Roeffen/Jaya (HR 29-11-2011, NJ 2014, 9)
Casus
I.c. gaat het om een zaak tussen mr. Roeffen, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van betrokkene 1, tegen JAYA B.V. Op 4 augustus 2008 heeft betrokkene 1 met Jaya een overeenkomst van geldlening gesloten, op grond waarvan Jaya aan hem € 525.000,-- leende tegen een rente van 6,5% op jaarbasis. Jaya heeft hiervoor een hypotheekrecht op een onroerende zaak van de betrokkene 1 bedongen. Op 10 maart 2009 is deze persoon in staat van faillissement verklaard. Waarna de curator Roeffen de overeenkomst vervolgens op grond van de faillissementspauliana buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van art. 42 Fw. Jaya vordert dan een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is, en niet kan worden vernietigd met een beroep op art. 42 en/of 47 Fw.
De rechtbank heeft de vordering afgewezen en het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de gevorderde verklaring voor recht toegewezen. Volgens het hof moet de overeenkomst worden gezien als een onverplichte rechtshandeling. Ingevolge art. 43 lid 1 Fw wordt vermoed dat beide contractspartijen wetenschap van benadeling hebben als binnen een jaar voor faillissement onverplicht zekerheid is gesteld voor een niet-opeisbare schuld. I.c. is aan die vereisten voldaan. Het gaat hier echter om een nieuw krediet zonder dat eerdere kredietverstrekking tussen dezelfde partijen heeft plaatsgevonden. Bij het verstrekken van een zekerheidsrecht voor een nieuwe kredietrelatie is er volgens het hof onvoldoende rechtvaardiging voor het aannemen van het wettelijke vermoeden van benadeling.
Hoge Raad
In cassatie wordt het beroep door de Hoge Raad verworpen. Volgens de Hoge Raad is het bewijsvermoeden van art. 43 Fw een uitzondering op de regel dat stelplicht en bewijslast van wetenschap van benadeling op de curator rust. Het bewijsvermoeden van art. 43 lid 1, aanhef en onder 2°, Fw is een uitzondering op de stelplicht en bewijslast op grond van art. 42 Fw en mag niet ruim worden uitgelegd. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 43 Fw, blijkt dat het bewijsvermoeden zijn rechtvaardiging vindt in het verdachte karakter van de rechtshandeling. Dit verdachte karakter berust erop dat de handelingen waarop het bewijsvermoeden betrekking heeft, gewoonlijk zullen worden verricht in het volle bewustzijn dat de schuldeisers erdoor benadeeld worden. Zo’n karakter kan niet op voorhand worden toegeschreven aan de rechtshandeling waarin bij het aangaan van een nieuwe kredietrelatie zekerheid wordt bedongen voor de verschaffing van krediet(ruimte), zoals in deze zaak het geval is.
Het is van belang dat de curator (voor zover mogelijk) feiten vaststelt waaruit blijkt dat de kredietverstrekker kennis had van de slechte financiële positie van zijn contractspartij.
De Hoge Raad veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie.
Kern
Het vermoeden pauliana geldt niet bij zekerheid voor nieuw krediet.
Arresten en jurisprudentie
- Arresten en jurisprudentie : waar vind je meer uittreksels en samenvattingen op WorldSupporter?
- Arresten en jurisprudentie: hoe kan je ze lezen, begrijpen en bestuderen?
- Arrestsamenvattingen: waar vind je per vakgebied arresten verzameld op WorldSupporter?
Samenvattingen en studiehulp
Studie in het buitenland
- Recht & Bestuur: opleiding tot studeren in het buitenland
- Juridische en bestuurlijke vaardigheden: leren of versterken
Vacatures en Stage in het buitenland
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution