot de vordering tegen C gewezen is. De enige manier om daaraan te ontkomen is door een appélverlof van de kantonrechter. Een daartoe strekkend verzoek indienen moet het advies aan A zijn. Dat kan volgens de Hoge Raad ook nog nadat de rechter zijn vonnis heeft gewezen.

Vraag 8 (6 punten)

KEI: OPROEPING VERWEERDER. Stein/Rueb (2015) § 6a.6.2; HC2B; HC5B dia 18; Flach Ten Geleide p. 51 en 59 Syllabus. De rechter moet geen verstek verlenen tegen Hunduras, maar Paraguay niet-ontvankelijk verklaren. Nu het oproepingsbericht op andere wijze dan via betekening was bezorgd (namelijk per e-mail) en Honduras niet was verschenen, had Paragua de herhaalde oproeping moeten laten plaatsvinden door het oproepingsbericht door de deurwaarder bij exploot te laten betekenen (art. 112 lid 2 KEI-Rv). Hij kiest er echter voor om dat bij aangetekende post te doen. Zoals de naam al aangeeft, loopt dat via de postbode en niet via de deurwaarder. Betekenen is de beste waarborg dat de oproeping tijdig en rechtmatig is geschied. Ontbreekt deze waarborg dan mag de rechter geen verstek tegen Honduras verlenen, een beslissing die in zijn nadeel is (art. 139 KEI-Rv). Wat de rechter op grond van de wet moet doen is Paraguay in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren (art. 112 lid 3 KEI-Rv).

Vraag 9 (5 punten)

KORT GEDING. Stein/Rueb (2015) § 12.7, 12.4.2. Melissa kan in hoger beroep gaan van de uitspraak in kort geding of een bodemprocedure starten. Aangezien, naar de aard van het kort geding, voor bewijslevering in kort geding niet veel ruimte is, kan hij beter een bodemprocedure starten als hij denkt dat hij zijn gelijk wel kan bewijzen door middel van (onder andere) getuigen en deskundigen.

Vraag 10 (6 punten)

ECHTSCHEIDING: BEVOEGDHEID. Stein/Rueb (2015) § 13.3.4. Het gaat hier om een verzoekschriftprocedure (art. 1:150 BW jo. 261 Rv ev.). Art. 262 Rv bepaalt de relatieve bevoegdheid. In dit geval zou de rechtbank Noord-Nederland bevoegd zijn. Het verzoek tot echtscheiding kan echter ook bij een relatief onbevoegde rechter worden ingediend. Indien de andere echtgenoot de bevoegdheid niet betwist (en dat is weinig waarschijnlijk nu gegeven is dat zij ook niet graag in Groningen wil procederen, al is daarmee niet gegeven dat Zwolle wel naar het zin is), zal de relatief onbevoegde rechter te Zwolle niet naar de relatief wel bevoegde rechter in Groningen verwijzen. Het hangt er dus vanaf of Yasmine de bevoegdheid betwist (art. 270 lid 2 Rv).

Vraag 11 (6 punten)

ARBITRAGE: MOTIVERINGSEIS. Stein/Rueb (2015) § 14.1.19; HR 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1593 (Kers/Rijpma). Groot. In beginsel dient de rechter terughoudend te zijn bij de beoordeling van een arbitraal vonnis. Slechts de vernietigingsgronden van artikel 1065 Rv komen in aanmerking en daarbij dient de rechter marginaal te toetsen. Artikel 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv biedt het hof de mogelijkheid het arbitrale vonnis te vernietigen indien het ‘niet met redenen is omkleed’. Probleem hier is dat er wel een motivering gegeven is (met andere woorden: strikt genomen is het wél met redenen omkleed), maar in die motivering kan (in ieder geval niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt) met de beste wil van de wereld geen rechtvaardiging voor het oordeel gevonden worden. Die situatie heeft de Hoge Raad op één lijn gesteld met het geheel ontbreken van een motivering (Kers/Rijpma).

