Samenvatting bij Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel van Dekens & Van der Sleen - 2013

Dit is een samenvatting van het artikel Dekens & Van der Sleen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

Introductie

  • De uitgeschreven versie van de verklaring die een kind geeft in de kindvriendelijke verhoorstudio kan dienen als bewijsmateriaal in een rechtszaak, omdat kinderen onder de twaalf jaar vaak niet worden gehoord op een rechtszitting.

6.1 Het scenariomodel

  • Het scenariomodel is een gestructureerde verhoormethode om een getuigenverklaring te krijgen die zo zuiver mogelijk is. Er bestaan drie scenario’s:
  1. Een getuige verklaart spontaan na een neutrale openingsvraag.
  2. Een getuige verklaart na bevraging op een indirecte manier.
  3. Een getuige heeft voorinformatie nodig.
  • De ideale situatie wordt beschreven bij scenario A.
  • Het scenariomodel omvat drie onderdelen en zorgt ervoor dat het verhoor in totaal ongeveer één tot anderhalf uur duurt, afhankelijk van de leeftijd en concentratieboog van het kind:

1. Introductie

  • De verhoorder haalt het kind en de ouders of begeleiders op in de wachtkamer.
  • Het kind krijgt een rondleiding door de regiekamer en de verhoorkamer.
  • Er wordt aandacht besteedt aan opgehangen tekeningen van andere kinderen, zodat het kind weet dat er vaker kinderen komen.
  • Ze keren vervolgens terug naar de wachtruimte, waarna de verhoorder en het kind naar de verhoorkamer gaan.
  • De ouders mogen niet meekijken met het verhoor, ze mogen de opname wel achteraf bekijken.
    • Tijdens het verhoor vertelt de verhoorder wat over zijn of haar rol en over het doel van het gesprek. Het kind krijgt de keuze: praten of nog even wat anders doen. Als het kind voor het laatste kiest, wordt de afspraak gemaakt dat er daarna wordt gesproken over de verklaring. De verhoorder probeert zoveel mogelijk gebruik te maken van free recall.

2. Zaakgericht deel

  • Het kind krijgt zoveel mogelijk de gelegenheid om vrijuit te vertellen waarom hij of zij gekomen is.
  • Vooraf krijgt het kind instructies, bijvoorbeeld dat hij of zij het mag zeggen als hij of zij het antwoord niet weet.
  • Vervolgens wordt er gestart met een neutrale algemene openingsvraag, zoals ‘waarover kom je praten?’.
  • Daarna worden er zoveel mogelijk open vragen gesteld door de verhoorder.
  • De drie eerder genoemde scenario’s (A, B en C) kunnen dan ontstaan. 

3. Afsluiting

  • Tijdens de afsluiting vraagt de verhoorder of het kind nog iets wil vertellen of vragen.
  • Er wordt gevraagd wat het kind van het verhoor vond, het kind kan een compliment krijgen over zijn of haar inzet en er wordt nog wat ontspannend gedaan.
  • Wanneer het kind en de ouders terug naar huis zijn, wordt het verhoor besproken met de regisseur.

6.2 De kwaliteit van het verhoor in de kindvriendelijke verhoorstudio

  • Met het scenariomodel moet er op een zo minimaal mogelijk beïnvloedende manier bewijs worden verzameld.

    • Er moet sprake zijn van afstemming op de individuele getuige.
    • Er moet sprake zijn van contact en vertrouwen tussen de verhoorder en de getuige.
    • De verhoorder moet zich neutraal opstellen, maar ook kennis en voldoende vaardigheden bezitten.

Betrouwbaarheid

  • Al voor het uitvoeren van een verhoor, moet er rekening gehouden worden met het feit dat de getuige zo min mogelijk beïnvloed mag worden. Kinderen tot twaalf jaar vergelijken een verhoor met de schoolse situatie, er is daar immers ook een volwassene die vragen stelt aan kinderen.
  • Het vervelende aan deze vergelijking is, is dat er op school doorgaans maar één antwoord juist is en dat de leerkracht weet wat het juiste antwoord is. Dit is natuurlijk niet het geval bij een verhoor. Het is daarom belangrijk een kind te leren dat deze vergelijking niet helemaal juist is en wat wel de bedoeling is van het verhoor.

