Aantekeningen college Midden Kindertijd - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen hoorcollege 9

Basisschoolleeftijd - emoties

  • In de kern zijn emoties adaptief. Ook de meest pijnlijke emoties. Dit betekent nuttig.
  • Laag cijfer OWP → motiveert je volgende keer om harder te leren.
  • Blozen is heel handig, dan zien anderen ook dat wij ons schamen. Zo wordt je eerder vergeven.
  • Bepaalde emoties te vaak of te intens → emotionele dispositie = maladaptief.

Emotie is meer dan gevoel. Gaat ook gepaard met cognitie. Je wordt bijna aangereden dan ervaar je niet alleen een gevoel: je denkt ook wat zou er gebeurd zijn als ik niet op tijd gestopt zou zijn.

  1. Gedragsneiging: je roept iets naar die auto die jou bijna aanrijdt.
  2. Fysiologie: Je gaat zweten.

Hoe meer boosheid je voelt, hoe groter de kans is dat je ook veel cognities hebt die daarbij passen. De componenten houden elkaar in stand. Afnemende intensiteit in een van de componenten? Dan ook in de andere componenten. Daar is ook therapie op gebaseerd. CGT: je probeert jezelf af te leiden van negatieve gedachten. Daardoor zakken ook de andere klachten.

Emoties in de vroege kindertijd

  • We ervaren in strikte zin geen emotie als kind in de vroege kindertijd.
  • Baby’s kunnen wel fysiologische veranderingen ervaren, maar niet de bijbehorende cognities. Wel kennen ze gedragsneigingen en gevoelens.
  • De gevoelens hebben een communicatieve functie.

In de babytijd zijn de gevoelens diffuus. Je kan nog niet duidelijk zeggen wat voor positieve of negatieve emotie ze ervaren. Dit komt vanaf 2 maanden. Geleidelijk ontstaan meer discrete emoties (primaire emoties zoals blijdschap, verdriet, boosheid of angst). Deze leiden we af aan de hand van de gezichtsuitdrukking.

  • Binnenkant wenkbrauwen komen omhoog te staan en mondhoeken naar beneden → verdriet.
  • Separatieangst: de angst om gescheiden te worden van een ouder. Kinderen pieken rond 15 maanden in deze emotie.
  • Dit is een normatieve ontwikkeling (niet een probleem).
  • Kinderen kunnen niet beseffen dat als de ouders weggaan, ze blijven bestaan.
  • Vanaf dat moment beseffen kinderen pas dat zij zelf bestaan als individu. Kinderen ontwikkelen meer kennis van sociale regels of normen.
  • Normen en regels zijn voorwaarde om schaamte schuld of trots te voelen.
  • Ze willen dan niet getroost worden. Ouders maken zich daar vaak zorgen over: is heel normaal. Emoties kunnen de kinderen nog niet goed reguleren.

Wat verandert er in de basisschoolleeftijd.

  • Begin van de basisschool kunnen ze beter onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid.
  • Dit heeft gevolgen voor de stimuli waar kinderen emotie bij ervaren. Denk aan angst voor monsters en spoken.
  • Ze leren mentaal te tijdreizen: kunnen terugdenken aan gebeurtenissen in het verleden en daar emotie bij te voelen. Of denken aan de toekomst en daar emoties bij voelen.

Emotionele ervaring zelf verandert:

  • in de vroege kindertijd veel emoties in het hier en nu
  • Vanaf de basisschool ook emotie bij gedachten in het verleden.

Vanaf 4-5 jaar kunnen kinderen zich zorgen maken.

  • Angst → zorgen maken
  • Schaamte → negatieve zelfevaluatie
  • Ze kunnen zich vanaf 6 of 7 jaar slecht evalueren.
  • Daarvoor: ik kan goed voetballen en ben slecht op school.
  • Vanaf 6-7 jaar: ik ben een waardeloos persoon.
  • Schaamte in de midden kindertijd gaat samen met waardeloosheid. Dat is pijnlijker in de midden kindertijd dan in de vroege kindertijd.