Vraag 12 (7 punten)

BESLAG: BLOKKERENDE WERKING. Stein/Rueb (2015) § 16.3.3. Niels staat in zijn recht. Het gelegde beslag had weliswaar blokkerende werking, waardoor de vervreemding door Anoek aan Niels in beginsel niet tegen de beslaglegger (Sophie) kan worden ingeroepen (art. 453a lid 1 Rv). Het tweede lid van art. 453a Rv stelt echter dat rechten die door een derde anders dan om niet zijn verkregen, moeten worden geëerbiedigd. Daarbij dient de zaak wel in handen van de derde te zijn gekomen en hij dient te goeder trouw te zijn. De verkrijging door Niels was anders dan om niet (hij heeft € 85.000,- betaald), het huisje op zijn naam gekomen (door feitelijke terbeschikkingstelling) en hij was te goeder trouw (gegeven; ook de prijs hoefde bij hem geen wantrouwen te wekken). Aan de vereisten van art. 453a lid 2 Rv is derhalve voldaan, zodat Niels – vrij van beslag - eigenaar geworden is.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Burgerlijk Procesrecht I - RUG

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018


Het tentamen bestaat uit 12 vragen (deel A en deel B). In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij 39 punten heb je een 6.

Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015), p. 37 wordt opgemerkt: “Men kan constateren dat de rechter in toenemende mate (mede) verantwoordelijk is voor een voortvarend, efficiënt en effectief verlopend proces”. Toch zijn er nog onderdelen waarop de rechter (nog) lijdelijk is en sprake is van processuele partijautonomie. Noem een drietal van deze onderdelen.

Vraag 2 (6 punten)

Daan woont in Leiden en is in dienst van Field BV, een in Duitsland gevestigd bedrijf dat backpacks produceert. Daan is vertegenwoordiger van Field BV voor de Nederlandse markt. Zijn werk verricht hij vanuit Leiden. Field is niet tevreden over de door Daan behaalde resultaten en ontslaat hem. Daan wil dit ontslag aanvechten en een vordering instellen bij de Nederlandse rechter tot doorbetaling van loon. In zijn arbeidscontract staat dat Nederlands recht van toepassing is, maar dat de rechter van de vestigingsplaats van Field in Duitsland exclusief bevoegd is. Is de Nederlandse rechter, gelet op de forumkeuze voor de Duitse rechter in het arbeidscontract tussen Daan en Field, internationaal bevoegd over een door Daan in te stellen rechtsvordering te oordelen?

Vraag 3 (6 punten)

De cliënt van mr. Houdé, de Nederlandse vennootschap Kennis BV, heeft de procedure in eerste aanleg bij de Nederlandse rechter verloren en wil tegen dat vonnis in hoger beroep. De wederpartij is de Spanjaard Antonio Martinez, die woont op een bij Kennis BV bekend adres in Granada (Spanje). Antonio heeft in eerste aanleg woonplaats gekozen bij zijn Nederlandse advocaat, mr. Bartlema. Mr. Houdé denkt dat zij kan volstaan met betekening van de appeldagvaarding bij mr. Bartlema op de voet van artikel 63 Rv, maar daar denkt zijn kantoorgenoot, mr. de Wijer, anders over. Mr. de Wijer zegt: “Artikel 63 Rv geldt alleen voor binnenlandse zaken. Omdat de wederpartij een Spanjaard is met een bekend woonadres in Spanje, een EU-lidstaat, en de procedure zich in Nederland, eveneens een EU-lidstaat, afspeelt, ben je verplicht de weg van de Europese Betekeningsverordening II te bewandelen.” Welke opvatting - die van mr. Houdé of die van mr. de Wijer – is juist?

Vraag 4 (5 punten)

Tussen Koelewijn en van Soest, beiden ondernemer te den Haag, is een geschil ontstaan over de vraag wie er in Zuid Holland gerechtigd is om bepaalde producten op de markt te brengen. Koelewijn vindt dat zij door de starre opstelling van van Soest forse schade lijdt en wil dan ook schadevergoeding van van Soest ontvangen. Aangezien van Soest weigert te betalen maakt Koelewijn een procedure aanhangig bij de rechtbank te den Haag. Tijdens de comparitie zegt Koelewijn, bij monde van zijn advocaat, haar eis te vermeerderen. Van Soest vindt echter dat

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018


Vragen

Het tentamen bestaat uit 12 vragen. In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij minimaal 39 punten heb je een 6.