Instructies

  • Kinderen krijgen vijf expliciete instructies:
  1. Je mag fouten van de verhoorder in een samenvatting verbeteren en de samenvatting aanvullen.
  2. De verhoorder weet de antwoorden op de vragen niet omdat hij of zij er niet bij is geweest.
  3. Je mag om uitleg vragen als je de vraag niet begrijpt of als er moeilijke woorden zijn.
  4. Je mag het zeggen als je het antwoord niet weet.
  5. Wanneer de verhoorder een vraag herhaalt, heeft hij of zij het antwoord niet goed onthouden. Dit betekent dus niet dat het eerder gegeven antwoord onjuist is.
  • De instructies worden geoefend aan de hand van voorbeelden en worden vaak verspreid, het is bijvoorbeeld gebruikelijk om tijdens de kennismaking al enkele instructies te geven om een informatieoverload te voorkomen. Soms is het raadzaam enkele instructies tijdens het verhoor nogmaals te herhalen.

Free recall stimuleren

  • Het kind wordt door de verhoorder aangespoord om zoveel mogelijk uit zichzelf te vertellen. De informatie die zo wordt verkregen, is spontaan en dus minimaal beïnvloed door de verhoorder. Het kan worden aangemoedigd door vragen als ‘vertel verder…’ andersoortige vragen mogen de free recall nooit onderbreken.
  • Pas wanneer er uitputtend aan free recall is gedaan, stelt de verhoorder meer gerichte vragen.

Open vragen stellen

  • De kans op beïnvloeding is bij open vragen kleiner dan bij gesloten vragen. Dit komt doordat gesloten vragen vaak suggestief zijn.
  • Ook leveren open vragen meestal meer informatie op dan gesloten vragen.
  • Toch zijn er bij zowel open als gesloten vragen uitzonderingen. Ook open vragen kunnen, door de woordkeuze, suggestief zijn en soms, bijvoorbeeld in het geval ‘wat zei hij?’ (open vraag) en ‘zei hij nog iets?’ (gesloten vraag), hebben gesloten vragen de voorkeur.
  • Voor het stellen van meerkeuzevragen gelden de volgende eisen:
    • er zijn minimaal vier antwoordalternatieven
    • de mogelijk juiste keuze moet (ongeveer) in het midden staan
    • er moet een neutrale keuzemogelijkheid zijn

Suggestieve vragen en opmerkingen vermijden

  • Door te benadrukken dat het belangrijk is dat er antwoord wordt gegeven en door complimenten te geven over zaakgerichte informatie, wordt de sociale wenselijkheid bij het kind vergroot. Dit moet dus worden vermeden.
  • De verhoorder moet zo min mogelijk elementen inbrengen die niet door de getuige zijn genoemd.
  • Een ander belangrijk punt is dat de verhoorder zowel verbaal als non-verbaal geen (on)geloof uit mag drukken.

Reageren op emoties

  • Vragen naar gevoelens of meningen moeten open vragen zijn. In de reactie op wat het kind vervolgens vertelt, moet de verhoorder strak aansluiten op de (non)verbale communicatie van het kind. De reactie van de verhoorder moet echter wel neutraal (maar ook passend) zijn. Dit kan de verhoorder bijvoorbeeld doen door het kind letterlijk te herhalen. Ook kan de verhoorder benoemen wat hij of zij ziet, zonder te interpreteren.

Scenario B

  • Wanneer scenario A niet werkt, moet de verhoorder overstappen op scenario B. Hierin zijn twee stappen, welke kunnen leiden tot scenario A. Wanneer dit inderdaad gebeurt, moet er meteen worden overgegaan naar de free recall.
  • De eerste stap houdt in dat de verhoorder vragen stelt over de leefwereld van het kind, waardoor hij of zij bij de verdachte en de verdachte handelingen uitkomt. Er worden vanwege neutraliteit, niet alleen vragen gesteld die direct naar de verdachte leiden.
    • Dit kost echter wel extra tijd en energie van het kind, waardoor er ook niet teveel omwegen moeten worden gemaakt.
  • De tweede stap begint wanneer het kind de naam van de verdachte heeft genoemd. Hierin wordt er gevraagd naar de relatie tussen het kind en de verdachte en andere personen (die ‘neutraal’ zijn).
    • Wanneer het kind de verdachte handelingen gaat benoemen, wordt er onmiddellijk overgegaan op free recall.

Scenario C

  • Wanneer scenario B is doorlopen en er nog geen informatie door het kind is gegeven over de verdachte en de verdachte handelingen, treedt scenario C in werking. Hier wordt voorinformatie uit de aangifte gebruikt om het kind te confronteren. Dit wordt gedaan wanneer er wordt vermoed dat het kind wel wil, maar niet durft te vertellen.
  • Het confronteren met voorinformatie moet zo zorgvuldig en objectief mogelijk gebeuren. Zo mogen de naam van de verdachte en de verdachte handelingen niet benoemd worden. Er mag wel een locatie worden genoemd. Ook vastgestelde feiten mogen worden ingebracht in het verhoor. De bron van de voorinformatie mag echter niet worden onthuld, om sociale wenselijkheid te voorkomen.
    • De beslissing over de voorinformatie die wordt ingebracht, wordt genomen door zowel de verhoorder, als de verbalisant als de regisseur. Wanneer de verhoorder de verhoorruimte wil verlaten om dit te bespreken, wordt aan het kind uitgelegd dat de verhoorder even wil vragen of hij of zij alle vragen heeft gesteld en of het oké is dat het kind even alleen in de verhoorkamer blijft. Zo ja, dan krijgt het kind even iets te doen. Wanneer het kind niet alleen wil blijven, kan de regisseur binnenkomen met aanvullende vragen op een briefje.
  • Wanneer een kind alsnog, op basis van de voorinformatie, gaat vertellen, is het strafrechtelijk noodzakelijk dat er wordt overgegaan op free recall. Een bevestiging van de voorinformatie zonder verklaring is onvoldoende bewijs.

6.3 Omgaan met weerstand

  • Weerstand is gedrag waaruit blijkt dat het kind iets te vertellen heeft, maar dit niet kan, durft of wil.

    • Een andere reden voor dit soort gedrag is dat het kind moe is, dat de vragen te moeilijk zijn, dat er te lang over hetzelfde onderwerp wordt doorgevraagd of dat het kind niets meer te verklaren heeft.
  • Het is belangrijk om bij weerstand uit te zoeken waar dit vandaan komt en waarom het kind op die manier reageert.
    • Dit kun je doen door eerst neutraal te benoemen wat je ziet en vervolgens een meerkeuzevraag met mogelijke oorzaken te stellen (volgens de eerder besproken regels!). Weerstand vervolgens wegnemen kan door over een neutraal onderwerp te gaan praten of door een neutrale activiteit te gaan ondernemen.
    • Een andere manier is met de ui-pelvragen.
      • Dit zijn keuzevragen die zijn gebaseerd op de inhoud van de weerstand. Er wordt hiermee van buiten naar binnen gewerkt, alsof je een ui afpelt.
      • Eerst richt je de vragen op zaken rondom hetgeen er is gebeurd, en vervolgens richt je je vragen steeds iets meer tot de kern van het voorval. Je moet hierbij wel aansluiten op wat het kind vertelt.
      • Bij het gebruik van ui-pelvragen zegt de verhoorder veel voor, bijvoorbeeld in vragen als ‘gaat het over iets leuks of over iets wat niet leuk is?’ en ‘gaat het over jou of over iemand anders?’. Het is daarom belangrijk dat niet het hele verhoor uit dit soort vragen bestaat.
  • Wanneer de weerstand niet afneemt na het praten over of doen van iets neutraals en niet na de ui-pelvragen, zal de weerstand moeten worden geaccepteerd en is het beter het verhoor af te ronden.
  • Het is daarbij van belang dat de verhoorder aangeeft dat het kind altijd terug mag komen om te praten als het kind dit wil.

6.4 Hulpmiddelen gebruiken

  • Je kunt bij een verhoor ook gebruiken van hulpmiddelen, bijvoorbeeld wanneer ene kind iets niet kan of wil zeggen.

    • Zo kan een kind bij zichzelf lichaamsdelen aanwijzen waar iets is gebeurd, of kan het kind een tekening maken.
  • Een ander hulpmiddel is een stoffen pop. Met dit soort poppen kan het kind situaties voordoen.
    • Deze worden alleen gebruikt om posities en houdingen aan te geven na het verklaren van het kind over de gebeurtenissen.

6.5 Bewijsvergaring

  • Er zijn een aantal voorwaarden die de kans op juridisch bruikbaar bewijsmateriaal uit een verhoor verhogen:

1. Gebeurtenissen afbakenen

  • De verhoorder kan vragen, na de free recall, hoe vaak een gebeurtenis heeft plaats gevonden. Daarna kan de verhoorder vragen waar elke gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
  • Bij jonge kinderen is de tweede vraag vaak van meer waarde dan de eerste vraag, omdat zij nog geen tijdsbesef hebben.
  • Vervolgens kan worden ingegaan op specifieke gebeurtenissen, in ieder geval wordt de gebeurtenis die het kind zich het beste kan herinneren uitgevraagd
  • Handelingen voor omstandigheden
    • Eerst wordt er naar de handelingen gevraagd met wat- en hoe-vragen. Daarna wordt er met de vragen aandacht besteedt aan de omstandigheden waaronder de gebeurtenis plaatsvond.
    • De reden voor deze volgorde is dat wat- en hoe-vragen doorgaans beter in het geheugen zijn opgeslagen. De verhoorder moet ervoor waken geen wat-/hoe-vragen en vragen over omstandigheden door elkaar te gaan gebruiken.

2. Details verzamelen

  • Omdat de verhoorder informatie nodig heeft over de specifieke zaak, moet er zoveel mogelijk worden gevraagd naar details. Er moet bijvoorbeeld, ook wanneer een kind dit niet spontaan zegt, altijd worden gevraagd welke handelingen een kind heeft moeten doen (en niet alleen welke handelingen er bij een kind zijn gedaan).

    • Dit komt omdat kinderen dit soort handelingen vaak niet zelf ter sprake brengen.
  • Ook moet er altijd worden gevraagd naar de beleving van het kind voor en na het incident over de verdachte en over wat de verdachte heeft gedaan.
  • Bij zaken als kindermishandeling is het belangrijk de intentie van de verdachte te achterhalen. Denkt een kind dat de verdachte iets expres wel of juist niet heeft gedaan? Vragen naar dit soort motieven zijn lastig voor jonge kinderen en mensen met een verstandelijke beperking, waarbij je beter naar een beschrijving van de aanloop van de gebeurtenis kunt vragen.
  • Daarnaast is het nog belangrijk uit te vragen of er, bij misbruik, filmopnamen of foto’s zijn gemaakt. Bij een bevestigend antwoord van het kind moet worden overgegaan op free recall.

3. Alternatieve scenario’s toetsen

  • De aangifte wordt door de verhoorder gezien als één mogelijk scenario.
  • Bij het voorbereiden van het verhoor maakt de verhoorder gebruik van een tijdlijn en zoekt hij of zij naar alternatieve scenario’s en alternatieve verdachten. Hierover stelt de verhoorder tijdens het verhoor onderzoekende vragen.
  • De verhoorder vraagt naar disclosure: wanneer heeft het kind de eerste maal gesproken over de gebeurtenis, tegen wie, wie initieerde het gesprek, wat ging vooraf aan dat gesprek en hoe reageerde de gesprekspartner verbaal en emotioneel gezien? Er wordt ook altijd de vraag gesteld of iemand anders dan de door het kind benoemde verdachte ook zoiets gedaan heeft.
    • Dit soort vragen worden pas aan het eind van het verhoor gesteld, tenzij het een heel aannemelijk alternatief scenario is (dan wordt het al eerder behandeld).