Visual cliff experiment: Glazen plaat experiment.

  • Kinderen gebruiken emotie van hun moeder, gezichtsuitdrukking, of ze verder moeten lopen.
  • Dit is social referencing: beslissingen maken hoe je je gedraagt in de wereld.
  • Besef van ‘mixed emotions’ vanaf 5-6 jaar. In de midden kindertijd.
  • Vanaf dit moment kunnen kinderen zich beseffen: ik kan blij zijn maar ook verdrietig zijn. Ik word uitgenodigd voor een feestje, maar mijn vriendje niet.
  • Dezelfde stimulus kan dus verschillende emoties oproepen bij verschillende mensen.

Emotieregulatie in de midden kindertijd.

  • Is het proces waarbij we proberen te beïnvloeden welke emoties we ervaren, wanneer we deze ervaren en hoe we deze emoties ervaren en uiten.
  • Emotieregulatie door anderen (getroost worden) wordt minder afhankelijk van andere mensen, dus je gaat richting zelfregulatie.
  • Zijn in staat hun eerste reactie te inhiberen: teleurstelling bij cadeau.
  • We hebben allemaal regels/codes voor het soort emoties dat we kunnen uiten in sociale situaties = display rules.
  • De codes voor welke emoties je wel of niet kunt laten zien. Hoe je moet handelen naar deze display rules ontstaat in de midden kindertijd.

Belangrijk relaties met leeftijdsgenoten:

  • Kinderen brengen veel tijd door met leeftijdsgenoten
  • Aard van relaties met leeftijdsgenoten is uniek: horizontaal, niet verticaal.
  • Rekening houden met elkaar, compromissen sluiten.
  • Sociale dieren heeft een evolutionaire achtergrond.
  • In groepen leven had grotere voordelen om te overleven. Dat maakt dat wij allemaal zo’n sociale neiging hebben.

Zie je al vanaf de allereerste levensfasen.

  • Twee baby’s hebben aandacht voor elkaar. (aandacht of reageren op elkaar).
  • Vanaf 6 maanden: interactie uitlokken (zwaaien, aanraken en geluid maken). Dit is een voorwaarde voor spel.
  • Actieradius wordt steeds groter door kruipen: ook sociale actieradius.
  • Door taal die ze leren, worden interacties met leeftijdsgenoten ook complexer.

Vanaf 2 jaar zie je dat kinderen:

  • Vooral nog solitair spel doen, dat is vooral alleen.
  • Vervolgens observerend spel → kijken hoe de ander aan het spelen is.
  • Dan parallel spel → twee kinderen naast elkaar. Wel nabijheid, maar niet gezamenlijk.
  • Dan associatief spel, naast elkaar, wisselen ook speelgoed uit.
  • Dan coöperatief spel: dat is samenwerken aan 1 product. Samen een zandkasteel maken.

Dit klinkt leuk, maar tegelijkertijd is er geen andere levensfase waarin mensen zo veel conflict hebben en zo veel agressie tonen. Duwen, slaan of bijten. Dit is omdat ze nog geen rekening kunnen houden met perspectieven van anderen. Ook niet in staat om compromissen te sluiten. Ze hebben 1 doel: hun eigen doel, dat geldt ook voor hun leeftijdsgenoten.

Vanaf 3-4 jaar same-sex peers.

  • Er zijn voorkeuren voor bepaalde kinderen voor het spelen. Gebaseerd op gelijk temperament, gelijke voorkeuren in spel.
  • Geen vriendschap maar sociale relaties. Ze houden van plezier met elkaar. Vriendschap is ook loyaliteit, steun. Dat is hier nog niet.
  • Ze kunnen beter compromissen sluiten, zich inleven in een ander, hun eerste negatieve emoties reguleren, dit zorgt voor minder agressie/conflict.
  • Voorkeuren in spel → daardoor sekse segregatie.
  • In realiteit minder sterk dan stereotypen suggereren.
  • Gemiddeld jongens meer competitief spel en luidruchtiger. Proberen elkaar af te troeven.