Vraag 1 (6 punten)

Ronde & Koning Vastgoed BV, gevestigd te den Haag, verhuurt aan Sarah een tamelijk bouwvallige woning in Monster (gemeente Westland). Sarah zegt met een brief van 31 juli 2017 de huur op tegen 1 september 2017, omdat zij met ingang van 15 augustus 2017 in Eindhoven gaat wonen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning na ommekomst van de huur in goede staat, schoon en leeg aan de verhuurder oplevert. Op 30 augustus 2017 geeft Sarah voor een aantal vrienden een afscheidsfeest in de woning te Monster. Dit feest loopt danig uit de hand. Eén van de vrienden van Sarah is Sander, die (net als inmiddels Sarah) in Eindhoven woont. Sander heeft teveel drank op en 'verbouwt' tijdens het feestje de gehuurde woning door links en rechts met een mokerhamer deuren, muren, sanitair, keuken en ramen te vernielen en met rode verf op verschillende muren te schrijven “Sander was er ook”. De schade bedraagt € 35.000. Bij de inspectie van de oplevering op 2 september 2017 bemerkt Ronde & Koning Vastgoed B.V. de grote ravage. Op internet zijn filmpjes te vindenover hoe het er tijdens het feestje aan is toegegaan. Het wangedrag van Saner komt in detail naar voren. Op basis hiervan besluit Ronde & Koning Vastgoed B.V. zowel Sarah (uit hoofde van wanprestatie) als Sander (uit hoofde van onrechtmatige daad) te dagvaarden en aan te spreken tot schadevergoeding. Deze vorderingen laat Ronde & Koning Vastgoed B.V., om kostentechnische redenen, opnemen in één dagvaarding die wordt betekend op 4 september 2017. In de dagvaarding staat als roldatum vermeld woensdag 18 oktober 2017.

Welke rechtbank is bevoegd om van de vordering tegen Sarah en Sander kennis te nemen?

Vraag 2 (6 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 1 genoemde door Ronde & Koning Vastgoed B.V. aan Sander en Sarah uitgebrachte dagvaarding bevat abusievelijk niet de op grond van art. 111 lid 2 aanhef en onder j Rv bedoelde aanzegging van art. 140 lid 3 Rv. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. bemerkt dit verzuim een paar weken voor de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017. Op welke wijze kan de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dit verzuim nog eigener beweging herstellen?

Vraag 3 (4 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 2 genoemde omissie in de dagvaarding wordt niet tijdig door de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. onderkend. Op de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017 verschijnen Sarah en Sander niet. De rechter verleent daarop terstond verstek tegen hen beiden en verwijst de zaak voor vonnis naar de rol van twee weken later. Kunnen

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Bram heeft net een nieuwe Porsche gekocht en rijdt wat rondjes door zijn woonplaats Den Bosch. Hij is nog niet goed bekend met de auto en rijdt daardoor gebrekkig over de weg. Als hij op enig moment ook aan het spelen is met het navigatiesysteem, gaat het mis. Hij botst tegen de Audi van Karel aan. Als gevolg van de botsing kan Karel een jaar niet werken. Karel stelt Bram aansprakelijk, maar Bram wijst alle aansprakelijkheid van de hand. Ooggetuige Trudie heeft alles gezien en gehoord, zo vertelt zij tegenover de camera van Brabant TV. “Ik hoorde een zwaar brommend geluid en zag iets zwarts voorbij razen. Die man reed wel 180 km/h en ook nog eens op de verkeerde weghelft. Hij knalde frontaal op die Audi.” Tijdens de procedure bij de rechtbank stelt Bram dat er sprake is van een kop-staartbotsing. Dat wordt in geen enkel processtuk betwist. Ook de rechter gaat daarvan uit. Totdat de rechter op een avond op de website van Brabant TV terechtkomt. Hij ziet het nieuwbericht over het ongeluk en bekijkt het fragment. Hij voelt zich onjuist voorgelicht door Bram en Karel. Hij kruipt daarom achter de computer om het vonnis direct af te ronden. Hij wijst de vordering toe en verwijst in zijn rechtsoverwegingen zelfs nog naar het bewust tv-fragment. Leg uit wat de rechter verkeerd heeft gedaan. Betrek in uw antwoord de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Vraag 2 (6 punten)