4. Toetsvragen stellen

  • Toetsvragen worden gesteld om wat meer te weten te komen over oorzaak-gevolg relaties.
  • Ook kun je met toetsvragen de herkomst van bepaalde informatie achterhalen (‘hoe weet je dat het twaalf uur was?’ ‘ik keek op de klok.’).
  • Een toetsvraag kan ook als meerkeuzevraag (volgens de eerder besproken regels) gesteld worden. Voor bruikbare bewijslast moet het kind het antwoord wel verder uitleggen.

6.6 Afstemming

  • Het verhoor moet zijn afgestemd op het individuele kind. Hierin moet de verhoorder rekening houden met een aantal zaken:

    • De manier van contact maken en het zorgdragen voor een goed contact met het kind.
    • Duidelijk zijn in wat het kind komt doen en in de vragen die de verhoorder stelt en structuur aangeven.
    • De manier van verhoren moet flexibel zijn (dat wil zeggen: aangepast aan onder andere de leeftijd, het ontwikkelingsniveau, de concentratiespanne en de wens van het kind).
    • De verhoorder moet de balans tussen kindgericht en zaakgericht waarborgen.

6.7 Afstemming per fase in het verhoor

  • In elke fase van het verhoor moet er worden afgestemd op het (niveau van) het kind. Een goede voorbereiding is hier al belangrijk: is er genoeg tekenmateriaal in de verhoorruimte, zijn er andere hulpmiddelen aanwezig, moet er speelgoed weggehaald of juist toegevoegd worden aan de verhoorkamer?

    • Vervolgens moet de getuige op een goede manier worden verwelkomd. Het kind moet zich immers tijdens het hele verhoor geaccepteerd en veilig voelen. Bij de kennismaking geef je eerst de hand aan de ouders en daarna aan het kind, zodat het kind even heeft kunnen toekijken. Bij contact met het kind zorg je altijd dat je op ooghoogte met het kind bent. Heel belangrijk is ook het kennen en noemen van de naam van het kind. Bij de rondleiding krijgt het kind de kans om vragen te stellen en wanneer de ouders worden teruggebracht naar de wachtkamer, wordt gevraagd of het kind alles mag vertellen (in het bijzijn van het kind).
    • In de verhoorruimte wordt aangesloten bij wat het kind verwacht en bij wat het kind van de situatie vindt. De verhoorder legt het doel van het gesprek en zijn of haar rol uit. Het kind krijgt vervolgens de keuze om meteen te gaan praten over de gebeurtenis of om iets anders te gaan doen, waarna de afspraak wordt gemaakt later te gaan praten over de gebeurtenis.
    • Vanaf het begin van het gesprek doet de verhoorder zoveel mogelijk beroep op free recall om het kind aan de vraagstelling te laten wennen.
  • Tijdens het verhoor wordt het kind geïnstrueerd dat hij of zij bijvoorbeeld niet mee hoeft te gaan in wat de verhoorder zegt. Verbeteren mag, graag zelfs. De andere instructies die worden gegeven, staan beschreven in de samenvatting van paragraaf 6.2.
    • Vervolgens moet het voor het kind duidelijk zijn wanneer het verhoor zaakgericht wordt. Het zaakgerichte verhoor start op het moment wanneer het kind daar klaar voor is.
    • Tijdens het bevragen wordt er, zoals al eerder benoemd, veel beroep gedaan op free recall. De taal die de verhoorder gebruikt is simpel en worden gesteld in een actieve vorm. De zinnen die de verhoorder gebruikt zijn kort.
  • Soms kan het zo zijn dat het kind zich niet naar behoren gedraagt en moet het kind worden gecorrigeerd.
    • Dit doet de verhoorder altijd gedragsgericht (en niet persoonsgericht) aan de hand van de drieslagregel: (1) gedrag benoemen, (2) de regel benoemen en (3) benoemen wat het kind moet doen. Wanneer het kind hiernaar luistert, kun je hiervoor waardering uiten.
  • Bij het afsluiten van het verhoor geeft de verhoorder aan geen vragen meer te hebben en krijgt het kind de kans om zelf nog iets te vertellen of te vragen. Er wordt gevraagd wat het kind van het verhoor vond en de verhoorder complimenteert het kind. Hij of zij biedt het kind iets aan tot ontspanning en brengt het kind terug naar de wachtkamer. De begeleider van het kind wordt vervolgens verteld dat het kind goed zijn of haar best gedaan heeft, de verhoorder neemt daarna afscheid en bedankt het kind voor het komen.