Het doel is niet elkaar pijn te doen. Ook een veilig context waarin vooral jongens van elkaar leren: elkaars grenzen leren. Aftasten van eigen fysieke grenzen. Sociale status van kinderen in de midden kindertijd. Er ontstaan hiërarchieën. Hoe aardig of leuk kinderen worden gevonden in de klas.

Dit kan je als psycholoog testen. Je kunt kinderen indelen in statuscategorieën. Dit is super interessant.

Hoge status is prosociaal gedrag laten zien.

  • Hoge status is ook prosociaal gedrag met dominant/agressief gedrag. Dit zijn bi-strategics. Ligt aan de situatie waarin ze dit uiten. Ze hebben twee sociale strategieën.
  • Dit generaliseert zich tot in de volwassenheid. CEO’s hebben dezelfde bi-strategic neigingen.
  • Hebben van 1 vriend is genoeg om de meeste van die eenzaamheidsgevoelens te buffen.
  • Belangrijke factor is uiterlijk. Kinderen beoordelen op symmetrie, kleding hoe erg die aansluit op de normen in de klas.
  • Kinderen die verlegen zijn: lagere sociale statusgroep vaak.
  • Sociaal-cognitieve vaardigheden: kennis van sociale normen
  • Sociaal gedrag: prosociaal gedrag. Combinatie van dominante en prosociale strategie hebben de hoogste sociale status.
  • Zelfvertrouwen, maar niet arrogant.

Relaties met leeftijdsgenoten: midden kindertijd.

  • Betekent niet geen conflicten, maar kenmerkend voor vriendschappen is dat ze makkelijk opgelost worden.
  • Tot een jaar of 9 hulp, plezier en nabijheid.
  • 10-11; vertrouwen op een vriend, op hem bouwen
  • 12-13 disclosure → waar ik dingen bij kwijt kan die ik niet met anderen wil delen.

In de midden kindertijd is het heel plat sekse, zo bepaalt het of je vrienden wordt. Daarnaast ook gelijkenis in persoonlijkheid, gelijkenis in temperament. Leren over je identiteit: zien hoe jouw vriend anders is dan jij.

Romantische relaties in de kindertijd en in de vroege adolescentie. Dit is een double-edged sword.

  • Enerzijds gevoel van zelfvertrouwen, verbondenheid.
  • In de eerste en laatste fases van romantische relaties, kan het ook gepaard zijn met kwetsbaarheden.

Motivatie en prestatie op school; midden kindertijd

  • Hoe kinderen presteren op school, wordt voor aanzienlijk deel bepaald door psychologische factoren.
  • Interessant dit… heeft allemaal te maken met motivatie. Blijkbaar is motivatie belangrijke waarde die ouders meegeven.
  • We hebben allemaal een aangeboren motivatie = mastery motivation. Om de omgeving te ontdekken, begrijpen en te beheersen.
  • Motivatie om ‘’groot te worden’’.

Mastery motivation is verschillend in hoe ouders dit stimuleren of hoe ze het afremmen. De mate waarin de ouders preventie georiënteerd zijn. Risico’s vermijden of exploratiegedrag stimuleren.

  • In interactie met aansporing ouders (promotion vs prevention)
  • Wij als Nederlanders hebben promotie oriëntatie. Engeland met hondenriem met hun kind.
  • Achievement motivation zie je veel individuele verschillen. Ervaren sterke emoties: trots of schaamte. Dit is vanaf de kleuterleeftijd.

Aard van de prestatie-motivatie verschilt per kind.