Freek van Lanschot woont in Rotterdam. Als hij met zijn auto voor een overleg in Utrecht moet zijn, veroorzaakt hij door zijn fout een ongeval. Daarbij loopt de auto van Petra Hogendijk schade op. Het gaat om €35.000. De zaak kan niet in minne worden geschikt, omdat Freek elke aansprakelijkheid ontkent: volgens hem heeft hij helemaal geen fout gemaakt. Petra wil Freek voor de rechter dagvaarden teneinde hem te laten veroordelen tot schadevergoeding. Ze beperkt haar vordering tot €25.000 omdat ze bij de kantonrechter wil procederen en het liefst bij de rechter in haar woonplaats Groningen. De advocaat van Freek laat weten dat zijn cliënt er niets voor voelt om naar Groningen af te reizen. Is het mogelijk om op die manier de kantonrechter bevoegd te maken en, zo ja, bij welke rechtbank of rechtbanken kan zij de zaak dan aanhangig maken?

Vraag 3 (6 punten)

Advocaat Gerritsen is een drukbezette heer. Haast kenmerkt zijn werk. De heer Frankema vraagt Gerritsen namens hem een zaak te beginnen tegen zijn buurman die een schuur voor een deel op zijn grond heeft gebouwd. Gerritsen stelt een dagvaarding op waarin hij echter een eis vergeet op te nemen. Als roldatum vermeldt hij in de dagvaarding woensdag 28 oktober 2015. Dat is.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In 1979 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak in de zaak Johanna Airey versus Ierland. De centrale vraag die het Hof moest beslissen was of Ierland voldaan had aan zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiende verdragsverplichting om te waarborgen dat mevrouw Airey bij de burgerlijke rechter terecht kon om haar recht op een judicial separation (vergelijkbaar met onze scheiding van tafel en bed) uit te oefenen. Ierland voerde aan dat mevrouw Airey het recht had om zelf de voor een judicial separation benodigde procedure bij de Ierse High Court te voeren. Het Hof oordeelde dat het enkele daartoe gerechtigd zijn onvoldoende was. Het verdrag eist van de verdragsluitende Staten méér, namelijk dat deze ervoor zorgen dat de onder hun rechtsmacht vallende onderdanen in staat zijn een dergelijk recht ook daadwerkelijk uit te oefenen. En dat laatste was voor mevrouw Airey een stap te ver, onder andere gelet op de geringe financiële middelen waarover ze kon beschikken, de opleiding die ze had genoten en de vergeefse pogingen die ze had gedaan om een solicitor te vinden die bereid was om voor haar het verzoek tot judicial separation in te dienen en door de justitiële molens heen te loodsen. Dat wijst sterk in de richting van een verplichting voor de verdragsluitende Staten om te zorgen voor een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtshulp en zo vatte Ierland het ook op. Ierland voerde aan dat het in het leven roepen en in stand houden van een dergelijk stelsel voor gefinancierde rechtshulp in personen- en familierechtelijke zaken de financiële spankracht van de Ierse overheidsfinanciën verre te boven zou gaan. In hoeverre ging het EHRM hierin mee? Vloeide volgens het Hof inderdaad uit artikel 6 EVRM zonder meer een verplichting voort voor een verdragsluitende Staat om te voorzien in een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand als het gaat om een burgerlijke zaak als waarvan hier sprake is?

Vraag 2 (6 punten)

Mark woont in Rolde. Hij huurt een winkelpand van Mul. Mul woont in Apeldoorn. Het betreft een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:290 BW. Het verhuurde pand ligt in Deventer. Na enkele jaren ontstaat een geschil rond de huurovereenkomst. In verband met dat geschil laat Mul Mark dagvaarden voor de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Mark verschijnt en neemt een conclusie van antwoord waarin hij inhoudelijk verweer voert. Op de comparitie na antwoord brengt Mark opeens naar voren dat Mul hem niet voor de juiste rechter heeft gedagvaard. Dat had de rechtbank Overijssel moeten zijn. Mul voert aan dat Mark daar niet pas bij de comparitie na antwoord mee aan kan komen zetten. Welke beslissing(en) zal de rechter nemen.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Op het vrijgezellenfeest van zijn neef Jan beklaagt Tonny zich over de rechtbank Noord-Nederland. Hij wacht al twee jaar op een vonnis in eenvoudige procedure die hij tegen de Gemeente Groningen voert. In die twee jaar is er niets gebeurd: de laatste mededeling van de rechtbank was dat zij vonnis zou wijzen. Brieven van hemzelf en van zijn advocaat hebben niets geholpen, er is nog altijd geen uitspraak. Neef Jan herinnert zich zijn colleges burgerlijk procesrecht en zegt dat zijn oom recht heeft op een schadevergoeding. Zijn vriendin Erna, die ook een cursus rechten heeft gevolgd in haar tussenjaar, is het met hem eens en komt met de volgende twee stellingen:

  1. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM kan in de lopende procedure worden ingesteld. Daartoe dient de Staat als derde in de procedure betrokken te worden.

  2. Verder dienen voldoende feiten en omstandigheden te worden gesteld om de vordering te onderbouwen, zowel wat de onredelijkheid van de duur betreft als, wanneer eenmaal vaststaat dat de redelijke termijn is overschreden, de immateriële schade die door Tonny is geleden (spanning, frustratie, ergernis etc.).

Geef van beide stellingen gemotiveerd aan of zij juist, onjuist of deels juist, deels onjuist zijn.

Vraag 2 (5 punten)

Kristel is een getalenteerde gitariste en studeert aan het conservatorium in Groningen. Zij zoekt een nieuwe gitaar en komt uit bij gitaarbouwer Charles van Es. Kristel laat haar oog vallen op een gitaar die volgens Charles is vervaardigd door gitaarbouwer Giroud aan het begin van de 17e eeuw. Kristel is meteen enthousiast en koopt de gitaar voor € 25.000,--. Als zij haar gitaar laat zien aan gitaarprofessional Floor Quitarin kermt ze uit: “Dat is waarlijk geen Giroud-gitaar!” Kristel besluit Charles in rechte te betrekken en vordert veroordeling van Charles van Es tot schadevergoeding wegens wanprestatie. De rechter, zelf een verdienstelijk gitarist, besluit na het zien van de gitaar om eens op Google te zoeken naar afbeeldingen van een ‘echte’ Giroud-gitaar. Na het bekijken van die foto’s concludeert de rechter dat de gitaar van Kristel inderdaad niet gebouwd kan zijn door Giroud en vernietigt de tussen Kristel en Charles gesloten koopovereenkomst.

Op welke twee punten gaat de rechter de fout in?

Vraag 3 (6 punten)

Omstreeks maart 2013 ploft bij de eigenaren van de winkelpanden van de bekende warenhuisketen D&F een epistel op de mat. Afzender: de directie van D&F. De strekking: beste vastgoedeigenaren, het gaat extreem slecht met D&F en daarom betalen we u van maart tot en met juni even geen huur. En na die vier maanden moet de huur structureel omlaag. We komen deze week.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Erik, een gepensioneerd directeur van een financieringsmaatschappij, koopt een groot vaartuig bij Temptation Island B.V. (TI) waarmee Erik mooie reizen wil gaan maken. Al bij de derde reis gaat het mis: de boot zinkt ter hoogte van de Bermudadriehoek en Erik kan maar ternauwernood worden gered door de Amerikaanse kustwacht. Bij thuiskomst maakt Erik een procedure aanhangig tegen TI. De behandelend rechter beveelt een inlichtingencomparitie waar de algemeen directeur van TI, Jasper, verschijnt. Jasper groet de behandelend rechter op amicale wijze en merkt op dat de voorliggende kwestie hem erg doet denken aan de reis die hij maakte als student met zijn studentenvereniging. De rechter merkt op dat die reis hem ook nog levendig voor de geest staat. Ter zitting krijgt Erik sterk het gevoel dat de rechter er al uit is. Zo merkt de rechter op dat er in de Bermudadriehoek nou eenmaal veel schepen zinken en dat Jasper een uiterst betrouwbare zakenman is die nooit het leven van zijn klanten in gevaar zou brengen.

Erik benadert u en vraagt of er een mogelijkheid is om de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Wat vertelt u hem?

Vraag 2 (6 punten)

Een tegen de Nederlandse grens in Duitsland gevestigd steenkolenmaatschappij veroorzaakt regelmatig vuurregens, dat reeds tweemaal een Nederlands boerenbedrijf ten gevolge daarvan in vlammen is opgegaan. De aan deze zijde van de grens gevestigde Nederlandse veehouders besluiten dat zo snel mogelijk een rechterlijk bevel tot onmiddellijke stopzetting van de verwerkingsprocessen tegen het bedrijf moet worden verkregen totdat afdoende maatregelen door het bedrijf genomen zijn om herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen.