6.8 Twijfel en onduidelijkheid

  • Om het kind zoveel mogelijk eigen herinneringen te laten vertellen (in plaats van verzonnen dingen), krijgt het kind een aantal instructies.

    • Wanneer het kind vaak spreekt van ‘denk ik’ of ‘geloof ik’, moet er worden doorgevraagd met een waaromvraag.
  • Onduidelijkheden kunnen worden verhelderd met toetsvragen, hiermee kun je zien of iets de eigen waarneming van het kind betreft.
    • Wanneer het kind tegenstrijdige dingen zegt, moet de verhoorder dit aan het kind vertellen en om uitleg vragen.
    • Hierbij is het belangrijk dat de verhoorder zegt dat hij of zij het niet snapt en dat er niet de indruk wordt gewekt dat het kind het verkeerd heeft gezegd. Er mag dus geen beschuldiging van uitgaan.
    • Bij twijfel over bepaalde uitspraken, gebruikt de verhoorder ook deze techniek.

7.5 Het verhoor van een verstandelijk beperkte getuige

  • Mensen met een verstandelijke beperking willen vaak niet onderdoen voor iemand met een normale begaafdheid en ze willen voldoen aan wat een ander van hen wil horen.

    • Sociaal wenselijk gedrag en sociaal wenselijke antwoorden komen in dit soort verhoren dus vaak voor. Dit zorgt ook voor een extra gevoeligheid voor zowel positieve als negatieve feedback van de verhoorder.
  • Er treedt sneller bias op, aangezien mensen met een verstandelijke beperking hun eigen geheugen minder goed vertrouwen. Vaak hebben deze mensen moeite met het taalgebruik van de verhoorder en de snelheid waarmee de verhoorder vragen stelt.
  • De verhoorder moet zich bewust zijn van het Pygmalion-effect.
    • = verwachting dat iemand met een verstandelijke beperking slechter zal presteren, leidt tot een slechtere prestatie.
  • Meestal moet een verhoor van een getuige met een verstandelijke beperking audiovisueel worden geregistreerd. De verhoorder maakt een keuze voor een normale of voor een kindvriendelijke verhoorstudio.
    • De inrichting van de verhoorstudio dient te worden aangepast aan het niveau van de getuige (vooral in het geval dat de kindvriendelijke verhoorstudio wordt gebruikt).
  • Bij het horen van een getuige met een verstandelijke beperking, moet de mate van de beperking worden vastgesteld.
    • Niet alleen verschillen mensen met een verstandelijke beperking vaak veel van elkaar, ook de achtergrond van de beperking is bij iedereen anders.
  • Mensen met een Intelligentie Quotiënt (IQ) tussen de vijftig en 75 worden beschouwd als licht verstandelijk beperkt, een IQ van vijftig of lager wordt geclassificeerd als licht verstandelijk beperkt met bijkomende problemen tot matig verstandelijk beperkt. Het gemiddelde IQ van de bevolking is honderd en het IQ kan worden gemeten met een intelligentietest.
  • Er gelden drie criteria voor het hebben van een verstandelijke beperking:
    • Een IQ onder de zeventig.
    • Aanwezige tekorten in sociale vaardigheden, aanpassing en zelfredzaamheid.
    • Begin voor het achttiende levensjaar.
  • Vaak wordt bij het horen van zowel getuigen als daders met een verstandelijke beperking hulp ingeschakeld van een professional. Deze heeft hierin een adviserende functie.
    • Heel af en toe kan de professional aanwezig zijn in de verhoorkamer. Hierover heeft de officier van justitie de beslissende stem.