  • Sommige kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd, willen leren uit interne behoefte om zich te ontwikkelen.
  • Anderen extrinsiek gemotiveerd, goed presenteren omdat ze dan iets krijgen wat ze willen hebben.

Hoe hoger de prestatiemotivatie hoe beter ze presteren op school.
Dus je zou denken intelligentie x prestatiemotivatie = prestatie?

Nee: optimaal presenteren versus onderpresteren. Sommige kinderen presteren optimaal (alles uit potentie halen). Andere kinderen onderpresteren.
Onderpresteren is een frequent probleem. In elke basisschoolklas zijn meerdere kinderen die onderpresteren.

1 oorzaak daarvan kan zijn de thuissituatie.

  • Ouders moeten stimulerend zijn.
  • Hoge maar haalbare verwachtingen stellen. Kinderen ondersteunen aan verwachtingen waaraan ze willen voldoen.
  • Er wordt gedacht dat complimenten op de vaardigheden van een kind, leidt tot verbetering van leervermogen van kinderen.
  • Dat ligt complex.
  • Vaardigheden als persoon (wat ben jij slim). Kinderen op korte termijn: prettig om te horen (trots). Op langere termijn kunnen dat soort complimenten gaat dat ten koste van het leervermogen van kinderen.
  • Kinderen zoeken makkelijke taken op.
  • Moeilijke taken houdt falen in. Ze gaan moeilijke taken uit de weg.
  • Geef complimenten voor de moeite en voor de inzet van kinderen. Proces georiënteerd compliment.

Tweede factor op optimaal vs onderpresteren is zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen is hier geen zelfwaardering.

  • Zelfwaardering = self-esteem
  • Self-efficacy: Optimaal presenteren wordt beïnvloedt door de mate waarin kinderen denken dat ze goed kunnen presteren op een taak (bijv. op school).
  • De kinderen moeten denken dat ze in staat zijn om te voldoen aan de taken waar ze voor gesteld staan.
  • Zelfwaardering is hoe tevreden ze zijn met zichzelf als persoon.

Die twee gaan wel vaak samen, maar dit hoeft niet.

Kinderen met veel zelfvertrouwen op school:

  • Tonen meer doorzettingsvermogen
  • Hebben voorkeur voor uitdagende ipv makkelijke taken
  • Stellen zichzelf hogere doelen
  • Ervaren minder stress als ze werken aan een taak

Faalangst: De angst om niet aan verwachtingen te voldoen.

  • Vorm van rumineren: piekeren. In rondjes blijven nadenken over iets wat je moeilijk vindt, zonder dat je tot een oplossing komt.
  • Moeilijker om je aandacht bij de taak te houden met faalangst. Capaciteit van je werkgeheugen kan ook beïnvloedt worden. Faalangst kinderen kunnen onderpresteren.

Impact van faalangst verminderen:

  • Van je af schrijven van negatieve emoties. Expressive writing.

Ideeën van kinderen over hoe veranderlijk hun vaardigheden zijn vs hoe vast die staan.

  • Kinderen die denken dat het vast staan: fixed mindset
  • Kinderen die denken dat hun vaardigheden trainbaar zijn of veranderbaar zijn: growth mindset.

Verschillende views op motivatie

  • Entity view.
  • Hard leren is zwakte: blijkbaar heb je het nodig om erg je best te doen, ben je niet slim genoeg.
  • Incremental view: vaardigheden/intelligentie zijn veranderbaar en trainbaar.
  • Stereotype threat, hoe goed die groep in staat is om te leren en te presteren. Meisjes en wiskunde bijvoorbeeld. Allochtonen en taal bijvoorbeeld.

Optimaal presteren wordt beïnvloed door de verwachtingen van anderen, o.a. leraren. Pygmalion effect. Er ontstaat een self-fullfilling prophecy. Mastery motivation hebben we allemaal. Achievement motivation ontstaat wat later: in de kleutertijd. Sterke verschillen bij deze achievement motivation.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Hugo
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1244