Bij welke rechter of rechters van welk land kunnen de veehouders hun eis tot een rechterlijk verbod aanhangig maken als ze er rekening mee moeten houden dat het bedrijf de internationale bevoegdheid zal betwisten?

Vraag 3 (5 punten)

Jesse Blauw is chiropractor en heeft een eigen chiropractiepraktijk. Hij helpt zijn cliënten van veel blessures af en adverteert dan ook met de slogan: chiropractie, dat is pas fysiotherapie! Wat hem echter al jaren stoort, is dat hij btw moet afdragen aan de belastingdienst, terwijl de fysiotherapeuten zijn vrijgesteld van btw op grond van artikel 11 Wet omzetbelasting. Jesse doet telkens braaf aangifte, maar na de zoveelste belastingaanslag is hij er klaar mee. Hij benadert u en geeft aan dat hij een civiele procedure aanhangig wil maken waarin hij vordert dat de rechter voor recht zal verklaren dat de chiropractiepraktijk van Jesse vrijgesteld is van btw-afdracht.

Stel dat Jesse een bodemprocedure aanhangig maakt bij de civiele rechter, welk oordeel dient de civiele rechter in een dergelijke situatie dan in beginsel geven?

Vraag 4 (6 punten)

Leo de Jong heeft € 28.000,- te vorderen van.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

Erik, Tim en Jasper, die momenteel de bacheloropleiding Rechten volgen aan de RuG, hebben een discussie over de betekenis van de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Dombo Beheer B.V. tegen Nederland (EHRM 27 oktober 1993). Ze stellen elkaar de vraag of een of meer van de volgende drie stellingen juist is:

  1. De indertijd in Nederland geldende regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen, was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM.

  2. De toepassing van de regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM omdat Dombo BV van de Nederlandse rechters niet de gelegenheid had gekregen om haar zaak op zodanige wijze te presenteren dat zij niet in een beduidend slechtere positie verkeerde ten opzichte van haar wederpartij (NMB).

  3. De thans geldende regel van Nederlands recht dat een verklaring die de procespartij als getuige aflegt onder bepaalde voorwaarden beperkte bewijskracht heeft, is volgens de Hoge Raad niet in strijd met artikel 6 EVRM zoals uitgelegd door het EHRM in de Dombo-zaak.

Geef van elk van deze drie stellingen aan of zij juist is of niet.

Vraag 2 (6 ptn)

De in Keulen (Duitsland) gevestigde natuursteenhandel Kohle GmbH heeft een conflict met de in Groningen (Nederland) gevestigde BV Kamperman die verband houdt met de levering in het voorjaar van 2013 van een partij tegels voor Kohles kantoorruimte. Kohle is niet tevreden met de tegels die door Kamperman, zoals afgesproken, in Keulen zijn afgeleverd. Dit omdat de tegels door het ontbreken van een coating niet slijtvast zijn en dus niet de eigenschappen vertonen die Kohle op grond van de overeenkomst had mogen verwachten. Kohle weigert de (volledige) koopsom te betalen, zolang Kamperman het gebrek niet verhelpt, dan wel vermindering van de koopprijs aanbiedt. Kamperman stelt zich op het standpunt dat Kohle precies gekregen heeft waar hij recht op had en dat de overeenkomst niet voorzag in de levering van tegels met een coating.

Kamperman wil dat Kohle de koopprijs betaalt door, zoals afgesproken, ervoor te zorgen dat de rekening die Kamperman aanhoudt bij zijn bank in Groningen gecrediteerd wordt met het verschuldigde bedrag. Kamperman vraagt zich af of hij een eventuele rechtsvordering bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig kan maken, dan wel of hij in Duitsland moet procederen. Kohle heeft bij voorbaat te kennen gegeven zich tegen een procedure in Nederland te zullen verzetten. Hij beroept zich erop dat hij woonplaats heeft in Duitsland en dus rechtens niet hoeft te accepteren dat hij als verweerder in een procedure in Nederland wordt betrokken.