Afweging

  • (wordt niet expliciet besproken)

Voorbereiding verhoorder

  • De verhoorder neemt zelf contact op met de ouders of begeleiders (in plaats van de verbalisant).
  • Alledaagse vaardigheden worden aan de ouders of begeleiders uitgevraagd.
  • Psychologische informatie kan verkregen worden bij de school of bij MEE (en eventueel bij een instelling).
  • Een orthopedagoog of psycholoog wordt gevraagd een inschatting te maken van de verschillende cognitieve vermogens en sociaal inzicht.

Voorbereiding getuige

  • De getuige moet weten dat hij of zij met iemand van de politie gaat praten die vaker met volwassenen en soms ook met kinderen spreekt.
  • Er kunnen foto’s worden laten zien van de verhoorstudio. Met brochures kan, in simpele taal en in plaatjes, worden uitgelegd hoe het verhoor in zijn werk gaat.
  • De voorbereiding geschiedt door de verbalisant, in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon. Deze persoon moet een neutrale positie hebben wat betreft de zaak.

Verhoor

  • Wanneer van te voren duidelijk is geworden dat de getuige als getuige of als dader al eens eerder met de politie in aanraking is gekomen, moet hier aan het begin van het verhoor over worden gesproken, omdat mensen met een verstandelijke beperking vaak denken dat alle politiemensen elkaar kennen en dat ze ook alles weten.

    • Er moet dus duidelijk worden gemaakt dat dit niet zo is. Van belang is het ‘sporen’ met de getuige.
    • Dit betekent dat de verhoorder zijn of haar houding, stem, volume, energie enzovoorts afstemt op de getuige.
  • De inleiding is bij voorkeur kort en de verhoorder moet snel ter zake komen. Soms is spel wel nodig om contact te maken.
    • Let wel, spel kan energie wegnemen, waardoor daarna verhoren lastig wordt.
  • Een manier van contactleggen is fouten uitgebreid toe te geven, bijvoorbeeld wanneer om uitleg gevraagd wordt bij een lastig woord. Dit bevordert de gelijkwaardigheid.
  • Er is gevaar op overschatting en overvraging, omdat mensen met een verstandelijke beperking graag doen zoals anderen. Sociaal wenselijke antwoorden worden dan ook regelmatig gegeven. Instructies moeten hierom duidelijk worden gegeven, met behulp van voorbeelden.
  • Wanneer de getuige moeilijke woorden gebruikt, is het van belang uit te vragen wat de getuige bedoelt.
    • Zo kan ‘ik voel me gedeprimeerd’ bijvoorbeeld ook ‘ik heb buikpijn’ betekenen.
  • Het verhoor visueel maken met bijvoorbeeld poppen of tekeningen kan van grote waarde zijn voor de getuige.
  • Mensen met een verstandelijke beperking kunnen meestal geen gevoelens van anderen benoemen of interpreteren. Woorden over eigen gevoelens blijven veelal beperkt tot basistermen zoals boos en blij.
    • Ook vragen naar oorzaak-gevolgrelaties zijn vaak te lastig en vragen gericht op de Theory of Mind kun je ook beter niet stellen.
    • Waarom- en hoe-vragen zijn vaak te complex.

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Pedagogy and education - Theme
Click & Go to more related summaries or chapters:

Child abuse and child protective services: The best scientific articles summarized

Join WorldSupporter!
This content is used in:

Bundel Samenvattingen Voorgeschreven Artikelen bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling (2021) - Universiteit Leiden

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Social Science Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1531