Welke rechter is bevoegd om kennis.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Anders huurt van Hiddema een ruimte die hij gebruikt als opslagruimte voor zijn schilderijen. Af en toe neemt hij iemand mee die hij rondleidt en die een werk van hem koopt. Tegenover Hiddema doet Anders het voorkomen alsof sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit hij rechtstreeks en regelmatig schilderijen verkoopt. Achtergrond is de wet die de huurder van middenstandsbedrijfsruimte beschermt (art. 7:290 BW). Als Hiddema te kennen geeft het pand vrij van huur te willen verkopen, weiger Anders de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen met een beroep op deze huurbescherming. Hiddema laat Anders voor de kantonrechter dagvaarden en vordert een verklaring voor recht dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Tussen partijen is betwist of sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreekse levering plaatsvindt. Onderweg naar zijn werk wandelt de kantonrechter op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het gebouw en constateert met eigen ogen dat de ruimte niet voor het publiek toegankelijk is in de zin van de wet.

Kan de kantonrechter op grond van deze waarnemingen als vaststaand aannemen dat geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreeks roerende zaken aan het publiek worden geleverd en de eis toewijzen? Zo nee, wat kan en had hij dan moeten doen? Noem drie mogelijkheden.

Vraag 2 (6 punten)

In een procedure rijst twijfel aan de echtheid van een akte waarin de inmiddels overleden mevrouw Gerritsen verklaart bepaalde schilderijen te hebben verkocht en geleverd aan haar toenmalige secretaris en vermogensbeheerder, Horstman. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeert dat de handtekening vermoedelijk wel echt is, maar dat niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de koopovereenkomst er later boven is gezet. Omdat mevrouw aan het eind van haar leven niet helemaal meer scherp was en omdat Horstman geen goed antwoord kan geven op de vraag hoe hij aan het geld voor de koopsom zou zijn gekomen, gelooft de rechtbank hem niet, neemt op voorhand als vaststaand aan dat de tekst inderdaad later boven de handtekening is gezet en belast Horstman met het (tegen)bewijs dat de akte niet later ingevuld is althans dat de gestelde koopovereenkomst inderdaad gesloten is. Als Horstman merkt dat dezelfde rechter die het deskundigenbericht bevolen heeft ook optreedt als enquêterechter verliest hij alle vertrouwen in een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak. Wat hij vreest wordt bewaarheid: het eindvonnis wordt gewezen door wéér dezelfde rechter die hem niet in zijn bewijslevering geslaagd acht. Als Horstman in hoger beroep grieft over het feit dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij in het tussenvonnis al eerder over de zaak had geoordeeld, wordt.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

BelPraat BV brengt sinds een week een nieuwe smartphone op de markt. De verkopen van het nieuwe product verlopen boven verwachting, tot een concurrent, RapBel BV, ontdekt dat dit nieuwe model wel heel erg lijkt op het door RapBel ontworpen model dat zij al enige tijd op de markt brengt. RapBel is van mening dat BelPraat inbreuk maakt op het intellectuele eigendomsrecht van Rapbel. Zij wil dan ook dat Belpraat direct stopt met de verkoop van de desbetreffende smartphone. Belpraat weigert dit echter. Daarop begint RapBel een kortgedingprocedure en vordert dat BelPraat wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop van de smartphone. In de kortgedingprocedure wordt RapPel in het gelijk gesteld. Na betekening van het vonnis aan BelPraat stopt zij inderdaad met de verkoop maar wil zich toch niet bij het kortgedingvonnis neerleggen. BelPraat begint daarom een bodemprocedure. De rechter in de bodemprocedure stelt BelPraat in het gelijk. Inmiddels zit BelPraat echter met een voorraad verouderde smartphones en moet zij deze tegen dumpprijzen van de hand doen. Wie moet deze schade dragen en op welke grond?

Vraag 2 (6 ptn)

Tussen Arie en Renske heeft een aanrijding plaatsgehad. Arie laat Renske dagvaarden en vordert in rechte een veroordeling van Renske tot vergoeding van de door hem, Arie, geleden materiële en immateriële schade van respectievelijk 100.000 euro en 10.000 euro. De rechtbank, sector civiel, wijst op 20 augustus 2012 een interlocutoir tussenvonnis. In dat vonnis staat in het dictum een beslissing dat Renske schuldig is aan de aanrijding en dat Renske derhalve de gevorderde materiële schade aan Arie moet vergoeden. Verder beslist de rechtbank dat Arie de door hem gestelde immateriële schade zal mogen bewijzen. Op 22 maart 2013 wijst de rechtbank eindvonnis, waarbij de vordering van Arie tot vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt afgewezen. Zowel Renske als Arie willen hoger beroep instellen. Kan dat?

Vraag 3 (5 ptn)

Milieuvereniging 'Toekomstwater” doet een exploit van dagvaarding uitgaan waarin zij de Staat der Nederlanden als exploitant van de elektriciteitsmaatschappij 'De noordput' oproept om te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord- Nederland om een verbod tegen zich te horen uitspreken tot verdere lozing van warm afvalwater, zolang de vereiste vergunningen niet zijn afgegeven. De vordering wordt gebaseerd op artikel 162 Boek 6 Burgerlijk Wetboek. De Staat betwist dat de vereniging bevoegd zou zijn om een dergelijke rechtsvordering in te stellen (geen ‘ius agendi’).

Is de vereniging bevoegd om een dergelijke rechtsvordering in te stellen en aan de hand van welke criteria moet de voorzieningenrechter dat beoordelen?

Vraag 4 (6 ptn)

Tristan heeft van Satish een bedrag van 15.000 euro te vorderen wegens verleende transportdiensten. Als Satish weigert te betalen, wordt hij op vordering van Tristan.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Laura en Dennis procederen over de verkoop van een woning bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. Er vindt een comparitie na antwoord plaats. Beide partijen krijgen daar voldoende gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Na die comparitie na antwoord wijst de rechtbank een tussenvonnis waarin Dennis een bewijsopdracht krijgt. Er worden vervolgens diverse getuigen gehoord, zowel door Dennis als door Laura. Na die getuigenverhoren hebben beide partijen nog een conclusie ingediend waarbij zij beiden ook nieuwe stukken in het geding hebben gebracht. Nadien verzoekt Laura de rechtbank om pleidooi te mogen houden.

Heeft Laura recht op pleidooi?

Vraag 2 (6 punten)

Door een, naar later blijkt, veel te hoge belastingaanslag, raakt Stepan in problemen en wordt failliet verklaard. De aanslagen worden later, na bezwaar en beroep, bijgesteld, maar het kwaad is dan al geschied. Mijnheer Stepan was in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Dolly. Het faillissement raakte door de werking van artikel 63 Fw ook de vermogensbelangen van mevrouw. Terwijl het faillissement nog voortduurt, spreekt mevrouw Dolly die inmiddels gescheiden is, de Staat aan en eist een veroordeling tot schadevergoeding stellende dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Aanvankelijk, bij conclusie van antwoord, bestrijdt de Staat dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Tijdens de comparitie voert de Staat daarenboven nog aan dat enkel de faillissementscurator deze rechtsvordering had mogen instellen (art. 25 lid 1 Fw). Mevrouw stelt dat de Staat dit verweer niet pas ter comparitie naar voren mag brengen en wil dat de rechter dit verweer buiten beschouwing laat.

Wat moet de rechter met betrekking tot dit door mevrouw opgeworpen punt beslissen?

Vraag 3 (6 punten)

Veltman, handelaar in vastgoed en wonende te Groningen, wil Klaassen laten dagvaarden teneinde de rechter een veroordeling van Klaassen tot het betalen van een bedrag groot 30.000 euro te horen uitspreken. Klaassen woont te Essen (Bondsrepubliek Duitsland) en is volgens Jansen verplicht tot betaling omdat het gaat om achterstallige huurtermijnen die Schneider op grond van een huurovereenkomst als huurder verschuldigd is aan Veltman als verhuurder en die een winkelpand voor kledingverkoop betreft in het centrum van Maastricht. Veltman laat Klaassen dagvaarden voor de rechtbank Noord-Nederland. Klaassen verschijnt, maar begint zijn verweer met de betwisting van de bevoegdheid van de rechtbank.

Wat moet de rechtbank omtrent zijn bevoegdheid beslissen?

Vraag 4 (5 punten)

Fruithandel Kiwi en fruitteler Aardbei hebben een geschil over de levering van blauwe bessen. Partijen besluiten het geschil te laten beslechten door een bindend adviseur. Na onderzoek te hebben gedaan, komt de bindend adviseur tot de uitspraak dat Aardbei aan Kiwi schade moet vergoeden. Aardbei heeft daar echter grote bezwaren tegen en is niet van plan het bindend advies na te komen. Volgens hem.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Burgerlijk Procesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 3, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1845
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering